lamp
rustig, is zeer
n zeer zuinig,
to men xich
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda èn Omstreken.
Ka het Congres.
Maandag 21 Mei 1906.
No. 10033.
FEV1LLETOX.
ITER”,
OON
REiW 1
1
45ste Jaargang,
toekomst
Het Dagboek
van den Inspecteur.
gratis ge-
andelaar
is direct |op
ngen.
jverd en is te
met grauwe
De arbeiders
&ZIJN
B 13.
Dit No. bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Gasfitter.
BE
E
irma
NA L 1
geknipte i
rde plaat.
KEU
patroon.
CHILD-
GOIDSCHE COURANT
releto. n No. SS.
De Uitgave dezer Courant geschiedt <1 age lijk
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
‘•IJvoegnel.
lorkomende
ATRONEN
p. p. tegen
erkrjjgbaar
Haag.
64)
Ondertusschen vervolde de Baron, naar
de gezegden te oordeelen, welke Fedovsky
toevallig opving, zjjne belofte en bracht Wil
liams op de hoogte van de wijze van handelen
van de Enropeesche detectiven.
Fedovsky bad sedert zijne aankomst op
het Vasteland niet stil gezetenen ofschoon
hjj in éen opzicht belemmerd werd door het
feit, dat zjjne instructies hem niet veroor
loofden als een geaccrediteerd ambtenaar
met do Enropeesche politie te rade te gaan,
had toch deze onafhankelijkheid op zi chzelve
hare voordeelen, en hjj betreurde het over
het geheel genomen niet. Hjj was niet ver
plicht rekening te honden met de strijdige
inzichten van verschillende personenhjj was
niet verantwoordelijk voor de fonten van
anderen, en had niets nit te staan met den
wedijver van hen, die den roem, den groeten,
onbekenden falsaris gevangen genomen te
hebben, voor zich alleen wenschten te erlan
gen. Hjj deed Zijne eigene waarnemingen
en maakte zjjne eigene gevolgtrekkingen.
Telefoon Ne. M
ADVERTENTIEN worden geplaatst van
15 regels a 50* Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
lijk in bet gedrang. Zeer verklaarbaar
trouwens. Juist omdat zij aangewezen zijn
op te treden als de leiders der partij,
zoodra er sprake is van wetgevenden ar
beid, gevoelen de heeren Troelstra en
Schaper de een vfat meer en de ander
wat minder, dat men 4r
theorie heusch niet keurt.
willen oiSk wel eeas practische hervor
mingen hebben en de oude waarheid, dat
een half ei beter is dan een leege dop
geldt nergens zoozeer als op het terrein
der wetgeving. En de vreeze is groot,
dat het de veel gesmade vrijzinnigen zul
len zijn, die aan de Nederlandsche arbei
ders lotsverbetering zullen geven, terwijl
de sociaal-democratie hen blijft paaien
met wissels te trekken op een toekomst,
die niemand kent,
De parlementaire groep wil de handen
vrijer hebben om, niet gestoord door prin
cipieels critiek der verstokte theoretici,
te trachten mede haar aandeel te krijgen
in de zegeningen, die een machtig voort
gezette sociale wetgeving straks aan de
arbeiders zal bieden. Zij wil niet erken
nen, dat het inderdaad het Marxisme is
dat haar daarbij in den weg staat, maar
het feit zelf kan zij daarom niet wegcijferen.
Daarvoor zorgen trouwens de Nieuwe
Tijders wel, wier kracht en invloed juist
ligt in hun streng vasthouden aan het
Marxisme als nieuwe alleenzaligmakende
leer. Vandaar ook hun weigering om, nu
het Congres hen in den hoek heeft ge
zet als stoute jongens, deel te nemen
aan het partijbestuur en aan de politieke
propaganda. Zij wenschen thans geen ver
antwoordelijkheid te dragen en gaan terug
om straks hun sprong grooter te nemen.
De heer Pannekoek drukt dit duidelijk
uit in de „Leipz. Volksztg”, als hij zegt
„Zij (d. w. z. de Marxistische richting)
heeft zich weten te handhaven in een
positie uit welke zij, na eenige jaren, als
de toestand door de onvermijdelijke te
leurstellingen van de verzoenende politiek
en door het wederop leven der revoluti
onaire beweging in het buitenland, veran
derd zal zijn, het terrein voor an na weer
veroveren kan.”
Er zit werkelijk iets bewonderenswaar-
digs in de koelbloedigheid, waarmede
sooiaal-democratische bladen zoo goed als
trouwens de dito sprekers, waarheden als
ossen plegen te ontkennen en liefst nog
tegenstanders, die niets doen dan con-
stateerenj, wat zoo duidelijk mogelijk is,
in een bespottelijk daglicht stellen.
Herinnert men zich nog de onver-
VERGOEDING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Gouda, brengen ter kennis van do
dienstplichtigen bjj de Landweer der lich
tingen 1903, 1904 en 1905;
dat zij, indien zij vermeenen, dat het ge
zin, waarvan zji het hoofd zjjn of waartoe
zij behooren, in aanmerking kan komen voor
de geldeljjke vergoeding, bedoeld bij art. 15bis
der Landweerwot, ter Secretarie dezer ge
meente, bovenlocaliteit, afdeeling militie,
kosteloos een aanvrage kunnen doen opmaken
van af Maandag 21 Mei a.s. tot en met
Woensdag 23 Mei d.a.v. des voormiddags
tusschen 9 en 12 uur.
Daartoe moet zich aanmelden, voorzien
van het zakboekje
de dienstplichtige, die gehuwd is, met
zjjne echtgenooto,
de dienstplichtige, die voorziet of helpt
voorzien in het onderhoud van het gezin
waartoe hjj behoort of waarin hjj is op
genomen, met het hoofd van hel betrokken
gezin.
Voorts wordt ter kennis van do buitens
lands verbljjfhoudenden gebracht, dat zjj,
die vermeenen in aanmerking te komen voor
de bovenbedoelde vergoeding, binnen tien
dagen na dagteekening der kennisgeving,
het tot den Minister van Oorlog te richten
verz-iekschrift (op ongezegeld papier gesteld),
behooren in te leveren bjj Burgemeester en
Wethouders der gemeente, alwaar de dienst
plichtige is ingeschreven in liet verlofgan-
gers-register der Landweer.
Gouda, den 19n Mei 1906.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
R. L. MARTENS.
De Secretaris,
BROUWER.
schrokken bluf over den waardigen toon
en den prachtigen uitslag van het Paasch-
congres? En hoe men in „Het Volk”
pleizier had, men deed tenminste
zooover de bourgeois-bladen, die
het nu niet zoo heel waardig vonden, als
b.v. partijgenooten elkaar beschuldigden
brutaal te liegen en die meening
dorsten uiten, dat de geschillen in den
boezem der S.D.A.P. met het Congres
niet waren afgeloopen
Het zou wel aardig zijn thans tegen
over de polemiek tusschen de heeren van
der Goes, maar half gesteund door nie
mand minder dan een Jos. Loopuit, aan
den eenen kant en den heer Troelstra en
de „republikeinsche” Volkredactie aan den
anderen kant, nog eens te stellen al die
woordenparade, waarmede men tevergeefs
naar buiten den indruk zocht te wekken,
alsof voortaan marxisten en revisionisten
broederlijk en eendrachtig Zouden samen
werken in de, propaganda voor de partij.
Marxisten en revisionisten, zeker. Het
zijn thans niet meer de „bourgeois” die,
in een snood streven om tweedracht te
zaaien in de S. D. A. P., aldus de twee
groepen tegenover elkaar trachten te
stellen. De onderscheiding wordt gemaakt
door den heer van der Goes, in zijn
merkwaardig artikel in „Het Volk” van
10 Mei. De meerderheid die op het Con
gres zegevierde, noemt hij, „kortheids
halve de revisionistische”. Maar tegelijk
definieert hij haar nader als de groep,
die het „orthodoxe” Marxisme wil her
zien. Tegenover deze groep, ook wel de
gematigde, de parlementaire, de oppor
tunistische of de reformistische geheeten,
stelt hij dan de Marxistische, die ook
wel als de revolutionnaire, de dogmatische
de orthodoxe wordt aangeduid.
Let men op deze wisselende benamin
gen, dan springt de scherpe tegenstelling
in het oog die .wij herhalen het
hier door den heer Van der Goes wordt
aanvaard. En de bedoeling wordt nog
duidelijker, wanneer men daarnaast legt
de verklaring door hem met den heer
Gorter en mevr. Roland Holst, als redac
teuren van „De Nieuwe Tijd” in het Mei-
Hjj had eene algemeene voorstelling gekre
gen van hetgeen de dieven in het schild
voerden, en van de wjjze, waarop zij dat
dachten te doenhjj had eenige persoonlijke
kennis opgedaan (zooals bjj zich ten minste
verbeeldde) ten opzichte van éen of twee
van hen; maar zjjne pogingen, om op de
hoogte te komen van de betrekking tusschen
deze personen en hunne superieuren, waren
tot hiertoe vruchteloos gebleven, en hjj was
tot het besluit gekomen, dat hjj den eenen
of anderen stouten en misschien gevaarlijken
stap zou moeten doen, om daaromtrent tot
zekerheid te komen. Hjj was bereid liever
persoonlijk eenig gevaar te loopen, dan zjjn
doel te missen; het eenige gevaar, dat hjj
wenschte te vermijden, was zich de schelmen
door de vingers te laten glippen. Maar hot
was moeilijk, tnsschen deze twee klippen
door te zeilen.
Het feit, dat de man, dien de openbare
meening als den leider van de bende aap.-/
wees, veel op Williams geleek, boezenide
hem grooteljjks belangstelling in, en onwil
lekeurig vermoedde hjj, dat dit hem op de
eene of andere manier te stade zou komen.
Indien de gelijkenis werkelijk zoo sprekend
was, dat man Willis voor Williams kon hou
den. waarom kon Williams dan niet even
goed voor Willis gehouden worden? Met
andere woorden, zon het niet mogeljjk zjjn,
nummer afgelegd, naar aanleiding van het
Congresbesluit. Immers, daar constateeren
deze drie, ten Congresse gevonniste soci
aaldemocratische pen- en woordenvoer
ders, dat inderdaad in de laatste jaren
sommige partijgenooten naar hunne mee
ning „trachten de partij af te voeren van
een scherp en konsekwent voeren van den
klassestrijd en te bewegen tot het’ doen
van concessies aan burgerlijke groepen.”
Als voorbeelden worden daarbij genoemd
Vliegen’s houding in zake staatspensio-
neering (door hem reeds prijs gegeven),
Troelstra’s uitingen over vrouwenkiesrecht
en het niet-verdedigen der arbeiders-
eischen door de Kamerfractie bij het
arbeidscontract.
Nog iets scherper wordt de tegenstel
ling uitgedrukt door den heer Pannekoek
in een correspondentie in de „Leipz.
Volksztg.” Niet slechts wordt daar de
Nieuwe Tijdgroep bij voortduring als de
Marxistische gesteld tegenover den heer
Troelstra, maar zelfs diens richting ge-
qualificeerd als de „burgerlijk-parlemen-
taire.” Wij gelooven niet dat zelfs een
der „bourgois-11 bladen zóóver heeft dur
ven gaan
Dat de thans bovendrijvende meerder
heid, die het bij vorige gelegenheden, nog
op het congres van 1905, meermalen
heeft moeten afleggen, niets gevoelt voor
zoo sterke tegenstelling, is alleszins be
grijpelijk. Het begint zoo te lijken op wat
reqds vroeger werd afgespeeld in de ge
schiedenis van het socialisme hier te
lande. Zooals n.l. de „vrijen11 spotten met
het socialisme der S. D. A. P. en haar
doodverven als burgerlijke partij, zoo gaat
nu de minderheid, maar toch nog een
sterke minderheid, in den boezem der
S. D. A. P. poseeren en niet geheel
ten onrechte als de Marxisten tegen
over de fractie, die Troelstra, Schaper
en Vliegen volgt. Dat is niet pleizierig
voor den heer Troelstra die zoo gaarne
de redder van het socialisme in Nederland
wil heeten.
Toch baat het ontkennen niet veel. Het
Marxisme komt, hoe men ook het tegen*
deel tracht te beweren, in de partij lee-
dat men den eerste als een soort lokvink
gebruikte, om do overige leden ran de bende
te naderen en te ontdekken. Er was iets
in dat denkbeeld, dat bom toelachte, maar
de wjjze, waarop hjj het uit zou werken, was
hem nog niet duidelijk. Het viel Fedovsky
in, dat hjj den Bchjjn van een geheimzinnig
karakter kon aannemen, en zóó langzamer
hand het vertrouwen van de ware schelmen
winnen. Maar dit kon hem weder in botsing
doen komen met de politie en hem tot min
der wenscheljke ophelderingen dringen.
Hjj zou de zaak gaarne met Williams be
sproken hebben, maar hjj zag in, dat de be
spreking niet ver kon gaan zonder bjj Wil
liams eenig vermoeden te wekken van het
geen hjj beoogde. Williams zou ongetwjjteld
zeer bljj zjjn, zoo bjj zag, dat zjjn .dubbel
ganger” gevangen genomen en uit den weg
geruimd werd; maar het was twjjfelachtig,
hoe hjj de openbaring, dat zjjn vriend, Graaf
Fedovsky, agent in de zaak was, zou opne
men. Hjj kon, zoo hjj dat verkoos, een zeer
fideel makker zjjnmaar Fedovsky voelde,
dat er eena andere en hardere zjjde aan zjjn
karakter was, welke botsing zou kunnen
veroorzaken. Zulke gemakkeljjke, bemin m-
Ijjke menschen openbaren onverhoeds soms
diepten.
Terwijl deze overwegingen hem door het
hoofd woelden, ging Mr. Knoop, wiena He
breen wsch profiel en zachte stem en manieren
men door den nevel van geurigen sigaren
rook, waarin de vier vrienden gehuld waren,
kon waarnemen, voort met nit te weiden
over de gevaren en moeilijkheden van de
kassiersbetrekking. „Hebt gjj einde lang
kennis aan Mr. Williams vroeg bjj met
het stemgeluid van iemand, die zwaar ver
kouden is.
„Niet zeer lang. Ik ontmoette hem voor
het eerst dezen winter.”
„Abt Het is een zeer aangenaam en
een zeer ontwikkeld man. Die Willis moet
eene groote kwelling roor hem zjjn.”
„Ik zou wel eens willen weten, of Willis
kennis draagt van de gelijkenis, welke er
tusschen hen bestaat," zeide Fedovsky. „Zoo
ja, dan zou hjj er zjjn voordeel meê kunnen
doen.”
„Hoezoo graaf vroeg Williams, zich
eensklaps tot ham wendende.
„Hjj zou bijvoorbeeld rekeningen kunnen
maken bjj niets kwaads vermoedende koop
lieden, die u kennen."
„Ik votr mjj geloof, dat wjj niet zoo op
elkaar gelijken, of gjj zoudt, zoo gjj ons
beiden zaagt, het verschil op kunnen geven.
Eene eenvoudige beschrijving, hoe nauw
keurig die ook zj), is niet voldoende.
(Wordt vorvolgd).
s