IN thee.
i
eweg 18. I
IN sm VERREWE^TEÏÏ.
kooping
echt,
baar
ITS,
DNHÜIS
Vieiiirs- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
Maandag 14 Maart 1910.
48ste Jaargang.
IEIAN,
Staatsrechterlijke uitvluchten,
I
-I
[oopste adres
FEUILLETON.
jr
I
I
Licht* en
tallatles
I-HAKKEN.
ch Bureau
ielh en Telefoons.
No. 11200.
iY ZONEN,
SM.
u
w4
4
ran vele gemak*
Rotaria KOEMAN
4
Telefoon No. 8».
De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
ANT,
wien modellen te
r 1910, des voor-
Kofflebuis van
IKEN, ten over-
nden toepassingen
ilderde Por-
inerts. Zg geven
ikers niet kannen
ch, geen imitatie
en.
een aantal onge-
atit op aanvraag
BIS Jfc Co.
DEL,
r de Klei wegsteeg
PEERING
i Schoenwerk
Ihroomleder.
igemeten werk)
4 60.
;en kosteloos en
s Hoogstraat te
Kadaster Sectie
15 Centiaren,
taling der koop-
0.
igen op Maandag
irt van 10 tot 2
railing van 9 tot
(Dit het Amerikaanseb.)
avchadelykste mi
rtamtódel voof He«re«
en Kinder schoenwerk,
ranC.M Miller h Ca
r. 14.-Mtn lette foU
briekmrwrk.- J
BRINKMAN 4Z»
GOüDSCHE COURANT
MEUK te .letten
N VAN
SN worden afgeh-
dde pakjes van
If en een Ned. one
g van Nommer en
van nevenstaand
de Wet gedepo-
uitvoering van ge
in bevelende
BIJL,
LART Lx.
,Er zgn menschen. Len, bg wie goed en
kwaad sterk dooreengemengd zjjo. Men heeft
mg' gevraagd een bekentenis te schrijven. Ik
aal mg zelf daarin niet sparen.*
„O, kolonel, ik zou thans wenschen, dat
ik u bevrgd had!*
.Neen, bet is zoo beter. Ik bad toch niet
langer uit de banden der justitie kunnen
blgven, en het was beter, dat een vriend dan
een vjjand de hand der vergelding op mjj
legde. Heeft Honeykit bekend
.Dat doet mg genoegen, want als ooit een
menscb verdiende gehangen te worden, dan
is hij het. Ik ben er trotsch op, te kunnen
verklaren, dat ik nog nooit menschenbloed
vergoten heb.*
„En ik gevoel mg gelukkig zulks te weten.*
.Dank u, mijn jongen.*
Len bad zich naar de deur begeven. ,Ik
moet nu naar het kantoor,* zei hjj.
.Ik heb n nog een groote gunst te ver
zoeken.*
.En die is?*
.Houd mjj in 's Hemels naam Dockery van
het Ifj!.*
,Ik zal er met zjjn vrouw over spreken
die zal er wel voor zorgen.*
XXVIII.
Twee dagen later, gedurende welken tijd
Len Bentley niet meer bezocht bad, lag de
bekentenis van dén kolonel op zgn lessenaar.
Deze luidde:
,Ik werd in 1839 te Boston geboren. Mjjn
«ader was een beroemd advocaat en een
streng doch rechtvaardig man. Mjjn moeder
was de zachtheid in persoon, tegen wie mjjn
vader dikwijls ruw was. Zjj bad mjj gaarne
geestelijke zien worden, maar hjj bestemde
mg tot advocaat. Ik kwam op bet kantoor
van een advocaat, maar ik verwensehte dat
beroep. Ik was er twee jaar geweest, toen
mjjn moeder stierf. Ik verliet toen het
ouderlijk huis en kreeg na langen tijd omge
zworven te hebben, een plaats aan een cou
rant. Mjjn vader kwam om mjj er vandaan
te halen. Hg scheen zachter gestemd dan
ik hem ooit gezien bad, en zei.Je behoeft
geen advocaat te worden, als je geen lust
hebt.* Op zjjn aanradon kwam ik aan een
bankinstelling. Op drie-en twintigjarigen leef
tijd werd ik daar kassier. Reeds van het
begin af had ik opgemerkt, dat de zaak slor
dig beheerd en de boeken nooit nagezien
werden. Ik bezat spoedig het volle vertrou
wen, en aangezien ik daarop trotsch was en
naar moer populariteit streefde, werd ik een
huichelaar. Van tjjd tot tjjd had ik reeds
wetschennis met opzet of door schuldig
verzuim, welke volgens de wet tot rege
ling der verantwoordelijkheid strafbaar
zijn, en daaronder is bij geen mogelijk
heid te brengen het concussie-misdrijf,
onder welks verdenking Dr. Kuyper staat.
Had daarom Mr. Troelstra een voorstel
gedaan tot het instellen eener strafrech
terlijke vervolging wegens de lintjes-ge-
schiedenis, men kan er veilig staat op
maken dat de coalitie-meerderheid dit, als
niet in overeenstemming met de wet van
22 April 1855, ook zou hebben afgewe
zen. Zij wil nu eenmaal het volle licht
niet doen schijnen over het regeeringsbe-
leid van haren oud-p r e m i e r, en dit
is inderdaad alleszins verklaarbaar, nadat
gebleken is dat er daaraan nog al wat
haperten langs welken weg ook be
proefd worde door politieke tegenstanders
het te ontsteken, zij zal voorzeker niets
verzuimen dit tegen te honden.
Men doet daarom verstandig 't met de
argumenten ter bestrijding van het enquête-
voorstel in het verslag van het afdeelings-
onderzoek niet te ernstig te nemen, want
feitelyk zal bet voorstel weinig anders
dan worden doodgedrukt. Trouwens, onder
de eigen vrienden van het christelijk be
wind der jaren 19011905 zijn er, die,
de openbaring van nieuwe schandalen
vreezende, de geheele zaak maar liever
laten rusten; zij kunnen niet inzien, zoo
legt het Voorloopig Verslag hun in den
mond, dat ’s lands eer verhoogd zou wor
den door het verspreiden van meer licht
omtrent deze zaken, nadat zij als vast
staande hebben erkend, dat dr. Kuy-
per's beleid allerminst boven verdenking
verheven is, en de mogelijkheid toegeven
„dat misschien nog andere feiten van ge-
lijksoortigen aard” door eene enquête „ter
algemeene kennis (zouden) kunnen ge
bracht”. Dit alleen reeds sluit voor den
oud-premier inderdaad een smadelijke
uitspraak in zich, en ook voor het beant
woorden der vraag, door verdedigers van
het voorstel in de afdeelingen als doel
gesteld, „of dr. Kuyper nog kan deelne
men aan het politieke leven”, zou een
enquête weinig baten, nadat gebleken is
kleine bedragen gestolen en bet niet ontdek
ken daarvan gaf mjj meer moed toen ik
de vlncbt nam, bad ik honderdduizend dol
lar verduisterd. Mjjn vader herstelde, zonale
ik uit de couranten las, dit verlies, en toen
bg twee maanden later stierf, liet hjj geen
vermogen na. Ik reisde onder een valscben
naam en bezocht bjjna Alle groote steden
der wereld daarna begaf ik mg naar Texas
en kwam eindelijk naar Abbots Ford, waar
ik onder mgn ouden naam ging leven en den
titel van kolonel aannam. Nadat ik mjjn
farm en den postdienst gekocht bad, hield
ik zeer weinig geld over. Aanvankelijk wilde
ik niets anders dan een goed burger zjjn,
maar de zucht naar het avontuurlijke dreef
mg weder een roever te worden. Eerst dacbt
ik, dat Dockery een bruikbaar man was
maar ik kwam spoedig tot de ontdekking,
dat hjj zwak en laf was. Toen ik u ont
moette, was ik zoo met u ingenomen, dat
ik mjjn hoop op u vestigde. Ik beb dikwijls
op bet pnot gestaan u mjjn plan te onthullen,
en heb er zelfs een enkelen keer op gezin-,
speeld maar als ik dacbt, dat het geschikte*
oogenblik gekomen was, kon ik niet spreken,
was bet mg alsof de keel mg werd .toege
knepen. Gg herinnert u zeker nog wel, dat
ik n oker mgn argwaan tegenover Honeykit
sprak.
(Wordt vervolgd.)
56)
Toen men dit bereikt bad, voegde hg er
aan toe,Ik zal nu den sherif opzoeken en
last geven, dat men Honeykit streng be
waakt. Daarna zal ik den kolonel opzoeken;
Ik geloof echter niet, dat ik hem een be
kentenis ontlok.”
Ongeveer een uur later verscheen de
sherif op het kantoor der .Picket” en kwam
Len mededeelen, dat de kolonel hem Ver
langde te spreken. Len begaf zich on-
middelljjk naar de gevangenis.
„Neem plaats, Gaosett,” zei de kolonel.
Zjjn gelaat Was ingevallen en zjjn oogen
stonden hol, maar zjjn stem klonk opgewekt
en in zgn optreden had hg niets van zgn
hartelijkheid verloren. „Hoe maakt ge het,
Len?*
„Heel goeï.*
.Beoordeelt gjj mjj Iets zachter?*
Jdfjn hart was zwaar gewond, maar de
wond ia geheeld.*
Kan over ’t geheel uit de schriftelijke
verslagen over het afdeelingsonderzoek van
voorstellen met eenige zekerheid voorspeld
worden, hoe in de volle Tweede Kamer
de ontvangst wezen zal, omtrent het en-
quête-voorstel Troelstra zou, als men ’t
niet reeds bij voorbaat op de vingers had
kunnen aftellen, na lezing van het dezer
dagen verschenen Voorloopig Verslag,
hieromtrent wel nauwelijks twijfel kunnen
rijzen.
Trouwens, lettende op de houding door
de fraction der rechterzijde tegenover de
lintjes-quaestie ten slotte aangenomen, en
on de overwegende stemmenmeerderheid
der coalitie, was ’t te voorzien dat de
behandeling'van het enquête-voorstel wel
■veel stof opjagen, maar tot aanneming
daarvan stellig niet leiden zal. Ook de
voorsteller zelf kan zich hieromtrent wel
nooit eenige illusie hebben gemaakt, maar
aan de door de bestrijders tegen de aan
neming aangevoerde argumenten den val
van het voorstel te willen wijten, daar
mede zou voorzeker dezen te veel eer
bewezen zijn.
Die argumenten toch zijn hoofdzakelijk
slechts dilatoire excepties (uitvluchten)ze
gaan niet direct tegen het voorstel in.
Het komt te vroeg, is nota benede eerste
bedenking eerst had beproefd moeten zijn
het gewenschte licht te verkrijgen b.v.
door eene interpellatie tot de regeering
Alsof gelijk terecht door de verdedi
gers van het voorstel opgemerkt is
met het met kluitjes in ’t riet sturen,
waarin minister Heemskerk in de Memorie
van Antwoord op Hoofdstuk I der loo-
pende Staatsbegrooting waarlijk niet voor
't eerst zich een meester toonde, niet
reeds deze weg afgesneden ware I Maar
en dit is schering en inslag van het
verzet tegen het enquête-voorstel en vormt
ook het onderwerp van eene afzonderlijke,
bij het Verslag gevoegde nota van Mr.
Lohman niet bij art. 95 der Grond-
prebüigiatum*) aan de genoemde en andere
nader door de wet aan te wijzen amb
tenaren toegekendm. a. w. wordt een
strafvervolging tegen dezen ingesteld, dan
staan zij voor den Hoogen Raad terecht,
en slechts in een der gevallen van opzet
telijke Grondwetschennis, in art. 3 der wet
op de rainisterieele verantwoordelijkheid
omschreven, kan door de Kamer de ver
volging worden aanhangig gemaakt, als
wanneer de procureur-generaal bij den
Hoogen Raad verplicht is aan dien last
gevolg te geven (artt. 18 en 20 dier wet).
Dat dan ook in het onderhavige geval
Mr. Troelstra’s doel beter bereikbaar ge
weest zou zijn met de indiening van een
aanklacht tegen den oud-minister van bin-
nenlandsche zaken krachtens de wet op de
ministerieele verantwoordelijkheid, dan door
een voorstel tot het instellen eener en
quête, mag ernstig worden betwijfeld, ’t
Zou ons al zeer verwonderd hebben, in
dien ze niet evenzeer als het enquête-
voorstel door de rechter coalitie zou zijn
afgewezen, en dan onbetwistbaar steviger
gerugsteund door een beroep op de dui
delijke letter der wet, dan gezegd sou
kunnen worden van het stellig niet on-
wederlegbaar betoog van Mr. Lohman,
dat de voorgestelde enquête geen' staat
kundig doel bereiken kan, derhalve onge
oorloofd moet worden genoemd.
De wet tot regeling der ministerieele
verantwoordelijkheid toch, waarnaar art.
77 der Grondwet verwijst, heeft kennelijk
slechts een beperkte strekking en alleen
betrekking op de „zorg” der ministers
„voor de uitvoering der Grondwet en der
andere wetten, voorzoover die van de
Kroon afhangt”, gelijk in art. 1 dier wet
de herhaling van de Grondwet doet zien
met de bijvoeging: „Zij zijn wegens
het niet naleven van deze verplich
ting verantwoordelijk en in rechten ver
volgbaar overeenkomstig de volgende be
palingen". Welnu, in die „volgende be
palingen” is uitsluitend sprake van zekere
met name genoemde gevallen van Grond-
Een buitengewone rechtspraak voor
hoogergeplaatsten.
wet (het parlementair recht van enquête),
maar bij Art. 77 (de ministerieele ver
antwoordelijkheid, bij de wet van 22 April
1855 S. 33 geregeld) had, voor het on
derzoek omtrent dr. Kuyper’s handelingen
ter zake van de decoratie-qpaestie tijdens
diens ministerschap, de voorsteller zijn
toevlucht moeten, zoeken. Het is er hem,
zoo wordt hem zoowel in het Voorloopig
Verslag als in de nota-Lohman toegevoegd,
slechts om te doen een aanklacht wegens
een door den oud-minister Kuyper gepleegd
ambtsmisdrijf uit te lokken, dien gewezen
minister in staat van beschuldiging te
doen stellen, maar daartoe heeft hij den
verkeerden weg ingeslagen, en dus behoort
zijn enquête-voorstel te worden afgewezen,
’t Is meer voorgekomen, dat als men eene
zaak niet wil, men ze onmogelijk tracht
te maken, niet door ze rechtstreeks te
bestrijden, doch door de uitvlucht, dat
een andere weg had gekozen moeten zijn,
terwijl ware dit geschied, waarschijnlijk
ook deze juist als de verkeerde zou zijn
uitgekreten I
Dat werkelijk een strafrechterlijke ver
volging van den oud-minister Kuyper Mr.
Troelstra’s voornaamste doel met zijn
enquête-voorstel geweest zou zijn, blijve
in ’t midden, al schijnt ’t ons ook wei
nig waarschijnlijk. Maar toegegeven zelfs,
betwijfelen wij echter of dit doel eerder
bereikbaar zou zijn door, zooals ’t in de
nota-Lohman gezegd wordt, „gebruik te
maken van het recht haar (de Kamer)
verleend bij art. 164 der Grondwet, het
recht n.l. om hoofden der ministerieele
departementen ook na hun aftreding te
vervolgen wegens ambtsmisdrijven. De uit
oefening nu van dat recht is geregeld bij
de wet op de ministerieele verantwoorde
lijkheid (22 April 1855 S. 33)”.
In zijn ijver om het parlementaire
onderzoek naar zekere ambtshandelingen
van dr. Kuyper tot eiken prijs te voor
komen, raakt Mr. Lohman hier kennelijk
geheel de kluts kwijt. In art. 164-Gr. is
geen sprake hoegenaamd van een aan de
Kamer toekomend recht om hooge amb
tenaren te doen vervolgen voor den Hoo
gen Raad, maar uitsluitend van het forum
Telefoon Na. 8*.
ADVERTENTIEN worden geplaatst van
15 regels 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen, Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.