1 :ht JUANITA. ÏTHE8. iar T S, Vo. 11134. Maandag 13 December 1909. 48ste Jaargang. o, FEUILLETON. •er lEXZORü. IT, n modollen ta Nieuws- en Advertentieblad roor Gouda en Omstreken. Afkondiging. Schoenwerk HAKKEN INSCHRIJVING Nationale Militie. II MO t. hulp ÜKMAN *Z« (Wordt rcrvol(d.) i aantal onge- op aanvraag S Jt Co. lEKHbls. 1ADIJS GOUDA (Uit het Spaanscb.) IAN(J aoed aal zijn ge«n i, die gaten t feit, dat i Sunlight J worden, 1 ioedanig- F. lo.ooo f elooning f ider, die «hing iok ten doel on ige huishoudelijke ao veel noodig te ■Igk aan ininge* ixen te verkoopen. komt geheel ten ereeniging ,4r. rieftaart wordt ;e>ondan door JtbOnmel. gelooven, dat U we Excellentie, die zulk een fijnen smaak bezit, behagen vindt in zulk een arm schepsel als ik ben! Wat zon donna Ines wel denken, als >g boorde dat o mjj de voorkeor geeft en dat ik den eerbied alt het oog verlies dien ik aan dit deftige buis ver schuldigd ben 1 Daarom, verlaat mg, als ik n verzoeken mag.” Hierop verwijderde zg zieb, en toen don Andrés baar volgde, vlnchtte zg het portaal op, zoodot hit, om geen opzien te verwekken, zjjne verrol moest staken. Daar hg niet snel genoeg vorderde, besloot hg van tactiek te veranderen. In plaats van baar in de voorkamer te zoeken, wachtte hg baar in den roortnin op, als zg naar buiten kwam om naar huis te gaan; daar zg niet vreesachtig was, ging zg altijd alleen. Don Andrés bekende haar vrijmoedig.dat hg haar opgewacht had, en vergezelde haar dikwijls, ofschoon zg hem steeds afwees. Bewonderer.swaardig was de tact, waatmee zg don Andrés terechtwees, zonder echter geheel en al met hem te breken. Juanita beantwoordde al zijne voorstellen met een schertsend woord of met bijtenden spot, wat hg baar echter niet kwalijk kon nemen, waarom hjj er steeds om lachte, ofschoon het hem menigmaal hinderde. Als don Andrés Juanita vergezelde, maakte ig altijd dan meeaten spoedia dan stormpas BttK te letten VA» i. worden afgelt- j pakjes van vy »n een JVed. ons an Nommer en m nevenstaand Wet gedepo- roerïng vaa ge- jvelende IL, KT Lz. 84) Don Andrés kwam nn eiken avond bij donna Ines, en Juanita wierp hem dikwijls coquette blikken toe, die als een geheimzinnige taal werken, waarvan de persoon zelf zich geen helder begrip kan vormen en die dengeen, wied ze gelden, met zoete hoop verrollen. Van blikken gaat men spoedig en gemakkelnk tot woorden over, en don Andrés, die steeds trachtte Jnanlta alleen te treffen, naderde haar en wierp haar evenals Cupido een bloe menregen en een lading gloeiende vnurra- ketten, dat wil zeggen: ia woorden, toe. zy vu voorzichtiger met bare woorden dan met hare blikken, sloeg do oogen neqr en verw|derde zich zonder te antwoorden, of zjj antwoordde ontwijkend en met zooveel eerbied, dat dit den indruk verzachtteeven wel verheelde zjj bare vreugde over do vleiende onderscheiding niet. ,Uwe Excellentie bezinne zich en spotte niet met oen arm meisje. Hoe zon ik kaanon n toepassingen ler<fie 'rfn. Zjj geven rs niet knnaen geen imitatie fiOUME tlllllHT Do BURGEMEESTER on WETHOUDERS van GOUDA, doen te weten dat door de»» Raad dier gemeente in zijne vergadering va» den 25 November 1909 ia vastgesteld de volgende verordening Verordening tot wyzlging der Verordening betn-ttende bot bet leggen, plaatsen en hou* den van buizen ten behoeve van werken, en inrichtingen in hel belang der openbare orde. Eenig artikel. In artikel 1 der Verordening betreffende het leggen, plaatsen en houden van buizen ten behoeve van werken en inrichtingen in het belang der openbare orde, vastgesteld den 25 September 1908 en afgekondigd den 13 October 1908, wordt tuuchen het derde en het vierde lid eene nieuwe alinea gevoegd luidende „Do in het eerste lid van dit artikel „opgelegde verplichtingen gelden evenzeer „voor het plaatsen van gaslantarens ten be- „hoeve van de openbare verlichting en voor nhet hebben en herstellen van gaslantarens, „welke reeda in oen weg of brug ten behoo- „ve der openbare verlichting zijn geplaatst.’1 „Zou bet dat niet zjjn, als ik haar plan om een heilige van my te maken, dwars* boomde? Ga heen, Excellentie, keer naar uw gezebebap terog en wees niet zoo hals* slarrig.” Daarop klopte Jnanlta luid op do denr; zoodra de meid of bare moeder deze opende, trad zy vlug binnen en «loeg don Andrés de deur voor den neus toe. Z(j trachtte hem zooveel mogeljjk te ont* wflken, en don Andrés was zeer opgewoiden en van streek, toen bij haar eenige avonden achter elkaar niet getroffen had. Htf zocht baar derhalve in de voorkamer op en be klaagde zich bitter daarover. Zone hartstoch* telöke gevoelens openbaarden zich in zyn opgewonden taal en levendige gebaren, Hy sprak luid, met verheffing van stem. „Om ’s Hemels wil, matig u, verwek hier geen belachelijk tooneel en geef den boozen longen geen reden tot praatjes I” „Wal gaan mb de booze longen aan, als jy van mb huudt zooals ik van jóu 1” Bjj deze woorden snelde hy als zii neloos op baar toe, en zy kon zich niet t«g.*n zyn omarming en kussen verzetten; v(jt- tot zes* maal raakte hy hare fftache wangen met zyne lippen aan, doch daarmede niet tevreden, koste by haar ook nog op den mond. 3 EL, Klei wegsteeg BRING oomleder. meten werk.) zoo zijn rader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in <le gemeente der woon plaats van vader, moeder of voogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam is zij in het Koningrijk Beigie, in de gemeente Rotterdam 30 van hem, bedoeld in art 13, eerste zin snede 30 zoo hij woonplaats heeft binnen het Ryk, in de gemeente zijfcer woonplaats; zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de. gemeente Amsterdam zoo hij woonplaats heeft in het Koningrijk Beigie, in de gemeente Rotterd m 40. A. van hem, bedoeld in art. 13, rente zin snede 40 indien hij minderjarig is zoo hij verkeert in het g^val, in de tweede zin snede van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft j zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder Ab omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeftis de woonplaats van dtzen buiten ’s lands, dan geschiedt de inschrij ving in de gemeente waar de minderjarige ver blijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in even be doelde zinsnede onder Ac omschreven, in de ge meente, waar hij verblijf houdt; B van hem, bedoeld in art. 13, eerste zin snede 40., indien hij meerderjarig is 1 in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrij ving aangewezen gemeente is die, waar het ver blijf of de woonplaats gevestigd is of was op den in Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzy het iemand geldt, wiens inschrij ving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschie den wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Ryk of in het Koningrijk Beigie. Art. 15. Voor de militie wfcrdt niet ingeschreven 10. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zyn onder worpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel ven wederkeerigheid is aangenomen •20. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werrelddeelen verblijf te hou den of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woohplaats binnen het Rijk. Art 16. Hij, die volgens art, 13 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders dtr gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen den ,*n. sh den 3m Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hy het 18e levensjaar volbracht. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld is, op zijn curator, De verplichting van valer, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk ot in het Koningrijk Beigie woonplaats heeft. Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Beigie woonplaats heeft; - indien zijn vader of moeero- of beiden de ouder lijke macht missen; lende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede vanMit artikel bedoelde persoon vo’gens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de over treding van de artt. 16, 18 en az.W Burgemeester en Wethouders roepen dientenge volge op hen, die hun 18e jaar hebben befeikt, (dat zyn zü. die in het jaar 1891 zijn geboren), en overeenkomstig het vorenstaande in deze Gemeente tot aangifte verplicht zijn, om zich op de volgende dagen ter Secretarie (benedenlocaliteit, Afdeeling Militie) aan te melden van des voormiddag» 10 tot des namitlags 1 ure. ten einde zich in de dacrbij vermelde orde te doen inschrijven, te we ten zij, wier geslachtsnaam begint met de letter A. B. C. D. E. F. G. H. I J. K E. en M. tusschen den s en 15 Januari 1910 cn zij, wiet geslachtsnaam begint met de letter N. O P Q R. S. T. U’ V W. X IJ. en Z tusschen den 15 en den 31 Januari 1910. Voorts strekt tot informatie van belanghebben den dat let Register van Inschrijving op den 3m Januari, de» namiddag ten 4 ure, voorloopig wordt gesloten en dat zij, die alsdan verzuimd hebben de voorgeschreven aangifte te doen, vervallen in eeria der geldboeten als genoemd bij het aang$- haald artikel 166 dat ieder, die voor de Militie moet worden in- gschreven en niet in deze Gemeente geboren is zich behoort te voorzien van een Extract uit het Geboorteregister, dat bij de aangifte moet worden medegebracht dat dit Extract bij het Gemeentebestuur hunner geboorteplaats kan worden aangevraaitd. indien zij «ich daartoe vóór 1 Januari a. s. ter Gemeente secretarie (benedenlocaliteit, Afdeeling Militie) aanmelden dat ieder gehouden is te zorgen, dat hij bij de inschrijving het Nommer rijner woning juist kan opgeven. Gouda, den f in December 1909 Burgemeester en Wethouders voarnoemd R. L. MARTENS. De Secretaris, BROUWER. TOOK Dg EERSTE KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda, Gezien Art. 17 der Militiewet 1901 Brengen de navolgende bepalingen dier Wet ter algemeene kennis Art. 13 Voor de militie wordt ingeschreven 10. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, ia het Duitsche Ryk of in het Koningrijk Beigie verblijf houdt. 20. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Beigie woonplaats heeft. 30 ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen, het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Beigie woonplaats heeft. 40. ieder mannelijk ingezetenen niet-Nederlan der, zoo hij op den in Januari van het jaar het 19de levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gfellen. Ingezetene is, voor de toepassing w*n het be paalde hierboven onder 40 A. de binnen het Rijk verblijf houdende min derjarige niet Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voor afgaande achttien maanden in het Ryk of de ko loniën of bezittingen des Rijks in andere wereld- deelen gehad heeft; b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar overlijden in het hierboven onder a Omschreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten 's landt gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd ver laten is, ot die ouderloos is ot in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij ge durende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft; B. de meerderjarige niet-Nederlander, die bin den het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achitien maanden in het Rijk ot de koloniën of bezittingen des Rijks in andere wereiddeelen gehad heeft. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Art. 14 De inschrijving geschiedt: 10. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zin snede 10. zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd zoo hy binnen het Rijk verblyf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verbluf houdt zoo hy door zijn vader, moeder of voogd ver laten is, ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hy een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hy in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de gemeente Amsterdam zoo hy in het Koningrijk Beigie verblyt houdt, in de gemeente Rotterdam ao, van hem, bedoeld in art 13, eerste zin snede so. indien hij door zijn vader, moeder ot voogd verlaten is of indien hij ouderloos is ot in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en bet niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij, die door de bestuurders, in art. ss ver meld ter inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst j» bij de zeemacht, de marine reserve en hst corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande ot bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte niet ver plicht Voor hejn of haar, die tot het doen der aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. De vol macht blijft onder Burgemeester en Wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aanjilte moet blijkbn, wordt door on» bepaald Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt op nieuw ingeschreven io. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den in Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21e levensjaar zijn ver blijf binnen het Rijk, in het Duitsch- Rijk of in het Koningrijk Beigie gevestigd heeft W- ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den in Januari van het jaar, volgende op dat. waarin de minder jarige het 18e levensjaar volbracht, en voor het intreden van diens 21e levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Ryk of in het Koningrijk Beigie gevestigd heeft 30. ieder mannelijk minderjarige, die na den in Januari van het jaar volgende op dat, waarin hij het r8e levensjaar volbracht en vóór het intreden van het 21e levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander is geworden zoo‘hij in een der hier boven onder 10 omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder au omschreven 40. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den in Januari van I et jaar, volgende op’ dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht en vóór het intreden van het 21e levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Beigie geve»tigi ol er woonplaats verkregen heeft; 50. ieder mannelijk meerderjarige, die na den in Jarfwari van het jaar, volgende op fiat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het in treden van het 21e levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder 40. omschreven gevallen ver. keert 6. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den in Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht, cn vóór het intreden van het 2 te levensjaar ingezetene of op nieuw ingezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatst» zinsnede van dat ar tikel en art. 15 Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij ving of de inschrijving op nieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving ot ter inschrijving op nieuw gel den de eerste zinsnede Van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving ol ter inschrijving op nieuw van hem. die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, ge schiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen Vbn het Nederlanderschap, of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verbluf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Beigie. De inschrijving geschiedt in het register betref- bereikte zy hare boisdear. Don Andrés wilde baar volgen. „Halt! Halt!'1 riep zy uit. „Ia n dwaas? Het zon wel aardig zijn, als n met mama een party bezigne speelde, zö is nog op, ep n daardoor het genoegen ontzegde, met donna Inea, die u vol jjverzncht wacht, te apelen. Hoe kan n *00 wankelmoedig zjjn! By 8t. Domingo, onzen schutspatroon, ik zon bet m(j nooit vergeven, u aan baar geselschap ont trokken te hebben „In 'a Hemels naam, wees niet zoo preutscb en laat my binnentreden, licht mijner oogen 1” „Goeie genade, wat een taal voor zoo'n deftig heer! Dat moet de taal van den booten geest zjjn, waarvan frater Joan de Arila spreekt in een boek dat donna Ines my gegeven heeft om my tot non voor te bereiden." „En je wilt dit worden?” „Dat staat nog niet vast. Misschien wordt de neiging daartoe nog in my wakker ge schud, als ik zie, welke gevaren een zwak, eenvoudig schepsel ermgeven; doch al moge ik ook dwaas zyn, toch wil ik niet ondank baar jegens donna Ines zyn, die my een be teren weg bereiden en myn nitset voor hot klooster bekostigen wil” „En waarin zon deze ondankbaarheid be staan? Waarmee beleedig je donna Ines, als je my lief hebt?" I

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1909 | | pagina 1