LAZEN,
E. Alter
nacht 269A
AG,
E WAAR-
m
eskleeding.
if gedeelten
De nota-Oppenheim.
HET OFFER.
No. 11946.
Zaterdag 17 Augustus 1913.
IAKSKERI
IDE-
FEUILLETON.
Eerste Blad.
Janskerk, der
Leningen ent.
tptisdK
irkinq:
17 uuc
[BANK,
IDA.
E.ALTER
Telefoon Interc. 82.
51e Jaargang.
en voor Gro-cud.su ezx Oïxxstrelcezx.
Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen.
Teleftftm Interc. 82. Uitgevers A. BRINKMAN EN Z00<
SvLitenla,rx<a..
WARENHUIS, Spuistr. Den Haag.
Alle Luie en Hnisli. Artikelen
4
i
Ie stad aan huis
,n Zn., Gouda.
UELLE
4 WATER
ENT.
[gevers, Gd
beroemde
rkglazen
Dit Nummer bestaat uit twee
<dladen.
CHT DER
1BETH,
mtraiM
laak!
OP REKENING
3GAAF VERGOED
15 CT.
te liggen bij de rechtstreeks gekozen
vertegenwoordiging des volks. Als
wijlen Willem III werd geprezen
door mannen van groot gezag
als een bij uitnemendheid constitu
tioneel vorst, had dit geen andere
strekking, dan te betuigen, dat deze
vorst zelfs de feitelijke ontwikkeling
van ons grondwettelijk recht practisch
erkend en aanvaard had.”
Omtrent de voorstellen, die de
Grondwetscommissie doet, zegt de
„N. R. Ct”:
„Op den weg van de staatscom
missie, die menig voorstel doet, om
de grondwet aan gevestigde practijk
aan te passen, had het gelegen, nu
ook hier wanneer zij twijfel mo
gelijk achtte datzelfde werk te
doen. In stee daarvan komt zij met
tweeërlei voorstel tot wijziging, dat
niet anders verklaarbaar is, dan uit
het verlangen, tegen de bestaande
machtsverhoudingen in, een niet op
de feiten gegrondvest koningschap
in onze grondwet te introduceeren.
Tweeërlei voorstel, want ook het
plan, om in het grondwettelijk wets-
formulier de woorden „bij de gratie
Gods” (Koning) in te voegen, komt
uit dien anderen gedaehtenkring
voort. Het is de formule, waarmee
vrij algemeen het monarchisch prin
ciep wordt onder woorden gebracht,
zij het dan ook dat de staatscom
missie, blijkens haar toelichting, het
zelve over de beteekenis van deze
wijziging niet eens geweest.
„Alles theorie” zult gij zeggen;
„maar wat zal er practich veranderen,
indien het voorstel van de staats
commissie wordt overghnomen in onze
grondwet? Waarom zouden wij er
ons warm over maken?”
De vraag heeft reden van bestaan,
en treft het vraagstuk in de kern.
Indien inderdaad waar is, dat het
antwoord op de vraag, welk regeer-
stelsel in ons land zal bestaan, meer
dan door op papier geschreven theorie,
wordt beheerscht door de feiten, door
de machtsverhoudingen, die in de
van Beeldende
er, Architect en
>an Bouwkunde
j geregeld tijdig
l ontvangen
en, vennakelijk-
j dan in onae
k Orgelconcert
i. H. B. Spaan-
joed.
ten ADR BS.
3ht 269‘,
AG.
Bij onzen constitutioneelen regee-
ringsvorm ligt het overwicht bij de
volksvertegenwoordiging. De kracht
van regeering, zooals zij zich uit in
wetgeving en bestuur, vindt haar
oorsprong in het volk. In de volks
vertegenwoordiging is tot stand ge
komen de democratie.
In een land als Duitschland is het
overheerschend element ten aanzien
van wetgeving en bestuur bij den
monarch blijven liggen. Daar is het
de vorst, die bij middel van zijn
a'mbtelijk ministerie de regeering
beheerscht, daarbij, krachtens de
constitutie, min of meer gebonden
aan de goedkeuring van het parle
ment, maar dit dan als inbreuk op
zijn over alles en allen heengaande
macht. Dit is het zoogenaamde mo
narchale stelsel, het stelsel van de
getemperde monarchie.
In bovenstaande definities teekent
de „N. R. Ct." op uitnemende wijze
het verschil tusschen het stelsel in
ons land en dat onzer oostelijke
naburen.
De grondwetscommissie, die zoo
menige kwestie onbetwist laat en
adviezen geeft, die geen adviezen
zijn, ontwerpt een wijziging in de
grondwet, die noodwendig een nota
van prof. Oppenheim moest uitlokken.
Want de warmste voorvechter van
het democratische stelsel, dat men
zou kunnen aanduiden als de zelf-
regeering in den Staat, is steeds
prof. Oppenheim geweest.
De „N. R. Ct.” geeft een historisch
overzicht en zegt:
„Men kan er over twisten, of bij
de ontwerpers van onze grondwetten
van 1814 en 1815 het verschil
tusschen de beide systemen voor
oogen gestaan heeft. Maar dit is
wel zeker, dat, zij het dan misschien
1B)
De fotograaf zag zijn dochter vra
gend aan. Wie zouden zij kunnen
noodigen? Zij bezaten geen bloedver
wanten en bekenden. „Ik weet er
geen stotterde hij. „Mijn vrouw
was geen Berlijnsche en ik ik heb
sjechts de beide neven Assel.”
„Dat iX fameus, de dikke Philip
Ik heb nóg met hem ter school ge
gaan. Wij zullen hem eens toonen, dat
wij het ook tot iets in de wereld ge
bracht hebben Noodig hem dan met
zijn vrouw uit, dan zijn wg met ons
tjenen, juist een mooi groepje!”
Nadat dit vrijwel door Goldammer
eenzijdig was besloten, verklaarde hij
„Waarom zullen wij met de bruiloft
lang wachten? Men wordt er niet
jonger door. Ik ben gereed. Alles kan
spoedig er voor aangeschaft worden.
De papieren zijn binnen vier of zes
weken in orde gebracht. In April
trouwen we dusI
Marie schrok en wilde tegenwerpin
gen maken, doch hg tikte haar op de
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummer f 0.55
Elke regel meer«0.10
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 1—5 regels f0 35 bij vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f 0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
van de beide takken der wetge
vende macht.
Nu wil de staatscommissie, inplaats
van het door ons genoemde voor
schrift, in de grondwet gaan lezen
in een artikel, Waarin „die ge-
sammte Staatsgewalt” van den vorst
wordt onder woorden gebracht
De koning „oefent de wetgevende
macht uit in gemeen overleg met de
staten-generaal” waar-volgens de
wetgever dus niet langer zijn zal
koning en staten-generaal samen,
doch uitsluitend de koning, zij het
dat hij tot overleg met de staten-
generaal zal zijn gehouden. De staats
commissie teekent bij haar artikel
aan, dat dit „in meer juiste termen”
het tegenwoordig geldende recht
weergeeft, Met uw permissie, het
nieuwe artikel spreekt niet in „meer
juiste” termen, doch in geheel andere
termen, termen, die. van een geheel
ander grondbeginsel uitgaan, en iets
geheel anders tot uittjrukking bren
gen.
Intusschen, wij dringen op dit alles
niet nader aan. Mocht het zijn, dat
het artikel van dn^taatseommissie
inderdaad hetzelfde weergeeft' als
thans in de grondwet te lezen staat
dan ware voor wie de kraeht der
feiten niet ongevoeiig is, duidelijk,
dat het voorschriftin anderen
geest behoort te worden herzien.
Immers, M ware het, dat in de grond
wet van 1815 het monarchistisch
beginsel door wie scherp naspettrt
I gevonden kon worden, niemand zal
ontkennen, dat dan de ontwikkeling
van ons staatsrecht, met. name na
de herziening van 1848, in andere,
richting gegaan is dat, wie aan de
practijk van onze staatsinstellingen
hebben deel gehad, voor het ver
scholen grondwettig voorschrift zijn
blind geweest, en dat de macht der
feiten onze grondwet dan over het
hoofd gegroeid is. Wat wij thans
hebben, is de democratie, het systeem,
waarbij het overwicht in de leiding
van wetgeving en bestuur is komen
lemaal geen verstand van de zaak.
Zij is slechts een speelpopje, dat ik
mij nu eens gunnen wil. De huishou
ding zal zij van u overnemen. Daar
had u nooit veel schik in.”
„Ik geloof toch, dat ik mjjn plicht
gedaan heb
„Wel zeker wel zeker 1”
Hij klopte haar op den schouder en
liefkoosde haar hand. „Wanneer ik
het u gemakkelijker wil maken, moet
u me zoo niet behandelen.”
„Waart gij over mij tevreden, waar
om maakt ge dan verandering in den
toestand
„Elk mensch heeft zoo zijn zwak
heden. Daarom moet u me niet in den
steek laten. Ik kan u niet missen.”
Deze verklaring deed haar goed.
Zij bedacht, dat zij hier toch een goede
betrekking had, en met Marie zou zij
het*wel kunnen vinden. Zij bedaarde
weer. Zij beloofde, dat zij er nog eens
over denken zou.
Toen men des avonds aan dePool-
sche karpers smulde en Goldammer,
nadat hij op de gezondheid van zijn
bruid had gedronken, in een geest
driftige stemming hare hand greep en
aan zijn lippen bracht, zag Jeanne
den haar bekenden ring aan den vin
ger van het meisje.
„Gjj hebt spoedig van het aanden-
GIHRStlIE COURANT.
PRIJS VAN HET ABONNEMENT:
Per kwartaalf 1.25 H
Idem franco per post,150 Bd
Met Geïllustreerd Zondagsblad„1.50 IB
Idem franco per post1.90 W
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauLange X
Taenweweg 64, bij onze Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren
kwam, stak Florian zijn blonden krul-
lekop om het .hoekje van de deur en
sprong juichend naar haar toe„O,
ik weet het, ik weet het. Uw trouwt
met papaMijn lieve kleine Mam^,
krijgt uw kind niet een zoentje
Hij omhelsde Marie, die slechts wei
nig grooter was dan hij, en zag haar
smeekend aan.
Zij kuste hem op het voorhoofd.
„Wees verstandig Flori, en laten wij
goede vrienden blijven
Beneden aangekomen, riep Goldam
mer juffrouw Duvernier in zgn kan
toortje en deelde haar in uitgekozen
woorden zijn verloving mede. „Ik hoop,
dat ge mijn jonge lieve Marie, die u
geen onbekende is, uw vriendschap
wilt schenken en dat ge tracht op goe
den voet met haar om te gaan.”
Jeanne spande al haar krachten in
om haar tranen in te houden. Hij
mocht niets bemerken van den strijd
in haar hart. Gekwetst in haar gevoel
van eigenwaarde richtte zij zich op
en antwoordde„Wanneer een jonge
vrouw u als hulp ter zijde staat, ben
ik hier overbodig. Ik vraag dus met
1 April mijn ontslag, want dan is mijn
contract afgeloopen.”
„Wat valt u in, juffrouw,” riep hij
ontsteld uit. „Mgn vrouwtje heeft hee-
De Home Rule-kwestie in Engeland.
De politieke wereld houdt vacantie,
de parlementen zgn gesloten en de
ken aan uw overleden vrouw afstand
gedaan, Mijnheer Goldammer,” merkte
zij op.
„Hoe bedoelt u dat?” stotterde hij
verward.
„Nu, ik meen, dat die ring met ge
loof, hoop en liefde aan uw overleden
vrouw behoorde. Zij heeft hem veel
gedragen, en wanneer ik mij niet ver
gis, hebt ge hem zelfs de doode van
den vinger genomen. Waarom zou zij
hem ook mee in het graf nemen, hij
was nog goed te gebruiken.”
De in verlegenheid gebrachte man
stamelde, dat zij zich vergiste. Deze
ring was nieuw, hij geleek veel op den
anderen, enz. Maar hij bracht het ge
sprek zoo spoedig mogelgk op iets
anders.
Mariö schaamde zich diep overdeu
man. Hoe weinig kon men op zijn
woord aan. De ring van de overledene
brandde haar aan de hand. Met plei-
zier had zij hem terug gegeven.
Hij praatte over mooie stoffen om
do meubelen van den salon opnieuw
te laten overtrekken. Het lang ge
bruikte geel zijden damast was ver
schoten, en ook een beetje beschadigd.
Of zij aan rood of aan blauw de voor
keur gat Blauw was haar lievelings
kleur, niet waar?”
(Wordt vervolgd.)
practijk van het staatsleven ontstaan
zijn en zich verder zullen ontwik
kelen, dan zou men zeggen
kan het ons onverschillig laten, wat
nu precies voor theorie in de grond
wet gehuldigd wordt. Maar, met uw
wehneenen, deze redeneering gaat
toch niet op. Wij zullen toch óók in
de grondwet naar waarheid behooren
te streven. En nu zou, wierd het
voorstel van de staatscommissie in
onze grondwet overgeplant, tweeërlei
mogelijk zijn. Of het bleef in onze
grondwet staan als een leugen, met
een meer parlementaire uitdrukking
gezegdhet bleef voor parade staan
in de grondwet, doch als een alles
behalve mooie, parade, wijl daarbij
eene valsche vlag zou worden ver-
toond óf er zou een streven ont
staan, 'om ook practisch de grond
wettelijke theorie te gaan huldigen,
en het overwicht in de regeering
van de staten-generaal naar de Kroon
over te brengen. Eerste gevolg hier
van, verzwakking van de ministe-
rieele verantwoordelijkheid. En op
den duur daardoor: feitelijke ver
zwakking van ons koningschap.
Het eerste: een onjuiste frase in
de grondwet te brengen, ware on
waardig, het tweede: de demo
cratie tot monarchie naar Pruisisch
model te vervormen, in hooge mate
bedenkelijk. En een derde is er niet.
Het was waarlijk niet overbodig, dat
prof. Oppenheim val de vrijheid,
aan de leden der snuutscommissie
gegeven, om hun gevoeW waar dit
van dat der meerderheid\fwijken
mocht, in een afzonderlijk \dvies
aan H. M. de Koningin kentóaar te
maken, ten aanzien van di4 belang
rijk onderdeel der conftnissoriale
voorstellen h^eft gebrijA gemaakt.
Wie tijdig vfaarschibftf waarschuwt
dubbel”.
onbewust, in 1814 een gedachte tot
uiting is gekomen, en in 1815 met
zoovele woorden in de Grondwet is
neergelegd, die alleen nu een be
ginsel, tegenovergesteld aan dat van
de meerderheid der staatscommissie,
kon voortspruiten. Wanneer wij lezen
(Proclamatie van den souvereinen
vorst van 2 December 1813), dat
Willem I ten slotte aanvaard heeft
wat Nederland hem aanbood, maar
„alleen onder waarborging eener
vrije constitutie, welke uwe vrijheid
tegen volgende mogelijke misbruiken
verzekerd”, dan spreekt daaruit al
een andere gedachte, dan welke de
staatscommissie thans in de grondwet
wenscht neer te leggen. Geheel in
overeenstemming daarmee, wordt
dan in de grondwet van 1815 ge
schreven (het voorschrift is afkomstig
van een sub-commissie uit de Hol-
landsch-Belgische commissie van ’15):
„de wetgevende macht wordt geza
menlijk door den koning en de sta
ten-generaal uitgeoefend", bepaling,
die ook thans nog in onze grondwet
wordt aangetroffen, en die, gelijk
de nota-Oppenheim terecht in het
licht stelt, koning en staten-generaal
beschorwt als twee gelijkelijk zelf
standige organen, ten aanzien van
de wetgeving tot gezamenlijk han
delen geroepen, üit het feit, dat
dit voorschrift werd ondergebracht
onder het hoofdstuk, dat handelt
over da staten-generaal, zullen wij
geen conclusie trekken, alhoewel het
toch ter beoordeeling van den ge
dachtengang der ontwerpers van onze
grondwet niet zonder beteekenis is.
Wel mag er echter op worden ge
wezen, dat de grondwet niet slechts
het beginsel van gezamenlijk han
delen op den voorgrond gesteld
heeft, doch ook in de uitwerking
van dat beginsel angstvallig ge
waakt heeft voor toekenning van
gelijke rechten en bevoegdheden
wang en zei„Juist zoo. Ieder jong
meisje doet zich een beetje beschroomd
voor, de man echter beslist. De man
is het hoofd van het gezin, hij moet
weten, wat het beste is.” Hij keek
naar de klok en stond op„Mijn tijd
is voorbij. Ik ben zakenman. Ik moet
de gravin Reichenstrom haar nieuwe
kapsel in orde brengen. Vanavond
kunt gij allen met ons eteü. Ik zal
karpers met biersaus bestellen, mijn
lievelingskost en daarbij een goed glas
wijn. Wij laten het bruidspaar leven!
Het zal u wel smaken I”
Hij kuste Marie smakkend over het
gezicht, waar hij haar kon raken en
ging weg, uitgelaten door Liebreich.
Toen de deur achter hen beiden was
gesloten, wierp het meisje zich han
denwringend op de sofa en riep„O,
Hans, lieve Oom Hans, help mij I Hoe
zal ik dit kunnen verdragen Toen
begon zij' hartverscheurend te schreien.
Hans Assel trachtte haar te troosten.
Hij sprak haar vriendelijk toe, zij moest
maar moed vatten en altijd bedenken,
dat zu trouw haar kinderplicht moest
verhullen.
„Ik moet mij wasschen,” riep zij
opspringend. „Afschuwelijk I Ik riek
geheel naar zijn pomade en olie,” en
zij ging dadelijk naar haar kamertje,
Toen zij vandaar in de keuken