No. lo:m. Nieuws- en Advertentieblad roor Gouda en Omstreken, NAAR VEILIGE REEOE Maandag 1 Juli 1907. 40ste Jaargang. I Onze conservatieven. FEUILLETON. t I WIIMIIE OOI Telofoi n No, 84. De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zin- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1,25, franco per post 1,70. Afzonderlijke Nummers VIJF CENTEN. Telefoon No. 84 ADV ERTENTIEN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Inzending van Adv^entiën tot 1 uur dek s midd. Dit No. bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. kelijkeN De slag is verloren en de Staten van Zuid-Holland zullen in geen jaren „om" te krijgen zij«; „de Standaard" juicht, hoewel dan, zooals het een „christen" past, met mate en met ingetogenheid, en ^ar vroomste gezicht. Door de ker- coalitie, na de reeds in Leiden en Schiedam behaalde winste, nog te Dorilt en Ilottdrdam vier zetels veroverd, het is, schrijft „de Standaard", bijna onge looflijk;/ zij herhaalt dus wat zij op 11 Juni som-eet'„Het is een wonder in on ze oogen wij zien het, maar doorgronden 't niet". NTu moet erkend worden, dat tot dezen 'voor allen, die vooruitgang wenschen, zoo bedroevenden uitslag medegewerkt hebben een aantal factoren, waarvan de waarde niet anders dan don£_middel van eene altijd eenigszins wilfekouriïje schatting is te bepalen. In zooverre ziUlen ook wij onze nederlaag niet geheel kunnen „door gronden", maar een „wonder" wordt het daardoor in onze oogeiiyfiog niet. Wat wij van de middelen, die van ker kelijke zijde in dezen verkiezingstijd ge bruikt zijn, hebben gemen, kan reeds als een verklaring dienst doen van het „won der", dat een gedeeltk der klenrlooze kiezers met succes tegen\de vrijzinnigen in het harnas is gejaagd. \Zoo ondoor grondelijk is dat niet, of ook,,de Stan daard" zou het met eenigen göedsa wil kunnen „doorgronden". Maar heeft „de Standaard" mag men vragen, haar oogen zoozeer ten hemel gericht gehouden, dat zij niets bespeurd heeft van de overige en waarschijnlijk nog wel zoo gewichtige oorzaken van den voor de kerkelijke coalitie zoo gunstigen uitslag Kan zij met name niet „doorgonden" dat bij deze verkiezingen bijvoorbeeld ook in het spel is" geweest reactie tegen ge- vreesden vooruitgang op velerlei gebied en tegen de daaraan verbonden kosten? Hier toch is naar ons oordeel één van de grootste oorzaken te zoeken van het succes der kerkelijke partijen bij de stem bus, wat nog geenszins wil zeggen, dat die oorzaak bij een Tweede Kamerver kiezing hetzelfde gevolg zou hebben. Men mag n.i. niet vergeten, dat een groot deel der conservatieve kiezers van een kerkelijk bewind al even weinig ge diend is als van een ook maar nog zoo weinig vooruitstrevend vrijzinnig bewind. Deze conservatieven kunnen alzoo zeer wel medegegaan zijn met de redeneering van „de Nederlander", dat het zoo nuttig is om in de Eerste Kamer een andere meerderheid te hebben dan in de 'Rweede Kamer. Bij deze Statenverkiezing moest het er hun dan om te doen zijn aan den met horten en stooten voorthnbbelenden wagen van de vrijzinnige, vooruitstrevend heid in den vorm van een overwegend clericale Eerste Kamer een stevige bar rière in den weg te stellen, die tot abso- luten stilstand zou noodzaken. Maar allicht zullen deze conservatieve kiezers geneigd zijn om bij een eventueple ontbinding der Tweede Kamer „de Ne derlander" aan haar woord te houden en haar door hunne stemmen duidelijk te maken, dat hun hulp hij de Statenverkie zingen geene andere bedoeling heeft ge had dan het bevestigen van gezegde bar rière en dat met name de triomf der rechterzijde niet is geweest die van het clericalisme, maar veeleer die van het conservatisme. Bij een kamerontbinding zou het dus nog wel kunnen blijken, dat de hierbedoelde kiezers wederom links stemden, omdat dit de zekerste weg is vom te krijgen, wat zij verlangen, dat is stilstand. Nu zijn dit beschouwingen over de hou ding van vele conservatief-vrijzinnige kie zers, die uit den aard der zaak steeds eenigszins in de lucht hangenmaar bui ten blijkt van een wachtwoord Voor de hierbedoelde soort van kiezers niets en het is in het algemeen gesproken alleen eene nauwere bekendheid met de kringen, waar men deze conservatieven moet zoe ken. die bepaalde aanwijzingen zou kun nen verschaffen. Dezerdagen is evenwel uit de kringen der groot-industrieelen een stem opgegaan, die fa dit opzicht eenig houvast geeft. Se „Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid" n.l. hield dezer dagen haar algémeene vergadering, en bij die gele genheid sprak de voorzitter eene openings rede uit, die nogmaals getuigenis kwam afleggen van den reactionairen geest die bij een deel der leden dezer maatschappij voorzit. Wij zeggen: nogmaals en mogen in -dit verband herinneren aan wat wij een paar jaar geleden schreven naar aan leiding van liet toen doolie maatschappij totde Itegeering gericht adres in zake arbeidswetgeving. „Deze nijverheidsmannen", zoo schre ven wij, „hebben voor het euvel van „overinatigen arbeid van jonge menschen „niet verder oog, dan waar het zich „voordoet in achterlijke bedrijven, die op „die wijze aan wel ingerichte en geoutil leerde industrién een hinderlijke mede dinging aandoen. „Deze nijverheidsmannen dringen er „vooral op aan om in zake beperkende „bepalingen omtrent den arbeidsduur van „volwassen mannen toch vooral de door „deze maatregelen te treffen takken van „bedrijf eetst eens te liooren, blijkbaar „met de bedoeling dat voor die takken „eenige achterdeurtjes geopend gehouden „zullen worden, ten einde te zorgen, dat „het met den verkorten arbeidsdag van „de arbeiders in die bedrijven niet zoo'n „vaart zal loopen." Thans moest in de vergadering aan de orde komen het ontwerp-Ziekteverzeke- ringswet 1907, en de voorzitter stelde zich in zijn (in de geheele volgende ver gadering niet weersproken) openingsrede ten doej te beantwoording der vraag, wat onder de tegenwoordige omstandig heden de juiste opvatting der taak van de Maatschappij van Nijverheid was. Het door hem zelf gegeven antwoord was: „de Maatschappij van Nijverheid dient er „met alle haar ten dienste staande mid delen tegen te waken, dat op wetge- „vend of ander gebied maatregelen ge- „noujen worden, die de toekomst van „omfe nationale industrie zullen schaden". liet zulk een antwoord op zich zeifis roeli natuurlijk even wijs als te voren. Het komt hier meer op de motiveering aan, en uit die motiveering blijkt dat de dreigende uitbreiding van de sociale wet geving voor deu hier aan (het woord zijnden groot-industrieel het gevaar bij uitnemendheid is. Naar zijne meening is het onze sociale wetgeving, die, tenzij op „praktische" wijze omgewerkt en voort gezet, de kip dréigt te slachten, die in de toekomst de gouden eieren zal moeten leggen. Men behoef niet te vragen, wat deze spreker onder eene „praktische" wijze van omwerking en voortzetting verstaat: het is natuurlijk ontwikkeling van het particulier initiatief, des noodig met staats hulp, en wat de gouden eieren betreft, wordt waarschijnlijk eerder gevreesd, dat de kip sommige daarvan op de verkeerde plaats zal leggen, dan dat gezegde kip totaal om hals zal gebracht worden. Dit laatste toch zou een al te over dreven voorstelling van zaken geweest zijn. De spreker was overigens met zijn voorbeeld van de OngeflJIenwet niet bij ster gelukkig, want löaflrfcelaten de ook bij die dwangverzekMiw/ noodzakelijke decentralisatie, zou da/door spreker ge- wenschte parlementaire enquête naar de werking dier wet vermoedelijk vooral aantoonen, welk een fimente uitwerking de overdracht van het risico aan parti culiere maatschappijen (bijvoorbeeld aan de Centrale Werkgevers-risicobank) kan hebben. Een herziening van de Onge vallenwet zou dus allicht zich niet in de door dezen reactionnair gewenschte rich ting bewegen. Hij zag verder de toekomst onzer nij verheid met wantrouwen tegemoet, „want „de moderne staatsbemoeiing uit zich ten „haren opzichte op onrustbarende wijze". Neen, de wensch te behouden wat met veel moeite verkregen is, beduidt, volgens hen, niet alleen een hoogst lofwaardig Als dat zoo is, dan was het wreed van hem, mijn hart te verbitteren door het in onknnde te laten van de waarheid, my te leeren hem haten. Wat is er nn van ray geworden?... Een gevoelloos wezen, onvat baar voor liefde, een levende antomaat! O grootma, dat n zóó met my kondt handelen... Hoe diep rampzalig ben ik geworden! De volgende morgen is zonnig en warm aangebroken en belooft een schoonen herfst dag; reeds prjjken de ranken en bladeren van den wilden wingerd aan het prieöl pur perrood in den glans der ochtendstralen. Lise is reeds een paar maal aan de deur der freule geweest om te luisteren of zy nog slaapt, maar moet telkens de dampende koffie weer mee nemen. Eindelyk wordt een venster geopend, Dodo's hoofd ziet naar buiten naar het spel van twee dikke, roodwangige kinderen, de klein kinderen vin moeder Selle, die in het portaal zit en op ze past. Weldra sfhat Dodo naast haar. Goeden morgen, moeder Selle. Mooi weertje, vindt u niet? Haar stem klinkt zacht en hartelijk. Over gelukkig ziet de oude vrouw haar lieveling aan. De zon schijnt u ter eer; het oude huis wil zich zoo mooi het kan vertoonen. Hebt u goed geslapen? Zeker wel, want u ziet er zoo frisch en gelukkig uitHet ontbyt wacht u! Dorothea laat zich de koffie, die Lise in middels had klaar gezet, goed smaken, speelt met de kinderen en luistert geduldig naar Lise'8 loftuitingen op haar braven, oppassen- den man. Eindelijk maakt zy gebruik van een pauze. Nu moet ik haast weg, zegt zy, terwijl zy haar horloge raadpleegt. Maar eerst wil ik myn lievelingsplekje bezoeken. Wie weet of ik wel ooit hier terug kom. Zij knikt de vrouwen vriendelijk toe en wandelt langzaam naar den oever van den kleinen vyver. Onuitsprekelijke weemoed grypt haar aan. Zij herinnert zich den dag, toen zy aan den overzijde onder den ahorn zat, Herman naast haar, en zy elkaar liefde en trouw zwoe ren. Toen was het lente geweest en zonne schijn nu was het herfst en had de storm de bladeren van de boomen gerukt. Huiverend kromp zy ineen. -*• Niet sentimenteel wordenwaarschuwt zy zichzelf, sinds gisterenavond heb je waar lijk daartoe over Weg, zoo bpoedig mogelijk. Aan het Hof znllen die aandoe ningen wol spoedig verdwijnen! Het moet! Waartoe zou het ook dienen? De prinses, dat lieve schepsel met zulk een innige be- hoefte aan myn vriendschap, kan my niet missen. Zy steunt zoo gaarne, op myn stand vastig karakter, zooals zy zegt Ach ja, maar dat karakter is eerst gestaald in het vuur der knagende smart. Eensklaps springt zy verschrikt op en strekt de hand afwerend uit Hermanroept zy vol ontzetting uit. HOOFDSTUK X. Een slanke jongeman in grjjs jachtkos tuum, het feeweer-ojjer den schouder, den hoed met de haneveaèr in de hand, staat voor het schoone meisje met een uitdrukking van de hoogste verbazing. Het is de man, dien zy ver weg waande. Zal zy vluchten of blyvoir? Zy beeft van het hoofd tot de voeten, maar over de edele trekken van den man glijdt plotseling een zonnestraal van innige vreugde. Dorothea, zyt gij 't werkelijk Hebt gij uw geboorteplaats niet ergeten?.. Ik kon het ook nooit gelooven, drt het hartje van kleine Dodo zoo geheel kon veranderd zyn, als my verhaald werd Welkom in nw onderlyk huis, Dodo! Hy treedt eenige schreden nader en biedt haar de hand. Doch zy wykt terng als voor een spook en haar gelaat heeft weder de strakke uit drukking van zooeven aangenom Dodo Ben je nog altyd op my vertoornd? klinkt het zacht van Dat was weder geheel de ondtoon, zoo trouwhartig als toen hy haar vroig: „Dodo, heb je my lief? Bevend slaat zy de oogen nah Eén oogenblik zien zy elkaar t.an zegt zy angstig, byna smeekend Laat mij!... Ik moet weg op staan- den voet. Maar ik laat je niet gaan! hy, terwijl hy de kleipe hand vasthoudt. Ik laat je niet gaan' vóór je my gezegd hebt dat je my vergiffeninMienkt, dalt je berouw hebt oevr je hardheVtffi grootma's sterfbed. En zachter laat hQ er op volgen Denk je dan, dat ik laaghartig waé en ontrouw? Ik zweer je (Wordt vervolgd.) z(jn lippen. ir hem op. dan

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1907 | | pagina 1