33-a.lt n. 1 a n. d.. Brieven uit de Hofstad. VERGADER1\6 VAS REN GEMEENTERAAD BinnenlarLd. Gemeentelijke Arbaidsoeurs het met onze Staatsfinanciën zal loopen. Het is een vraagstuk voor de toekomst, of men het met of zonder een zoodanige belasting kan financieren. En hoe het met de Staatsfinanciën zal loopen, kun nen wij geen van allen voorspellen, de heer Treub niet. en ik niet en niemand. Wanneer de heer Schaper mij weer eens wil eiteeren, dan hoop ^jk, dat hij dat zal willen doen met volledige vermelding, van wat ik gezegd heb. Overigens is bekend, dat onzer zijds steeds op den voorgrond ge steld is, dat wellicht een deel van d« kosten van een Staatspensio- neering door een speciale pen sioenbelasting zou moeten worden gedekt. Overbodig hieraan toe te voege», dat bij die belasting als bij alle an der e directe belastingen zekere m i n i in a van i n k o m- sten zouden moeten wor den vrijgesteld Zullen de clericale blaadjes nu ook deze nadere verklaring aan hun lezers bekend maken Daar zullen ze waarschijnlijk wel voor passen. Rugpijn is nierpijn. lomand met gezonde nieren zou haast vergeten, dot hij eon rug heeft, maar zij, die oen nieraandooning heb ben, zijn altijd lijdend. Zij staan 's morgona steeds met pijn in den rug op. Wanneer zij zich bukken of iets zwaars optillen, trekt oen scherpe pijn door do lendenon. Hetzelfde 's avonds en 's nachts, hun rug gunt hun geon rust. - Pijnlijkheid in den rug en de zijden moet onze aandacht vestigen op de nioren. Zij liggen onder het smalle gedeelte van den rug, en wat als rug pijn beschouwd wordt is gewoonlijk nierpijn. Daarom wordt rugpijn spoedig gevolgd door andere verschijnselen van een niernandoening, zooals waterzuch tige zwellingen onder de oogen of dor voeten, bewolktheid, branderigheid van het water, bezinksel. Nier zand, jicht, rheumatiek, ontsteking der blaas, niersteen (nierkoliek), zjjn andere ge volgen van het verwaarloozon dei- nieren. 45 Foster's Rugpijn Nieren Pillen dienen enkel voor het genezen der nieren en blaas. Zij herstellen dezo organon en bewerken, dat zjj het bloed behoorlijk filtreeren en de onzuiver heden daaruit afvoeren. Te Gouda verkrijgb. bij de hh. S. van Loon, v.h. "Wolff Co., Westhaven 11, en Ant. Coops, Wijdstr. 29. Toezonding geschiedt franco naontv. v. postwissel f 1.75 voor óén, of f 10.voor zes doozen. Eischt gij do echte Foster's Rugpijn Nieren Pil len, weigert elke doos, die niet voor zien is van neven staand handelsmerk. Zuid-Afrika. Kolonel Lauchars deed zich zeer verontwaardigd voor ovor wat Hertzog had gezegd. En Botha, die alles doet om de govoelons der Engelsohen te ontzien, wist in dit geval niet hoe beide moeningen weer byeen te bren gen. Uit do houding van Botha be greep generaal Ilortzog dat li ij gaarne wilde dat ook Hertzog zijn portefeuille ter boschikking van den minister president zou stellen. Dezo speelde toon een hnndigen troef uit. Iljj ver klaarde dat hij wilde aftreden, wan neer generaal Botha wilde verklaren, dat hij met het beginsel door generaal Hertzog vooropgesteld, niet mee kon gaan. Die verklaring kon echter Botha niet geven, integendeel hjj moest ver klaren, dat hij volkomen er mee ac- ooord ging, alleen, naar hy nader ver klaard hoeft, achtte hij het tijdstip om deze raeening te uiten, gohoel verkeerd gekozen, omdat er geen enkel motief was, die het vooroJÉetten vnn deze mooning noodzakelij^in.iakte. In een ministerraad waarin deze kwcste be sproken word bracht geen enkele mi nister bezwaren in en ook Botha moest herhalen, dat hy in beginsel met ge neraal Hertzog moeging. Toen woi- gerdo deze om zijn ontslag te nemen, waar hem niet ronduit gezegd werd, dat men hem liever zag gaan. Slechts Fi88cher mede-minister van Hertzog gaf meer openlyk hem gelyk. Uit nog één poging door het minis terie gedaan om de onderlinge vrede te herstellen, blijkt reeds, hoe het En- gelpche gewoonterecht bij staatsinstel ling is doorgedrongen. In Engeland is de eerste minister de verantwoor delijke man. Gaat een minister ergens spreken, dan weet vooraf de premier, wat zijn medeminister zal zeggen en deze weet omgekeerd hoe ver hij zal kunnen gaan, zoodat wat hij gezegd heeft, nog altoos blijft vallen onder de verantwoordelijkheid van#den eer sten minister, dat is de verantwoor delijkheid van het geheele ministerie. Die toestand is ook al in Zuid- Afrika de heerschende. Dit blijkt uit een brief waarmee Fischer bij Hertzog kwam en waarin feitelijk een model werd gegeven hoe generaal Hertzog in dat schrijven zijn leedwezen zou kunnen uiten over zekere uitlatingen. Verder zou hij moeten belooven, dat zekere onderwerpen voortaan niet meer door hem zouden worden behan deld zonder voorkennis van den pre mier. Met een dorgelijk schrijvon zou waarschijnlijk Lonchars to bewogen zijn, zijn aftreden tfngedaan te maken. «Toen generaal Ilertzag oen dergelijke vernedering weigerde, besloot Botha zelf af te treden. In dit aftreden lag opgesloten een heengaan van het heele ministerie. Dit blijkt althans hieruit nu Botha opnieuw is verzocht een nieuw ministerie samon te stollen. Dit nieuwe ministerie is" feitelijk een recon structie van hot oude waarin niet zijn teruggokoerd Louehars, die zijn por- tofeuille voor openbare werken heeft overgodaan aan den Nataller Sir Tho mas Watt, terwijl verder slechts eenigo verandering hjseffc plaats gehad in do portefeuilles, die de verschillende mi nisters voor hun rekening hadden. CLVII. Onze stad is weer eens in opzien gebracht door een geruchtmakenden moord. Dat gebeurt in de laatste jaren te dikwijls en men zou als buiten staander dat ook misschien gaan go- looven da1? onze bevolking buitenge woon gevaarlijk is. Nu, zóó erg is het niet en wanneer mon hier dikwijls hoort van sensationeele moordpartijen, dan zijn er in don regél elementen in 't spet, die niet typisch inheems- Llaagsch zijn; hotecht-IIaagscho „volku schiet niet zoo gauw, maar er loopen hier heel wat personen rond uit betere kringen, die door speculatieve of amou reus© neigingen licht tot revolver- scónes komen, wanneer zij niet op verstandiger wyze een eind weten te maken aan de oorzaak van hun misère, of desnoods aan eigen loven on boven dien wonen er hier vele ex-Indiërs die soms wat „raar" zijn. Met een soort gelijk geval moeten we hier weer te doen gehad hebben. Trouwens, dat een normaal man, gepensionneerd officier,, van goede familie, naar huis van zijn moedor zou wandelen, naar binnen zou gaan on haar zou doodschieten, wil er bij mij niet in, ook al neemt men aan, dat er ruzie zou zijn ge weest tusschen moeder eq zoon, te minder, waar in dit verschrikkelijk moordgeval geen schijn van een poging werd gedaan om na deze daad met hotzelfdo wapen aan eigen loven een eind te inaken. Gelukkig betrekkelijk wanneet dezo moedermoord niet voor rokoning komt van een normaal man, die kort geleden nog officier was in het Nederlandseho leger, gelukkig ook voor de achterblijvende dochter, voor wier oogen haar moeder .werd neer geschoten, dat deze daad waarschijn lijk zal blijken do daad van oen waan zinnige te zyn geweest. Dezo moordaanslag (men weet, dat het slachtoffer, een kolonels wed uwe, spoedig na aankomst in het zieken huis overleed) geeft my aanleiding tot eonige opmerkingen over de verhou ding tussohen justitie en politio eener- zijds en de pers anderzijds, een quaestie, die volstrekt niet alleen voor Den Haag van belang is. Hier ter stede kon men zelfs over 't ftlgeraeon zoggen, dat dezo verhou ding was zooals die geweuschten bo- hoorlijk is. De pers steekt niet overal haar neus in, houdt goon „instructies" (zooals bijv. do Frunsche groote pers in iedere zaak die sensatie maakt) op eigen houtje hindert nooit politie- of justitieondorzoek door ontijdige mede- deelingon en plaatst zelfs wel eens een bericht met opzet later wanneer daarom verzocht werd in 't belang der zaak. Uit is, dunkt ons, de juiste opvatting van de taak der pers. Zij heeft niet tot roeping te doen wat der justitie is, nog minder om derzelver taak te bemoeilijken, doch harmonie te zoeken tusschen de belangen der overheid en van het publiek. Ik geloof, dat dit tot dusver van beide zyden werd ingezien en gewaardeerd en zou 't daarom in beider belang jammer vinden, wanneer deze goede verhou ding verstoord werd. En dit kan ge beuren, wanneer regel wordt wat bij bet jongste moordgeval zich voordeed, n.l. dat justitie en politie de pers in- liehtiflgen weigeren. Ben ik wel ingelicht en ik heb geen reden daaraan te twijfelen dan heeft de Minister zich tot de Par ketten gewend met een wenk om het inlichten van de pers door justitie en politie tegen te gaan. I)e oorzaak van deze aanschryving moet zijn hetgeen hierover bij de behandeling van de jongste Ju8titiebegrooting is voorge vallen, toen er in de Kamer geklaagd werd over illustraties en berichten, waarbij kennelijk de politie haar mede werking had verleend en dit wel op een voor het belang der zaak weinig gewenschte wijze. Ik kan mij best voorstellen, dat de Minister hiettegen wilde opkomen vooral wat wij in de geïllustreerde bladen zagen over den moord te Beek ging het gooorloofde ver te buiten en ook lazen wij wel eens berichten over in instructie zijnde zaken, die beter niet waren gepubli ceerd. Een waarschuwing was dus van pas en kon een goede uitwerking hebben, mits men nu niet in het andere uiterste gaat vervallen. Een vorbod aan justitie en politie ambtenaren om de pers te woord te staan acht ik niet allleen niet nood zakelijk, maar ongewenscht en zelfs beslist gevaarlijk. Er moet in zekeren zin samenweiking zijn tusschen politie en pers, vooral in grooto steden waar nogal wat voorvalt. Verbreekt men nu mot ruwe hand dezo samenwerking, in plaats van haar te verbeteren, wat denkt men dan te bereikon De pers heeft h.aar roeping, zoo goed als de justitie do hare. Do pers heoft hot nieuws te brengen, dat ver molding verdient. Zij mag en kan een moord niet doodzwijgenzij moet daar over berichten. Zij kan zulks op be scheiden wijze doen en in ons land kan men soms eer over te groote dan over te weinig bescheidenheid kla gen zy kan zooveel mogelijk de nabestaanden Iparen door weglating van onnoodige, pijn veroorzakende details, maar haar roeping is er bericht van te geven. Dit kan niemand de pers beletten en dit wil ook niemand haar beletten. Immers, wilde de Overheid hierop inbreuk maken, zij zou slechts langs wettelijken weg de vrijheid van druk pers aan banden kunnen leggen, al thans dit pogen te doen. Maar neon, men wil slechts de dienaren der Over heid verbieden inlichtingen te ver strekken. Waarom Acht men 't zóó gevaarlijk, dat een chef van politie, of 0 een ambtenaar van het Openbaar Ministerie, mannen dus van ervaring en kennis, met een man van de krant spreken Acht men dit gevaarlijk, dan luidt ons antwoord, dat wij een streng verbod véél ge vaarlijker achten. Immers, de politie- of justitieambtenaar zal meodeelen wat geen kwaad kan gepubliceerd te worden en de geroutineerde persman weet óók, hoe hij zulke mededeelingen heeft te behandelen en dat hij, wat hem ter verduidelijking maar niet ter publicatie wordt medegedeeld, niet in de courant heeft te plaatsen. Heel anders wordt echter de toestand, wan neer de justitie (en op haar order de politie) de pers negeert. Dan vervalt voor ons, journalisten, de mogelijkheid om langs den besten weg, kort en officiëel te weten te komen wat men voor de courant moet welendan moeten we onzen eigen weg gaan zoeken, want ziehier de grondstel ling het moet en het zal in de oourantEn nu de menschen, op wier steun wij recht hebben, ons dien steun onthouden, is er voor oné ook geen reden meer om hen ter wille te zijn. Méér dan datwanneer wij uit hoogere overwegingen tóch niet roe keloos wilden zijn en de zaak geen schade wilden doen, wij zouden dit niet kunnetï, want wy zouden het contact missen om dit te kunnen be- oordeelen. Wij zouden genoodzaakt worden ons nieuws te zoeken dóór waar wij meenen 't te kunnen vinden en wij zouden vanzelf alles lukraak gaan publiceerenhalfware mededee lingen, onjuiste en ongewenschte de tails, opgeschroefde verhalen van dikwerf door de omstandigheden van het oogenblik nóg onbetrouwbaarder dan gewoonlijk zijnde ooggetuigen, huisgenooten, buren en dergelijke. Dit zou geen verheffend soort journalistiek worden, doch de schuld der journa listen zou 't niet zijn en de eerste stap op dit gevaarlijk pad gezet zijnde, vrees ik, dat men steeds verder zou gaan en dat men ten slotte hier een soortgelyke sensatiepers zou krijgen als in andere landen, die wij op dit punt waarlijk niet behoeven te benyden. Of wy 't dan geheel zonder gevaar aohten, wanneer de eerste de beste politie-dienaar het recht heeft om aan den eersten den besten journalist alles te vertellen wat hij in zijn ambt is te weten gekomen? Dit waarlyk niet! Maar een daartoe aangewezen supe rieur, die het klappen van de zweep kent, zou, dunkt me, zonder eenig bezwaar aan hem bekende journalisten, die óók het knallen der zweep kennen, de noodige inlichtingen mogen en moeten verstrekken. Ik herhaal in 't kort als mijn meening, dat op dit terrein politie en pers elkaar ter wille moeten zijn en niet elkaar moeten negeeren, wat op nadeel voor beide en soms zelfs op eon onverkwikkelijken strijd tueschen beide uitloopt, om nog te zwijgen van het gevaar, dat zeer ondergeschikte ambtenaren voor de verleiding bezwijken en aan het uit klappen gaan, wat zeker niet ge- wenscht is. Een oud journalist zei mij eens (en ik geloof dat het een wijze les is)wan neer je wat weten wilt over iets wat aan een Ministerie bekend moet zijn, loop dan, om te beginnen, naar den Minister-zelf. Is die er niet, dan naar wien hem vervangt enzoovoorts naar beneden toe, maar nooit omgekeerd. En zoo is het ook met de justitie- en politie-aangelegenheden. I-k heb een stille hoop, dat de be trokkenen wanneer zij van verschil lende zijden, waar men het goed meent, hierop nog eons gewezen wor den, de "Zaak wellicht nog eens in nadere overweging zullen willen ne men. Mocht hot hiertoe komen, zoo zal ik mij verhengen, hieraan oen steentje te hebben bijgedragen. Ik ontving een briefje van een trouw lezer over mijn vorigen Brief. Het kwam hierop neer, of ik niet een beetje overdreven had in mijne be schouwingen over de quaestie, dié zich in de nfdeeling den Haag der S. D. A. P. voordeed over het avondje bij den burgemeester. Welnu, ik beken 't gaarne ik nam er een loopje mee en meen zelf dat deze bedoeling er duimen dik boven op lag. Maar men onderschatte het belang der zaak toch niet. In de ver gadering die daarover gehouden werd, werd ten slotte een motie voorgesteld tot sluiting der debattenMisEr zal een tweede avond aan gewijd wor den. En er was een vertegenwoordiger van het Partijbestuur expressievelijk voor naar de residentie gerend om deze belangrijke vergadering moe te maken. En „Het Volk" braclit er al een zwaarwichtig hoofdartikel over, waaruit men vernam, dat er moties werden voorgesteld om de verhouding der vier (eigenlijk) vijf raadsleden af te keuren, terwijl aanneming van zulk een motie („vooral nu de zaak publiek is," voegt het partij-orgaan eraan toe) aftre iing der getroffen raadsleden tot gevolg zou moeten hebben, reden waarom ook „Het Volk" den ernst van het conflict erkent. Het zou kostelijk zijn, wanneer de eigen partijgenooten hun Raadsfractie (waaronder twee Ka merleden) naar huis joeg, omdat zij bij den Burgemeester de burgerlijke beleefdheid in acht nam. Zóóver zal 't echter wel niet komenwij zien de sociaal-democraten, die graag van alles een conflict maken, voor te slim aan, om eigen partij derwijs tot de risée te maken ten aanschouwe van heel het land HAGENAAR. VRIJDAG 20 DEO. 1912. (Vervolg.) Aan de orde: Het afwijzend preadvies op het ver zoek van het bestuur der afdeeling Gouda e. o. van den Bond van Ned. Onderwijzers tot het instellen van vervolgklassen. De Voorzitter: Mijne heeren Ik open de beraadslaging en geef het woord aan den heer IJsselstijn. De heer IJsselstijn: M. de V. Uit het rapport van den heer school opziener is genoegzaam gebleken, dat de inlichtingen, die mg zijn verstrekt, maar al te juist zijn geweest. Wat het groote nut betreft van het hebben van vervolgklassen, dit behoef ik niet uiteen te zetten, de zaak is aan den Raad genoegzaam bekend* door de verschillende stukken die ons hebben bereikt. Ik had, o zoo gaarne in dezen feaad heden reeds een voorstel gedaan, tot het instellen van één of meerdere ver volgklassen, maar hangende deze kwes tie zyn er door Uw College mededee lingen gedaan, waarvan my geheim houding is opgelegd, als zijnde dit in het belang der gemeente, die mij nopen om op het oogenblik een dergelijk voorstel in portefeuille te houden. Toch evenwel, al doe ik geen voorstel omtrent het instellen van vervolgklas sen, kan de behandeling van deze zaak zyn! nut hebben. Wanneer wij nagaan de wetsinter pretatie van den Minister van Land bouw, Nijverheid en Handel, omtrent het betreffende artikel der nieuwe ar beidswet, dan zien wy, dat het volgens den Minister zoo moet worden uitge voerd, dat een niet leerplichtig kind beneden de 13 jaar, indien daartoe gelegenheid bestaat, in dezelfde klasse waarin het bij bet vervallen van de leerplichtwet zat, het onderwij8 na dien moet blijven volgen. D.w.z. dat oen hoofd van een school onder die omstandighoden geen verklaring ma afgeven tot het uitreiken van een ar beidskaart. Wanneer alzoo een jongen van 12 jaar, die dus den leeftijd heeft bereikt waarop hij niet meer leerplich tig is indien hij met goede resultaten het onderwijs heeft gevolgd, aan het werk wil gaan, dan mag dat niet toe gelaten worden wanneer er nog plaats is in de klasse, waarin-hy zat. Hy is dan in staat om te volgen een ze ker herhalingsonderwijs, dat toch zeer veel nut heeft voor hot kind on nut heeft in 't algemeen. Het is daarom, M. de V., dat ikU beleefd zou willen uitnoodigen om aan de hoofden van de verschillende open bare scholen van lager onderwijs het verzoek te richten dat zij in de toe komst rekening zullen houden met de interpretatie van den Minister en deze stipt na te leven. De Voorzitter: Wordt nog verder door iemand het woord ver langd Zoo niet, Mijne Heeren, dan zij het mij vergund in antwoord op hetgeen de geachte spreker heeft ge zegd, n.l. dat hij wenschte dat B. en W. de hoofden der scholen zouden uitnoodigen in de toekomBt stipt reke ning te houden met de interpretatie, die do Minister van Landbouw hoeft gegeven van Art. 22, 4° der Arbeids? wet, en die steeds te handhaven, mede te deelen, dat B. en W., zoqals zij op dit oogenblik er over donken, misschien aan die uitnoodiging geen gevolg zul len geven. Ik weet niet of de geachte vorige spreker gevolgd heeft de behandeling dezer zaak in de Tweede Kamer, o.a. ook die welke heeft plaats gehad deze week, Maandag j.l., maar B. en W. hebben deze week nog over deze zaak gesproken en kunnen vooralsnog geen vrijheid vinden zich aan een interpre tatie te binden. B. en W. hebben, zoodra zij kennis hebben gekregen van het rapport van den schoolopziener, uitgebracht op verzoek van den Raad, ook die zaak besproken en zijn toen, na raadpleging van de stukken van de behandeling in de Tweede Kamer tot de overtuiging gekomen dat de bewering van den schoolopziener, als zoude de zaak beslist zijn, minder juist is. De uitlegging van den Mi nister die ook die is van den school opziener, wordt door een aantal per sonen niet gedeeld, aanvankelijk door bijaa goen enkel schoolhoofd in ons land. Daarover is nog veel verdeeld heid van gevoelen. Het is mij bekend, dat deze zaak ook een punt van be spreking heeft uitgemaakt in een ver gadering van de Schoolcommissie, waarbij ook tegenwoordig was de arrondisBcmentsschoolopzienerDeze laatste heeft de meerderheid der Com missie niet kunnen overtuigen. Een authentieke interpretatie van de wet ontbreekt nog. Ik heb hier de stukken bij mij, het zou mij te ver voeren, ze voor te lezen, maar wan neer de Raad het verlangt ben ik gaarne bereid daarvan een stuk voor to lezen. Ik wet echter bij ondervin ding, men vindt het niet aangenaam wanneer er iets voorgelezen wordt, en ik kan mij dat levendig voorstellen. Het zij mij daarom vergund een kort résumé te geven. De schoolopziener is begonnen met te verzekeren, dat hem uit de schrif telijke en mondelinge behandeling van Éi de zaak van het Ontwerp van Wet tot wijziging van de Arbeidswet was gebleken, dat het vast zou staan dat ;g werd bedoeld in Art. 22, sub. 4 der Arbeidswet, dat er geen plaats meer moest zijn op de school. Maar wat staat hier, Mijne Heeren Hier staats j „Niet strafbaar is hij, die arbeid „doet verrichten of die* niet zorgt, dat „geen arbeid wordt verricht dooreen „niet-leerpliehtig kind van twaalf jaar, „indien hij aantoont, dat geen voor „het kind geschikte gelegenheid tot „het ontvangen van onderwijs vóór „des namiddags 5 nnr bestaat. Hij „wordt geacht dit te hebben aanga- „toond, wanneer blijkt, dat door het „hoofd eener school, die het kind na „het vervallen van de lêerverpliohting „verliet, of door den burgemeester der „gemeente, waar die school is gelegen, „eene verklaring is afgegeven, inhon- „dende, dat voor het kind op die school „geen gelegenheid meer was verder „onderwijs te ontvangen." Nu is by de behandeling der Ar- in de Tweede Kamer wel Jï| geredeneerd over dit artikel, maar ging in hoofdzaak tusschen een pgar sociaal-democratische Kamerle- ShJ en den Minister over dat soort Va0 beroep dat wordt opengelaten op den burgemeester. Op de zaak zelve 0iet ingegaan. De Minister heeft ,3(1 terloops gezegd, als er voor een geen plaats was, kon het arbeid inrichten. Jfaar het sociaal-democratische Ka merlid Ter Laan heeft de zaak wel dieper behandeld en heeft te kennen gegeven, dat z. i. de school pas goed «as. wanneer die bestond uit 7 klas- dus met een vervolgklasse, en toen heeft hij gezegd, dat deze bepaling hem voorkwam te zijn zeer ongunstig toor het onderwijs. Wanneer die be paling er niet was zou er een drang komen die goede scholen te stichten, maar nu zou die drang er niet alleen niet zijn, maar in de toekomBt zou een vader, gedwongen door een fabri kant of ondernemer, in staat zijn, zijn kind van een goede school af te no men en te brengen naar een sohool zonder vervolgklasse, om het op 12- jarigen leeftijd aan het werk te kun nen stollen. De opvatting van den heer Ter Laan was, dat hier wel degelijk gesproken werd van verder onderwijs in den zin van voortgezet onderwijs. De Minister heeft het niet tegengesproken. Wanneer nu bij de mondelinge be handeling tegenspraak was gevolgd en men had daarin berust, dan kón er sprake zijn van een authentieke inter pretatie. Die is niet gegeven, das men kan niet zeggen, daf de wet duidelijk is. De zaak gaat er om of in het be treffende artikel liet woord „verder" is een bijvoegelijk naamwoord of een bijwoord. Wanneer het een bijwoord is, dan staat taalkundig het woordje „meer" te veel, is het een bijvoegelijk naamwoord, dan doelt de uitdrukking natuurlijk op vervolgklassen. Nu is de zaak Maandag j.l. opnieuw in de Tweede Kamer ter sprake go- bracht, ik heb het stenografisch verslag daarvan voor mij, en wel door den heer Ketelaar, die do opvat ting heeft verdedigd dat hier niet anders sprake kon zijn dan van voort gezet onderwijs, dus dat er moest zijn een vervolgklasse aan de school. Wan neer dat niet het geval was, was het hoofd van de school verplicht een verklaring te geven, dat er geen ge legenheid was, vorder onderwijs te ontvangen. De Minister heeft dat bestreden met de mededeeling, dat zijn opvatting was, die hij te kennen gegeven heeft tan den Inspecteur van den Arbeid, flat moest worden gelezen, verder onderwijs in de beteekenis, dat er geen gelegenheid, d. i. geen plaats was voor dat kind. Hij heeft ook gezegd, dat hij die interpretatie had gegeven in het belang v« het kind, en dat daarmede de wet geen geweld was aangedaan. Dat is de opvatting van den Minister. Maar de heer Ketelaar heeft zich daarmede niet tevreden gesteld aangetoond, dat in deze desnoods de rechter uitspraak moest doen. Er staat toch in het artikel, dat wanneer een werkgever in het bezit is van zoo'n verklaring van het hoofd van de sohool, hij vrij uit kan gaan en straffeloos een kind beneden 12 jaar werk kan laten doen. Stel nu eens het geval, dat het hoofd van een school een dergelijke verkla ring weigert te geven en een werk gever het kind toch aan het werk houdt, dan doet hij een verboden daad hij laat een kind, dat onder den leef tijd is, werken en is dus strafbaar. De heer Ketelaar was van oordeel, dat deze wet moest worden toegepast door de rechterlijke macht. Voor die opvatting is zeer veel te zeggen. Ik herhaal, B. en W. zyn na dien dag nog niet dieper op de zaak inge gaan. maar ik kan op dit oogenblik den heer IJsselstijn niet de toezegging geven, dat B. en W. aan de hoofden der scholen zullen voorsohrijven de wet uit te voeren volgens de opvat ting van den Minister. Ik geloof, dat het juiste standpunt in deze is, de hoofden der scholen vrij te laten en ieder voor zich de wet te laten toetsen aan eigen opvatting, zoodat zij vrij blijven om al dan niet de interpretatie van den Minister te volgen, wijl op dit oogenblik de uitlegging der wet naar zyn meening nog niet bepaald vaststaat. Wat tenslotte aangaat de zaak zelve, B. en W. en hun voorzitter vooral, zijn voor de zaak van de vervolg klassen zeer sympathiek gestemc Wanneer het mogelijk was die verzekering geef ik gaarne zouden B. en W. ook een voorstel in dezen geest hebben gedaan. Maar niet alleen is gekomen de kwettie van de uitlegging der Wet, die steun geeft aan de opvatting van de Commissie van Toq^siht op het lagor onderwijs, maar bovendien is bij B. en W. ook nog de vrees gekomen, dat al zon men vervolgklassen maken, de ondervinding dezelfde zou zijn als die te Amsterdam opgedaan, dat de bevolking niet voldoende zou zijn, zoolang niet de Leerplichtwet zooda nig gewijzigd wordt, dat dwang wordt uitgeoefend. Wanneer dat niet ge beurd, wanneer niet alle kinderen die vervolgklasse moeten doorloopen, dan geloof ik dat wij met groote kosten een inrichting voor voortgezet onder wijs in het leven zouden roepen, waar van de resultaten niet in overeen stemming zouden zijn met de kosten, die er aan zijn besteed dat niet ge noeg leerlingen die klassen zouden bevolken. Daarom meenen B. en W. geon na der voorstel te moeten doen, hoewel de zaak zelve natuurlijk steeds hun aandacht blijft hoiïden. De heer IJ s s e 1 s t ij n M. de V. Prettig is het voor mij te hooren, hoe U over de instelling van vervolgklas sen denkt, en veel van wat U in hel midden gebracht heeft onderschrijf ik ten volle. Ook ik ben niet blind voor de concurrentie, die tusschen de ver schillende scholen geschapen zou wor den, bijaldien wij deze kwestie door drijven, zoódat wij aan do óéne school ruimte zullen hebben en aan de an dere niet. Alleen vind ik het jammer, dat alweer door die kwestie het kind de dupe van de historie wordt. Wat betreft Uw standpunt inzake het al of niet mededeelen aan de hoofden der scholen, hoe zij in de toekomst hebben te handelen, ja, M de V., U houde het mij ten goede, maar daaromtrent verschil ik toch nog oenigszins met U van opinie. Wij hebben eenmaal een wetsinterpretatie van den Minister, en ik geef het toe, ook een ander, dien ik hoogacht, de heer Ketelaar, heoft zijn interpretatie gegeven met betrekking tot dat wets artikel, maar het is toch, dunkt mij voor de hand liggend, dat oen go meentelijke autoriteit toch veel eerder een interpretatie zal volgen van een Ministor, dan van een lid der Kamer. Wat aangaat het beroep op den rechter, het is nog steeds een open vraag, of dat in deze wel noodzako lijk is In ieder geval, M. de V., ik heb de zaak hier tor sprake gebracht, ik heb aan U een vraag gesteld, in den vorm van oen verzoek, wilt U op dat ver zoek niet ingaan, dat is natuurlijk Uw goed recht, want aan U is de ver antwoordelijkheid. De beraadslaging wordt gesloten en het preadvies zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Aan de orde: Het 2de suppletoir kohier der plaat selijke directe belasting naar het in komen, dienst 1912. De Voorzitter: Mijne Heeren Volgens gewoonte geschiedt de be raadslaging hierover met gesloten deuren, wij gaan dus thans in ge heime zitting over. Na afloop hiervan wordt de vergadering weer heropend. De Voorzitter: Mijne Heeren Ik heropen de geschorste openbare vergadering en geef het woord aan den heer Koljjn, die mij dat gevraagd heeft. De heer K o 1 ij n M. do V. Ik dank U voor de gelegenheid, die U mij thans biedt, om even een enkel woord hier te spreken. Bij de algemeene beschouwingen van het vorig jaar heb ik als mijn meening hier in deze vergadering uitgesproken dat de loonen van de gemeentewerk lieden m. i. in verband metdenloon- standaard, die tegenwoordig geldend is, te laag zijn. Ik heb toen gezegd, dat ik mij het recht voorbehield, te gelegener tijd op deze zaak terug te komen. Ik meende daarmede eenigen tijd te moeten wachten om zoo mogelijk voor mijzelf een juiBt inzicht te ver krijgen in de verschillende bestaans voorwaarden van de werklieden van deze gemeente. Ik heb het van harte toegejuicht, dat ten vorigen jare met het oog op de betrekkelijk dure tijdeö, door Uw College een voorstel werd men helder was, althans door mij niet zoodanig was voorbereid, dat ik op dat oogenblik daarop kon ingaan. Evenwel heb ik naderhand bij my zelf overwogen, wat de beste weg zou zijn om te komen tot een gereede oplossing van dit voor mij inderdaad zoo be langrijke vraagstuk. In verband hier mede heb ik de eer de volgende motie voor te steller. De Raad der Gemeente Gouda, de noodzakelijkheid inziende van een l joede loonsverhouding voor alle werk lieden in dienst der Gemeente, besluit tot het instellen eener Com missie, welke Üot taak heeft de noodige gegevens daaromtrent te verzamelen, opdat de Raad zich een juist oordeel zal kannen vormen over de positie van die werklieden. De V o o r z i 11 e rIs het de be doeling van den heer Kolijn, dat die Commissie zal zijn eenRaadscommissie? De heer K o l ij n Jawel, M. de V. De motie wordt voldoende onder steund en kan dus een punt van be raadslaging uitmaken. De Voorzitter: De behande ling van de motie kan dan geschieden in de volgende vergadering. Niets meer aan de orde zijnde, sluit ik de vergadering. bijeenbrengen, wat op de levensge bieden van natnur en mensch bijeen- hoort. Het is niet onmogelijke dat zelfs op de middelbare en hoogescholen do leeraren en hoogleerarén by de rang schikking hunner onderwerpen met elkander rekening zullen gaan houden. Over oen eeuw bijvoorbeeld. Maar dit zal te eer geschieden, naarmate te dieper het besef doordringt, ddt „in het Al bestaat geen ding alleenig". Jan L. Mr. H. L. Drucker heeft aan de Kies vereeniging Burgerplicht te Gro ningen medegedeeld, dat hij in 1913 geen candidatuur voor de Tweede Kamer zal aanvaarden. Reeds meer dan een jaar heeft heeft genoemd be sluit bij hem vastgestaan. Het Kind en de School. XXXIX. Concentratie. Dat is geen nieuwe zaak. En ook geen zaak alleen voor deskundigen. Iedere eenvoudige leek kent haar, al het maar enkel door zijn kerkbe zoek. De psalmen en gezangen, die de predikant laat zingen, passen bij zijn leerrede. Zijn voor- on nagebpd wor den beheersoht door motieven van zijn preek. "Welnu, dat is concentratie. De sa menwerking van verschillende krach ten tot één doel. We konnen haar van nog dichterbij, In een weide groeien bepaalde plan ten, daar leven bepaalde dieren, daar arbeiden bepaalde menschen aan be paalde bezigheden. Die vormen met elkaar een zekere samenleving, een hetwelk door den Raad is goedge keurd, om aan de werklieden, in dienst der gemeente, een toeslag op het loon te geven van f 15. Daarmede is natuurlijk nietinprin cipe uitgemaakt, of de loonen onzer gemeentewerklieden aai> billijke eischen beantwoorden. By de behandeling van jde begroo ting van dit jaar is ingekomen een adres van de Gemeentewerklieden- vereeniging hier ter stede, waarin ver zocht werd, zoo mogelijk 4enig meer der loon te mogen ontvangen. Laat ik wel mogen uitspreken, dat by de behandeling van de begrooting de zaak als zoodanig my piet volko- Wanneer iemand u nu een beeld van het weidelandschap wil vormen zal hij die onderscheidene onderdeelen met elkaar in organisch verband bren gen. Hij zal weicb-planten, weidedieren, weidemenschen, weidework met u be spreken. Maar hij spreekt niet van palmen, ijsbergen, roodhuiden en dia mantslijperijen, als do weide aan de lorde is. En wat heeft dit nu met het on derwijs te maken? Dat het onderwijs soms juist veel lykt op het bijeenbrengen van palmen, ijsbergen, roodhuiden en diamantslij terijen. De aardrijkskunde behandelt i.v. Afrika, tegelijkertijd zit de botanie in onze boterbloemen, de dierkunde bij de walvisachen en de natuurkunde bij de oplossing. En aldus steunen die malkaar op heel zonderlinge wijze. Zoo wordt ook wel eens de geschiede nis der Grieken gelijktijdig behandeld met de aardrijkskunde van Siberië, de literatuur van Frankrijk en den bloeds omloop van de kikvorschen. Daarbij teekenen de leerlingen dan vooral geen Grieksch, maar een Gotisch ornament en maken een opstel over den olifant. De Natuur en de Historie, de wereld der gelijktijdige verschijningen en ver schijnselen en de wereld der opeen volgende gebeurtenissen missen niet alleen onderling alle contact, maar worden nog bovendien elk afzonderlijk aan stukken en brokken gescheurd, en dan wordt een stuk hier gezet naast een brok daar, als een aangespoelde kokosnoot op het duinzand. ^Concentratie wil die verbrokkeling vervangen door levenden samenhang. Zij zal b.v. de geografie onzer klei gronden, de daar verbouwde producten in de plantkundeles brengen en dan de physica gebruiken om dan met een paar eenvoudige proeven de fabriek toe te lichten, die suiker uit de beet wortelen trekt. Het is duidelijk hoe zulk samengaan de aanschouwelijkheid bevordert en het onthouden verge makkelijkt. De vraag is echter, of het mogelijk is, de leerstof aldus door de geheele school te groepeeren. Het antwoord hierop mag luiden,- dat de lagere school een heel eind in die richting gaan kan en gaat. In ons land en in 't buiten land ontwikkelt de onderwijsmethodiek zich in de lijn der conoentratie. Dit werd haar mogelijk, zoodra ze had afgezien van een volledige, systema tische behandeling der leervakken en begrepen had, dat kinderen genoeg hebben aan eenige notieê en geen wetenschappelijke nauwkeurigheid be hoeven of kannen verdragen. Daarmee stond de onderwyzer veel vryer in de keuze zyner onderwerpen, en kon1*u Arbeidswet. Op 1 Januari 1912 werd de Nieuwe Arbeidswet van kracht, uitgezonderd eenige bepalingen van artikel 6, die volgens een harer overgangsbepalin gen éen jaar later in werking zouden treden. Laatstgenoemde bepalingen die dus met 1 Januari 1913 alsnog moeten worden toegepast zijn de navolgende In fabrieken en werkplaatsen mag dan slechts door een jeugdig persoon en een vrouw niet langer (arbeid dan tien uur per dag en acht-en-vijftig uur por week en geen arbeid worden verricht tusschen 7 uur des namid dags en 6 uur des voormiddags. Een vrouw die gehuwd is of die ongehuwd zijnde een huishouding te verzorgen heeft en van dit laatste aan het hoofd of don bestuurde^ der onderneming heeft kennis gegeven, zal des Zaterdags in fabrieken en erkplaatsen geen arbeid mogen ver richten na éen uur des namiddags, behoudens in de gevallen, bij i meenen maatregel van bestuur ge noemd. Jeugdige personen van 14 jaar en ouder en vrouwen mogen tusschen uur des namiddags en 6 uur des voormiddags en in do bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen gemeenten, arbeid verrichten in of voor bepaalde bedrijven, mits niet langer dan acht en vijftig uur per week en niet langer aan tien uur per dag of krachtens vergunning van den Minister van Landbouw, niet langor dan tien en eon half uur per dag arbeid wordt verricht. Indien in een onderneming een bedrijf wordt uitgeoefend, waarin op bepaalde tijden van het iaar een op- eenhooping van werk ploegt aan te komen of indien zich bijzondere om standigheden voordoen, kan door het districtshoofd der arbeidsinspectie ergunning tot overwerk worden ver leend, doch het aantal werkuren mag niet meer bedragen dan twaalf uur per dag en zes en zestig uur in de zeven achtereenvolgende dagen. In een onderneming, waar spoed eischende gevallen plegen voor te komen, die het tijdig aanvragen en verkrijgen van voornoemde vergun ning onmogelijk maken kan dan na mens den minister van landbouw enz., voor óén jaar worden toegestaan, dat arbeid mag worden verricht zonder deze vergunning. Van deze machtiging mag op vier en twintig dagen of zooveel minder als wordt bepaald, worden gebruik gemaakt, op voorwaarde, dat niet langer dan elf uur per dag en zes en zestig uur in de zeven achtereen volgende dagen arbeid mag worden verricht en „de arbeid niet meer dan 1 uur vroeger dan 6 uur voormiddags mag aanvangen of éen uur later dan Een vorstelijke gift. Dr. J. Lammerts van Bueren, pre dikant by de Ned. Herv. Gemeente te Amsterdam, heeft een gift van f 20.000 ontvangen voor den bouw van een kerk in het "Westerkwartier dier stad, onder deze voorwaarde, dat de stich ting van zulk een kerk in 1913 ver zekerd zij. (Kerk. Ct.) EERSTE KAMER. Vergadering van heden. Geopend11.15 ure. Voorzitter de heer Schimmelpen- ninck. Kleinere Wetsontwerpen. Achtereenvolgens werden eenige kleinere wetsontwerpen z. h. s. aan genomen, o.a. dat voor hetverleenen van vrijdom van grondbelasting en van personeele belasting x oor het Vredespaleis te 'a Gravenhage en dat betreffende gratificatiën aan vrouwe lijke aqjbtenaren, die in het huwelijk treden. Bij dit laatste wees de heer F e r f (u. 1.) er op, dat hy, wanneer hij zich bij dit wetsontwerp neerlegde, daarmee niet zioh verklaarde voor ontslag by huwelyk. De Minister van landbouw ver klaarde dat dit wetsontwerp geen ver band houdt met dat op het geven van ontslag aan vrouwelijke ambte naren by huwelijk. Indische Begrooting. Dhr. v.d. B i e s e n (rk.) oonstateerde dat er twee ^eesels zyn van onze In dische Kolonie, n.l. opium en sterke drank. Over het eerete zou spr. niet» meer zeggen. De regie heeft geen ver betering gebracht, terwijl het wel mo gelijk was geweest. Onder het Chris telijke ministerie had men redelijker wijze kunnen verwachten dat met alle kracht zou worden opgetreden. Helaas dat is niet het geval. Er ia vrywel niets gedaen. De regie bracht ver meerdering in plaats van vermindering. Deze minister had veel meer kunnen doen, vooral nu hy in den heer Iden- burg zoo'n krochtigen steun heeft. De opiumbelasting berust op een on- zedelijken grondslag. (Zie Laatste Berichten). 7 uur namiddags mag eindigen. Naar Tubantia verneemt, heeft wij len de heer H. H. Jannink te Enschede, den 27 November j.l. overleden, aan de vereeniging Ziekenzorg aldaar, f 4000 vermaakt. Voor de gewonden op het slagveld De vereeniging Al Hellal Alahamar te Batavia heeft per telegraaf op December overgemaakt aan den pre sident van bovengenoemde vereeniging te Konstantinopel 12,000 frs. voorde Turksche Roode Halve Maan. (Deli Ct.) Onrust in het Landaksche. Blijkens een uit Ned.-Indië ontvan- Kn telegram heeft in het landschap ,ndak (Res. Westerafdeeling van Borneo) tweemaal een treffen met Dajaks plaats gehad, waarbij onzer zijds gesneuveld is een officier en licht fewond zyn 5 inlandsche militairen, eneden den rang van officier, o. w. 2 zeer licht. (N. R. Crt.) Predikbeurten te Gouda. Zondag. REMONSTRANTSCHE KERK. 's Morgens 10'/j uur, Ds. L. R. OLDE- MAN, Rotterdam. Volgens de lijst van Predikbeurten van de Herv. Gemeente treden op GROOTE KERK. Voorin, ten 10 ure. Ds. BIJL. Namidd. ten 2 ure. Geen dienst. Avond ten 6 ure. Ds. DEUR. KLEINE KERK. Namiddag ten 2 ure. Ds. v. d. VEN te Moordrecht. LUTHERSCHE KERK. Voorna, ten 10 ure. Ds. GEELHUY- SEN. GROOTE KERK. Huwelyksinzegening, Ds. BIJL. Dinsdag 25 Dec. (Oudejaarsavond). REMONSTRANTSCHE KERK. 'sAvonds ö'/j uur. Da. H. VAN AS SENDELFT. GROOTE KERK. Avond ten 6 ure. Ds. DEUR. LUTHERSCHE KERK. Avond ten 61/» ure. Ds. GEELHUY- SEN. Woensdag 1 Jan. (NieuwjaaradagX GROOTE KERK. Voorm. ten 10 ure. Ds. BIJL. Aanvragen van werknemers op 27 December. Volwassenen. 1 reiziger, 2 timmerlieden, 1 opperman, 1 metselaar, 1 schilder, 1 werkvrouw, 4 grondwerkers, 5 pakhuisknechten, 1 loopknecht, 6 werklieden zonder vakkennis. Halfwas of aankomende 1 timmerman, 1 schilder, 2 loopknechten. Leerlingen en jongens. 2 klerken. Aanvragen van werkgevers. Halfwas of aankomende 1 blikslager. Leerlingen, en jongevs. 2 meubelstoffeerders, 1 klerk. 1 loopjongen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1912 | | pagina 2