SEL
:ts,
JAPPEN
zr
51e Jaargang.
No. 11934.
Een liberaal voorstel.
1
Svuïtexxlaxxd..
t
HET OFFER.
*ken.
S JONG,
haven 31.
risiaM
lerk
eevocdera.
Gouda.
Heeren
and el.
WARENHUIS, Spuislr. Den Haag.
W Alle I.uie en lluisli. Artikelen
mans goed of eenig ander vergrijp
pleegde waarop gevangenisstraf staat,
moet de cel in. Hij heeft een mis
drijf gepleegd, hij moet „gestraft”
worden, het is de harde methode,
die geen verschil wil kennen tus-
schen den eenen en den anderen
misdadiger en die met het belang
van de maatschappij weinig, met
dat van het ihdividu liefst heelemaal
niet rekent. Aanhangers van deze
methode, tevens felle voorstanders
van de doodstraf, vragen zich niet
at, of de celstraf wel altijd goed
zal werken, of soms verkeerd, voor
hen zijn er voor den rechter slechts
loketten met opschriften als een
week, twee weken, een maand, twee
maanden enz. en naarmate den ernst
van het vergrijp heeft de rechter
te grijpen: zooveel dagen, weken
of maanden! Het medicijn is voor
allen gelijk, alleen de dosis verschilt.
4
FEU1LLETON.
AU’S
!TE.
IN HEM.
Telefoon Interc. 82.
Zaterdag 3 Augustus 1913.
XTï.eu.’wrs- eaa. .A.cLverteaa.tie'blei-êL voor G-ou-êLa, en Ozxxs'treUsezx.
Verschijnt dagelijks behalve Zpn- en Feestdagen.
Telefoon Interc. 82. Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON.
i
DIEST.
ifleveriny.
k
i)
EERSTE HOOFDSTUK.
(Wordt vervolgd.)
w.n Zn.. Goud»
j soorten
verseelvoer)
13 en */i küo
endermeel
voederkosten
40 en 5 kilo
Kanaries
3, en ‘/i liter
IDANTZIG,
HOOGEN.
i. v. ABS-
T IN
li feiten.
'ermethode.
jederfabrlek
[BIA
Enkhuizen.
aar bij HH.:
Wüdstraat.
D, Veers tal.
verdieping, juist onder het atelier,
woont de fotograaf.
Sedert twee jaar is Emil Liebreich
weduwnaar. Hij leeft rustig met zijn
achttienjarige dochter, die het huis
houden bestuurt, en met een bejaarden
neef. Hans Assel, die hem bij den
arbeid helpt en de portretten retou
cheert. De bezoekers kunnen met een
lift in het fotografisch atelier komen,
maar Liebreich kan er ook langs een
trap komen van uit zyn woning op
de derde verdieping.
Het was een donkere dag tegen het
einde van Februarisneeuwvlokken
dwarrelden door de lucht, en in het
Werkkamertje van Hans Assel was
het nog vrij duister, al wees de klok
elf uur in den morgen.
De retoucheur, een klein misvormd
man, met bleek lijdend gelaat en
goedige oogen, zat in zijn stoel en
steunde zijn rug tegen de hooge rug
leuning. Vóór hem stond een groote,
stevige werktafel, bedekt met gereed
schappen, stukken metaal en onder-
deelen van machines. Verdrietig schoof
hij de portretten weg, die hij met
het penseel moest bijwerken, en trok
een dik versleten boek over machine
bouw naar zich toe.
Hans Assel was de zoon van een
goudsmid, bij zijn ouderen broeder
had hij de goudsmeedkunst geleerd.
De broeder had Vaders „zaak” over
genomen, doch Hans Assel had weinig
lust in zijn vak. Reeds langen tyd
was hij zijn neef Emil Liebreich bij
de fotograne behulpzaam. Hier werd
hij niet gedwongen tot gestadigen
arbeid, en zoo kon hij bezig zijn naar
eigen verkiezing. Vriend Emil had
namelijk even weinig lust tot werken
als zijn neef Assol. Sedert dc ijverig
werkzame vrouw, Dorette Liebreich,
dood was, luierden de beide mannen
ongestoord, en besteedden zorgeloos
hun tijd aan hun liefhebberijen.
Een andere oorzaak, waardoor Assel
hier sedert bijna twaalf jaar werd
vastgehouden, was zijn vaderlijke toe
genegenheid tot het eenige kind van
zijn neef. Onder zijn oogen was Marie
opgegroeid en zij was de vreugde van
zijn armzalig leven geworden. Haar
frisch voorkomen, haar vroolijkheid,
haar drukke beweeglijkheid werkten
aangenaam op zijn stillen aard. Zijn
eigen leven werd schooner door mede
te leven in het leven van dit bloeiende
jonge meisje.
Daar werd aangeklopi, doch Assel
hoordé het nauwelijks. Hij keek pas
om, toen de deur achter hem geopend
werd, en riep verwonderd„Hé, mijn
heer Goldammerl”
minister Regout schrijft dat in
deze van strijd hetzij met de chris
telijke levensbeschouwing, hetzij met
strafrechtelijke beginselen geen sprake
is, wagen wij te betwijfelen.* En z 1
Zijne Excellentie vindt ’t trouwens I
blijkbaar zelf noodig het punt aan
te stippen. Wel meent hij zich te
kunnen onthouden van ,,een diep
gaand betoog nopens toelaatbaarheid
uit beginseloogpunt van het nieuw
voorgestelde rechtsinstituut”, maar
Regout kent zijn klantenhij
verklaart zich toch „bij voorbaat en
gaarne bereid, mogelijke bedenkin
gen, welke op dit stuk bij de leden
der Staten-Generaal mochten blijken
te bestaan, in de. Memorie van Ant
woord of anderszins met alle ge-
wenschte uitvoerigheid te behande
len.”
En waar de Minister o. a. prof.
Aschaffenburg citeert „Die bedingte
Verurteiling geht von dem Gedanken
aus, dass es nicht immer ein Zeichen
verbrecherischer Gesinning ist, wenn
ein Mensch dem Strafrichter ver
feilt”, daar zal menig coalitie-broeder
zich toch afvragen, in welk raar
(coalitie-)gezelschap hij toch verzeild
is geraakt.
Hetgeen niet wegneemt, dat wij
ons verheugen over zulk een voorstel,
waaruit slechts blijkt, dat ook een
„man van Rechts” er niet komt,
zonder de veelgesmade Rede te gé
bruiken.
Tout comrne chez nous
wordt, het instituut slechts geldt in
geval van een uitgesproken gevan
genisstraf of (niet-vervangende) hech
tenis welke den duur van 6
maanden niet te bovengaat.
Men behoeft dus niet bang te zijn,
dat gevaarlijke misdadigers zullen
blijven rondloopen. Wie tot meer
dan 6 maanden veroordeeld is, gaat
onherroepelijk de cel in. Voor hem
blijft alleen de mogelijkheid om,
wanneer hij van zijn gevange
nisstraf uitgezeten heeft (ten minste
9 maanden), voorwaardelijk te wor
den in vrijheid gesteld, in welk ge
val ook weer een proeftijd intreedt
(minstens een jaar), ook al weer
een bij uitstek practische maatregel,
omdat goed gedrag in de gevange
nis niet altijd waarborgt, dat het
goed zal blijven gaan, wanneer de
vrijheid herkregen is; dikwijls gè-
draagt de ingeslotene zich uitsluitend
zoo braaf, om vermindering van
straf te krijgen. Dit spelletje is nu
uit. De voorwaardelijk in -vrijheid
gestelde zal er nu belang bij krijgen
mee te werken aan reclasseerings-
pogingen,wat de reclasseering in
’t algemeen ten goede zal komen.
Immers een patroon zal nu met meer
vertrouwen zoo’n voorwaarde
lijk ontslagen gevangene in dienst
kunnen nemen.
Wij zullen ons vanzelf niet in de
details van het ontwerp Verdiepen.
Hierop kan hier en daar wat aan
te merken zijn, schoon de lezing van
ontwerp en memorie van toelichting
ons den indruk gaf, dat er veel zorg
aan deze wetsvoordracht is besteed.
Onze bedoeling was slechts onze
instemming uit te spreken met dit
uitnemende voorstel, dat er niet een
is om zeker soort kiezers te bevre
digen, maar dat, gebaseerd op de
ervaring in tal van landen, een uit
stekende werking zal hebben en ve
len, die anders maatschappelijk zou
den verongelukken, een kans geeft
om zich in moeilijke tijden staande
te houden.
Of het echter juist is zooals
Tegenover deze opvattingen heeft
zich een andere methode baan ge
broken. Men is meer en meer gaan
inzien, dat terwijl, ja juist omdat
de maatschappij beveiligd dient te
worden tegen misdrijf, de overheid
bij ieder geval te letten heeft niet
alleen op den aard van het misdrijf,
maar ook op de omstandigheden,
waaronder het werd gepleegd, waarbij
de persoon van den misdadiger een
belangrijke factor is.
Wanneer men nu weet, dat wie
eenmaal „gezeten” heeft, zoo licht
opnieuw tot misdrijf vervalt, wijl hij
over de schande heen is en moeilijk
weer werk vinden kan, wanneer de
ervaring leert, dat wie, vaak om een
gering delict, met de gevangenis
kennis maakte, dikwijls daardoor
een werkelijk misdadiger wordt, dan
moet men toejuichen iedere poging
om den eersten gang naar de cel
zoo lang mogelijk uit te stellen, zoo
lang het maar even kan met ’t oog
op de maatschappelijke veiligheid.
Nu kan. men bij eerste vergrijpen
en Woningtoe-
intandMonumane
de zaak laten looppn, wanneer zij
niet ernstig is of de rechtbank kan
een zeer lage straf opleggen, maar
daartegenover staat dan weer het
gevaar, dat de betrokkene den in
druk krijgt, dat wat hij deed zoo
erg niet was, waardoor hij juist licht
tot recidive vervallen zal precies
wat men voorkomen wil. De straf,
wordt zij eenmaal uitgesproken, moet
daarom afschrikwekkend blijven. Dat
staat op den voorgrond en dan dunkt
het ons zoo goed gezien om bij daar
voor in aanmerking komende geval
len tegen den overtreder te zeggen
wéét watge doet, ge zijt veroor
deeld (bijv, tot 3 maanden), maar
ge behoeft nog niet naar de gevan
genis; of de celdeur ooit achter u
dicht zal gaan hangt van u zelf af.
Ge hebt ’t dus in uw hand, buiten
het huis van schande te blijven.
Pas dus op, gedraag u behoorlijk,
verval niet iveer tot misdrijf, want
het zwaard, dat u boven ’t hoofd
hangt, valt dan neer. En dit zwaard
blijft twee tot drie jaar toe dreigen
Wat dunkt u Zal niet menigeen
een dienstbode, .die wat weg
nam, een man die, légèreme.nt ému,
een agent beleedigde of een klap
gaf, kortom wie, zonder daarom
verstokt booswicht te zijn, in oogen-
blik van zwakte zich vergreep
door 'zulk een voorwaardelijke op
schorting van zijn straf in de rails
blijven, wetende wat hem anders
nog boven het hoofd hangt? Zal
niet zoo’n man dubbel oppassen zich
weer zoodanig te bedrinken,' dat hij
er later berouw van zal hebben en
bereikt men daarmee niet, dat 'die
man zijn werk behoudt (wat hij
anders vermoedelijk zou hebben ver
loren) en dat zijn gezin bewaard
blijft voor bittere ellende (door be
trekkelijk zoo geringe oorzaak).
Daarbij vergete, men niet, dat er
geen gevaar voor de openbare orde
uit kan voortvloeien, omdat behalve
dat bij recidive of, algemeener, bij
niet-voldoen aan de gestelde voor
waarden, de straf alsnog voltrokken
rjj geregeld tjjdig
m ontvangen van
rten, verm.kelijV-
M dan in ohm
Het wetsontwerp, bij Koninklijke
Boodschap van 24 .Juli jl. bij de
Tweede Kamer ingediend, doet wel
dadig aan in een tijd, waarin het
wel eens den indruk geeft, alsof
alle gezond verstand wijken moet
voor de partijpolitiek der kerkelijke
meerderheid. Men denke slechts
even aan het rapport van de Staats
commissie voor Grondwetsherziening
met haar voorstellen inzake onderwijs
en kerksubsidies en nog zooveel
meer, aan de Tariefvoorstellen, aan
de manier, waarop de tegenwoor
dige meerderheid en haar Regeering
de sociale wetgeving in discrediet
brengen. In zulk een periode, waarin
de belangrijkste voorstellen van wet
lijnrecht indruischen tegen het libe
rale beginsel, waarop heel onze
Staatsinrichting gebaseerd is, in
zulke omstandigheden is het een
vroolijk oogenblik, wanneer er onder
clericale signatuur een wetsvoorstel
inkomt, dat een liberale geest ademt
en zelfs ingaat tegen wat men gaarne
als specifiek „Christelijk” geliefde
voor te stellen.
Het door ons bedoelde ontwerp
beweegt zich op het gebied van het
strafrecht en brengt nadere voozie-
ning voor de voorwaardelijke straf
opschorting, de betaling van geld
boeten en de voorwaardelijke invrij
heidstelling.
Strekking van de voorgestelde
bepalingen is: invoering van „voor
waardelijke opschorting van straf”,
bevordering der betaling van geld
boeten en uitbreiding van het insti
tuut der voorwaardelijke invrijheid
stelling, alles .middelen om de
opsluiting in gevangenissen tot een
ininimum te beperken, nl. tot die
gevallen, waarin de eenzame opslui
ting noodig is in het belang der
samenleving.
Hier staan tweeërlei opvatting
tegenover elkaar. Men kan en
dit is uiterst eenvoudig zeggen:
wie zijn vingers uitstak naar ander-
In de Leipzigerstraat te Berlijn
woont de kapper Anatole Goldammer.
Bij 'den doop heeft hij eigenlijk den
naam Anton gekregen, maar hij laat
zich liever Anatole noemen.
Zijn „zaak” bloeit hij heeft een
paar groote spiegelruiten waarachter
geurige zeep, reukwateren, doozen,
flacons, haarrollen en reclameplaten
sierlijk uitgestald zijn om koopers te
lokken.
Het geheele huis behoort in vrnen
en onbezwaarden eigendom aan den
ijverigen Anatole. Naast de eene groote
spiegelruit is de huisdeur, en terzijde
daarvan hangt een kleine uitstalkast
van een fotograaf. Op het dak is een
gedeelte met glas afgedekt ten behoeve
van het fotografisch atelier en hoog
boven het uithangbord van den haar-
kunstenaar prijkt in reuzenletters het
opschrift ,?Emil Liebreich, fotograaf”.
In de uitstalkast naast de huisdeur
zijn verschillende portretten te zien
in het midden hangt een cabinetpor-
tret, dat de aandacht trekt van me-
nigen voorbijganger. Het stelt een zeer
schoone jonge dame voor, met oen
lichtkleurige, hooggesloten japon, een
ronden stroohoed op het hoofd en een
ruiker in de hand.
Nu en dan treedl wel eens een heer
den kapperswinkel binnen, koopt een
kleinigheid en vraagt dan, wie de
èchoone jonge dame is, wier portret
in de uitstalkast hangt. Wordt de heer
bij zijn inkoopen geholpen door een
slanken jonkman, den zeventien jarigen
zoon van den kapper, dan is het be
paald aardig om te zien, welke uit
werking die vraag naar de schoone
jonge dame op den kapperszoon heeft.
Florian bloost dan van blijdschap en
strijkt zijn blonde lokken naar achteren
slaat de lichtblauwe oogen naar boven
en fluistert„Dat is de eenige dochter
van den fotograaf; zij heet Marie
TliebreichMaar het portret is een
jaar geleden gemaakt, tegenwoordig
is ze nog veel mooier 1”
Zoodoende krijgt menigeen lust om
bij den heer Liebreich zijn portret te
laten maken, maar als hij naar boven
gaat, krijgt hij weinig van de mooie
Marie te zien, want gewoonlijk is zij
in haar keuken bezig. Op de derde
P. CREBAS,
Tolef. 40.
Japan.
Waar zich de woede van de bevol
king tegen de openstelling van het
land zoo duidelijk openbaarde, dat het
Sjogoenaat moest worden afgeschaft,
was het voor den keizer vrij moeilijk
den nieuwen toestand bij de bevolking
in te burgeren en toch, groot voor
stander van kennismaking en om
gang met de West-Eurpeesche denk
beelden, wist hij langzaam maar zeker
het volk het betere van dien toestand
te doen inzien. In de eerste plaats
bestreed hij den vreemdelingenhaat en
De binnentredende was een korte,
dikke man, tusschen de veertig en
vijftig jaar oud. In zijn optreden lag
trotschheid en toch ook zekere onder
danigheid. Hij speelde gaarne de rol
van een man uit de groote wereld,
en hij wist, wat hij waard was. Een
blonde pruik, een wonder van friseer-
kunst, gaf aan zijn opgezet gelaat een
glimp van jeugd.
„Assel, waar is je pronkjuweel toch
In de keuken en in de kamer heb ik
Marie gezocht on geroepen, maar ze
is nergens te vinden
„Ze zal uitgegaan zijn.” Hans Assel
stond op en beide mannen gingen in
de helder verlichte gang.
Op dat zelfde oogenblik hoorde men
het knakkende geluid van de lift, het
deurtje ging open en een mooi, slank
meisje sprong er uit. Haar geheele
voorkomen getuigde van eenvoud en
landelijke frischheid. Op haar golvend
haar lagen nog een paar sneeuwvlok
ken, die spoedig verdwenen, toen zij
met do hand heur haar glad streek.
Zonder hoed of mantel was zij in de
buurt eenige inkoopen gaan doen voor
de keuken.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummer f 0.55
Elke regel meer0.10
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bij vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f 0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
GOIDSCHECÖURANT.
P R IJ S VAN "BÊtTaBO NNËMËNtT
Per kwartaal f 1.25
Idem franco per post 1-50
Met Geïllustreerd Zondagsblad „1.50
Idem franco per post1 90
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Langf.
Tibndeweg 64, by onze Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren