DE STIEFMOEDER.
AH THEE.
JIMEX.
>ar
i
w
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken,
I T S,
Maandag 4 April 1910.
49ste Jaargang.
No. 11216.
nslreken
FE11LLETOX,
=ver
I
UYPERS,
PlaMfabrlek.
LY ZONEN,
[KM.
n Schoenwerk I
Kinadrnppels.
me rahrtsk, Daa laag-
laaglijders
een werkelijke hulp
acket tn kwrkkrand.
in zijn
burger
persoon
behoud,
Dit No. bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
■1
IANT,
wien modellen te
ion No. 2897.
goeden SALON-
Judo Jenever
;htcap
HOPPE.
jjgbaar bjj
1TERS Jz.
(iiirimiF. uil in \t
Telefoon No. M.
De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijk
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
inden toepassinge;
Mlderde Por-
gaerlt. Zjj geven
inkers niet kunnen
sich, geen imitatie
gen.
een aantal onge-
ratis op aanvraag
IBIS Jt Co.
uit moeten.1) Immers de ambtenaren die
vóór dat decreet in dienst waren getreden,
niet wetende wat hun eenmaal bovenhel
hoofd zou hangen, worden daardoor op
hoogst onrechtmatige wijze in hun rechten
verkort. Wanneer ik als particulier voor
uit weet, dat indien ik als ambtenaar in
dienst treed bij een of ander openbaar
lichaam, mijn vrijheid van meeningsuiting
buiten den dienst door het college dat dit
lichaam bestuurt, meer aan banden wordt
-gelegd dan de dienst van zelf sprekend
vordert, dan moet ik zelf weten, of ik
onder die conditie in dienst wenscb te
treden. Tracht ik dan toch benoemd te
worden en neem ik mijn benoeming aan,
dan onderwerp ik mij daarmede stilzwij
gend aan de dienstvoorwaarden, gelijk die
mij bekend zijn. Maar nimmer kan ik
geacht worden door het aannemen van
een benoeming mij tevens onderworpen
te hebben aan een eenzijdige inperking
van mijn rechten, tijdens het dienstver
band. Het gezag, waaraan ambtenaren
onderworpen zijn, heeft uit den aard der
zaak steeds bepaalde grenzen en indien
die grenzen niet omschreven zijn in eenig
reglement, mag niet worden aangenomen,
dat het zich verder uitstrekt dan de dienst
betrekking uit haren aard met zich brengt.
En nu is het een elementaire waarheid,
dat in het algemeen buiten de dienstbe
trekking vallen alle handelingen welke
niet rechtstreeks tot de uitoefening van
het ambt zijn te rekenendat dus de
ambtenaar in het algemeen vrij is in zijn
doen en laten, waar hij zich niet bevindt
ambsvervulling, maar als staats-
of als particulier, als privaat
optreedt, natuurlijk met het voor
dat de ambtenaar zich bok buiten
zijn dienst heeft te onthouden van het
geen' een behoorlijke uitoefening van zijn
dienst zou verhinderen.
Past men een en ander toe op het
KINA DB VP-
ildig wordt »age-
■aten van andere
te brengen, wijzen
an zonder den naam
cli met opschrift
M onto fabriek
U)
Hjj boog zich dicht tot baar over en keek
het vlekje verdween. Hjj zag niets dan
de blauwe adertjes in dat teedere, fraaie
armpje, dat hem van streek maakte. Zonder
zich van zjjn daad rekenschap te kunnen
geven, drukte hjj de lippen met zooveel in
nigheid op het bjjna onzichtbare litteeken,
dat beiden een rilling door de leden voer.
Agnes had nog nooit in baar leven iets
dergeljjks ondervonden. Het was een men
geling van schaamte en geluk. Langzaam
trok zjj haar arm terug en liet het hoofdje
- van den stoel rusten; er
lende bedeesdheid, zulk een
kinderlijke hulpeloosheid in haar trekken,
dat de jonge man spijt had van zjjn verme
telheid.
„Heb ik ndoen schrikken, kleine sphini
stamelde hij met jongensachtige hartelijk
heid. „Het was niets kwaads zeker niet!
Als men van iemand houdt, is men immers
gaar» tender. Heel natuurlijk niet waar?
Rotterdamsche geval, dan komt men tot
de conclusie, dat B. en W. van Rotterdam
hoogstens bevoegd waren om voor in de
toekomst aan te stellen onderwijzers hun
uitbreiding van de gezagssfeer der over
heid te decreteeren, maar dat tegenover
de thans in dienst zijnde onderwijzers de
bewuste circulaire een daad van onrecht
en gezagsaanmatiging moest heeten, waar
tegen protest gebillijkt was hoe men
overigens ook moge denken over de aan
leiding tot dit optreden van B. en W.
van Rotterdam.
Een andere vraag is, of in het alge
meen een dergelijke stelregel, als door
B. en W. ten aanzien van onderwijzers
gehuldigd, aanbeveling verdient; of dus
bij een eventueele regeling van den rechts
toestand der ambtenaren dient voorge
schreven, dat de ambtenaar zich heeft te
onthouden ook buiten zijn ambtsvervulling
van het uiten van meeningen waaruit
gemis aan eerbied voor beginselen der
regeerende overheid spreekt of waaruit
blijkt dat hij den bestaanden regeerings-
vorm niet kan goedkeuren.
In het Maartnummer van de „Mede-
deelingen van den Bond van Ambtenaren
bij Departementen van Algemeen Bestuur
en Hooge Colleges van Staat te ’s-Gra-
venhage” troffen we een belangrijk arti
kel aan, naar aanleiding van de Rotter-
darasche circulaire geschreven en aan de
bedoelde quaestie goeddeels gewijd. Wij
kunnen ons met de strekking daarvan
geheel vereenigen.
De „Rechtstoestand” van Maart 1910
heeft ook reeds een protest doen hooren
en wijst op art. Kióis van de door den
Rechtstoestandsbond ontworpen proeve,
hetwelk eischt, dat „den ambtenaar on
verkorte vrijheid tot uitoefening der grond
wettelijke en staatsburgerlijke rechten zal
zijn gewaarborgd”. Wij voegen eraan toe,
dat Mr. J. A. Levy te Amsterdam een
van de krachtigste verdedigers was voor
het opnemen van dit artikel.
Ware de stelling, dat ambtenaren en
staatsburger geestelijk eene ondeelbare
eenheid vormen, juist, dan zouden in heel
veel ambten moeilijk andere ambtenaren
MEUK te lettea
IN VAM
EN worden afgeb
elde pakjes van vy-
dj en Mn Ned. ont
ig van Nommer en
i van nevenstaand
i de Wet gedepo-
uitroenng van ge-
an bevelende
BIJL,
AART Lz.
kunnen worden gehandhaafd, dan die,
welke met de over hen gestelde over
heidspersonen dezelfde overtuiging huldig
den op politiek en sociaal gebied. Wij
zouden dan in den bekenden, vaak
en o.i. terecht veroordeelden „stijl”
moeten vervallen, dat ambtenaren, die
posten bekleeden, welke het ontwerpen,
toelichten en toepassen van principieelo
zaken eischen, zouden moeten heengaan,
met de voor dien arbeid verantwoorde
lijke overheidspersonen. En waar zulke
arbeid niet altijd uitsluitend in de hoogere
rangen wordt geleverd, zouden hierdoor
telkens op groote schaal mutaties in het
personeel plaats hebben, welke zeker niet
in het belang van den dienst zouden zijn.
In het belang van eene behoorlijke con
tinuïteit in den dienst is het noodig, dat
de ambtenaren, ook door routine en
dit geldt volstrekt niet enkel voor lagere
met hun tak van dienst in het bijzon
der vertrouwd raken.
De praktijk heeft intusschen aangetoond,
dat zulk een mutatie volstrekt onnoodig
is. Het zijn de slechtste ambtenaren niet
die zich goed weten in te denken in des
tegenstanders gedachtengang. Aan de
Departementen van Algemeen Bestuur
heeft men legio voorbeelden van mannen
die langer of korter tijd gewerkt hebben
en nog werken in geheel naar hun in
zicht tegenovergestelden geest, mannen
in het kort, die uitnemend den persoon
van den ambtenaar weten te scheiden.
Mannen dus, die het levend bewijs zijn
van het tegendeel van de stelling der
redactie van de N. R. Cl., dat „de
ambtenaar en de burger nu eenmaal niet
zoo afzonderlijk uit denzelfden persdon
kunnen worden gesneden". In die stelling
is dan zeker geen voldoend motief ge
legen om den ambtenaar buiten dienst
te belemmeren in het uitoefenen van poli
tieke rechten, alleen kan van hem worden
verlangd, dat hij daarbij zich de eischen
van zijn dienst bewust blijve.
Wij leven in een land, waar groote
geestelijke vrijheid bestaat. Den ambte
naren echter poogt men zoo hier en daar
van dat groote goed, van die vrijheid,
een barteljjken trouwen blik, die voor haar
alleen bestemd was en baar zeide: „Watje
zooeven doorleefd en ondervonden hebt, is
het jouwe voor eeuwig
Mevrouw Von Loebnitz wandelde aan den
arm van den advocaat den tuin in, waar
tot slot van den avond vuurpijlen opstegen
en een klein vuurwerk werd afgestoken. Zjj
ging op al zjjn kwinkslagen in en liet zich
van haar aangenaamste zjjdo zien. Bijzonder
vrooljjk toonde zjj zich vooral, toen zjj baron
Vot» BUchnow met Hilde gewaar werd, oogen-
scbjjoljjk in een ernstig gesprek verdiept.
Opeens zeide zjj, zonder eenige inleiding:
„U zal toch de kleine, eenvoudige Agnes
niet het hoofd op bol gebracht hebben, waarde
advocaatf*
De anders zoo vrooljjke advocaat toonde
bjj deze gelegenheid, dat hjj zeer ernstig kon
zjjn. „Ik weet, wat goede zeden zjjn, me
vrouw, en ben, zoo al geen edelman, niette
min een man van eer. Sta mg toe, dat ik
n daarop opmerkzaam maakl*
„O, zoo heb ik het niet bedoeld," ant
woordde mevrouw Von Lochnitz. „Dat spreekt
vanzelf. De bezorgdheid gaf mjj deze woor
den in den mond, want men moet met bet
arme kind voorzichtig zjjn. Hier* zjj
raakte met den vinger haar voorhoofd aan
„hier ia het niet erg pluis met haar.
Mjjn man en ik vreezee, dat zjj den een of
De vrijheid van den ambtenaar.
anderen dag ontoerekenbaar geacht kan
worden."
„IJ nchjjnt gaarne te schertsen, mevrouw I*
zei de advocaat scherp. „Frenle Von Loch
nitz is veel verstandiger dan ik ze weet zelfs
precies, waar, wanneer en in hoeverre ik
ernstig kan zjjn. Een verbazende scherpzin
nigheid op haar leeftjjdl*--
De beide heeren uit Berosburg waren de
laatsten die van de gastvrouw afscheid na
men. Heinz kreeg een hand te kussenba
ron Von BUchnow, die uit tjjdverdrjjf de zus
ter van den predikant tot aan baar huis had
vergezeld, moest zich met een vluchtige aan
raking der vingertoppen vergenoegen. Toen
echter het rijtuig wegreed, zei de gravin tot
haar eebtgenoot: „Die jonge Rambert is een
onuitstaanbare lafbekIk begrjjp niet, boe
iethand als BUchnow vriendschapjjvoor bem
koestert."
De graaf mompelde iets van „amusant”
en „flink bespraakt”. Hjj waagde bet zelden
zjjn vrouw te weerspreken, want dan ont
stonden er scènes, en niets verfoeide bjj meer
dan die vooral als ze van flauwten, ze
nuwtoevallen en andere hysterische verschijn
selen vergezeld gingen.
(Wordt vervolgd.)
Wordt onder vrijzinnigen verschillend
gedacht over de befaamde quaestie der
zoogenaamde „politieke neutraliteit” van
de openbare school, zij zijn eenstemmig
in de afkeuring van het standpunt van
B. en W. van Rotterdam, die uit het
optreden van den onderwijzer buiten de
school in het openbaar, uit de openbare
uiting zijner meening, mondeling of schrif
telijk, meenen te kunnen afleiden, dat hij
in de school niet in den door hen ge-
wenschten geest zal kunnen of willen
werkzaam zijn, aangezien B. en W. niet
kunnen aannemen, dat een onderwijzer in
de school zal handelen in strijd met het
geen hij buiten de school in het openbaar
verdedigt.
Wij achten het een verblijdend feit,
dat dit standpunt unaniem is afgekeurd
door alle vrienden van vrijheid en voor
uitgang.
Ieder gevoelt dat het niets is dan
willekeur, wanneer de overheid op zekeren
dag decreteert, dat ambtenaren, die buiten
den dienst iets zeggen of doen, wat die
overheid niet aanstaat, eenvoudig de laan
(DEL,
ir de Kleiwegsteeg I
CEERING
Jhroomleder.
I-HAKKEN. i
igemeten work)
Telefoen No.
ADVERTENTIEN worden geplaatst van
15 regels 5 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
i eer te berichten j
geregeld elke week
Erkend moet intusschen worden dat
B. en W. van Rotterdam later, bjj monle
van den Burgemeester, in den Gemeenteraad
den scherpen kant van hun resolutie eenigs-
zins hebben afgevjjld.
Als ik u echter verdriet heb aangedaan...."
,0 neen!" zei Agnes, haar openbartigen
blik op den zjjne vestigend, die wel wat te
vurig en opgewonden was voor zulk een jonge
vriendschap. „Maar wees zoo goed, het niet
weder te doen."
Het gordjjn werd driftig op zjj geschoven.
De gravin, door Hilde gevolgd, stond als
een wraakgodin voor het arme, onthutste
kind.
„Wat n bier? Heeft u zoo lang voor
de versleten toiletten onzer kleine freule
moeten pleiten) mjjnheer de advocaat?"
„Zooals u zegt!" antwoordde hjj op zjjn
ouden, vrooljjken toon. „Doch ook voorden
dans en nog veel meer. Zooals u ziet, ba
rones, heeft mjjn overredingskracht frenle
Von Lochnitz stom gemaakt. Nu, ik sprak
niet slecht, niet waar, freule?"
Zjjn vrooljjke, aan lichtzinnigheid gren
zende toon deed het arme kind pjjnljjk aan
het was haar, alsof nu alles voorbij moest
zjjn wat zjj zooeven ondervonden had en
gaarne stilletjes voor zich gehouden zou
hebben.
„Dansen zullen wjj een anderen keerT
lachte Heinz overmoedig. „Voorloopig is
het genoeg, dat wjj goeds vrienden zjjn ge
worden."
Het was een gelukkig toeval, dat zjj als
vanzelf de oogen opsloeg. Nu ontmoette zjj
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der gemeente Gouda,
Overwegende dat in deze Gemeente ge
vallen van
TYPHEUSE KOORTS
voorkomen
Gelezen een schrjjven van de Gezond
heidscommissie
Bevelen de ingezetenen bij vernieuwing
aan om geen MELK of WATER in onge-
kookten toestand te gebruiken.
Gouda, den 2n April 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
R. L. MARTENS.
De Secretaris,
BROUWER.
ukkelgk
tegen de leuning
lag zulk een treffi
per briefkaartwordl
it toegezonden door j
n. Zaltbommel.
BRINKMAN *Z« f
s