Zie onzerijke keuze: Regenjassen, Demisajsens, Ulsters, Capes
mi»
fa
E. Alter
tracht m‘
pewaab-
en
taskleeding.
of' gedeelten
IG'« 1
SI
r
No. 11(176.
Zaterdag 30 September 1011.
50e Jaargang.
Eerste Iliad.
De fiuanciëele toestand.
I
FEUILLETON.
Bijna Bezweken.
I
H
ttR
1 Wed. A.P1NO
Markt fO, CIOC'DI.
risU^
mvsetas.
LIL ALTER
OSTADE,
■)A.
Verschijnt dagelijks
Telefoon Interc. 82.
a--
gesortaerd)
Nieu-ws- en. -^d-^rertezi.txe“bl^cL voor Gr-oxxd.su exx Oxxxstxelcezx.
behalve Zon- en Feestdagen.
Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON. Telefoon Intere. 82
fd
de stad aaji huis
TE
I
k
(Naar het Duitsch.)
aAZn^.üonda.
Dit Nummer bestaat uit twee
bladen.
n/ Ooaoert der
t «nadaweriaag
LB. Spaander-
Kanarie»
13, en liter
eisdermeeJ
-voederkostem
40 en 5 kilo
FIRMA
aerk
goed.
Hen A.DRRH.
eJit 269‘,
AG.
VAN
ro BU
moeten wij hij 's Minister berekenin
gen wederom de tabaksbelasting, sen
voorstel dat deze Regeering zeker
nooit had mogen doen na het kabaal,
dat Rechts in den lande stookte
tegen een slechte aangekondigd voor
nemen van het ministorie-de Meester.
En, last not least, de nieuwe Tarief-
wet, een verhooging van onze invoer
rechten die in dezen tijd dubbel
gevaarlijk is, ook uit internationaal
oogpunt, maar vooral omdat deze
nieuwe belasting het zwaarst zal
drukken op de zeer smalle beurzen
en welken opbrengst goeddeels zal
dienen om Talma's ouderdoms- en
invaliditeitswet te bekostigen, een
soort ouderdomszorg die zeer duur
is, groote offers van de belangheb
benden vraagt en weinig bate bren
gen zal.
Het ergste is, dat minister Kolk
man er maar op rekent, dat al deze
wetten er door zullen komen, iets
wat voor ons nog lang niet vaststaat.
Minister Kolkman gevoelt dit zelf
zeer goed en houdt dan ook een
achterdeurtje open. Hij rekent alvast
op 13 ton besparing, 2 millioen
debietrecht-tabak, 1millioen uit
het overschot van de Tariefwet en
3 millioen uit de nieuwe Inkomsten
belasting. Voor alle securiteit heeft
de Minister echter reeds opnieuw de
opcenten np bedrijft- en vermogens
belasting ingediend en zoo half en
half rekent hij ook reeds op een
millioen of 3 uit den verhoogden
drankaccijns.
Tegen dit laatste sta een woord
van protest. Is het reed» niet in den
haak en Ministers schuld
dat dit jaar w.ederom de opcenten
noodig zijn het zou tiet vorige
jaar voor het laatst zijn dat deze
geheven werden men kan er zich
nog bij neerleggen in de gedachte,
dat deze opcenten tochlsouden moe
ten^ worden opgebracht in den vorm
op den gewonen dienst zonder de
tijdelijke dekking-middelen een tekort
van 12*/» millioen; de tijdelijke dek-
kingsmiddelen (opcenten op bedrijfs-
en vermogensbelasting en opbrengst
van den verhoogden accijns op het
gedistilleerd brengen slechts 431:
ton op in plaats van de geraamde
74 ton, en desalniettemin zal 1910
volgens de voorloopige. cijfers een
overschot opleveren van een
kleine 2 ton. De oorzaak hiervan
was het meevallen van de opbrengst
der gewone middelen en de besparing
op de uitgaven, die tezamen haast 8
millioen beliepen. Hierop mag natuur
lijk niet vast gerekend worden, maar
toch vloeien de middelen ook dit
jaar weer ruim en mag gevraagd;
of hiermee niet wat meer rekening
kan worden gehouden. Het tekort
over 1911 werd voor den gewonen
dienst geraamd op 12 millioen fi ton.
Door besparingen, en opcenten op
bedrijfs- en vermogensbelasting en
bij een gelijkmatige stijging der
middelen als tot dusver in 1911 zal
de gewone dienst echter door toe
voeging aan de middelen van hetgeen
de accijns op het gedistilleerd méér
dan f 23.200.000 zal opbrengen,
naar alle waarschijnlijkheid sluitende
te maken zijn. Aldus verklaart de
Minister in zijn jongste nota. Een
geraamd tekort van haast 13 millioen
verdwijnt dus als sneeuw voor de
zon: Tart de grouper les chiffres!
Bezien wij hu de begrooting voor
1912? Allereerst treft weer, hoe de
uitgaven van den staat snel stijgen
de gewone dienst vermeldt thans
reeds 211 millioen, de gelieele dienst
222 millioen. Daartegenover worden
geraamd de ontvangsten op resp.
200 en 202 millioen, zoodat tekorten
geraamd worden van 10 millioen
op den gewonen en 20 op den
geheelen dienst. Dit op zichzelf moge
niet zoo onrustbarend zijn, aangezien
j geregeld tydig
ontvangen van
HraartÜk-
■4».«w»
1’ B IJS VAN H E T A H .X N E M E N T
Per kwartaal
Wem franco per post
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Wem franco per post
Abonnementen worden dagelykti aangent
Tiexdeweg 64, by onze Agenten, den Boel
emrt/ude.
Enkhnizen. 1
ar bij HH.:
Wndstraat.
XVeersUL
kort oogenblik.
Toen geschiedde het wonderlijke.
Deze beide menuchen, die onschuldig
en vertrouwelijk iederen morgen en
avond elkaar,de handen drukten, voel
den plotseling bij deze onverwachte
aanraking een electrischen stroom door
hunne aderen gaan, die hun een kort
oogenblik het bewustzijn deed ver
liezen. Zij keken elkaar niet aan, maar
het gezicht van den man waa ah in
vuur en vlammen en haar hart begon
onstuimig en vol medelijden te klop
pen.
Sedert dien dag vermeden zij angst
vallig elkaar de hand te reikjen.
HOOFDSTUK IV.
6)
De jonge vrouw liet een geldstuk
glijden in. de vereelte hand van het
oudje en zeide
„Dank, moedertje, voor uwe waar
schuwing, paaar ik geloof niet aan
uwe voorspelling.”
Zij zag w erner aan en. mompelde
„Het leed komt toch, mijn kind,
het komt en, verschoont niemand. God
behoede echter uwen goeden man.”
Toen ging zij verder.
„Werkelijk, die arme, oude vrouw,
leest de goedheid op uw gelaat, Wer
ner,” zeide zij schertsend en bloosde
een beetje. „Kunt ge dan ook ver-
wonderd zijn dat ik u dadelijks blin
delings vertrouwde?”
„Werp die bloemen weg, Lona, ik
mag ze niet meer in uwe handen zien,”
zeide hij in plaats van haar te ant
woorden.
„Zijt gij, verlichte, geleerde man
L van onzen tyd, in staat aan zulken
iverseelvoer)
13 en kilo
De laatste jaren wordt er geen
„millioenrede” meer gehouden. Gok
al om tijd uit te sparen. De Minister
van Financiën dient nu in de eerste
vergadering van de Tweede Kamer
van een nieuw zittingjaar de Staats-
begrooting in (een decimeter hoog
aan paperassen!) en voegt daarbij,
in plaats van de vroegere rede, een
millioenenn o t a. De Kamer verliest
daarbij niet veel; zoo’n rede over
niets dan cijfers is toch niet te volgen
en eisch was dus ook vroeger om
haar naderhand gedrukt te bestu-
deeren.
In de millioenennota nu wordt een
overzicht gegeven van de iinanciëele
resultaten van de laatste jaren en
een van het vermoedelijke resultaat
van het nieuwe jaar, waarover de
begrooting loopt. Nu is natuurlijk
iedere begrooting altijd ietsjbetrekké-
lijks. De Staat zet niet, als een
particulier „de tering naajpfe nering”;
doet eer omgekeerd en bovendien is
ieder Mirpdter van Financiën (beter
^/gezegd misschien het Departement
van Financiën) geneigd de zaak wat
zwart voor te stellen. Dit heeft
vóór, dat het tot zuinigheid aanzet
en dat het altijd per slot van rekening
meevalt
Men neme daarom begrooting»-
cijfers nooit al te letterlijk op. Een
geraamd tekort van een millioen of
10 behoeft ons niet te verschrikken.
De ervaring leert immers, dat zulk
een tekort zeer wel kan verdwijnen
en zelfs in een voordeelig slot kan
veranderen. Een voorbeeld: Voor
het dienstjaar 1910 was geraamd
onzin te gelooven?”
„Niet voor’mij zelf, maar hoor ik
dat in betrekking tot een andere
persoon, voor wie ik oprechte vriend
schap gevoel, dan gevoel ik mij ver
plicht den tegenstand daarvoor te
breken. Werp de bloemen weg!”
Zij lachte en hield de bloemen des
te vaster.
„Schaam u, Werher, dat had ik niet
in u gezocht.”
„Is het bespotting waard, wanneer
men iemand voor leed bewaren wil
„Maar wie zegt u dat deze onschul
dige bloesems het leed aantrekken als
het staal den bliksem
„Dat niet, 'gij zoudt mij slechts een
genoegen doen, als gij ze liet vallen.”
„Goed, dan vallen zij als een offer
van vriendschap. Arme bloesems.”
Zij stonden op een klein houten
bruggetje, dat over een smalle maar
prachtige beek voerde. Lona wierp de
blóemen, een voor een in het water.’
Wqrner stond naast haar en zag haar
zwijgend aan.
De maan ging op en wierp haar
zilver licht op het water aan hunne
voeten. Plotseling ontgleden al de
overige bloemen aan Lena's handen.
Zij greep haastig daarnaar en instinct
matig volgde Werner haar voorbeeld.
Hunne handen raakten elkander een
zacht antwoordde on bemerkte twee
kristalheldere droppels die aan haar
donkere wimpers hingen.
„Lona” riep hij uit. „Lona gij woont
Weent gij om my?”
Zy keek op en hunne blikken ont- 1
moetten elkaar. Haar tranen werden
overvloediger en rolden langs haar
wangen. Haar aanblik benam hem allo
vorstand, alle overleg.
Hij breidde zijn armen uit en voor
*hy dat zelf wist lag zij aan zyn borst.
Werner, ik heb je lief.”
liet wm hem alsof (luizende lichtjes
voor zijn oogon dansten, hij had hot
gevoel alsof hij nooit moor regelmatig
zou kunnen donken. Van hahr lippen
kwamen gloeiend» woorden die zijn
gebeurt, Lona, egeheol» wezen doden trillen. Hij kuste
de hand met de haar mond, haar oogon on, hot waa
-iz. -hem ,]j0 Jjppan faven
moest inademen.
Warner Helmbreoht had nooit oen
vrouw lief gehad, en ook niet dat
gevoel gekend 'dat men gewoonlgk
liefde noemt De warmste gevoelen,
van zijn hart waren voor zijn' broer
ey nog een ander 'onbeduidend wezentje
dat do aarde voor hem droeg. Maar
toch had hij nog nooit bemind.
(Wondt vervolgd.;
leer ik do vrouw in al haar schoonheid
kennen."
Vorder gingen zijn gedachten niet,
want hij zelf hield die tegen om daar
door geen wenach te gaan koesteren,
die verdere .trekking nebben zou, hij
wist zelf wel waarom.
Maar iederen dag die ten einde1
spoedde, braclit het oogenblik nader
dat zij van elkander moesten scheiden.
Toen zij op een warmen namiddag
in de schaduw van oenigo groote hoo
rnen zaten, zeide Lona, zonder hem
aan te zien
„Hoe lang zal het nog duren, oer
het klokje van scheiden voor ons lui
den zal?"
„Misschien eerder dan w(j denken,”
antwoord» hy ernstig.
„Maar wanneer dat
dan geven wy elkaar
belofte, dat wy elkaar niét vergeten
zullen. Nooit. En wanneer wij droevige,
eenzame uren moeten doorbrengen,
dan zullen wy aan elkaar denken."
„Ik heb vele droeve, eenzame uren
te wachten, en u weet wel dat er geen
grooter leed is dan zich in smart betere
tijden te herinneren.”
„En de uren met mij doorgebraobt
rekent go tot de aangenamer’
„Ja.
Hij zag haar aan toen zij hem zoo
de middelen flink vloeien en nieuwe
belastingvoorstellen ter tafel liggen,
wij scharen ons toch bij die behoed-
zamen, die op groote omzichtigheid
aandringen. En mofje het advies van
nu wijlen mr. de Marez Oyens over
dreven schijnen om de Regeering
tot inperking te dwingen door ver
werping van welke verhooging zij
ook voorstelt vóór het evenwicht
hersteld is, wij gelooven toch ook,
dat grooter zuinigheid geboden is.
Er wordt door de rjjksadininistratie
te royaal geleefdhet denkbeeld dat
de belastingschroef maar naar be
lieven kan worden aangedraaid leidt
tot allerlei uitgaven, die natuurlijk
wel te verdedigen zijn, maar die o.i.
evengoed nogrenigen tijd verschoven
konden worden. Een steeds stijgend
befastingcijfer is, vooral in tijden van
duurte, zeker niet zonder bedenking.
En daarbij komt nog, dat deze
Minister van „belasting naar draag
kracht" al heel weinig weten wil.
Dit maakt zijn flnancieóle politiek
dubbel erg. Op het weifelende, lang
zame in zijn optreden wezen wij
reeds vroeger de tsfj: lijke opcenten
op het tarief zullen, indien het nog
noodig ware, het bewijs blijven, dat
de heer Kolkman, hoe aardig causeur
en handig man ook, niet de aan
gewezen figuur is om in zoo moeilijke
tijden 's lands schatkist te beheeren.
Deze Excellentie blijft voor ons
een der zwakke planken in het
Kabinet, al moge hij uit politiek
oogpunt ook volkomen „wagenschot”
zijn. Drie jaar had hij noodig om
zijn ontwerp-inkomstenbelasting in te
dienen, een zaak die door zijn voor
ganger, minister de Meester, geheel
was voorbereid. En het voorstel,
waarmee Kolkman nu kwam en waar
op hij rekent bij zijn toekomstbe-
cijferingen, zal zeker lieel wat oppo
sitie vinden. Wij gaan hierop nu niet
in, stippen 't slechts aan. Dan ont-
te
.ƒ0.66
n 0-66
’WIJN. 1.20
'WIJN1.20
IDE
- 1-60
Hunne houding tegenover elkaar
had geen bijzondere verandering onder
gaan alleen trachtten zij hunne ge
dachten tegenover elkaar verborgen
te houden.
Maar wanneer zij alleen in haar
kamer zat, dan zag zij altijd zijn beeld
voor oogen en met een diepen zuoht
herhaalde zij dikwijls:
„Zoo’n man 1 Ja, zoo’n man Hoe
gelukkig moet zij zijn, die hem be
lang inboezemt 1"
Eu hij dacht:
„Dat ia eerst een vrouw 1 In haar
ur. Soc. „Ons
den Lee Hela-
(iOUIISCIIE COURANT.
PRUS DER ADVERTENTlt'N: -
f 1 25 Van 1—5 gewone regels met bewijsnummer f 0.55
150 Elke regel meer .040.
1.50 Bp drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen tty'ee berekend.
t .90 Dienstaanbiedingen per plaatsing van t—5 regels fO 35 bij vooruit
komen aan ons BureauLange betaling, elke regel meer 6 ets Hedaines I 0 25 per regel.
.zAhandel en de Postkantoren Groote letters en randen naar plaatsruimte
run Arman zorg.
nar. Vergade-
giakeUen -Ver-
vau de nieuwe Inkomstenbelasting.
Maar erger is, dat de verhooging
van den drankaccijns nu weer onder
de gewone middelen zal terecht
komen. Wat deze accijns méér zou
opbrengen dan 28.200.000 het
is nóg welletjeszuu in een fonds
gestort worden, het zoogenaamde
„Fonds voor de suppletoire opbren-
sten van den accijns op binnen- en
buitenlandsch gedistilleerd”, hetwelk
dienen moest ter verlaging van
Hen snikeraecijns. Dit is^uitdrukkelijk
toegezegd en de Regeering heeft zich
hieraan te houden.
Blijkt het, dat de Regeering ge-
makkelyk over deze belofte heen
stapt, dan dient de Kamer hier een
halt toe te roepen. De volksver
tegenwoordiging is dit aan het volk,
dat zij representeert, verplicht. Ge
schiedt zulks thans niet, dan kan
men wel voorgoed een streep halen
door de belofte, die do Kamer „ge
paaid" heeft om den drankaccfjns te
verhoogen En dat een verlaging
van den suikeraccijns in een tijd van
dure levensmiddelen dubbel ge-
wenscht is afgescheiden nog van
alle begrip van eerlijkheid behoeft
wel geen betoog.
Zoo is de totaal-indruk van de
laatste millioenennota weer geen ver
heffende. Zij toont wederom^ aan,
hoe machteloos de financiei'le politiek
is van deze Regeering, die de lasten
niet durft leggen daar, waar zij
het best gedragen kunnen worden
en wier financieel beleid daardoor
behalve een gevaarlijke sprong in
het duister, een spot is met ieder
Chris te I ijk beginsel.
Dat vele goedgeloovigen dit in
1913 zoo niet reeds eerder
zullen inzien, staat voor ons vast.
Een dergelijke „durf" moet zich
wrekenl