r.
oed!
E. Alter
iracbt 269'
IAG,
FE WAAR-
[•en
aeskleeding.
of gedeelten
VAN HOUTEN S
iRONA
L Cacao
Mo. 12100.
Woensdag 30 April 1013.
52e Jaargang.
en
lerij
irkt 41.
Ouderdom en Jeugd
DRINKEN
I
I
FBV1LLBTOX,
DE GEWETENLOOZE.
dit Bind.
nz>-A-
Eerste Blad.
risiaw
9 Stok
str. 222
Verschijnt dagelijks
Telefoon Interc. 82.
d.E. ALTER
2 Mei 1863—2 Mei 1913.
XTïeu.-ws5- ezx _Z^c3-TrQrte2rLtieTola.d- voor Q-ovLd.su Ozxxstxe jsezx.
behalve Zon- en Feestdagen.
PRIJS DÉR A D v'jsïïËKTI N
Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON, Telefoon Interc- 82.
tl
1.
de stad aan huil
an 4 Zn., Gouda.
(Wordt vervolgd).
endermeel
•voederkosten
40 en 5 kilo
Ka nar ten
3, en ’/i liter
hij had
om
l»g
verseelvoer)
13 en ^1°
Morgen (Hemelvaartsdag)
verschijnt de ,GOUDS<HE
COURANT” niet
f 1.25
I 50
Du Nummer bestaat uit twee
bladen. C
aerk
eevoeders.
2.
3.
4.
IAG,
i meth. spreken
i beschikbaar om
even. Nadere in-
itaand adres.
PRIJS VAN HÉT ABONN EM ENT
Per kwartaal
Idem franco per post
Met Geïllustreerd Zondagsblad,1.50
Idem franco per post 190
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Lange
Tiesoeweg 64, bij onze Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren
éunieu8 uur.
■of. Eerdman».
rij geregeld tijdig
,n ontvangen van
■ten, Termakeljjk-
■e dan in onna
rgoed.
Men ADRES:
icht 269‘
LAG.
ermethode.
ieder fa or lek
8IA.
Enkhuizen.
lar bij HH.
Wijd straat.
^VeerstaL^j
Er woelde iets vreeselyks in hem,
dat hy, nu hij de waarheid in handen
had, nauwelijks meer meester was. En
jujgt’ zelfbeheersching noodig,
zich niet te verraden. Daar ginds
oen verpletterde eik, dwars over
den weg. Hij ging op een bank zitten
en trok den jongen aan zijn borst. Hij
liefkoosde en kuste hem en zei steeds
hetzelfde „O, mijn arm kind, mijn
arm kind Maar hij had daerbij mede
lijden met zich zelf. In deze oogen-
blikken zou hij zijn leven gegeven
hebben, om een woord van deelneming
van dit teere ventje te hooren. Toen
hij de magere vingertjes aan zijn lip
pen drukte, voelde hij nauwelijks, dat
zij opvallend warm waren. En hij zag
niet, dat zijn oogen een vreemden
glans hadden. Steeds weer gleden zijn
zijn groote handen over Victors hoofd
en wangen en magere armpjes. Hij
wist niet meer, wat er al in zijn hoofd
omging, maar toen hij den vernielen
den eik zag, welks wormstekig hout
overal verspreid lag, vergeleek hij dien
met zijn ellendigon toestand. En eens
klaps zag hij alles om zich heen zoo
neergeworpen door een dreigende ren-
zenhand, die zyn ongeluk wilde. Het
leek een akelige droom, die hem met
open oogen in zyn macht hield en hem
in een donkeren nacht voerde.
irtiLegi“, SVjU.
a Arbeid voor de
het hoofd en stootte zijn keelgeluiden
steeds boozer uit. Plotseling, toen Gla
ser reeds op het punt was om hem
er weer uit te nemen, werd zijn op
merkzaamheid getrokken door een toe
gevouwen papier, dat op destroomat
Glaser raapte het nieuwsgierig op en
Lang zaten zij zoo zwijgend, want
ook Victor hield zich stil, kalm ge
worden door een afgemat gevoel in al
zijn leden. Glaser liet zijn verbeelding
vleugels aanschieten. Hij stelde zich
voor, hoe Klothilde gedurende den rit
den brief te voorschijn gehaald had,
om hem nog eens te lezen en dan
achteloos te verliezen. Toen echter
stond hij langzaam en vastberaden op.
Die oude eik was wormstekig geweest,
hij echter had nog al de kracht van
den man, die met bewustzijn door het
leven gaat. Zooals hij zich het geluk
uit den grond gehaald had, zoo wilde
hij verder gaan, onverschillig, wien
hij daarbij vertrapte, al was zij het
ook, uit wier schoot dit menschen-
plantje ontsproten was.
Je bent gisteren nog gaan rijden?
vroeg hij tien minuten later aan Klo
thilde, die reeds kant en klaar voor
het vertrek was.
Ja, ik had er toen veel zin in,
antwoordde zij rustig. Ik nam den
straatweg tot het dorp, toen begon
het echter flink te regenen. En Victor
was er bij.
Ei, ei, dat wilde hij dus vertellen,
viel hij haar in de rede Men begrijpt
hem toch nooit.
Hij bad erg veel pleizier, ging zij
voort.
tingen van ons land en mogen zich
verheugen in* de warme toegenegen-
heid van oen groot deel van ons volk.
c. Landbouwscholen. „Er zal een
Rijkslandbouwschool zyn, indien in do
behoefte aan landbouwonderwijs niet
op andere wijze wordt voorzien”.
d. Middelbare scholen voor meisjes,
waarvan de inrichting „aan de stich
ters wordt overgelaten”.
Do hier volgende statistiek, den
toestand weergevende van December
1910, moge beter dan een uitvoerig,
betoog, dat uit myn pen allicht den
indruk van een oratio pro domo zou
kunnen maken, getuigenis afleggen van
do uitgebreidheid en den bloei van ons
Middelbaar Onderwijs.
A.
Burgeravondscholen49 met 695
leeraren en 7950 leerlingen
Ambachtsscholen52 met 561 leeraren
en 6183 leerlingen;
Scholen voor Middelb. teclin, Onder
wijs en Nijverheid: 5 mot 1795 leer
lingen
Vakscholen voor Ambachtslieden 19
mot 114 leeraren en 728 leerlingen;
Teekenscholen 256 met 1259 leeraren
en 15496 leerlingen
Scholen voor beeldende Kunsten en
Kunstnijverheid10 mot 133 leeraren
(-essen) on 2241 leerlingen;
Zeevattrfseholen11 met 651 leer
lingen
Visscherijscholen 9
Scholen voor Handelsonderwijs: 17
met 169 leeraren en 741 leerlingen
Handelscursussen (gemeentelijke): 27
mot 211 leeraren en 1899 leerlingen
idem (particuliere)56 met 159 leera-
Het jaar 1863 zal menig lezer voor
den geest roepen het 50-jarig bestaan
onzer^ onafhankelijkheid, het gouden
jubileum onzer vrijwording uit de
knellende banden der Fransche over-
heersching. Een gebeurtenis van niet
minder belang, hoewel wapengekletter
en kanongebulder er vreemd aan zijn,
een gebeurtenis van heol anderen aard,
wier zegenrijke gevolgen tot op onzen
tijd, en wij hopen nog lange na dezen,
voortduren, maakt dit jaar in onze
beschavings- en ontwikkelingsgeschie
denis voor immer merkwaardig. Op
den 2en Mei 1863 bekrachtigde Koning
Willem III de Wet op het Middel
baar Onderwijs, nadat deze door de
Eerste Kamer met 26 tegen 7 en door
de Tweede Kamer met 40 togen 25
stemmen aangenomen was. Het was
het ontwerp van den toenmaligen
minister Mr. J. R. Thorbecke, wiens
naam onafscheidelijk aan dit grootsene
werk verbonden is, dat wellicht meer
dan eenigeander zijner regeorings-
daden zyn naam in dankbare herinne
ring bij het late nageslacht zal doen
voortleven. De groote beteekonis van
dit feit springt in het oog, wanneer
wij óns de talrijke bloeiende en be
volkte inrichtingen, over ons geheele
vaderland verspreid, voor don geest
roepen, die aan deze Wet haar ont
staan danken.
Onze goede stad telt er vier, die
zeker niet weinig tot haar vooruitgang
bijdragen en haar tot een alma mater
voor haar achterland maken:
de Rijks Hoogere Burgerschool
met 160
de Ambachtsschool met 83
de Burgeravondschool met 192 en
den Handelscursus met 110 leer
lingen.
Zoudt ge ook niet meenen, dat onze
goede stad ten minste op intellec
tueel gebied tot les vides moties
afdaalde, indien zij van genoemde
onderwijsinrichtingen verstoken was?
Het is voor ons, kinderen onzes tijd»,/
moeielijk ons de maatschappij voor te
éunieu, 81/» uur,
g Mij. tot Nut
meer op voortreffelijke wijze voorzien
door Ambachtsscholen, die zoowel the
oretisch als praktisch, technisch middel
baar onderwijs geven.
b. Hoogere Burgerscholen met 5-
iarigen en met 3-jarigen cursus. Do
Wet van’ 63 bepaalde, dat er althans
15 Rijks Hoogere Burgerscholen moes
ten zijn „te vestigen in daarvoor meest
gelegen gemeenten in de onderschei
dene oorden van het land” Daaronder
moesten er tenminste 5 zijn van 5-
jarigen cursus.
Hieruit blijkt, dat de Regeering in
1863 van oordeel was, dat de H.B.8.
met 3-jarigen cursus eigenlijk vol
doende was voor die algemeene ont
wikkeling, dieals basis moest dienen
voor de vervulling van „de onder
scheidene bedrijven der nijvere maat
schappij’’. De uitkomst heeft bewezen,
dat de burgerij oen nog breedere
algemeene ontwikkeling begeerde,
zooals do H.B.S. mot 5-jarigen cursus
verstrekt, zoodat het aantal 5-jarige
scholen dat der 3-jarigo thans verre
overtreft.
Deze scholen voor min of meerder
breedc algemeene' ontwikkeling hebben
de bedoeling en den geest der wet
het meest tot hun recht doen komen.
Duizenden leerlingen hebben hier die
algemeene ontwikkeling opgedaan, die
hen in Staat heeft gesteld eervolle
betrekkingen op velerlei gebied in
staat en maatschappij te bekleedon.
Onze H. B. 8. zijn een onmisbare
schakel geworden in don onderwijs-
keten onzer „nyvere maatschappij”,
hebben zich een eervolle plaats ver
overd onder de intellectuoele inrich-
Onderwijs de vorming van die talrijke
burgerij, welke het lager onderwijs te
boven, naar algemeene kennis, bescha
ving en voorbereiding voor de onder
scheidene bedrijven der nijvere maat
schappij tracht.Deze wet was «dito
eeno noodzakele aanvulling van do
gebeurtenissen van 1848zij gaf „de
talrijke burgerijwat de lagere klassen
en do hoogere standen reeds lang be
zaten in lager on hooger onderwijs en
deed een schuld de Regeering jegens
dê „burgerij’’ af, waarvan de vereffe
ning maar al te lang op zich had laten
wachten. Do ons omringende landen
Frankrijk, België, Duitschland waren
reeds langer of korter tijd in het bezit
van Middelbaar Onderwijswilde dus
Nederland op economisch gebied den
strijd om het bestaan met eenige kans
van succes voeren, dan moest het op
komend geslacht met betere wapens
dan tot nogtoe uitgerust worden. Dit
heeft minister Thorbecke ingezien en
hierin trachten te voorzien uoor zijne
Wet van 2 Moi 1863.
„Het hoofdkarakter van het van
Staatswege te regelen Middelbaar On
derwijs moet algemeene voorbereiding
zijn- tot eene groote verscheidenheid
van maatschappelijke betrekking, be
roep of dienst” meende hij. Dit dool
zou door éénzelfde soort scholen niet
bereikt kunnen worifcn en daarom
werden in de Wet genoemd
a. Burgerscholen, bestemd vooral
voor „aanstaande ambachtslieden en
landbouwers”, verdoold in
1Burgerdagscholcn 2. Burgeravond
scholen.
De eerste soort van inrichtingen
bleek geen levensvatbaarheid te be
zitten, zooals reeds door sommige leden
der toenmalige Tweede Kamer ge
vreesd werd.
Zij werden niet voldoende bezocht
door leerlingen uit den ambachtsstand
en velen, die de school bezocht had
den, werden geen ambachtslieden. Voor
de landbouwende klasse waren deze
scholen heelemaal ongeschikt. Tal van
Burgeravondscholen zijn na 1863 opgo-
richt vgpl meer dan men bij het tot
standkomen der wet vermoed had
dat zij een belangrijken invloed op do
ontwikkeling van jongelieden uit den
werkenden stand geoefend hebben en
voor dezen van groot nut geweest zijn,
bewijst de talrijkheid dezer soms sterk
bevolkte inrichtingen. Waarin de vroe
gere Burgerdagscholen te kort zijn ge
schoten vakopleiding voor aanstaande
ambachtslieden, daarin wordt meer en
(lOIIMII E COURANT.
Van 1—5 gewone regels met bewysnummer f 0.55
Elke regel meerB 0.10
By drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze legen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 1—5 regels fü 35 by vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames 1 0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
Glöser dwong zich tot opgewekt
heid.
Dat kan ik me denken, hij teert
er nu nog op. Jullie bent zeker aardig
nat geworden.
Nu, hot ging nogal. Ik keerde
dadelijk om.
Het was wel een beetje onvoor
zichtig van je, zoo zonder koetsier.
Daar ginds loopt altijd allerlei gespuis
rond.
Je weet toch, dat ik niet bang
ben, gaf zij ten antwoord.
Neen, dat ben je niet waar
achtig niet I riep hij lachend uit, maar
het klonk vreemd. Hij kon haar niet
meer aankyken, want haar blanke hals
lokte hem en haar roode lippen en
groote, wellustige oogen. Hij wist niet
of hij haar zou kussen of worgen. En
zoo liet hij haar op do veranda staan
en ging naar binnen, nog eens de
wenteltrap op. Halverwege stond hij
stil en balde de vuisten De jongen
had naast haar gezeten, niet wetend,
dat haar ziel vol zonde en verraad
was en had den vader naar het rij
tuigje gelokt en in zijn onschuld de
schuld der moeder aan het licht ge
bracht. Wat. voor een vreesoiijk spel
speelde het leven I
88)
Gl&ser lachte, want hij dacht aan
niets kwaads. Bij zulk weer kon geen
mensch slapen I Toen Victor hem daar
op aan zijn jas trok, volgde hij hem
gewillig naar de stallen, waar de koet
sier bezig was de paarden op te tuigen.
Nieuwsgierig hij met den jongen in
het groote, stevig gebouwde koetshuis,
waar vlak bij den ingang het rijtuigje
stond, zooals men het ’s avonds te
voren binnengebracht had. Victor wees
op de zitplaats en maakte de oude
beweging nu opgewonden, als een on
willig kind.
Wil je rijden vroeg Glaser vroo-
lijk, want nu meende hij hem te be-
17 A- L2 L.._
stollen zonder Middelbaar Onderwijs,
zoozeer is dit met onze samenleving
saamgegroeid.
Vóór 1863 was alleen de naam be
kend, die het eerst voorkomt in een
rapport, over het onderwijs, uitgebracht
door eene Commissie, die in 1808
door Koning Lodewijk Napoleon be
noemd werd. De eerste maal, dat in
eenig wetsartikel over Middelbaar On
derwijs gesproken wordt, is in het
jaar 1814 als de eerste grondwet van
het Koninkrijk der Nederlanden in
art. 140, handelende over het Onder
wijs, gewag maakt van „hooge, mid
delbare en lage scholen”. Bij de behan
deling van r,e grondwetsherziening in
het revolutie-jaar 1848 werd de vraag
gesteldWat de Regeering onder
middelbaar onderwijs en middelbare
scholen verstaat. Het antwoord luidde:
„Wat door Middelbaar Onderwijs ver
sman moet worden, zal door de Wet,
op dit onderwerp te maken, worden
bepaald.” Dit wetsontwerp kwam in
1854 tot regeling van lager en middel
baar onderwijs beide dit laagste bleek
evenwel niets anders te zijn dan voqrt-
gezet lager onderwijs. Tot wet heeft
dit ontwerp het nooit gebracht. Dan
volgt de reeds genoemde Wet van 2
Mei 1863, die dus a.s. Vrijdag haar
gouden jubileum viert. En brengt deze
nu de bepaling of omschrijving van
wat Middelbaar Onderwijs is of bedoelt,
gelijk de Regeering beloofde bij de
grondwetsherziening van 1848 Neen
art. 1 dezer wet zegt slechts, dat tot
hot middelbaar onderwijs worden ge
rekend te behooren alle vakken,
welke volgens deze wet onder
wezen worden am de scholen,
waarover zij zich uitstrekt, m. a. w.
middelbaar onderwijs is, wat zal blijken
middelbaar onderwijs te zijn. Om tot
klaarheid in deze zaak te komen zullen
we dus onze toevlucht moeten nemen
tot de Memorie van Toelichting tot
het Wetsontwerp en de beraadslagin
gen in de Tweede Kamer. Uit deze
gegevens blijkt, dat minister Thorbecke
karakter en doel van het Middelbaar
Onderwijs aldus omschreef „Wanneer
pen lager onderwijs volksonderwijs
noemt in dien zin, dat het als eerste
aanvang van ontwikkeling gelijk be
stemd is voor allen, en hooger onder
wijs bestemd acht voor het kleine ge
tal van hen, die opleiding zoeken tot
een werkzaamheid of betrekking,
waartoe geleerde vorming vereischt
wordt, dan omvat het tusschen beide
inliggend gebied van het Middelbaar
opende het vuile, verkreukte papier.
Toen las hij deze twee regels
„Ik ben stellig om twaalf uur in de
Victoriastraat. Verlangend. Oskar.”
Dadelijk bracht hij alles met elkaar
in verhand, want daar was zijn huis
en juist vandaag om dien tijd had
Herbst in die buurt een en ander te
doen. Eerst was hij verbluft, want hij
meende, dat dit ongelukkige ventje
voor hem het verstand van wijsgeer
had. Toen hij echter zag, dat alles
slechts het gevolg van een toeval was,
vroeg hij den koetsier
Is het rijtuig gisteren gebruikt
De modder zit er nog aan.
Ja, mevrouw is tegen den avond
uitgereden. Later heeft het geregend.
Mevrouw heeft zelf gemend.
Goed, goed, zei Glftser, die niets
wilde laten merken. Geen oogenblik
dacht hij er aan, dat Victor daarbij
geweest kon zyn. Nu begreep hij den
grijpen. En uit de grap tilde hij er hem jongen, die eindelijk verheugd knikte,
in, maar hij spartelde tegen, schudde Wel is waar wees hij op zich zelf, om
daarmee duidelijk te maken, dat hij
ook mee was geweest, maar Glaser-
legde dit op zijn manier uit.
Ja» ja, je mag weer rijden, maar
in Berlijn, zei hij en ging weer met
hem in het park, want hij kon het niet
over zich verkrygèn, om dadelijk naar
huis terug te keeren.