UN.
HET TWEEGEVECHT.
No. 10496.
HTS.
SLZoon.
Een klein, maar gevaarlijk wetje
sch
imagazljo,
30.
Kleiwegsteeg.
•orten
Her- Irtikel n
ICHOENEN,
N
FEUILLETON.
Maandag 25 November 1907.
Bn werk.
tch.
i gratis ge-
Mi ntMaar
Samoylenko boos.
NEMAN A Zx.
Telefot n No. St.
De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijk
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers V IJ F CENTEN.
'irma
UAL
geknipte
rde plaat.
KEU
patroon.
CRI LD-
Dit No. bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Roman naar het Russisch.
HE- -
IE - -
iÏEIW
iijvoegnel.
oorkomende
ATRONEN
p. p. tegen
terkrggbaar
Haag.
Te huis gekomen, gingen Lajewsky en
Nadjeshda Feodorowna in hunne donkere,
warme onbehaaglijke kamer. Beiden zwegen.
Lajewsky stak het licht aan en Nadjeshda
Feodorowna ging zitten, zonder hoed of
mantel af te leggen, en richtte hare bedroef
de oogen op hem. Hg begreep, dat zg eene
verklaring van hem verwachtte; doch dat
zou vervelend, doelloos en vermoeiend zgn,
en bg bad er reeds spgt van, baar eene
grofheid gezegd te hebben. Toevallig voelde
hjj den brief in zgn zak, dien hjj baar reeds
lederen dag had willen voorlezen, en het
21)
Hoor eene, Alexander Daviditch, wanneer
je een gewone vrouw aantreft, die niet met
baar man leeft, niets doet en slechts hi-hi
en ba-ha iaat hoeren, dan zeg je tot baar:
Ga been en werk! Waarom ben je in dit
geval bevreesd om de waarheid te zeggen?
Daarom, omdat Nadjeshda Feodorowna niet
door een matroos, maar door een ambtenaar
onderhonden wordt.”
„Wat moet ik dan met baar doen vroeg
Samoylenko boos. „Haar slaan misschien?”
„De ondeugd niet vleien. We verwijzen
de ondeugd slechts achter onzen rug, dat wil
zeggensteken den ten spot opgeheven vinger
in den zak. Ik ben zoöloog, of socioloog,
dat is hetzelfde en gij dokter; de maat
schappij gelooft ons; wg zgn verplicht haar
de vreeseljjke schade aan te tonnen, waar
mede zfj en het nageslacht bedreigd wordt
door het bestaan van zulke schepsels als deze
Nadjeshda Iwanowna is.”
„Feodorowna,” verbeterde Samoylenko.
praatje, dat anders, wanneer wij achter
de liliiën zijn teruggetrokken, die com
mandanten niet de hoogst in rang zijnde
officieren zullen kinnen zijn, doet hoogstens
aan eene bittertafel met een officiersboekje
opgeld. Wie door de Regeering wordt
aangmrezen als stelling-coinmandant, com-
mandierten de eeuwige, in het leger
zoo geliefde, ancienniteits-quaestie mag
geen'enkel gewicht in de schaal leggen.
Nu gaat die aanstelling van den com
mandant van het veldleger gepaard met
de opheffing der inspectiën voor het wapen
der infanterie en artillerie. Een maatregel,
die o| zichzelf misschien te verdedigen
is, mits een groot deel van den arbeid
dier Inspectiën naar het Departement
wordt overgebracht maar wij loopen
alle gevaar, dat over een paar jaar die
inspectiën moeten worden hersteld, vooral
omdat jde opheffing thans veel te partieel
gaat. En dan kan het veldlegercommando
moeilijk worden afgeschaft.
In de tweede plaats beoogt het ontwerp
de opheffing van den provincialen staf
als zoodanig en van enkele plaatselijke
commiuiSo’s, terwijl daartegenover 24
hoofdofficieren bij de infanterie en 10 bij
de artillerie zullen worden aangesteld, ten
einde reedg in vredestijd te beschikken
over de commandanten der VI en depot-
bataljons en over groepscommandanten en
depotcommandanten bij de vestingartillerie.
Deze maatregel is nog vreemder dan de
zooeven besprokene.
Indertijd werd het wapen der infanterie
met 3 regimenten, de veldartillerie en de
cavalerie ieder met 1 regiment uitgebreid.
De uitbreiding kostte zoo schermde
toen het Departement van Oorlog
weinig, want eigenlijk breidden wij de
infanterie met slechts 3 uit. Immers, wij
hebben, zoo redeneerde men, 9 regimenten
van 5 bataljons en krijgen 12 regimenten
van 4 bataljons. In oorlogstijd worden
bij elk regiment nog 2 bataljons ge
vormd, zoodat er dan 72 bataljons in
fanterie zijn. Dit koopje duurt niet lang.
Nu vraagt de Minister de 24 bataljons
commandanten, oogenschijnlijk maakt hij
24 kapiteins majoor, maar de bedoeling
viel hem in, dat, wanneer hg haar nu den
brief toonde, bare gedachten een andero
richting zouden nemen.
„Het is eindelijk tjjd, dat onze weder-
zgdsche verhouding geregeld wordt,” dacht
hg. „Ik zal haar den brief geven, er kome
van wat wil,” Hjj haalde den brief te
voorschijn en reikte haar dien toe. „Lees!
Dit gaat jou aan!"
Na dezo woorden ging hjj in zijne kamel
en legde zich, in het donker, op de divan.
Nadjeshda Feodorowna las den brief, en het
was baar te moede of de zolder op haar
neerdaalde en de muren haar naderden.
Snel bekruiste zjj zich driemaal en zei:
„God zjj zjjne ziel genadigGod zjj
zjjne ziel genadig!” Daarop begon zjj te
weenen.
Wanja I” riep zg. „Iwan Andreïtch!”
Er kwam geen antwoord. In de meeniug
dat Lajewsky gekomen was en achter haar
stoel stond, snikte zjj als een kind en zei:
„Waarom heb je rog niet eer gezegd, dat
hjj dood is? Ik zon dan niet naar den picnic
gegaan zgn en niet zoo vreeselgk gelachen
hebben De mannen zeiden mg dwaasheden.
Welk een zonde, welk e-n zond'. Help mg,
Wanja, help rog. Ik was waanzinnig. Ik ben
verloren.”
Lajewsky hoorde baarsnikken. Hg voelde
zich onaangenaam te moede en zjjn hart
Zoolang wij geen behoorlijk veldleger
hebben, is het geheel onnoodig daarvoor
een afzonderlijken commandant aan te
stellen niet alleen, maar met een geheelen
staf om zich heen. Daarover is wel een
en ander gezegd, toen in Juli j.l. de
definitieve oorlogsbegrooting voor dit
jaar werd vastgesteld, maar feitelijk is
hier een maatregel getroffen, die niet zoo
bekeken is, dat de volksvertegenwoordi
ging geheel der zake kundig hem kon
overwegen. Wij hebben niet noodig een
generaal, die in den Haag bureau houdt
en commandeert zonder troepen, maar
wij hebben broodnoodig generaals, hoofd
officieren en subalterne officieren, die met
troepenafdeelingen, zooals zij in oorlogstijd
zullen aanvoerèn, hebben geoefend en
gemanoevreerd en te dien aanzien al die
ervaring en geoefendheid hebben opgedaan,
welke in vredestijd maar is te verkrijgen.
De commandant van het veldleger is met
eene pennestreek te benoemen, het veld
leger zelf en de geoefendheid daarvan in
geen jaren te krijgen. Men zal misschien
oordeelen, dat de aanwezigheid van dien
commandant gunstig zal werken op de
verkrijging van een goed geoefend veld
leger, waarbij vooral de aanvoerders
geoefend zijn. Doch wie dat meent, slaat
de plank glad mis. Reeds hierom, wijl
die geoefendheid der aanvoerders alleen
is te verkrijgen door een geheel andere
wijze van oefenen en de benoemde com
mandant van het veldleger hoe bekwaam
overigens ook15 jaar lang de nog
altijd gevolgde methode heeft gehandhaafd,
toen hij als Chef van den generalen staf
daarop reeds allen invloed had. Wat
helpt het, of onze brigade-commandanten,
zooals in dezen zomer met eene troepen
sterkte van nog niet één regiment infan
terie weten te ageeren of dit werkelijk
gebleken is, staat nog te betwijfelen
als die zelfde mannen straks troepenmassa’s
tien- en meermalen sterker, moeten aan
voeren Neen, de instelling van het
commando van het veldleger is een
averechtsche maatregel geweest. 'En
waarom aan die beide stelling-comman-
danten een hoogeren rang gegeven Het
„En wat moet de maatschappij doen?"
„Dat is bare zaak. Volgens ingne meening
is de beste en meest betrouwbare weg
geweld. Met den sterken arm moest zg aan
baar man teruggebracht en, wanneer deze
haar niet aanneemt, tot dwangarbeid of ver
blijf in een verbeterhuis veroordeeld worden."
„Oef!” zuebtte Samoylenko. Hij zweeg
een oogenblik en vroeg toen zacht: „Je zei
dezer dagen, dat menschen als Lajewsky ver
nietigd moesten worden. Zeg eens, ingeval
de regeering of de maatschappij je zon wil
len opdragen hem te vernietigen, zon je
zon je dat aannemen?”
„Mijne band zou niet beven."
IX.
Het behoort tot de uitzonderingen, dat
een wetje wordt ingediend om de bedra
gen, toegestaan bij de begroeting, te
verminderen. En zeker behoort dit tot
de hooge uitzonderingen, dat de Minister
van Oorlog daartoe overgaat. Toch is
dezer dagen een ontwerpje van zijn De
partement bij de. Tweede Kamer ingediend,
dat eenige wijzigingen wil brengen in de
begrooting voor het volgende jaar en dat
ten slotte eindigt met de mededeeling,
dat het eindcijfer van die begrooting met
f 7241 wordt verminderd. De zoo van
alle zijden verlangde bezuiniging zou
men alreeds zeggen begint. Doch wie
dat meent, wordt door den Minister aan
het slot der Memorie van Toelichting
ontnuchterd met de mededeeling, dat het
niet in de bedoeling ligt het bedoelde
bedrag, dat later nog zal stijgen tot
f 42740, „ook werkelijk als beziziniging
aan te merken”. Neen, zoo iets zou het
Departement van Oorlog ook niet kunnen
doen, zonder zijne reputatie te verliezen.
Het bedoelde onhyerp-Wetje beoogt de
opheffing vap de ii^pectii'n over het wapen
der infanterie en/over dat der artillerie,
van den provincialen staf als zoodanig en
van den plaajselijken staf voorzooveel
betreft de plaatselijke commandanten,
uitgezonderd dién te Amsterdam. oorts
om bij de infanterie 24 en bij de artillerie
10 hoofdofficieren aan te stellen. Eene
bij de Memorie van Toelichting gevoegde
tabel geeft een overzicht van de financieele
gevolgen van alle maatregelen, door den
Minister in dit opzicht voorgesteld. Eigen
lijk zijn die maatregelen van tweeërlei
aard. Vooreerst die betreffende de hoogere
aanvoering. Wij hebben tegenwoordig
een commandant van het veldleger, terwijl
aan de commandanten van de stelling
van Amsterdam en van de Nieuwe Hol-
landsche Waterlinie een hoogere rang is
gegeven. Een averechtsche maatregel.
GOÜDSCHE (MBA NT
ïlieuws- en Advertentieblad zbor Gouda en Omstreken.
Telefoon No. 69
D VERTOTIEN worden "-eplititst van
1—5 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden (berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Advertentiën *ot 1 uur des midd.
is niet blijkens de Memorie van Toe
lichting, om 24 gouden kragen meer in
het leger, doch om in vredestijd te kunnen
beschikken over 24 bataljonscommandanten.
Intusschen is deze vermeerdering niet
alleen hierom af te wijzen. V;in grooter
belang is, dat er geen troepen zijn voor
die. commandanten Wat hebben wij aan
bataljons-commandanten zonder bataljon
Het aantal hoofdofficieren wordt vermeer
derd, zonder dat er werk voor hen is.
De organisatie wordt juist dóór derge
lijke opdrijvingen in de hoogerè rangen
zoo peperduur. Nu prijkt de tabel wel
niet 14 commandanten.bij de Landweer,
'die zullen worden vervangen door 14 der
nieuw benoemde hoofdofficieren, doch
schuilt hier niet een addertje onder hét
gras
Het is bekend, dat er een tekort is
aandistricts-commandanten bij de Land
weer. Een aantal kapiteins der infanterie
zijn aangewezen, om tijdelijk als districts
commandant op te treden. Niet kapiteins
behoorende tot do meest geschikten bij
het wapen, doch die voor ’t meerendeel
juist niet voor de gewone bevordering in
aanmerking komen. Ligt het nu ook
misschien in de bedoeling om deze kapi
teins te bevorderen En is anders die
vervanging niet schijn De nieuwe hoofd
officieren worden aangesteld, omdat de
Minister in vredestijd over de comman
danten der VI en depotbataljons wil be
schikken. Hoe kunnen die commandanten
nu daarnaast districts-cominandant zijn
Of de eene, óf de andere betrekking is
eene sinecure en onderzoek daarnaar zeer
gewenscht.
Het wetje is dus niet zoo onschuldig
als de Memorie van Toelichting wel doet
vermoeden. Integendeel, het geeft eens
een kijkje, hoe het Departement van
Oorlog met cijfers weet te goochelen.
Onder den schijn van de hooge aanvoering
te verzekeren, worden een aantal maat
regelen voorgesteld, die 's land defensie
niet verhoogen maar wel het budget.
De hooge aanvoering heeft ten onzent
geen behoefte aan meerdere hooge aan
voerders, maar aan betere oefening in de
klopte hevig. Onrustig stond hg op, ging
naar het midden dor kamer, tastte in het
duister naar een stoel hjj de tafel en ging zitten.
„Het is een gevangenis hier,” dacht hjj.
„Ik moet wtg. Ik kan niet
Hot was reeds te laat om to gaan kaart
te spelen, en kofflehniznn waren erniat. Hjj
legde zich nogmaals neer en hield de ooren
dicht, om het snikken niet te hooren. Daar
viel hem in, dat hg naar Samoylenko kon
gaan. Om niet voorbg Nadjeshda Feodorowna
te moeten, sprong hjj door liet venster ia
den tuin, klom over de lieg en ging de
straat op. Het was duister. Er kwam een
stoomboot aan, naar de lichten te oordeelen
een groote pajssagiersboot. De ankerket
tingen rammelden. Van don oever bewoog
zich snel een lood licht in de richting der
stoomboot: het douane boot je.
„De passagiers slapen in de hut'en," dacht
Lajewsky, de vreemdelingen bengdoude.
De vensters van Samoylenko’s huis ston
den open. Lajewsky keek door een daarvan
naar binnendaarna door een ander; in de
kamer was liet donker en stil.
„Alexander Daviditch, slaap je?” riuphii
„Alexander Daviditch!”
Hg hoorde hoesten en op toornigen toon
roepen
„Wie is daar? Wie, voor den duivel?”
(Wordt vervolgd).