RG rine. i biedingen inhuis. I® l.H M 12537. Zaterdag 25 Juli 1914. 53e Jaargang. Verschijnt dagelijks Eerste Blad. t er FEUILLETON Sefje- p 'f tl Courant inwater. BERICHT. BTIIIlil Brieven uit de Hofstad. Rechtvaardigheid. J^Tïe-cL-ws- exx -<^-d."vex‘t©zx‘ti.e'blsLc3_ voor O-oaolcLs- ezx OxxxstxelEezx- behalve Zon- en Feestdagen. Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON. Telefoon Interc. 82. Telefoon Interc. 82. I I an eonorvrij willige ij- wereldgeschiedenis, verre En dat bij d aan het Bureau van cn - :i kman Zn., Gouda. Uj/ 1 ;en -QUELL tONWATER r. len van een brief** 'an aanneming der het doek nog niet r°- eindelijk die oude fami- dc muren in de gang i in de voorkamer van de bovenverdie- aangren orde avond- I «til voor het pa- toeenellen en opent rijtuig. de graaf uit. Eto- Dit nummer bestaat uit twee Waden. in de mccet. utiin kosten slechts tbelaling: 15, voor elke regel tar. 9 Tilburg. BELONJEJr. Gouda. (Wordt vervolgd.) J fa verband met de sluiting der drukkerijen te Gouda wegens •■cantie voor de persoueelen op ZATERDAG lv MAANDAG 3 en DINSDAG 4 AUGUSTUS a.s. tal de 60UDSCHE COURANT op die dagen NIET verschijnen. opruimen in dezen i het Brokkenhuis. iricht aan een der per Tel. n". 178, zal halen, wat U I )EN OP REKENING ERUGGAAF VERGOEC A 15 CT. ium-leeftijd 21 jaar. uum-leeft. 29 jaar. de grijsaard den blik op den wijzerplaat, om dan weer terug te koeren naar do courant, die op zijn knie ligt, of zich te verdiepen in den gloed van het haard vuur. Opeens richt do graaf het hoofd op, als luistert hij naar iets. In de vort* is het ratelen van oen rijtuig hoorltaar. Neen, hij heeft zich niet vergist. Het rij tuig komt al dichter en dichter. Daar zal hij zijn, roept hij uit gaat naar het venster, schuift do zware gordijnen op zijde en ziet naar buiten. Door de sneeuw, die in dichte vlokken neervalt, ziet hij het rijtuig snel naderbij komen, maar ook even snel weer voorbij rijden. Dat is vreemd! mompelt hij. trein moet toch allang aangekomen Maar van het station naar hier... De oude neemt weer plaats leunstoel, en weer zwerven zijn van de courant naar het haardvui CCXLTV. Natuurlijk blijft do staking van het trampersoneel /iet onderwerp van den dag. Het is eigenaardig zoo gelaten als het publiek zich schikt in hetge- jmmissie rz. ‘G, Vice-Voorz. VENDORST, Pen. natuurgenooten van wat kleur en ras zich gevestigd hebbenmen aan schouwt, hoe zij zich afbakenen in het naïef beweeg der kleine kinderen, wier ontwikkelingsgeschiedenis im mers, naar hedendaagsch beweren, een afspiegeling is van die van ons geslacht in zijn geheel Kan nu gezegd worden, dat in onze eeuw, en in de eeuwen, die aan deze zijn voorafgegaan^ de toepassing van het rechtvaardigheidsbeginsel belang rijke vorderingen heeft gemaakt? Daar' zijn er, die dat met beslstheid ontkennen en onmiddellijk gereed zijn, hun uitspraak met bewijzen te staven. Gaat gij daarop in, dan volgt een op somming van feiten, een schildering van toestanden, die werkelijk wel in staat zijn het optimisme den teugel aan te leggen. Getracht wordt bij u de overtuiging te doen ontstaan, dat de gerechtigheid is een ideaal, voor stelling van dezelfde fantaisie, die den droom van een „gouden eeuw”, waarin geen zelfzucht meer heerschen zou, te voorschijn heeft geroepen. een ideaal, dat met zeker gevoel van welbehagen wordt bewonderd, onder erkenning tevens, dat het zóóver van de werke lijkheid af staat, dat men maar niet eens eenige moeite doet om er iets dichter bij te komen. Laten wij elkan der, zoo wordt er bijgevoegd, niet met woorden afschepon, doch trachten wij practisch te zijn door de eerbiediging van ons recht af te dwingen. Natuurlijk zullen wij daarbij ons best doen om dat van anderen zooveel mogelijk te ontzien, teneinde onaangenaamheden te voorkomen. Hield ieder zich daar aan, de wereld zou zoo goed mar- choeren als onder de bestaande om standigheden denkbaar is. Al zou er op de logica van hetgeen als vastgelegde realiteit wordt opge- discht nog minder zijn af te wijzen dan inderdaad het geval is, wij kunnen niet den drang weerstaan, om er tegen op te komen. Niet doenlijk is het, te berusten in een uitspraak, die een soort van materieele en mo- reele zelfbeveiliging tot hoogste wijs heid uitroept, en er toe leiden moet het „Macht gaat boven recht” als levensdevies te aanvaarden. Zeker, de positieve bewijzen, waarmee men ons tracht te overstelpen, hebben wij veel minder tot onze beschikking. Onrecht doet een vlek ontstaan, die gemakkelijk te ontdekken is, opent een kuil, die men niet kan voorbij ten voor hen, die zich aan generlei vorm van maatschappelijke regeling weten aan te passen. En nu de ont wikkeling van de economische samen werking deze juist gemaakt heeft tot iets zeer ingewikkeldsnu h,et vooruitzicht bestaat, dat zij dat karakter bij toeneming zal vertoonen; gelet op Je uitbreiding van het ver keer en van de nyverheid, nu treden ook de verschillende vraagstukken vooruit, die tot het domein van de economische en de sociale rechtvaar digheid behooren, nu dringt zich de noodzakelijkheid op, een organisa tie in het aanzijn te roepen, die de nadoelen van den stryd weet in te perken, dien ten slotte geheel te voor komen, zonder daarmee tevens de on misbare evolutie der maatschappelijke verhoudingen te onderdrukken. Tot dusver is zulk een regeling niet ge vonden. Noch wettelijke voorschriften, noch particuliere overleggingen kun nen beletten, dat in welken strijd ook de sterkste zegeviert. De toewijzing van de vruchten der overwinning gaat meestal buiten de rechtvaardigheid om, al is ook in haar naam de oor logsverklaring gedaan. Misschien is het niet geheel waar, dat uitsluitend overwegingen van ze- delyken aard in de toekomst de be slissing moeten geven in geschillen, omtrent Staathuishoudkundige vraag stukken, maar dat de ethiek meer en meer zich zal moeten doen gelden als vredestichtster, meenen wij als zeker te mogen aannamen, vooral wanneer bij toeneming de ervaring leert, dat het resultaat van de aangescherpte conflicten niet is rechtsorkenning, maar machtverplaatsing. En daar heeft de beschaving weinig voordeel van. Vaststaande economische beginselen zijn er nietmen komt voor den dag met stellingen, die voor een groot deel woordenspel zijn. Wat kan bij voorbeeld afgeleid worden uit de be wering, dat ieder monsch recht heeft op oen menschwaardig bestaan? Al zou men dat wilton erkennen, wie is aangewezen om dat recht te doen doorvoeren, en waar is de verplichting vastgelegd, om dongene, wien het nog niet is toegewezen, het te doen ver krijgen 1 Bovendien, wat verstaat men er onder? Dat is, zegt men, de plicht der maatr schappij. Maar alweer, wat is dat Is zy do maatschap, de vereeniging van hen, die samenwerken tot bereiking schijn van onder het fluwoelen kapje met gouden kwant, dat zijn schedel dekt, maar zijn ferme voorkomen verraadt nog niets van de gebreken des ouderdom». Er ligt nog lenigheid in de vlugge bewe ging. Waarmee hij nu weer van zijn leun stoel opstaal, in den vasten tred, waarmee hij in de kamer heen weer loopt. Wat zou er met hem gebeurd zijn? mompelt hij voor zich heen. - Do trein zal vertraging gekregen hebben; dat is alles. Toch luistert hij opnieuw; het geratel van een rijtuig lokt hem nogmaals aan het venster. Het komt al nader en nader. Bij het onzekere schijnsel van de gaslan taarn meent hij tusschen de dwarrelende sneeuw door zijn equipage te herkennen, verwachten man van het station gaan zonder hem te ziende gerech tigheid effent dat alles, en wij gaan er langs, maar bespeuren het niet. Haar drang is aanno^dènd, evenals die der liefde, en wat deze beide, vaak in samenwerking,'-doch ook wel afzonderlijk, tot stand brengen, wordt voorbereid in het verborgen on komt zonder gerucht. Is, wat in onzen tijd de sociale rechtvaardigheid wordt genoemd, iets bijzonders, iets, dat verschil van de algemeene, die wij onder alle omstan digheden hebben te betrachten. De naam moge eenigtzins modern klinken, hij duidt alleen aan, dat het streven het terrei» der maatschappe lijke verhoudingen raaktde zaak zelve kan, zoo wij afgaan op de spo ren, die het in de geschiedenis en in de letteren heeft achtergelaten, van eerbiodwaardigen ouderdom zijn, en het verschil tusschen voorheen en thans betreft meer den vorm dan het wezen. Hier treden de groepen of klassen in de plaats der individuen, hier wordt gepoogd, gezamenlijk te verwerven of tegen te houden, wat door eenlingen niet kan worden ver kregen of beschermdhier is de tot herstel van evenwicht te voeren strijd meest van economischen aard, al is ook de ethische achtergrond te miskennen. Maar juist dat karakter maakt den stryd scherp. Voor stoffelijke belangen zijn de menschen gomakkolijk in het geweer te roepen. Vraagstukken van afhanke lijkheid, van verschil in levensgenot, van behoeften en haar vervulling, wekken de belangstelling zelfs van wie voor andere dingen niet gemakkelijk in beweging is te brengen. En hoe weinig moeite kost het, menschen, die in voor verbetering vatbare omstan digheden verkeeren, te doen verklaren, dat hun onrecht wordt aangedaan, dat zij zich aan geen overdrijving schuldig maken, wanneer csij oischen stollen en die door aansluiting kracht bijzetten. Dat is zoo ongeveer de geschiedenis, terugkeer van hetgeen bij herhaling is voorafgaan. In de primitiefsche vor mingen van hetgeen ternauwernood een maatschappij mocht heeten, vin den wij slavernij en het verzet daar tegen haar verdwijning en vervanging door arbeidsovereenkomsten heeft, nevens maatschappelyke vrijheid, een andere gebondenheid te voorschijn, doen treden en tevens opening gola- I*e jongen zal wel koud zijn. Die reis van Triëst naar hier! Den gchoolcn in den trein! En dat bij zoo'n van doeleinden die verband houden in de eerste plaats met de welvaart van haar leden? Maar dan zal toch ook het beginsel van loon naar arbeid op den voorgrond moeten staan, zullen de ongeveer wuardelooze aanbiedingen van onbekwamen en tragen op lageren prijs gesteld worden dan hetgeen men schen geven, die in nuttigen arbeid hun geheele ziel leggen. Met alle ge redeneer over gelijkheid komen wij niet verder, ook in economische waarde zijn wy bij lange na niet gelyk do onderscheiden praestaties hebben ge leid tot verschil van waardeering, tot ongelijkheden van loon, waardoor het niet kunnen voldoen aan behoeften, over welker rangschikking in wezen lijke en denkbeeldige men ook lang zal kunnen praten zonder het eens te worden, het verschil in levensstand hoeft doen ontstaan. Zoo is het ook geweest van den aanvang der tyden, zoo is het gebleven tot heden toe. Is er een sociale rechtvaardigheid denkbaar, die deze verschillen opheft, en zoo deze mocht bestaan, zou zij dan haar naam nog wel verdienen Alweer voelen wij hier grond voor twijfel. t Doch er is een andere, en deze ho pen wij dat met moer gezag zal gaan optreden, wanneer zij den steun van velen erlangt. Haar kracht uit zich noch* hï voorschriften van dwingend recht, noch in contracten, al betwist zij niet de waarde van één van beide. Zij paart voorzichtigheid aan welwil lendheid de eerste in het besof van do ontzettende gevolgen, die te duch ten zyn, wanneer oen op de spits ge voerd syndicalisme, overdrijving van het voreenigingsleven, do maatschappij gaat tyranniseeren en terrorisoeren do laatste, uit diep gevoel van de waarheid, dat de bloemen dor gerech tigheid niet kunnen opschieten, als liefde den bodem niet ontvankelijk maakt. De wereld zal tot erkenning moeten komen, dat de zedelijke be langen hooger staan dan de materioele, dat de ethische beginselen de econo mische moeten binnondringen on be vruchten. J)e drang naar gerechtigheid is zoo •uil als de monschheidde eerste itingen der ontluikende beschaving innen wel geen andere geweest zijn in het gevoel van onrecht en de be- igeerte om het te herstellen. Niet aannemelijk schijnt het, dat die nei gingen van den aan vang af algemeen zijn geweest, en het mag wel vrij zeker heeten, dat zij het eerst zich openbaarden door pogingen om tegen het zelfgevoelde, het persoonlijk on dergane op te komen, ware het ook door middel van verzet en krachts vertoon, die leidden tot een worsteling, M welker afloop de overwonnen partij zich aan wellicht nog feller druk had ie onderwerpen. De uitwerkingen van het rechtsbe grip zullen dan ook wei sterk naar één kant hebben overgeheld, een over wegend egoïstisch karakter hebben «dragen. Het ruwe: „Ben ik mijns broeders hoeder staat reeds aan het Itegin der geschreven wereldhistorie, en al wat in dien op vragenden toon gezegden uitroep ligt opgesloten, is blijven doorwerken, tot den huldigen dag. Alleen, daarnaast is een andere op- 1 vatting uitgegroeid, een, die do vraag niet stelt, als ontkenning of zelfs als twijfel, maar haar aanstonds bevesti gend beantwoordt. En het eerste, wat op den door dit antwoord aangewezen weg ontmoet wordt, is het voor schrift Gij zult, zoowel voor hem lis voor uzelven, de gerechtigheid betrachten. Dat zijn de twee richtingen, de tegengestelde uitingen van het menschzijn. Men ziet ze elkander be kampen door den geheelen loop der wereldgeschiedenis, en overal waar (lOUISIIIE COURANT. PR IJS DER A D V ÉRTENTIÊN: Van 1—5 gewone regels met bewijsnummerf 0.55 Elke regel meer0.10 By drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend. Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bij vooruit betaling elke regel meer 6 ets. Reclames f 025 per regel. Groote letters en randen naar plaatsruimte. bediende treedt binnen. Gauw, naar beneden, Jan, zegt hij. mijnheer de graa! i« gekomen. Alle Is-zorgdheid te van ftet gelaat d«^ ouden mans verdwenen. Zijn oog glins tert van vreugde, een gelukkig lachje «peelt om zijn mond. De ongerustheid, die hem daareven nog kwelde, heelt plaats gemaakt voor zorgende werkzaam heid. Hij werpt «m paar «tukken hout op hel vuur in den haard en mompelt; PRUS VAN HET ABONNEMENT: Per kwartaal f 1.25 Idem franco per post.1.50 Met Geïllustreerd Zondagsblad„1.50 Idem franco per post 1.90 Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 31, bij onze Agenten, den Boekhandel en'de Postkantoren. lum-leeftijd 21 jaar. ium-leeft. 28 jaar. um-leef tijd 19 jaar. dai mm-leeft. 25 jaar, j im-leeftijd 29 jaar). um-leeftijd 16 jaar, mm-leeft. 17 jaar. iet 20 jaar immer enst te treden als 1) In de oude keizerstad aan don Donau de Hoorenstraat een der oudste stra fe, en daarin is het paleis van graa! Izo von Thurnfels zeker een der oud- "te en leven» een der aanzienlijkste ge- bwwen. Hot te van arduinsteen ge- krawd, heeft twee verdiepingen en wordt [Ma den ingang bewaakt door een ouden i jwtier. De l>o ven verdieping wordt bo- WSOnd door een ouden, eenzaam levenden Man. Alles doet hier aan het verleden [kaken die breede trap met de zware, htanpe leuning en uitgesleten treden; die Ifeftehoten looper op de trap; die twee WWeerdi* standbeelden, welke verroeste Mjuachters in de opgeheven handen gksfeen; die groote schilderij in olieverf; MfeBaal een sieraad toen de kleuren nog jbfeh waren en het doek nog niet ge- P*j|Wrtretten aan M oude, eenzame man, die' dit oude bewoont, graaf Leo von Thurnfels, bij den haard. Op den marmeren schoor- tanantel staat een oude pendule, stijl XVI. en bij tusschenpoozen richt wat zie je er kostelijk uit! De lucht van Italië schijnt je goed gedaan te hebben, Of de wijn, hé? Nu, je moet me la ter alles vertollen! Hier te de wasch- tafel! Wol, wat zeg je ervan? Heb ik alles niet goed voor je ingericht? Kijk eens, wat oen mooi ledikant met rood zij den gordijn! En die blauwe fluwoclen kussens op de stoelen! En die toilettafel! Alles nieuw, mijn jongen! Hel eenige nieuwe in het oude hute, Ziet het er hier niet uit als in de slaap kamer van een Parijsche danseres? Maar beste oom, ik zou gaarne die twee kamera Ijoneden weer Welneen, mijn Iswte jongen, waar denk je aan! Je komt pas uit hot wanne Italië. En hier heb ik je dichter bij me. Hier te je slaapkamer, daarnaast je stu deerkamer; voor je hoeken zal ja wel een plaatsje vinden. Wij gebruiken samen de groote salon en natuurlijk ook dc eet kamer. Dan volgen nog twee kamers al leen voor rofj. Je ziet, dat er voor ons tweeën nog ruimte genoeg te. Hoe ge- noegelljk zulten we «amen het hier bob ben! Het beviel me niemendal In die lar ge kamers. Maar nu hebben we een ge meenschappelijke huishouding. Natuurlijk behoudt je je volte vrijheid, maar voor je ouden oom zal je toch wel dagelijks een paar uurtjes hebben? Natuurlijk, oom, dat spreekt immers vanzelff .De omen zijn. <1ja—den verwachten man et... ^ireft alWhaald. in J*- he^Mjtiiig houdt jn bliMKea tete. De portlhLkomt to« rdvumr ea. het portier van thU rijtu vandaar naar de wijzerplaat der upridute. Hij is het, rwn de De lamp, die naast dc leunstoel op delijk, eindelijk! een tafeltje staat, werpt haar «miat licht Hij schelt; een bediend op dc gelaatstrekken van den grijsaard, die een onmiskenbare uitdrukking van goedaardigheid vertoonen. De blik van zijn helderblauwe oogen verraadt reeds de rustige, bezadigde stemming, die dc beste aanwinst voor den ouderdom is; de lichte rimpels in zijn voorhoofd zijn mis schien alleen toe te schrijven aan de kleine bezorgdheid, die op het oogenblik zijn gec«t bezighoudt. Slechts weinige dunne lokken wit haar komen te voor- dag kou! Hij opent dc deur van het zqnde vertrek, en ziet of alles in ia op een tafel, waar voor hot maal van twee personen dc noodigo toe- I erekfaelvn zijn gemaakt. Vervolgens gaat hy naar dc overzijde en treedt <-en kleine -v»lon Manen, die fraai ingnrteht en gmid verwarmd is. Hij kijkt, of de thermome ter hot voorgesohreven getal grad<m aan wijst, werpt nog even oen vluchtlgen blik door de portiére in dc aangrenzen de slaapkamer <>n...,,. Dc deur gaat open, en een slanke, in een roispete gehulde gestalte wordt zicht baar. i Bruno, mijn jongen! heb ik je dn- rldiflc weder! roept de oude uit en sluit den jonkman in zijn armen. Ja, beate oom, roept de binnentre- (hndo uit en Iwantwoordt de hartelijke omarming ev« har telijk. Hier ben ik weer, en nu raakt u me ook niet zoo spoedig weer kwijt. Dat hoopt ik, mijn jongen! Jean, hier, neem den pels aan, breng hem in de voorkamer. 1 n wat zie je er koste lijk uit, mijn jongen, kostelijk! Je bent wat bruin geworden van de zon. Hier. Jean, de retetasch; leg die maar ginds op de tafel. Zoo, breng je kleeding nu wat In orde, dan gaan we soupccren. Je zal wel honger hehbcn, hé? Jean, zet hot souper op, gauw! Maar jongen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1914 | | pagina 1