I BI»
1
ht-avond
DEE
No. 12340.
Maandag 1 D<
&2e Jaargang.
mber 1913.
RÉBNIE”, OosUiiven.
exi. -^.d.’vertezxtïeTolsufe. voor G-o\xeLsu ezx Oxxxstxelcezx-
I
o
Verschijnt dagelijks
behalve
Feestdagen.
Zon
en
irenfabriek
Telefoon Interc. 82.
Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON.
Buitenlandsch, Nieuws.
S-o-iten land-
FEV1LLETOX
Ier,
1 watten.
dVeimelijfi Barninè.
IT 'Hl T HGEMEEI
„GOUDA".
bevor-
dings-
nisme.
EKKING
thavea.
UDA. -
jorradig
druiven,
handel”.
-geschenk
Telefoon Interc. 82.
Kennisgeving.
S'
1STJ
*ERA,
Napoleon III, van
■T
bovendien in duizend
volg-
het
nen.
X.
Pompelmoes,
Sinaasappels,
Tomaten,
Tunis dadels,
Noten,
p»-
z. enz.
zei
-di
(Wordt vervolgd)
Duitschland.
Tooneelen te Zabern.
Vrijdagavond vielen hier opnieuw
binnen-
Zoover
f een
inlichtin-
H te ge-
de
ge-
Secretaris,
I. J. M. KROON.
Vrij bewerkt door AMO.
es
n.
i'
„Het
zijn,
4b- ’t
peesche mogendheden zijn evenzeer
resultaten van zijn politiek.
i Heer
l DECEMBER 1913
ten 8 iire
AMMA.
ilijke Kracht,
at Björnsterne Ijlrrni
jze. -
m Schets. H. D.
1THEKER
ïfoon 292.
zeggen„Breng de
nen.
Het is met mij gedaan,
tl. zin 411
zag,
naar
der
een:
de, voelde ik
de
J.
heer N. A. van
ÏNDEWEG 27,
Teleph. 313.
t per 5 ons.
enk. tafelappels,
peren,
(illHISIHEdHHAM
i bekende HAND-
n de
I, GOUDA.
ng Sigaren in kleine
doozen Sigaretten
f 1.25
1.50
150
1.90
28)
„Ja, zij en zij alleen moet weten,
waarom mijn oom dien Balder en niet
mij tot ziju universeelen erfgenaam
benoemd heeft.”
„Ondanks den
moeidheid,” zoo
inptr
gbn,
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—5 gewone regels,met bewijsnummerf 0.55
Elke regel meerw0.10
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bij vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
Bismarck, van een Napoleon III, van
een keizerin Eugenie? De daden van
het geslacht dat thans hun is of heen
gaat, laten zich door de resultaten het
best beoordeelen, en maar al te vaak
veroordeelen. De uitbarstingen van
haat, die de bevolking in Elzas-Lo-
tharingen aan den dag legt voor de
Duitpche heerschers zijn een zeker
symptoom van den misslag, dien Bis
marck beging toen hij Elzas-Lotharin-
gen aan Frankrijk ontnam.
Bismarck had getoond den juisten
tijd voor het slaan van zijn slag te
4 kunnen af wachten. Maar meer staats-
manswijsheid heeft hij getoond toen
hij als overwinnaar stond tegenover
Oostenrijk, dat na de slagen bij Konig-
gratz en $adowa machteloos lag neer
geveld. Bismarck begreep echter in
1866 dat hij van Oostenrijk-Hongarije
geen onverzoenlijken vijand moest ma
ken. Hij was het die de Oostenrijkers
de vernedering bespaarde dat Pruisi
sche troepen Weenen binnentrokken.
Diezelfde wijsheid heeft Bismarck vier
jaar later niet getoond. Bij den oorlog
van ’7071 heeft hij niet begrepen,
dat men zich gemakkelijker vijanden
kan maken dan vrienden veiSwerven.
De annexatie van Elzas-Loth,i^igon
bracht als bijkind met zich' h^f de
revanche-idee die van toen a£in de
Fransche kasten werd vertroeteld.
Het is er mee gesteld zooals eenmaal
gezegd isLaat er ons niet over
spreken, laat er ons slechts aan den
ken, tot het uur der vergelding is
gekomen.
In Frankrijk is men dus zoover dat
inen het leed zwijgend gaat dragen.
De Elzassers hebben zich die kunst
nog niet eigen gemaakt. Telkens weer
komen nieuwe incidenten voor, die in
da Duitsche regeering dan moesten
overtuigen, dat het zoo niet gaat. Het
is alles een gevolg van het regime, dat
Bismarck heeft ingevoerd. Zijn bin-
nenlandsche staatkunde is nooit een
overwegend factor geweest in het al
geheel politiek beleid dat hij heeft
gevoerd. Zijn buitenlaudsche staat
kunde, was gericht op het Overwicht
dat Pruisen en in zijn ideaal het ver-
eenigd Duitschland zou moeten uit
oefenen op de economische samenle
ving van de geheele wereld Daarvoor
heeft hij niets gespaard, de oorlogen
van ’66 zoowel als van ’70 waren er
het gevolg varf. Maar de blijvende
verwijdering tusschen Frankrijk en
Duitschland zoowel als de meer ge
spannen verhouding tot andere Euro-
Dit is
mij herinner
de: bewusteloos stortte ik op den
grondMnd. Ct.
PRIJS WAN HET ABONNEMENT:
Per kwartaal
Idem franco per post
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Idem franco per post
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau:
Markt 31bij onze Agentenden Boekhandel en de Postkantoren.
t Leden f 1.
Gymn. en H. B. S.
voor de tribune een
^al kaarten a 10 Cts.
on- en minvermo-
je van den Heer
Istraat alhier, en wel
oensdag 3 December
,gs 12 tot ’s namid-
Nederhorst,
der Ree.
Gouda, den 1 December 1918.
Burgem. en
me chnsien-kinderen vermoorden moet
vuile Jood!’ voegde een hunner mij
toe, terwijl hij zijn vuist tegen mij
schudde. Welt een pijn en smart
deze woorden mij veroorzaakten, dat
kunt u u wel voorstellen.
Toen ik de rechtszaal binnen trad
waren de rechters en de jui^-leden
nog niet aanwezig. Overigens was de
zaal geheel gevuld met otficieren en
dames en heeren, die met elkaar za
ten te praten en lachen. Eenige da
mes namen mij door haar binocles
nauwkeurig
voor de een
geheel offici
mijn procesl
en
menschen van opvoeding
viyg, maar
in/ mih^n
jury iff t
gesteld zag. Ik he'b
tracht om
oir~
wijl
nietwaar?
ge toen uw parapluie meegeno-
weet ik niét,” antwoordde
met een ongeduldig gebaar,
-necit om een
rapljuie of wandelstok.”
eens goed,”
wel iets van
regen en uwe ver-
ging de rechter van
instructie voort Jordan te ondervra
gen, „zijt gé onmiddellijk weer uitge
gaan om haar te spreken,
ï-loKé t.nr „1 11 i
Weth. voornoemd,
R. L. MARTENS
De Secretaris,
J. v. HEU8DE.
I.
Rampzalig menschenkroostwie söhold
[uw’ aard zoo schendig,
Dat gij, uit eigen wil, en snood wierd
[en ellendig?
Dat gij, verbolgen op de zeegning
[der natuur,
U zelf meer wordt ten schrik dan
[’t gloeiend bliksemvuur?
Het v\orhang gaat op. We zullen
T weer spooaig kunnen genieten van het
V politieke snel van veel zeggen zonder
u zin. Diplomaat zijn beteekent nog al-
l toos zijn bést doen om voor ieder een
gesloten Woek te zijn, door eerlijke en
V zoo noonig door oneerlijke middelen
de zwakke plekken van anderen uit
te vorschen en zelf driewerf verzegeld
te zijn. Tallegrand heeft zoo juist ge
zegd wat den diplomaat moet eeren.
Hij mag slechts woorden bezigen om
zijn gedachten te verbergen, niet om
ze te uiten. Of zooals Sir Edward
Grey indertijd als zijn meening te ken
nen gaf dat het diplomatenspel een
spel is dat achter de schermen wordt
gespeeld. Wie luidruchtig is, wie zijn
overwinningen uitbazent, past niet in
de rol die een diplomaat is toebedeeld.
Hij valt te gemakkelijk ten prooi aan
zijn medespelers. Het is een belangrijke
tijd, de tijd dien wij thans doorleven.
Een tijd waarvan wij kunnen zeggen,
dat zij feesten in de wereldgeschiede
nis heeft opgeleverd nu eens beleven
wsg ^de daden die van de heerschers
van thans uitgaan, dan weer nemen
wij waar, de resultaten van het poli
tieke spel van ons voorgeslacht. Om
het laatste niet in het rriinst, is onze
tijd belangrijk. Zien wij nu niet da
gelijks de uitingen der verrassende
resultaten van het optreden van een
„Neen! Ik was van plan den vol
genden dag naar haar terug te koe
ren, als ik kalmer gestemd was. En
toen ik thuis kwam, liet ik het rij
tuig wachten; ik had slechts enkele
minuten tijd om mij te kleeden om
naar villa Karstenbrook* te rijden.
Daar ontmoette ik Heinrich Balder
voor de eerste maal in mijn leven....
Meer heb ik u niet mede te deelen.”
„Het lijk was beroofd.” De rechter
gaf daarop een beschrijving van den
toestand, waarin men alles dien avond
had aangetroffen.
„Niet door mij beroofd, want ik
hftb haar niet vermoord. Van mij
zmi dat wel de domste streek zijn,
die ik kon uithalen.”
„Toch zijn er tweehonderd mark
in goud gevonden in uw linnenkast,
terwijl bewezen is, dat gij kort te
voren niet in staat waart de kamer
huur te voldoen. De gelden, die ge
op den eersten der maand voor uw
lessen hebt ontvangen, waren besteed
om de kleermakersrekening te vol
doen.”
De jonkman sloeg de oogen neer,
en zweeg. Doch eindelijk vond hij
zijn woorden weer terug en zeide:
„Over dit punt wil ik me niet
uitlaten. Het zij genoeg te verklaren
dat dit geld niet afkomstig is van en
niet in verband staat tot de vermoor
de vrouw. Mijn woord er opin geen
enkele betrekking. Verdc
gen wensefa. ik hierover/
w odacht ik di
rect, ook toen ik” de jury-leden aan-
die zich schenen te schamen om
mij te zien. Toen de woordvoer
der jury de eerste vraag, met
„Ja, het is waar”, böantwoord-
*2_ den grond onder me
wegzinken. Ik trachtte mij zelf mees
ter te blijven en moed in te spreken
en te luisteren naar hetgeen verder
door den woordvoerder zou worden
gezegd. Ik trachtte mijn gedachten
te verzamelen, tot plotseling het
vreugdewóord tot mij klonk: „Neen,
hij is niet schuldig”. Dit is het
laatste geweest wat ik
schaamd aan. Ik weet nog, dat ik
trachtte raijzelven meester te blijven,
maar ik kon niet.
„Woede, teleurstelling en walging
grepen mij aan, ik pakte haar bij de
handen, zoodat zij niet van haar stoel
kon opstaan, en ik dreigde dat ik
haar zou vermoorden, als zij mij nog
langer voor den gek hield. Als eenig
antwoord spuwde zij mij in het ge
laat. Toen werd ik meegesleept door
mijn toorn en gaf ik m’n gemoed
‘lucht, door haar twee flinke oorvij
gen toe te dienen; waarschijnlijk heb
ik daarbij haar linkerwang met mijn
nagels geraakt. Zij greep mijn hand
en arm, en ik herinner mij nog dat
zij als een kat krabde. Het was een
afschuwelijk tooneel, waardoor ik
me diep vernederd gevoel, maar
ik was mezelven niet meer meester.
Ten laatste riep zij, dat ik haar ka
mer moest verlaten, anders zou zij
om hulp roepen......” -
„Daarmee zal zij gedoeld hebben,
denk ik, op de familie Trop,” zei
de rechter van instructie.
„Ongetwijfeld! Maar toch, die be
dreiging sprak zij met zulk een
vreemde stembuiging uit. Telkens en
telkens moet ik daaraan weer den
ken”, zei Jordan peinzend.
moet juffrouw Tropf geweest
die mij /n den weg kwam, toen ik ’t
huis wilde verlaten.”
„Zijt gij dien avond nog bij juf
frouw Wellner teruggekeerd?”
In het leven van juffrouw Schnitz
ler had het opzienbarend vooTva! een
groote onrust téweeggebracht. De
brave vrouw ging gebukt onder de
schande, die over haar huis gekomen
was, en zij leed onder het gevoel,
dat zij een moefdenaar onder haar
dak had gehuisvest. Onder die om
standigheden, yond' zij het zeer na
tuurlijk, dat haar dochter in tranen
uitbarstte, wanneer men de naam van
Wilfred Jordan maar noemde. Zelfs
tegenover Frans Gehricke, die in
deze dagen zijn bezoeken aan de fa
milie nogal dikwijls herhaalde, nam
zij de partij op voor Martha’s ge
schokte zenuwen. De jongeman waag
de het slecht^ nu en dan een paar
woorden terug te zeggen.
Amhrika
De toestand in Mexico
Uit Washington wordt gemeld, dat
de Regeering der Vereenigde Staten
thans den spoedigen val van het be
wind van Huerta verwacht. Zij heeft
daarom de beide oorlogsschepen Kan
sas en Ohie die zich in de Middelland-
sche Zee bevinden teruggeroepen en
aan de commandanten opdracht ge
geven dadelijk naar Vera Cruz te
stoomen.
Volgens een bericht van de New--
York Sun heeft Huerta verschillende
leden ’van het Mexicaansche congres
laten fusilleeren.
De Kölnische Zeitung meldt uit
Mexico, dat de opstandelingen na ver
overing van Victoria de regeeringsbe-
amten hebben terechtgesteld en ook
enkele Spanjaarden hebbe^ermoord.
De Volturno
Onder de getuigen die gisteren te
Londen door de comm. v. onderz. zijn
gehoord, was ook de heer Tinsley, de
directeur der Uranium S.S. Mpij, te
Rotterdam, die mededeelde, dat de
Mpij. aanzienlijke sommen aan de Vol
turno besteedde en de bemanning in
ieder opzicht voor haar taak berekend
was.
Getuige Willem Offers, van Rotter
dam, gaf een overzicht van de wijze
waarop de lading gestuwd was. Ily
wist niet, dat er onder de lading brand
bare of gevaarlijke goederen waren.
Rusland.
Een interview met Beilis.
I De „Ddïly Telegraph” publiceert
thans het slot van het interview met
Mendel Beilis, dat een dagblad-corree-
pondent te Kieff met dien hoofdper
soon uit het beruchte ritueele moord-
proces gehad heeft.
Aan Böilis’ beschrijving van de
eerste zitting van het gerechtshof,
waarbij hij tegenwoordig was, is het
volgende ontleend.
Toen ik met den gevangeniswagen
naar het gerechtshof overgebracht
was, en de trappen naar de gerechts
zaal opging, kwamen mij een tweetal
studenten tegen, die beide ’t insigne
van de „Zwarte Honderd” droegen.
„Zij zullen je. wel leeren, hoe je ar-
BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van GOUDA brengen tor al-
gemeene kennis, dat de Gemeente
raad in zijne vergadering van den
28 November heeft benoemd tot Lid
van de Commissie van bijstand In het
beheer der Gemeentewerken in
plaats van wijlen den Heer H.
den
mij door
pp en eerst toen drong
Ie maal tot mij door, dat
iel Rusland zich voor
r interesseerde. Ik hoopte
bad, daf de jury zou bestaan uit
w en bescha-
helaas werd ik bitter
loop teleurgesteld, toen ik de
hoofdzakelijk boeren samen
uren lang ge-
iets van hetgeen in hen
mging, op hun gelaat te Lezen, ter-
./ijl ik bovendien in duizend ang
sten en 'vreezen verkeerde, dat zij
niet zouden begrijpen of verstaan,
wat er gezegd wordt. Daarentegen
was het voor mij een heele opluch
ting te vernemen, dat er meer dan
honderd journalisten uit alle wereld-
deelen waren, die het proces
den.”
Beilis vertelde vervolgens van zijn
angst, dat men hem door vergif van
het leven zou berooven en hoe hij
alle -mogelijke voorzorgsmaatregelen
genomen had om zich te beschermen.
Hij deelde zijn voedsel met de sol
daten en wachtte tot die er van ge
geten hadden. Dan eerst gebruikte hij
zelf er iets van.
Eens of tweemaal gedurende
proces werd mijn deur niet gesloten.
Het scheen mij een uitnoodiging om
de vlucht te nemen, en God alleen
heeft mij geholpen om aan de verlei
ding te weerstaan. Op een keer zelfs,
dat de celdeur zelfs op een kier was
blijven staan, en ik door de smalle
deuropening gluurde, hoorde ,lets
en bemerkte ik een schaduw tyatf
man met een revolver in
Ik ben er dan ook vast
van overtuigd, dat wanneer
poging tot ontvluchting had gewaagd
ik onmiddellijk neergescholen zou
zijn.
De ex-gevangene beschreef/ dan in
eenvoudige, maar diep-ontroiferende be
woordingen van zijn angsL dien hij
uitstond tijdens het verhoOT der ge
tuigen, wanneer deze gehéel onjuiste
of valsche verklaringen aflegden. De
welsprekende redevoering van zijn
advocaat, was voor hem een ware
weldaad, maar steeds drong de vraag
zich weer aan hem op: „Zouden die
eenvoudige boeren er
begrijpen?”
„De laatste nacht, dien ik in de
cel doorbracht,” aldus vervolgde Bei
lis, „was meer dan vreeselijk. De
wachter beval mij, mij uit te kleeden,
waarna mijn kleeding nauwkeurig on
derzocht werd. Vervolgens kwam ik
zelf aan de beurt. De wachter keek
in mijn mond, doorzocht zelfs mijn
haar, en mijn baard en deed dit
zoo jyiw, dat ik hem verzocht wat
zachter te werk te gaan.
„Houdt je mond, duivel!” was ’t
antwoord, „ze hebben me opgedragen
je te vermoorden, en ik zal het doen.”
Hierop geraakte ik geheel buiten
mezelf en ik begon luid te roepen
en te gillen. Op mijn kreten kwam
de gouverneur der gevangenis toe
snellen, die den wachter beval mij
niet langer te mishandelen. Het ver
dere gedeelte van den nacht kon ik
dan ook rustig in gebed doororen-
gen.
Den volgenden morgen wetd ik nu
voor de laatste maal ^naar de gerecht
zaal gebracht. Toen ik het beloog
van den president hoorde, gevoelde
ik mij een verloren man. Aan dc
jury-leden werden twee vragen
ateld en toen zij de zaal verlieten,
wendden zij allen het hoofd van mij
af. Toen werd ik naar mijn cel te-
ruggebracht. Daar moest ik de uit
spraak afwachten. Die laatste minu
ten schenen mij een eeuwigheid toe.
Zelfs de soldaten schoten medelijden
niet mij te heMSen. H< eenige, waar
mee ik me bezig hieffl, was de in
gewikkelde vraag: Naar welk deel
van S1L—1X
Plotseling hoorde ik
ging de deur open,
ven, mijnheer.”
„Zeer in uw eigen nadeel”, ver
klaarde de rechter op ernstigen toon
en stond op.
„Ik zal afwachten, wat er van
komt,” antwoordde Jordan kalm.
De rechter en zijn schrijver verlie
ten daarop het vertrek.
té heWben. Het i
me bezig hieffl,
vrxxg: Naar welk
Siberië zouden zij mij zenden?
een bel, dan
en hoorde ik
gevangene bin-
Hebt
men?’
„Dat
Jordan
ik bekommer mij nooit
„Kom, bedenk u
de rechter aandringend.
anneer ik uitga om les te ge-
vep; 'neem ik nooit een parapluie
mee, omdat ik die toch overal zou
laten staan. Of ik in mijn haast er
toen een heb meegenomen, toen ik
naar die juffrouw Wellner ging, dat
weet ik niet. En als ik het gedaan
heb, weet ik niet meer, of ik hem
heb thuisgebracht.”
„Ga dan maar voort. Gij zijt om
streeks half negen bij juffrouw Well
ner binnengetreden. De lamp brandde
op de tafel, waaraan zij zat te schrij
ven?”
„Zij schreef niet, toen ik
kwam,” merkte Jordan op.
ik mij kan herinneren, lag er
half velletje postpapier op de tafel,
bij eeh inktpot, waarin een pen ge
stoken was. Zij zal dus wel geschre
ven hebben, voordat ik binnenkwam,
Ik trad op haar toe. Nadat ik haar
herinnerd had op den dienst, die ik
haar .bewezen had, drong ik aan, dat
zij mij zou helpen om den sluier op
te heffen, die er nog steeds boven de
zaak hangt. Ik herinnerde mij nog,
dat mijn stem beefde, toen ik vroeg
waarin die verrassing dan wel kon
bestaan, die ik van haar zou verne
men.”
„Wat antwoordde zij daarop?”
„Ondanks de ongeloofelijke aan
doening van dat oogenblik, kan ik
daaraan toch niet denken, zonder
korzelig te worden tegen mij zei ven.
Er moet iels gebeurd zijn, wat in de
blijkbaar van te voren goeden wil
van juffrouw Wellner een geheelen
ommekeer heeft teweeggebracht. Zij
dreef den spot met mijne lichtgeloovig-
heid, lachte om haar briefje, alsof
het een goed geslaagde grap was...
en......”
en gaf mij ronduit te kennen
dat zij op mij verliefd was en mij
daaamji bij zich had laten komen. Zij
loqjren daarbij keek zij mij onbe-
onmiddellijk neergeschowm