-c
A
No 12060.
Woensdag 1 Januari 1013.
51e Jaargang.
^Tie'U'ws- a©_ -^^d."v-©xt©:»."ti©"blsLcL "yoox <3-©tjlcLsl eaa. 02©as*tx©üfc©aa-
Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen.
Telefoon Interc. 82.
Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON.
Telefoon Interc. 82.
Thomasvaêr en Pieternei.
FEUILLETON.
STORMEN.
WAHEIVHL'tS, Spuistf.' Den Baag.
,1
4
fioimn COURANT.
PRIJS VAN HET ABONNEMENT:
Per kwartaal - f 1.25
Idem franco per post 1 50
Mei Geïllustreerd Zondagsblad1 50
Idem franco per post „1.90
Abonnementen worden dageljjks aangenomen aan ons BureauLange
Tiendewku M. bij onze Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren
j PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Vafi 1—5 gewone regels met bewijsnummer f 0.55
Elke regel meer0.10
By drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 1—5 regels f0.35 bij vooruit
betaling, elke regel meer 6 cis. Reclames f 0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
b»
Pieternel:
Ooêmorgen saam. Op dezen dag
Kom ik met Thomasvaêr
U spreken van 't geen is geschied
In 't afgeloopen jaar.
Thomasvaêr:
Nou Piet
Dat heeft van 't jaar zijn schaduwzijde.
Pieternel:
Kom, kom. wg zijn gezond, wij beiden
En onze kind'ren en ons vee.
Thomasvaêr:
Maar doodziek is de weifeldvreê.
Een oorlog woedd' als in geen jaren,
Wat zijn de menschen toch barbaren
Men nam van duizenden het leven,
Hun door den goeden God gegeven.
Pieternel
Zoo'n oorlog 'k heb het juist ge-
Kan somB, hoe- droef ook, noodig
wezen.
De Balkan-Staten deden goed
Toen zg, met ongetemden moed,
Den Turk bestraften met een krijg.
De Halve Maan had immers
Thomasvaêr:
Zwijg!
Wie heeft den mensch het recht ge
geven,
Zijn medemensch te staan naar 'fc leven?
Wie geeft hem 'fc recht, des Heeren
woorden,
„Gij zult niet stelen, zult niet moorden"
Niet na te leven? 't Ia afschuw'lijk.
P i e t e r n e 1
Zoo'n oorlóg, is, wel zeker, gruw'lijk,
Maar 'fc was een strijd voor wet en
recht
Thomasvaêr:
Zoo heeft men 'fc waarlijk uitgelegd
Maar inderdaad was 'fc anders Piet.
Men wilde grooter grondgebied.
„De Standaard" mag m'een droomer
noemen,
Ik zie geen reên het te verbloemen
Een oorlog is, in onzen tijd,
Een smaad aan Recht en mensohlijk-
heid.
Pieternel
Goddank zal 't nu gauw vredf wezen.
Thomasvaêr:
Ik hoop van harte 't gauw te lezen;
Maar 'fc leed aan land en volk bereid,
Dat duurt nog o, zoo'n langen tijd.
Naar het Duitsch.
van HANS LAND.
46)
Er glom nog een laatste armzalig
vonkje van hoop in alle duisternis des
doods.
pWanneer kom je terug?" had hij
drie maal gevraagd, steeds op bangen
toon.
Tweemaal had ze op deze vraag ge
zwegen, den derden keer echter, daar
op dat laatste oogenblik op het station
had ze gezegd „Zoodra je me noodig
hebt."
Ze had het niet aangedurfd op Al
bert's gezicht de uitwerking van dit
Antwoord te lezen, maar het woord
was gesproken, en als een belofte, die
gegeven was, stond het tusschenhen.
Hieraan hield zij zich vast. Dit
alleen.
En nu. als hg haar morgen noodig
had, haar dringend terugriep of haar
zelf haalde, en/Jtj^ was er dan niet
meer, had ze dan ook niet meer, had
ze dkn ook niet haar woord gebroken,
tfFT 411e Luxe- eo Huisb. Artikelen
Pi et e r n e1
Gelukkig wordt veel leed verzoet,
Door wat het Roerde Kruis daar doet.
Ook Nederland deed zóó zijn plicht.
Thomasvaêr:
Voor wat het Roode Kruis verricht
Heb 'k niets dan warme hulde, Piet.
Maar 'fc is het ware toch nog niet.
Het is de plicht van eiken Christen
Te strijden mot de Pacifisten.
Eóns zal geen oorlog meer bestaan
P i e t e r n e 1
Is Stead ook van ons heengegaan,
Met de -Titanic" uitgevaren
Zijn werk, men zal het trouw bewaren.
Thomasvaêr:
Wat was het menschdom diep ontsteld
Toen 't droef bericht ons werd gemeld,
Dat 'fc grootste schip der aard gezonken-
En duizend man en meer verdronken.
P\e t e r n e1
Zooafl^tiioo vaak gaat, Thomasvaêr,
Waaf'M|wp ramp zoo droef en naar,
Per slot de óorzaak, dat voortaan
Er beet're voorzorg zal bestaan
Op boot en schip; het wordt meer veilig.
Thomasvaêr;
Het leven van den menscK is heilig
DAAr hoort men alles voor te doen
Pieternel:
Maar niet naar Japaneesch fatsoen,
Want toen zijn Keizer dood ging, man,
Heeft Nogi, krijgsheld van Japan,
Zich zelf gedood.
Thomasvaêr:
M'n wijfje, dear me,
Dat noemt daarginds men Harikiri,
't Pleit ginds Voor adeldom van geest
Pietern e 1
'fc Is wel een droevig jaar geweest,
Veel groote mannen zgn verscheden
Thomasvaêr:
Ook William Booth is overleden.
De man, die 'fc Leger heeft gesticht,
Dat oov'ral liefdewerk verricht
Die 't menschdom 't voorbeeld heeft
gegeven,
Hoe Christ'lijk met der daad te
leven.
P i e fc e r n e 1
Als ik ons praten goed bezie
Is 't heelemaalnecrologie.
haar trouw verzaakt, haar liefde mis
leid 1
Mathilde stond verbaasd over zich
zelf.
Duswachten, wachten tot ge
schieden zou, wat toch zoo allerminst
te wachten was.
Hg had haar laten gaan om vrij te
worden.
Wat zou dan die verlegen beleefd-
heidsvraag naar haar terugkeer zeggen
tegenover het feit, dat bij haar rustig
en zonder tegenstribbelen had laten
vertrekken Maar alle duidelijke
erkenning van haar verlies, alle op
rechte en ware verlangen naar den
dood hielden 'haar toch er niet van af,
hier> dag-in-dag-uit, te wachten op iets
dat toch niet komen zou. In angst
en beven erop te wachten dat een
wonder zou geschieden, even onwaar
schijnlijk als schitterend, even zalig als
onmogelijk.
Dit wast het ook geweest, dat haar
er toe bracht, iederen avond in de
schemering naar de haven te gaan om
daar met smachtende oogen het ont
schepen va,n de nieuw-aangekomenen
toe te schouwen.
Eens rilde zij van schrik, toen een
man met bruinen baard, die in de verte
wel wat op Albert geleek, in een bootje
naar den aanlegsteiger werd geroeid.
Thomasvaêr:
Nog meer zijn heengegaan, juweel!,
Gelukkig niet van 't aardsch tooneel,
Maar van 'fc tooneel der politiek.
Pieternel:
Dat lijkt jou prettiger muziek.
Thomasvaêr:
Eerst Wentholtmeester in 't la-
veeren, -
Kon hij zijn noodlot tóchjpiet keeren
Zijn pantser trekschuit dpu men niet,
Zoodat hij 't brooze lev$i liet.
Pieternei:
Geen rechtsche^ stuurman was te
vinden,
Toen nam Colijn, "rouw aan z\jn
vrinden,
Het roer in handen.
Thomasvaêr:
't Dient gezeid,
Hij is een flinke kerel, meid
Ook Doctor Kuyper abdiceerde
J|Pi etern el:
He wist niet, dat hem iets mankeerde;
Nog daag'lijks zie ik van zgn hand
Dristarren schitt'ren jn zijn krant.
Thomasvaêr:
Hij kon niet meer voldoende hooren
Dat schgeven hem zijn twee doctoren
Pie ter nel; v
Dat snap ik niet, je weet ten leste
Of je kunt hooren zelf het beste.
Thom as vaêr:
Nu ja, maar Kuyper dacht, terecht,
Heb ik attesten overgelegd,
Dan kan geen vrind of vijand meenen,
Dat 'k om iets anders ben verdwenen
Dan om mijn slecht gehoor.
P i e t e r n e 1
't Kan wezen,
Maar ik heb toch, meen ik, ook ge
lezen,
Dat hij met staking dreigde, Vaêr.
Thom as vaêr:
Ja liefste, ja, dat is ook waar.
Hij eischte, dat de meerderheid
Gebruik zou maken van den tijd,
Haar meer dan ruimschoots toege
meten.
Pi e t e r n e1
Had dan de meerderheid 't vergeten?
Thomasvaêr:
Wel neen, 't is alles hombug meid J
Rechts mist men solidariteit,
Zoodra 'fc op daden aankomt, vrouwtje.
Pieternei:
DAArom trok Kuyper strak aan 'fc
touwtje
En 't Ministerie opgepast
Zei toenNu ligt October vast
Voor Talma's invaliditeit
T h o m£/8 vaêr: A
Zoo Kuyper 't hem had .*voorgezeid
Maar 't heeft geen sikkepit gegeven,
De Kamer is er in gebleven.
P i e t e r n e 1
Is Rechts daarin niet eensgezind
Thomasvaêr:
Hoe kan je dat nu vragen, kind
Van Idsinga en Lohman beiden
Ze mogen Talma's werk niet lijden
Ze legden in een nota vast,
Dat Talma's wet hen gansch niet past.
P i e t e r n e 1
Maar Lohman heeft toch nu gezeid:
Ik stem voor d'invaliditeifc.
•Thomasvaêr:
Je hebt alweer gelijk, mijn Piet.
Jn snapt zoo iets natuurlijk niet.
Maar Lohman kan niet anders doen.
Hg 's doodsbenauwd voor 't Staats
pensioen.
P i e t e r n e
Wat jg daar zegt, schijnt m' een ver-
jBinsel
Stemt Lohman tegen zijn beginsel?
Thomasvaêr:
Jij snapt geen politieke knepen.
Jij hebt, naar 't schijnt, nog niet begro-
PGn>
Dat 'fc Lohman is, die de positie
Der clericale coalitie,
Steeds heeft gered, als 't wankel stond.
P i e t e r n e 1
Dat heusch niet zonder grond
Toen v*for Mackay men laatst in Om
men,
Als in een slaapwandeling was zij da
gelijks dien zelfden hopeloozen weg
gegaan en het was haar toch nooit
duidelijk geweest, in welke verwach
ting zij de rookwolken van de stoom
boot tegemoet ging.
Och, hoe ver was ze nog van de
scheiding, hoe ontzettend ver van het
doel van haar strijd. Haar oogen keken
zoekend naar den dood uil, terwijl
haar dwaas hart niet het domme ho
pen kon nalaten en eigenzinnig als
een kind, ziek vastklemde aan zijn
vreemdsoortige >verlangens
Neen, duizendmaal zouden deze
schepen hier aanleggen, sfcroomen Ca-
pri-toeristen kwamen hier aan wal,
maar hij niet, hij nooit. Nimmer hij,
dien zij iederen avond met een niet te
bluaschen verlangen aan de haven tege
moet ging.
Maar nn zag ze in, dat het zaak
werd, ernst te maken. Ze moest deze
dingen de baas worden. Uitrukken
wat in haar wortelde en woekerde aan
vage hoop, uitsnijden wat er nog in
haar was van verlangen, uithakken
wat in donkere hoeken schuchter ont
sproot aan wenschen, doodgeboren ver
wachtingen.
Hij zelf, Albert, woes haar dezen
ruwen weg.
Zij had hem bg het afscheid gezegcy
Ter j gribus ging in dichte drommen,
Schr^TjÓhman - hoe kon hij 't be
staan r
Men koos daar een Bronsveldiaan 1
Thomasvaêr:
Zoo ondoorgrond'Iijk is de man,
Dat niemand hem begrijpen kan.
"Want, nu Bichon van IJselmonde
Gekozen is, gaat hij verkonden
Christ'lijk-HiBtorisch is Bichon.
Pieter nel:
Ik wou dat ik het snappen kon
Thomasvaêr:
Ik deel van harte dezen wensch
Wat Lohman wil, dat snapt geen
mensen
Pieternel:
Alleen: hij wil dat Rechts regeert.
Thomasvaêr:
Maar heeft hij ooit, publiek beweerd,
Dat hij het Rechts program zou steu
nen
Pieternel:
Wie zou zich daarom nu bekreunen
Thomas vaêr
Jij zegt en meent dit slechts ironisch.
Maar Xohman steunt steeds heel laco-
nisch
De ooalitie. Ja, 't is lief!
Pieternei:
Is Lohman ook voor 'n hoog tarief
Thomasvaêr:
Dat weet ik niet. Zijn kiezersschaar
Weet 't evenmin. Zij volgt hem maar.
Maar 't gaat nu kent'ren Ommen,
meid,
Dat is een teeken van den tgd.
Daar heeft de meerderheid gesproken
De coalitie ligt gebroken.
Pieternel:
Hoe zal 't nu gaan
Thomasvaêr:
Men zal probeeren
Haar weer zoowat te repareeren.
Maar 'n groot getal der volgelingen,
Zal wel een ander liedje zingen.
De Rechteebe meerderheid zal slinken
En allerwegen zal 't weerklinken:
Wij stemmen luistert als je blief
Slechts tegenstanders van 't tarief.
P i e t e r n e 1
Is Kolkman's wet niet aangenomen?
Thomas vaêr:
Zoover zal 't, hoop ik, wel niet komen.
Daar i% veel tijd nog mee gemoeid.
En Rechts heeft al veel tgd verknoeid.
Pieternel:
De Rechtsche heeren wijten 't Links.
Thomasvaêr:
Ik zie daarin niets goeds, niets flinks,
De schuld op anderen te smijten,
Den Linksohen heeren te verwijten,
Wat eigen onmacht heeft misdaan.
P i e te r n el
Heel glad zal dat dan ook niet gaan.
Het volk heeft nu wel kunnen leeren
Men kan niet Christelgk regeeren
Thomasvaêr: v'\
Men heeft 't telkens geprobeerd,
Maar 't loopt ook telkens verkeerd.
Zoodra men zoo iets „chrisfc'lijks" wil,
Blijkt 't alfcgd weer een groot paskwil.
dat brieven haar te Capri poste-restante
konden bereiken.
Den tweeden dag van haar verblijf
was zij naar het postkantoor gegaan
om daar haar adres mede te deelen.
Den volgenden dag kwam er een
kort briefje van Albert, haastig ge
schreven hij hoopte dat ze goed-en-wel
ter plaatse was aangekomen en hij zond
haar zijn groeten.
Dat was het eerste en het laatste.
Toen zweeg hij, geen stom woord
meer.
Mathilde had op dezen brief niet
geantwoord. Ze kon het dood-gewoon
niet.
Hij leek haar onwaardig door een
brief van haar Albert tot antwoord te
dwingen. Dat wilde ze niet. Daar zij
vrijwillig gegaan was en het veld had
geruimd, wilde zij ook alle verdere
verwikkelingen van de zaak en alle
beslissingen geheel aan Albert over
laten zonder eenigen invloed harerzijds.
En dat scheen hij nu ook te doen. Hij
zweeg geheel. Geen verder woord meer
bracht de post. Hij scheen Mathilde
geheel vergeten te zijn en iedere ge-
gedachte aan haar uitgesohakeld te
hebben. Zij was weggegaan, uit zijn
leven verdwenen, en hg berustte er in
in liet haar aan haar lot over. Hoe
Jneer deze erkentenis met den dag die
per tot haar doordrong, des te meer
sneed ze haar door het harfc. Zij voelde
zich afsterven en hulpeloos wegzinken.
Nauwelijks was het haar met inspan
ning van alle krachten mogelijk in
den namiddag voor een paar nurtjes
het bed te verlaten, gedurende welke
zij gebogen, vermagerd, met diep lig
gende oogen door de rustige laantjes
vaif den tuin wandelde. De hotelier
zag haar bezorgd aan en liet haar vra
gen of hij wellicht een dokter wilde
roepen. Zg wilde dat niet. Zg wist
zelf het beste, welke medicijn zij noo
dig had.
Nu eerst kon zij beseffen, wat sterkte
en levende verwachtingen zij nog ge
steld had op een gelukkige wending
van haar lot. Nu deze verwachtingen
haar waren ontnomen, nu was het
einde d^ar.
Zij gevoelde het, Albert had haar
niet noodig. Hij riep haar niet terug.
Met haar heengaan had zij hem ge-
gegeven wat hij haar verwacht had.
Dat was haar liefdesgeschenk aan
hem en zijn geluk, haar stil vertrek
dat einde maakte aan
alles^
|rdt vervolgd