wielen. eding RIL a.s. ikwatton lewatten DEN. i van de ings ge ts Gouda, anvrage a f 2. KOOLE WzN., No 13146. Maandag 14 April 1913. 53e Jaargang. en IE GEWETENLOOZE. De grondwetswijziging inzake het Onderwijs. iwgereedwtep. 3OOPS, ping Iwlelen FEUILLETON, oornvee, 9ien. raat No. 63‘ *dam exx -^d-^extezxtieTolsudL voor exx OxxxstreUaEezx. Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen. Telefoon Interc. 82. Uitgevers A. BRINKMAM ÏN ZOOH Telefoon latera 82. tot uitspannen. (Wordt vervolgd). 'gens van 79 •JD3THAAT 29. ge gebruikte toch rkeerende IJ, Boskoop. bvibreack uit iwcg, 1 KAAS" 1 en Kraam, 1 RENWAGENS, ARK, 1 HOOI- DHOUWEN, 1 ïren, Tilbury- en en Maandag 2) 4 uur en ’s mor- ap vanaf 9 uur. i ataat- en dus i kalfdr. koeien, Juni a.s. moeten FE VAARS, 5 m 8 KUISKAL- oor stappend en i-mm en do zon brandt vandaag org. Hij dacht daarbij niets bijzonders, want Herbst behoorde toch thuis te zijn. Toen zij daarop de ouderwetsche trap met do breede treden opgingen, over den smallen, versleten looper, meende hij eensklaps, dat zo Herbst ton eten konden vragen, wanneer hij nog niet gedineerd had. Ach, laat dat toch, je hebt hem al genoeg verwend, gaf zij ton ant woord, daar ze nog steeds geloofde, dat zo den tocht tevergeefs maakten. Innerlijk echter had zij het wel aardig gevonden, om met hun drieën in een restaurant te dineeren, wat nog nooit gebeurd was. Zij telde de treden tot aan de tweede verdiepinghet waren er twee en vyftig, ze wist het precies. Hoe dikwijls had zo dat ge daan, wanneer ze zoo langzaam naar boven gegaan was, voornamelijk in den eersten tyd, toen ze nog dikwijls berouw voelde en do stem van haar geweten haar toefluisterde: ,.Keer terug, nog is het niet te laat”. Maar achter haar stond de zonde, di<* haar voortdreef, tot zo vlug tweemaal belde, ten toeken, (Jat zij daar was If van Apothe- t spoedig in- en 3 en blinde Aam- jedaart spoedig. UJK 4UIS KOOP. RUISWIJK te MONTIJN te WOENSDAG morgens .9 uur, kAL IK WACHT u” n Heer A. Slug ?eld rkoopen: jarig MERRIE- man dadelijk omkeeron. En was hij er wel, dan nog had ze niets te vreezen. Ze waren altijd op eenigen overval bedacht geweest, elk toeken 1 harer aanwezigheid werd uitgewischt, en zeldzaam had ze iemand het huis in- of uit zien gaan. De oude half- doovo ^portierster, die beneden haar kamertje had, wist niet, wie zo was en had overigens gezwegen als een '-af. Zij reden weg. Herbst woonde aan net einde der Louisestraat, in een dier stille huizen uit vroegeren tijd, die door hun helderen, eenvoudigen gevel een klein-steedsch aanzien behouden had den. Hier heeft hij zich dus verscholen, zei Klothilde met kloppend hart, toen het rijtuig stil hield. Snel stapte zo uit, want onderweg was ze van gedachte veranderd. Glaser had toch vragen kunnen doen en de hardhoorende had hem verkeerd kun nen verstaan en wilde het toe val, dat Herbst nog thuis was, dan hinderde het niet wanneer zij hem tot straf een beetje deed schrikken. Hoe zou hij kij ken, wanneer hij haar in dit gevaar lijk gezelschap zag Goed kom mee, zei Glaser zonder meer en verzocht den koetsier te wach ten. Het zou wat langer kunnen duren DEE PVT A 'KSEN, deur- s te Rotterdam, op IH*9<tag ce van de J me- ii eoaijHiay -an het Winter- i van de firma IS aan de jeld verkoopen irden Wil dit zeggenvoor zoover de be hoefte aan uitgebreid lager onderwijs zich openbaart, wordt dat onderwys van overheidswege verstrekt, ook al wordt daarin niet door de ingezetenen voorzien, behoeft de Regeering voor het stichten van scholen voor uitge breid onderwijs niet te wachten op de ingezetenen, en krygen zoodoende de meer gegoeden, voor wie dit onder wijs meer bepaald bestemd is, gemak kelijker een overheidsschool dan de armen. Of wil dit zeggenVoor zoo ver de behoefte aan uitgebreid lager onderwijs zich openbaart, mag daarin van overheidswege niet worden voor zien, ook al geschiedt dit door de in gezeten niet, mag zij in dat opzicht alleen steunend optreden, zoodat ouders die voor uitgebreid lager onderwys van overheidswege zijn dit niet meer kunnen krijgen. Mag de Regeering niet meer dan wat armelui’s lager onderwijs geven, in scholen, die zoo goedkoop mogelijk gedreven moeten worden, omdat elke gulden aan de overheidsschool besteed, ook uitge keerd moet worden aan alle scholen, of zij het noodig hebber, of niet en dus tot sterke opvoering der onder wijskosten moet leiden. De leuze de bijzondere school regel, de openbare aanvulling, is er eene, die men wel kan aanheffen, die men door er wat kracht van longen achter te zetten wel kan doen doorgain voor die van de meerderheid van het volk, en die, als agitatiemiddel, by verkie zingen voor zekere partijen waarde kan hebben, maar die toch niet kan dienen als grondslag voor een wijzi ging van een grondwetsartikel, omdat uit niets gebleken is, dat de meerder heid van het volk haar verwezenlijkt wil zien. En waar dit niet gebleken is, daar achten wij het onverantwoordelijk ons geheele onderwijssysteem op losse schroeven te zetten on de veel ge bruikte instelling als de voor allen toegankelijke school naar het voor schrift van artikel 35 der Wet op het Lager Onderwijs, een symbool der verdraagzaamheid uit onze wetgeving te schrappen en daarvoor in plaats te stellen een instelling, die, behalve onderwijsinrichting, ook propaganda middel voor kerkelijke en kundige partijen moet zijn, verdeelend op de natie werkt. aanduiden, dat in beginsel het voor zien in onderwijs een deel der Staats taak is. Er is in die zinsnede: „De Over heid vindt dus slechts een arbeidsveld, wanneer de ouders die taak niet kun nen vervullen”, een voorbarige con clusie getrokken uit de bewering dat vele ouders het als hnn plicht be schouwen door de oprichting van eigen scholen in het onderwys hunner kin deren te voorzien”. De vraag is niet of er zulke ouders zijn, maar wel hoe- vele er zijn en of zij een genoegzame meerderheid in dep lande vormen om de regeering het^recht te geven zich terug te trekken van een terrein, waarop rij ongeveer een eeuw met zeer veel vrucht gewerkt heeft. De feiten zouden een minder partijdig samengestelde Grondwetscommissie en een Regeering met wat ruimeren blik over onderwijszaken, waarschijnlijk aanleiding gegeven hebben tot deze gevolgtrekking. De Overheid moet dus de ouders die zelf scholen willen op richten in de gelegenheid stellen dit te doen en hen daarbij steunen. Een omkoer van zaken, zooals die nu voor gesteld wordt is om die ouders tege moet te komen overbódig. Geheel overeenkomstig de voorstel ling, die men steeds tracht te geven, alsof het de ouders zijf/die bijzondere scholen verlangen, wordt ook in het overzicht der aangebraohte verande ringen gesproken van „ouders”. Legt men daarnaast den tekst der voorge stelde wijziging van art. 192, dan leest men evenwel„Voor zoover zich de behoefte aan andere dan algemeen lager onderwijs openbaart dan waarin door de ingezetenen wordt voorzien, wordt dit onderwijs van overheidswege verstrekt”. Hier zijn dus „de ouders” zooal niet van het tooneel verdwenen, dan toch opgelost in de „ingezetenen”, en, laten wij dit er dadelijk bij voegen, het artikel geeft in dit opzicht den bestaanden toestand juister weer, dan het overzicht der verenderingen. Want het zijn in zeer talrijke gevallen niet de ouders, die het als hun plicht be schouwen, door oprichting van eigen scholen in het onderwijs hunner kin deren te voorzien. Dat mag het geval zijn voor som migen, die scholen voor de kinderen van hun stand oprichten of bij sterk onverdraagzamen onder de protestan ten, in den regel zijn het de predikan ten, die het als hun plicht beschouwen, scholen voor hun kerk te stichten en bij de Roomsch-Katholieken zijn de ouders bij de oprichting zoo goed als uitgeschakeld het zijn kerkbesturen, armbesturen, congregaties, enz. die de scholen stichtende ouders hebben alleen te zorgen, dat de school, waarom zij in den regel niet eens vroegen, bevolkt wordt. Deze bemoeien er zich meestal niet mee, wie het onderwijs geven. Zij be schouwen het als iets, waarvan zij geen verstand hebben en dat zij gaarne aan de onderwyzers overlaten. Zij zijn er aan gewend, dat in de behoefte aan onderwijs door anderen wordt voorzien en dat zij daarvoor al of niet schoolgeld betalen. Tamelijk onver schillig is het hun of de kerk, dan wel de staat dit doet. Het oneerlijke in den toestand, dien de regeering scheppen wil, komt helder uit als men bedenkt, dat het voor de ouders zijn zal alsof de kerk, het armbestuurs of een lief dadigheidsinstelling het onderwijs ver strekt, terwijl toch de staat alles moet betalen. Die instellingen zullen gaan pronken met een andermans veeren en het onderwijs wordt van zaak, waarop de ouders als gemeentenaren recht hadden, tot een gunst hun van wege kerk, enz. geschonken. Had de Regeering de consequentie van haar „ouders” aangedurfd en had zij in haar wijzigingsontwen) geschre ven, voor zoover zich de behoefte aan ander onderwijs openbaart, dan waarin door de ouders of verzorgers wordt voorzien, dan had zich een niet on belangrijk deel der kerkelijke meerder heid tegen haar ontwerp gekant en bij verheffing daarvan tot wet zou de openbare school weer sterk ge groeid zijn, want de eene bijzondere school na de andere zou verdwijnen, zoodra kerkbesturen, armbesturen en dergelijke instellingen geen scholen meer mochten oprichten. Voor voor standers der leuze de bijzondere school regel, de openbare aanvulling, is dus dat wegdoezelen van de ouders en verzorgers in het wetsvoorstel nog zoo dom niet. Of het eerlijk is, nadat men hen in de overweging tot herziening, op den voorgrond had geschoven, is een andere vraag. Nog een gedeelte, waarop wij de aandacht moeten vestigen is de zin snede waarin verklaard wordt, dat de term „algemeen lager onderwijs” is gebruikt om te doen uitkomen dat daaronder niet het uitgebreid lager onderwys is begrepen. Waarom niet? 192 vaag is en toch behouden blijft. Waarom die vaagheid maar niet weg genomen, nu de Regeering wenscht te herzien Of, als zij er toch niets juisters voor weet te geven, waarom dan maar niet liever over die vaag heid gezwegen? Maar deze onmacht der Regeering om haar meening in meer preciesen vorm weer te geven, dan haar voor gangsters, zou do moeite van het releveeren niet waard zyn, als wij geen ernstiger bezwaren hadden, als wij niet wilden opkomen tegen de lichtvaar dige conclusie in de volgende vol zinnen. „Vele ouders beschouwen het als him plicht door oprichting van eigen scholen in het onderwijs hunner kinderen te voorzien. De overheid vindt dus slechts een arbeidsveld, wanneer de ouders die taak niet kun nen of willen vervullen.” Waaruit leidt de regeering af, dat „vele” ouders hot als hun plicht be schouwen door eigen scholen in het onderwijs hunner kinderen te voorzien? Uit de omstandigheid, dat „vele” ou ders hun kinderen naar de bijzondere school sturen Maar hoeveel van die ouders hebben nu in eigen scholen voorzien En naast die „vele” staan er meerdere, zelfs meer dan anderhalf maal zooveel, die hun kinderen naai de openbare school zenden. Uit dit feit zou met meer recht af te leiden zijn, dat de overheid, die toch in haar voor stellen de weerspiegeling moet geven van wat er in de meerderheid der natio leeft, zich thans juist op het terrein bevindt, waar die meerderheid haar wenscht, het terrein haar door alinea 1 van art. 192 der Grondwet aange wezen. Waarschijnlijk zal men hiertegen aanvoeren, dat nog vele ouders voor hun kinderen van de openbare school gebruik maken, omdat er geen bijzon dere in hun woonplaats is. Dit moge waar zijn, maar even waar is het dat vele andere ouders, die nu hun kin deren naar een particuliere school stu ren, dit alleen doen hetzij, omdat er in hun gemeente geen behoorlijke ge legenheid tot het ontvangen van open baar uitgebreid lager onderwijs bestaat; hetzij, omdat zij zich niet kunnen ver- eenigen met de richting der openbare school, zooals die in art. 35 der wet op het Lager Onderwijs is voorge schreven hetzij om andere redenen maar die toch lijnrecht staan tegen over hen, die meenen, dat uit de wet alles verwijderd moet worden, wat zou ministratiekosten” gaf, waarvoor dan een „verbetering van het bericht vol gen zou. Daarbij verzweeg Herbst wijselijk, dat hij den uitgever van het blaadje, een berooiden makelaar, die van zijn visschen in troebel water een lui leventje leidde, reeds langen tijd kende omdat hij in betrekking stond tot een vriendin van Lori, en hij, Herbst, op een avond bij den wijn zich zoover vergeten had om minder fraaie onthullingen te doen omtrent zijn chef en den stand van zaken, waarvan men tegen zyn bedoeling gebruik had ge maakt. Ondanks de geringe oplaag van het blaadje, was toch het artikel in tamelyk breeden kring doorgedrongen, want eenige groote onafhankelijke bladen hadden zich verplicht geacht de zaak van den persoon te scheiden en te wijzen op vroegere geruchten omtrent „zekere toestanden” in de groeiende Landstad. Glaser zag in, dat er iets gedaan moest worden om al deze te genstanders te ontwapenen. Millioenen had zijn onderneming reeds verslonden en telkens opnieuw moest hij honderd duizenden bijleggen, om tot het eind van het werk te komen, waarmee zijn gansche bestaan viel of stond. Wij kunnen zoo snel mogelijk eerst naar Herbst rjjden, als je ’t goed 74) Eerst had Glaser geaarzeld hem ook in deze zaak tot vertrouwde te maken; toen echter Herbst er zelf over begon, om hem aangenaam te zijn, was zijn aarzeling voorbij. Natuurlijk voegde hij er bij, dat het meeste gelogen en bijgehangen was, maar er diende toch wat gedaan te worden. Herbst ging er welgemoed op uit en kwam terug met de belangrijke tijding, dat alles in orde was. Hij had het geval van een juridisch standpunt behandeld en de lui schrik aangejaagd, maar het zou wat kosten om de praatjes te doen ophou den. Stellig stak er iemand achter, maar wie, dat had men niet willen uitlaten. Glaser was gejust, betuigde zijn te vredenheid en droeg hem op den vol genden dag de onderhandelingen ver der te voeren, die tot resultaat hadden, dat de bank 100 exemplaren van het blad nemen zou en zich verplichtte eens per week een aankondiging om trent de Landstad tegen goede betaling te plaatsen en tweeduizend mark „ad- vindt, zei hij tot Klothilde. Er is mij nog iets belangrijks ingevallen, en hij komt niet dadelijk weer op kantoor. Hij zal zeker thuis zijn, en een omweg is het niet. Zij zat bleek en zwijgend, met den angst in ’t hart, dat er iets verschrik- k el ijk 8 op til was. Pas een half uur geleden had zij Herbst gesproken, want het was heden bezoekdag aan hem Zij was op weg naar hem, toen zij hem tegenkwam. Hij zei haar dat e vandaag iets in den weg gekomen was en dat hij in een restaurant moest eten dus moest zij zich maar troosten met de volgende week, wanneer Gliiser naar Frankfort zou gaan, en zij veilig waren. Ze waren in een kleine confi serie gegaan, waar ze- in de leege kamer eenige minuten met elkaar ge sproken hadden, hij, goedmoedig als altijd, zij, met onverklaarbaar wan trouwen vervuld. Een oogenblik wist zij niet, wat zij haar man zou antwoorden. Onwille keurig had zij willen zeggen „Hij is niet thuis.” Daarna voelde ze weer die onrust, die ze eerst gehad had, en sprak een onverschillig „mijnentwege”. Toen hij opmerkte, dat zij in de droschke kon bly ven zitten, knikte ze. Wat kon er ook eigenlijk gebeuren Was Oskar niet thuis, dan zou haar Bij het ontwerp tot wijziging van art. 192 der Grondwet (het Onderwijs artikel) wordt door de Regeering ook een kort overzicht gegeven van de verandering, welke dit artikel zou moeten ondergaan. Dit overzicht, even als de toelichting door de Regeering woordelijk overgenomen uit het Rap port der Grondswetcommissie, luidt „Het eerste lid, hoewel vaag, kan behouden blijven, mits het woord „openbaar” vervalle. Daarop dient te volgen het togen- woordige vierde lid, dat de vrijheid van onderwys vooropstelt. Een nieuw derde lid omlijne dui delijk wanneer de gebondenheid tot oprichting van lagere scholen van Overheidswege ontstaat. Vele ouders nl. beschouwen het als hun plicht door oprichting van eigen scholen in het onderwijs hunner kinderen te voorzien. De Overheid vindt dus slechts een arbeidsveld, wanneer de ouders die taak niet kunnen of wil len vervullen. In de van Overheids wege opgerichte school kan natuur lijk geen ander onderwys worden verstrekt dan met eerbiediging van de godsdienstige gevoelens der ouders van schoolgaande kinderen. Het vijfde lid spreekt de erken ning uit van de aanspraken der bij zondere scholen op geldelijken steun uit openbare kassen, evenwel onder voorwaarden en volgens regels door de wet te stellen, ten einde te allen overvloede duidelijk te doen uitko men, dat deugdelijk onderwijs op den voorgrond moet staan. De uitdrukking „algemeen lager onderwys” is gebezigd om te doen uitkomen, dat daaronder niet het uitgebreid lager onderwijs is begre pen en evenmin het vak-onderwijs, voor zooveel dit is of wordt begre pen onder het lager onderwijs. Tenslotte is de formuleering van het laatste lid vereenvoudigd.” Eet Schoolblad, orgaan van het N. 0. G., wijdt hieraan in zijn jongste nummer eenige beschouwingen, welke in zoo groot mogelijken kring dienen te worden gehoord. Met volle instem ming laten wij ze hier volgen Reeds de aanhef van dit stukie maakt een vreemden indruk door de verklaring dat het eerste lid van Art. ida bij ANTON m bij E VAN )rteHoofdsteeg3. GOUDSCHE COURANT. PRIJS VAN*HET ABONNEMENT: Qk PRIJS DER ADVERT ENTIÊNÏ Per kwartaal 1 1.25 Van 15 gewone regels met bewijsnummer f 0.55 Idem franco per post1.50 Elke regel meer 0.10 Met Geïllustreerd Zondagsblad 1.50 i Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend. Idem franco per post 1.90 (f X -kyR j) Dienstaanbiedingen per plaatsing van t5 regels f0.35 bij vooruit- Abonnementen worden dagelpks aangenomen aan ons Bureau: Lange ft, betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames I 0 25 per regel Tienoeweo 64, bij onze Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren Groote letters en randen naar plaatsruimte.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1913 | | pagina 1