AD
a
DE BANEHOOT.
.1
ir
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
ad lid)
Donderdag 4 Juli 1907.
No. 10374.
Buitenlandse!! Overzicht
Jr
FEUILLETON.
»erale
3 JULI
46ste Jaargang.
tap
meer.
r
van
S8
olieke
jorzitter.
ige afdoend
r.
modellen te
:man Zm.
(Wordt vervolgd.)
oepassingen
•de Por-
9. Zy geven
niet kannen
)en imitatie,
intal onge-
i aanvraag.
B A Co.
if t het huiso-
en hersteld,
te en oneer
mslustige en
herschapen
den rechten
gemaakt en
menig jaar
igeëvenaard
gratis aan
i, een boek
onster. Het
Ikomen on-'
ntie in alle
krygbaar in
id depót, te
jt attesten-
ir aanvraag
itis proeven,
t U direct
eery Lane,
Engeland
I.IH IM IIE 1.01 KH T.
worden in
r.elk, Likeur,
iter of in het
at het.noodig
ird er iets van
POEDER
rbare eigen
zin tot het
>rken drank
nt enz.) bü
COZJT
gemerkt en
zuster of de
hem toe kan
en zonder
ooit behoeft
ig te danken
m
T van het
Coza poe-
atis toege-
Frankryk volstrekt niet tegen Duitschland
gekeerd is, en dat Engeland en Duitschland
eigenlijk geen enkel punt van geschil met
elkander hebben. Zy zyu in den handel ei
kaars mededingers, maar dit behoeft niet te
beletten, dat zy vriendschappelijk met elkaar
omgaan.
ren, broeders, hadden vrij heftig verschil van
opinie gehad en naar Engelsche gewoonte
besloten, de zaak door eene weddenschap
te doen beslissen. Men zal zich herinneren
dat de Bank van Engeland eens, ten behoeve
van het verkeer met een ander land, twee
banknoten, elk van een millioen pond ster
ling, uitgaf. Om een of andere reden was
‘slechts één dier bankbiljetten in omloop ge
bracht, terwijl het andere nog by de bank
bewaard bleef. Nu hadden de beide broeders
er over getwist, wat wel het lot zou zijn
van een eerlijk en intelligent vreemdeling,
die, naar Londen gekomen, en geen vriend
bezittend, slechts een bankbiljet van een mil
lioen pond in den zak had en de herkomst
niet bewijzen kon. A. zeiv dat die man van
honger zou moeten sterven, terwijl B. het
tegendeel beweerde; A. meende, dat hy het
biljet niet aan een bank kon inwisselen, zon
der dadelijk gevangen genomen te worden;
zij kibbelden voort, tot B. ten slotte om
20.000 pond sterling wedde, dat de man dertig
dagen met dat millioen zou kunnen leven,
zonder in de gevangenis te geraken. Hij.
ging naar de bank en kocht de banknoot;
nu zaten beiden aan het venster en wachtten
op den geschikten man.
Zij zagen menig eerlijk gezicht voorbijgaan,
dat echter niet schrander genoeg was; an
dere zagen er schrander uit, maar niet eer-
tien uur, toen ik over Portland Place ging,
zag ik, dat een klein meisje, aan de hand
van eene gouvernante gaande, een kostelijke
peer in de goot liet vallen; ik stond stil
en zag begeerig naar den bemorsten schat.
Het water liep mij uit den mond en gaarne
zou ik de peer opgeraapt hebben, maar tel
kens als ik dat doen wilde, zag een voorbij
ganger naar my; deze ried oogenschynlyk
mijne bedoeling. Dan keek ik heel onver
schillig, om te doen gelooven dat ik in het
geheel niet aan de peer gedacht had. Dit
herhaalde zich eenige keeren en ik kon de
peer niet onbemerkt machtig worden; reeds
was ik van plan, alle schaamte op zy te
zetten en de kostelijke vracht op te rapen,
toen er achter my een venster geopend weffl
en iemand my toeriep:
„Wees zoo goed, binnen te komen.”
Ik werd door een bediende in rijke livrei
in een kostbaar vertrek gebracht, waar twee
heeren zaten. Zy lieten den bediende heen»
gaan en verzochten my, plaats te nemen;
zif hadden juist het ontbijt gebruikt en de
aanblik van het overgeblevene overweldigde
my byna, zoodat ik nauwelijks myne gedach
ten kon bijeenhouden. Toch moest ik my
goed honden, hoe moeilijk het my ook viel.
Kort te voren had er iets plaats gehad,
wat ik eerst eenige dagen later vernam, doch
hier nu zal meedeelen. De beide oude hee-
stelt.
Aangaande Marokko vervolgt de spreek
buis van Bülow zal Etienne gezien heb
ben dat het Duitschland in dat vraagstuk
niet aan goeden wil ontbreekt en dat wy
volstrekt niet van plan zyn, de Franschen
op boosaardige wyze moeielykheden te be
reiden. Wy hebben dat ook reeds metterdaad
getoond, toon wij na den moord op dr. Mau-
champ te Marrakesj den Sultan den raad
gaven, de Fransche eischen aan te nemen,
en Duitschland toont het o ik nu, door moeite
te doen, opdat de invoering van don Spaansch-
Franschen politietroep bespoedigd worde.
„Indien de heer Etienne bij den grooten
invloed dien hy in Frankryk heeft, de te
zyner kennis gekomen Duitsche opvatting by
zyne vrienden in Frankryk bekend maakt,
dan mag men hopen dat men ook daar niet
altyd dadelyk van elke mug een olifant zal
maken en dat men daardoor bewerkt dat
wissewasjes geen overdreven beteekenis krij
gen. Handelt men over en weer naar zulke
beginselen, dan is daar al veel mee gewon
nen en zal Etienne kunnen zeggen dat zyn
reis naar Frankryk aan beide landen tot
voordeel is geweest.”
1)
Op 27-jarigen leeftyd was ik als boekhou
der werkzaam by een makelaar te San
FranciscoIk stond alleen op de wereld en
had my slechts bezig te houden met myn
verstand en myn goeden naam, die my in
staat stelden het naderend geluk vol moed
te gemoet te gaanmet myne vooruitzichten
was ik volkomen tevreden.
’s Zaterdagsmiddags was ik vry en placht
ik myn tijd in een kleine roeiboot op de baai
zoek te brengen. Op zekeren dag waagde
ik my te ver en geraakte in de open zee;
tegen het vallen van den avond, toen ik
reeds alle hoop had opgegeven, werd ik
opgenomen door een brik die naar Londen
voer. Het was een lange, stormachtige reis,
en myn passage moest ik verdienen als
gewoon matroos. Toen wy in Londen aan
kwamen, waren myne kleederen vuil en
gescheurd, en had ik slechts een enkelen
dollar in den zak; van die kleine som zou
ik vier en twintig uur kunnen leven, dan had
ik niets meer. Den volgenden morgen om
Wanneer die overtuiging veld wint, dan.
zal zij meer bijdragen tot het welslagen van
vredesconferenties, en tot het behoud van
den wereldvrede, dan lange debatten over
niet te verwezenlijken theorieën.
De Westminster Gazette zegt van het be
zoek van keizer Wilhelm en de Duitsche
keizerin
„Het land zal het, gelooven wy, als een
welkom teeken opvatten, dat de spanning
in de betrekkingen tusschen Engeland en
Duitschland voorbijgaat. Het gevoel van de
Engelschen voor den Duitschen keizer is
steeds een gevoel van eerbied, maar men
vereenzelvigt hem zoo volkomen met zyn
volk en de politiek van zyn volk, dat hy
noodzakelijkerwijs zyn volle deel moet aan
vaarden van ergernis of ontevredenheid, die
er tusschen Engeland en andere landen moge
ontstaan. Goed gezien is dat geen slechte
lof voorden Duitschen keizer, wiens
krachtige persoonlijkheid en vaardig verstand
hem in de Duitsche beweging op den voor
grond plaatsen en hem met de Duitsche po
litiek, ’t zij goed of slecht, vereenzelvigt.
Wanneer we boos op Duitschland zyn. kunnen
we niet nalaten boos op den keizer te wezen,
maar hy moge er overtuigd van zyn, dat in
kwade zoowel als in goede dagen er voor
hem de eerbied overbluft dien Engelschen
voor een flinken tegenstander hebben.”
In het vervolg van ’t artikel herinnert de
W. G. eraan, dat het kleine deel van het
Engelsche volk, dat beslist anti-Duitsch is,
enkele jaren geleden beslist anti-Fransch
was. Dan wyst het blad er nog op, dat de
goede verstandhouding van Engeland met
lijkvele gezichten waren schrander en eer
lijk, doch de eigenaars waren niet arm ge
noeg, of, als zy arm genoeg waren, waren
het geen vreemdelingen.-Steeds bleef er iets
aan te merken, totdat ik kwam; zy vonden
dat ik aan de eischen voldeed, lieten my
binnenkomen, en nu verwachtte ik te zullen
hooron, waarom zy my geroepeH hadden.
Zy vroegen m(j het een en ander, en weldra
kenden zy mijne geschiedenis, waarop zy
meenden dat ik voor hun doel geschikt was.
Ik zei, dat my dit genoegen deed, doch gaarne
zou willen weten welke zaak het betrof.
Een der heeren overhandigde my een couvert
en zei dat ik de verklaring daarin vinden
zou. Ik wilde het couvert openen, doch werd
daarin verhinderd; men beduidde my, dat ik
dat thuis kon doen en de bepalingen zorg
vuldig moest nalezen; ik wilde er verder
over spreken, doch men liet dat niet toe,
en noopte my te vertrekken. Ik voelde m(j
gekrenkt, beleedigd, want het scheen my een
dwaze grap toe. Buiten gekomen, wilde ik
de peer oprapen en die ten aanschouwe van
iedereen verslinden, doch zy was verdwenen;
ik had haar door die ongelukkige zaak ver
loren! Dit was niet geschikt om gunstiger
over die beide mannen te denken.
Naar aanleiding van de berichten over
een Duitsch-Fransche toenadering, zegt de
„Frankf. Ztg.”: dat in den laatsten tijd
zeker verschijnselen waar te nemen zyn, die
bewijzen, dat in de betrekkingen tusschen
Duitèchland en. Frankryk een belangrijke
verbetering merkbaar is.
„Het was dezer dagen juist twee jaar
geladen, dat de heer Delcassé het ministerie
van buitenlandsche zaken verliet, en dat deK
Fransche regeering het voorstel van Duitsch
land aanvaardde, om de Mafokkaansche
quaestie aan een internationale conferentie
voor te leggen. Zy deed het na lang aar
zelen, en met haar toestemming was de
crisis nog niet geëindigd. Want toen kwa
men de onderhandelingen over het program
der conferentie, die vaak haperden, en som
tijds geheel en al dreigden op te houden.
Eindelijk kwamen de bewogen dagen der
conferentie zelf.
„Hoe hevig ook de storm geweest is, die
de beide Staten schokte, toch heeft hij iets
goeds tot stand gebracht. Want de Fran
schen hebben zich ervan kunnen overtuigen,
dat Duitschlands vredelievendheid een zwa-
ren druk kan doorstaan, en zy hebben inge
zien, dat in deze wereld iets wat alle staten
Kaakt, niet goed zonder Duitschland kan
worden doorgezet. Het gevolg daarvan was
de erkenning, dat het voor Frankrijk voor-
deelig en voor den wereldvrede nuttig kan
zyn, met Duitschland raad te plegen over
dingen, die de gemeenschappelijke belangen
betreffen.
„Niemand verlangt, dat de Franschen het
vdrleden zullen vergeten of vergeven, maar
$ten groot volk doet aan zich zelf niets te
yTcort, wanneer hot overal en altyd zyn eigen
belangen en die van het algemeen in het
oog houdt, zelfs op het gevaar af, nu en
dan zyn vroegeren tegenstander eens de
hand te moeten reiken.”
Het blad zet uiteen, dat met de uitbrei
ding der wereldpolitiek van de goote mo
gendheden, de kans op verwikkelingen en
geschillen is toegenomen; maar dat daar
door ook het gevaar voor oorlog zou zyn
toegenomen, gelooft het niet.
„Want met de uitbreiding der economi
sche, politieke en intellectueele betrekkingen
tusschen de volken is ook het gevoel van
solidariteit toegenomen, het gevoel dat leiden
moet tot de overtuiging: dat alle volkeren
leden eener familie, eene groote gemeenschap
zyn, en dat het een misdaad wezen zoq, om
een enkel geschil, de welvaart van het geheel
op het spel te zetten”.
V
In verband met het voorstel der Tsjechen,
om in het Kamerverslag ook de in bet Tsje
chisch gehouden redevoeringen op te nemen,
hebben de Tsjechische groepen van den
Rijksraad (met uitzondering van de socia
listen) besloten niet meer het woord te voe
ren, noch in het Tsjechisch, noch in het
Duitsch, totdat hun voorstel door den Rijks
raad is aangenomen. Dit zal dus een soort
van parlementaire werkstaking zyn, waar
door de Tsjechen beter dan door dwarsdrij
verij hun doel hopen te bereiken.
De vermaarde diplomaat, graaf Nigra, is
gisteren te Rapallo op 79-jarigen leeftyd
overleden.
Constantyn Nigra werd den Hen Juni
1828 te Villa-Castelnuovo by Turijn geboren.
Toen in 1848 de onafbankelyksoorlog uit
brak, nam Nigra dienst in het studenten
legioen en dichtte hy op het oorlogsveld zyn
eerste vaderlandsche zangen. In den slag
by Rivoli kreeg by een schot in den rech
terarm, waardoor hy den krijgsdienst voor
goed moest vaarwel zeggen. In 1853 werd
hy als volontair geplaatst aan het ministerie
van buitenlandsche zaken, waar by in kennis
kwam met den grooten Cavour. Deze
nam hem in 1856 na het einde van den
Krim-oorlog als eersten secretaris mede naar
het congres van Parijs. Zfcn eerstvolgende
gewichtige functie was die van ambassadeur
te Parys, welken post by vyftien jaar be
kleedde. In 1876, toen Crispi in Italië aan
het bewind kwam, werd Nigra tot zyn groo
ten spijt overgoplaatst naar St. Petersburg,
welke standplaats hy na zes jaar verwis
selde met Londen. By die gelegenheid ver
leende koning Humbert hem wegens zyne
groote verdiensten den graventitel. Gedurende
de laatste achttien jaren was graaf Nigra
gezant van Italië te Weenon. In 1903 trok
hy zich, na een diplomatieken werkkring
van een halve eeuw, uit bet openbare leven
terug en nam zyn intrek in het vroeger door
Crispi bewoonde paleis op de via Gregoriana
te Rome.
Onder zyne werken worden vooral ge
noemd „Etudes sur la politique du comte
de Cavour”, „Canti populari del Piemonte”
en „Glossao Hibernicae Veteres”.
Ti
Uit Zuid-Frankryk weinig nieuws.
Voor het oogenblik scbyni, tengevolge der
regeeringsmaatregelen, de meest krachtige
tegenstand gebroken. Behalve de staking
der kiezers te Béziers, werden geen niéuwe
daden van verzet uit de zuidelijke provin
cies gemeld. Integendeel: Zaterdagavond
had te Narbonne een bijeenkomst plaats van
een aantal stakende gemeenteraadsleden, die
door den maire van Lézigman waren bijeen
geroepen. Het doel der bijeenkomst was de
beperking van de vraag: of het niet wen-
schelyk wezen zou, den dienst van den bur
gerlijken stand te hervatten, on de andere
takken van dienst te regelen naar gelang
van de behoefte. Maar op den voorgrond
moest staan het verbreken van alle be
trekkingen met het centraal gezag.
Het scbynt, dat in alle stilte een terug
keer tot de normale omstandigheden wordt
voorbereid. Maar niet overal. In de bijeen
komst te Argeliers is besloten, dat de bur
gemeesters en de gemeenteraadsleden den
lOen Juli, een maand na de eerste ontslag
aanvrage, een nieuwe moeten iusturen. En
het „Journal” zegt, dat oiftcr de wijnbou
wers nog steeds dezelfde verbittering blyft
heerschen. Een hunner zeide
„Zy die meenen, dat er een ontspanning
merkbaar is, vergissen zich; en het Parle
ment moet wel overtuigd zyn, dat<wy niet
zullen capituleeren. De ontzettende ellende
waaronder wy allen lyden, heeft do „gueux”
van het zuiden er toe gebracht op te staan.
Die ellende neemt eiken dag toe, de toestand
wordt eiken dag ernstiger. Daarop moet
men wel verdacht zyn.”
De officieuze correspondent van de Köl-
nische Zeitung te Berlyn komt nu ook te
spreken over de ontmoetingen die de B'ransche
oud-minister met den keizer en Biilow heeft
gehad. Men mag aannemen, zegt hy, dat de
staatkunde in het gesprek gemengd is en
dat Etienne, als voorzitter van de Marok-
kaansche commissie, niet nagelaten zal heb
ben, ook het Marokkaansche vraagstuk aan
te roeren. Etienne had op zyn reis geen
enkele ambtelyke opdracht, maar men kan
het niettemin als een voordeel beschouwen,
wanneer zulk een gezien en invloedrijk
Fransch staatsman zich in Duitschland over
de daar heerschende opvattingen op de hoogte
Telefoon So. 82
A D V ER TENTIEN worden geplaatst
15 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Ad ver ten tien tot 1 uur des midd.
Teletoc n Ao, 82.
De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks
met uitzondering van Zin- en Feestdagen.
De prijs per drie maande 1 is 1.25, franco per
■post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.