EN terdag 20 Februari 1915. 53e Jaargang. XT1®“CL“ws- ezx .^d--v-ertezxtie”blsucL voor Go\rd.a ezx Oancxstrelcexi- ilJEN Feestdagen. behalve Zon en Telefoon Inters. 82. Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON. Eerste Blad. FEUILLETON tyeraoosste JSevens. Telefoon Interc. 82. Verschijijt dagelijks 6emeenschappeiijkheid van belangen en altruïsme. Brieven uit de Hofstad. Ffdo. 12712. fiOUDSCHE COURANT ver was dit döe. geniale dierbaar (Wordt vervolgd r van het Post- jraafkantoor, en be- het Dit nummer bestaat uit twee bladen. ■in een de me de een niet Een beeld der werkelijkheid er het gi- ver- »lil **P en eerge- van za- tot dergelijke etappen Laat mij den aders wordt aan- en adres op de opdat deze bij a hen kunnen enkele zou bezwijken Kamerleden...” te zor- mi do nwnschheid haar eenheid, de eenheid w Bouw- en Wo- itandsconrnÜBsie Ar- hoek van I iiropa. uitbreken ontstond an Zn., Goud*. PRIJS DER ADVERTENTIÈN: Van 1-5 gewone regels met bewijsnummer. f 0.55 Elke regel meerO.iO Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend. Dienstaanbiedingen per plaatsing van 1—5 regels f0.35 by vooruit betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f 0 25 per regel. Groote letters en randen naar plaatsruimte. Gij zult raadple- Piaatsen van bestemming. Brieven. Rotterdam Etten Vlissingen Amsterdam Leiden Katwijk a. Zee id. Gouda Katwijk a. Zee Rotterdam Utrecht id. id. Zegwaart oor te Gouda. dit kantoor ter i en briefkaarten, tendheid van de ende de le helft et zijn kunnen ten. Amersfoort id. Tilbdrg Gouderak. 3rieven. London. moed zijn vader do ware reden van zijn vrees voor mislukken te zeggen. In zijne oogen was niet alleen een geniale gewt noodig tot het volbrengen dier taak, <1m«, géést moot ook onverzwakt over nigte wetep te gebieden; hij moest opinie kunnen heheerschenliet land als het ware dwingen hem de vereiaehte gel den tot het werk af te slaan; en hoe krachtig de grijsaard ook zijrt mocht, zijn levensavond viel in, van tijd tot tijd be nevelde reeds eehe vluchtige schemering lat eertijds sleed» zoo heldere brein die «ogenblikken van duisternis zouden zich vermenigvuldigen, en den dag waar op Ferdinand de Suez aan zich zelf twijfelen mocht, zou al te» verloren gar.n. Maar hij had willen arbeiden zoolang hem krachten geschonken waren, en thans dreigde het ganache gebouw zijner hoop ineen te storten. De teleurstelling, die <*ene onmetelijke ramp ware geweest voor ren jong mensch, beteekende voor hem zooveel als een genadeslag. Het scheen hem toe alsof zelfs zijne eerste glansrij ke zegepraal daardoor verbleekte. Was zijn streven den ook niet al te ermrtel geweest Hij had het aanschijn der aar de willen veranderen, zich met het groot»* scheppingswerk durven bemoeien, en hij, die slechts een zoon der aarde was, werd1 teruggeslingerd van het voetstuk, waarop de volkeren hem geplaatst hadden. Xog zat hij aldus in gepeins verzon ken toen er oen zachte tred achter hem weerklonk, en zijne echtgenoot» hem een kop Itouillon kwam brengen. rij geregeld tijdig n ontvangen van ten, vennakelrpr je dan in onzf spoedig in do PRIJS VAK HET ABONNEMENT? Per kwartaal f 125 Idem franco per post.- w 1.50 Met Geïllustreerd Zondagsblad jw 1.50 Idem franco per post «1.90 Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 31, by onze Agenten, dm» Boekhandel en tie Postkantoren. ter toezicht had en heter oontröle oefenen. De ultdeoling* aan de i Werd zeer bemoeilijkt door bedrog «rif» zoo ver ging dit, dat velen goederen naar den lombard deden huizen opdat hun de jaarlijksche ulitav ring maar niet zou ontgaan. 'lot op den huldigen dag bestaat wiHwhuis nog; natuurlijk niet meer dezelfde plaats als bij de oprichting zooals begrijpim valt, grooter, doch nog steeds is het de drieote voortzetting van ■1« stichting van het echtpaar hriwj>ljn van Boschhuizen, rentmeester-generaal van Zu id-Hollapd en Agnijse Pietersdochter dat als gevolg van hun kinderloos huw o lijk al zijn bezittingen naliet ter verdêe- ling aan de armen. Hebben wij dus gezien, dat in vroeger jaren de armwde al zeer groot was <*n Ie Ix-delarij niet minder, wij hebben ook kunnen loeren, dat er In de wijze van voorziening in die armoede z»»er voel Is veranderd. Toch is het merkwaardig •lat veie stichtingen zich tot op den hul digen dag wisten te handhaven. Voor dui zenden zijn deze reedt» ten zegen ge- wcesl in don loop der douwen. Klagen wij thans over het euvel dor bedelarij, dan mogen wij niet nalaten te ixmalateeron dat dit euvel al heel veel minder is dan het vroeger was. Inmiddels blijft het een schoono taak te trachten hot euvel geheid uit te titelen. <>f dat echter ooit zal gelukken, betwij felen wij voorloopig nog wol oen weinig. HAGENAAR. één ding te zeker-, xwlog slechts hab rit dan beduidt hi-t Iking de honger eu 4 het verlies der nieuwe zeeoorlog zeeovorwicht maar Britbche zeeover- l overwicht ter ar Engeland niet. Öriteciie scheeps- de schoonste avui- altijd van zijne plichten kwijt, zult een paar maanden mot .mij do kinderen naar buiten komen.” Do Oude geloerde streek met een ge baar vol liefde het weelderige blonde haar van haar voorhoofd terug, on antwoordde. ,,Neen, liefste, op het oogenblik van ge vaar mag ik mijn post niet verlaten.” „Altijd dezelfde”, mompelde zij zuch tend. „Steeds overal en altijd de eerste en de laatste, maar hoe trotech ik daar om ook op u mag zijn, ik moet u toch herinneren dat ook gij wel degelijk plich ten tegenover ons hebt. na te komen.” „O Ludmilla’', smeekte degrijsaard, maak mijn tweestrijd nog niet smartelij ker door mij dat te zeggen. Ik heb m Veel V»n ml>..A ik dien arbeid begon; ik had vriend beschouwd had, deed hem daaren boven pijn. Was allee dan te koop hier lieneden Hij herinnerde zich iljne jeugd, vol rid derlijke droomen; zijn hartstochtelijk ver langen om bij te dragen tot de groot heid van zijn vaderland, en zijne stoute plannen, toen voor het eerst het denk beeld bij hem oprees het kanaal van Aden te graven. Hij had in Egypte niét enkel roem, hij had' er ook geluk gevonden. Op een leeftijd waarop andere mannen van geen liefde meer durven droomen had de overwinnaar der woestijn eene aan vergodiing grenzende vereering gele zen in de diepblauwe oogen der dochter van zijn gastheer, een beeldschoon jong meisje, dat door een ieder om het zeerst gevierd word, en de taal van haar blik was zoo welsprekend geweest dat hij het gewaagd had haar te vragen of zij zijne levensgezellin wilde worden. Daarop waren jaren gevolgd van het reinste huiselijk geluk. Gravin de Suez had slechts voor hem geleefd en voor de kinderen die als jonge, schilderachtige loten om dien ouden stam opgroeiden. De kin deren uit het eerste huwelijk zelfs droe gen haar de hoogste achting toe, en het was niet te verwonderen dat de grijs aard die in alles zoo gezegend was ge weest, gedroomd had nog vóór zijn dood een tweeden reuzenarbeid te voltooien. Zijn oudste zoon, die zijn trouwste vriend en bondgenoot was, had hem wei gesmeekt dat denkbeeld op te geven, maar het had hem ontbroken aan zedelijken van streven, eenheid van werken, een heid van beschaving bewust doet wor den. En zoo bevorderen ook zij nog deö groei van een algemoene altruïsme, wer ken zij op haar eigenaardige wijze mede tot hareiking van het ideaal: de mensch-' 1 teugen, bewijat boejvelig de bedelarijen heid een samenleving van broed»» en gelijkgezinden. K. kbord“ 8*/j uur' imissie Brokken- gaat mijne krachten te boven. Ik zal aan het denkbeeld moeten gewennen. Ik ben tachtig jaar oud geworden, mijnheer, zonder dat er ooit een vide op mijn naam kleefde, zonder dat ik de minste daad be dreef die strijdig was met mijn voel, en ik ben te weinig man ken geweest om mijne toevlucht te nemen. tijd er over na te denken. Ik liehoef u niet te zoggen dat ik de belangen der aandeelhouders niet uit het oog verliezen zal." „Daaraan twijfel ik niet, trouwens ook uw zoon willen gen.” „Dat zal het eerste zijn wat ik Ik ben zoo oud dat ik telkens vree» mij te vergissen.” „Dan blijft mij nog alleen over af scheid van u te nemen, graaf, en vol be langstelling uw antwoord te gemoet te zien. Welk het ook zijn moge, wees overtuigd dal ik den grootsten eerbied! koester voor den man, die zelfs op zijn levensavond nog met zulk een schepping begiftigd kon zijn.” Een oogenblik later bevemd de grijs aard zich alleen. Hij liet het hoofd in de handen ken. Eenige minuten lang had er lichtstraal van hoop voor zijne blikken gezweefd; maar hij was wederom uitge loofd, hem nog slechts ongelukkiger ach terlatend dan te voren. De wereldwijs heid van den man, die hij tot dusverre steeds als zulk een ojirecht menschen- Het is nu al zoo vaak gezegd, dat lodereeft het Wel zoo w'at weten kan dat de mensch van nature meer egoïst is dan altruïst. Het leven zelf maakt die natuurlijke neigingen eer sterker dan zwak-' ker, dwingt hem vaak, vrijwel Iwwust,, m egoïstisch te zijn en te handelen, en voor-die de oorlogsvlammen over al doet dat hot huidig maatschappelijk leven met zijn felle concurrentie-tijd, zijn nraktisch-materiöelein zin, zijn waardeloc- ■Iciftiing alleen aan wat op geld waar-, deerbaar is. Maar toch heeft daarnaast het leven ook l)pt maatschappelijk leven, altruïsti sche eigenschappen aangekwoekt of het altruïsme, dat naast het egoïsme ook van nature, zij het in zwakkeren vorm, in den mensch leeft, versterkt. Juist de ge regelde en steeds nauwere samenwerking, die ons maatschappelijk leven eischt van ons allen, heeft het altruïsme steeds ster ker gemaakt, hoezeer het ook ons egoïs me in den strijd des levens naar voren 4 rong. W ij zijn meer Do jonge vrouw v. hoogst eenvoudig morgengewaad, dat zij den versterkenden drank voor tafel had geplaatst, knielde zij aau zijne zijde neder en vroeg „Heht gij u weder afgetobd met don- ken, dat gij er zoo vermoeid uitziet Jyaat do zaken voor een tijdlang aan Ku«ï °VÖt' .?IJ We<t. h<M‘ lro"w gij enmei ideologische wegen door inwerking op den moreelen zin der menschen niet verwer- kelijkt worden, zal nu langzamerhand door den drang der noodzakelijkheid en langs den weg van nuchtere praktische zakelijklwiè leven 'worden. De uitbreiding van handel en verkeer, de internationali satie van het leven, die van de ontwik keling van ons oeconmisch leven het ge volg te, zullen ten slotte de algemeene broederschap brengen, die ideöele zin inoreele overwegingen niet konden reiken. Zij is er nog niet. En klinkt misschien ironisch, om in dezen tijd, nu in Europa een oorlog ontbrand or ganseb Luropa dreigt uit te slaan, van een na dering van den tijd van algemeene broe derschap te spreken, het is toch niette min juist in dezen kritieken tijd duide lijk geworden, hoezeer de lielangen van gansch I uropa een gemeenschappelijke basis hebben en hoezeer juist de vrees om het leven van on» heele werelddeel te ontwrichten, een oogenblik een rem is geweest bij het naderen van dreigend oor logsgevaar. De oorlog zelf was een gevolg van een twist tusftohen twee Staten in een uit- Maar dadelijk na het er eigenlijk in geheel Europa een paniek, drie verschrikkelijke verliezen deed lijden, maar daardoor ook reeds een bewijs was van een nauwere®, samenhang van alle elementen van ons i uropeesche leven. Die paniek was zeker voor een groot deel het gevolg van de vrees, dat de oorlog oen alg'emeen-Euro- peesche zou worden. Maar zag men te midden van dien schrik niet allerwege menschen, keizers en koningt», minister» i*n diplomaten en persmannen hun best loen om het dreigende onheil te bezwe ren. Dat was misschien voor een deel een uiting van egoïsme. Wanneer Enge land pogingen deed om het uitbreken van een oorlog te verhinderen en later om den eenmaal uitgebroken oorlog te loca- liseeren, dan was dit wel ten deele om te voorkomen, dat het zelf in een oor log zou betrokken worden en dusdoende grooto schade lijden en gevaar loopen maar het was toch zeker ook on> Euro pa voor een geweldige catastrophe te be hoeden. Want het steunen van Servië door Rusland, zou ook Duitschland in ge weer brengen, en dit zou een optreden was gehuld in oen en na hem op CCLV. l.r wordt in de groote steden vaak ge klaagd over het veelvuldig gebedel.. Mot geheel ten onrechte. Het euvel is even droevig in zijn verschijning te midden van ®e groote weelde, waarin een deel der residentie zich baadt, als hinderlijk voor de bewoners. Wij willen voor oogenblik ter zijde laten het lang denklieeldige kwaad dat de bedelarij met zich sloopt: de verleiding tol dioistal. Het is een feit, diU-' dagelijks tal van bedelaars langs de straten zwerven. Zij, die vaker in aanraking zijn gekomen met dit volkje, vertellen ons dat het éón groote kolonie is, één familie. Het zij zoo. Hoe het op den duur mogelijk zal zijn het gebedel uit te rooien, is een zeer l>elangrijk vraagstuk, dat wij op dit oogen blik niet verder zullen bespreken. In vroeger tijden is het kwaad veel grooter geweest. In de geschiedenis van onze residentie vonden* wij ergens aange- stipt, dat ongeveer tegen het einde der 15e eeuw toen den Haag in totaal 13000 huizen had, het aantal bedelaars en be deelden toenmaals vrijwel hetzelfde be- ivekenende wel twee en twintig hon- -derd bedroeg. Het oudste gasthuis, dat zoowel ter verpleging van zieken als tot onderhoud van bohoeftigen diende, werd reed» in h(4 midden der veertiende wuw gesticht. Het stond iu het centrum van de stad, naast het tegenwoordige stadhuis. Tot voor korte jaren was het Sint-Mcolaa» gasthuis nog te vinden op dezelfde plaats, in 1!MW te hel afgebroken ten einde ruimte te winnen op dit drukke punt van de stad. De eigenaardige wijze waarop men in dien goeden ouden tijd geld wist te klop pen ten einde (je kosten voor een der- gelijk gasthuis te kunnen bestrijden, is ook ten uunzien van deze instelling wri de moeite waard even aangeroeid te wor den. Verinocdeiijk is het gj*aaf WiHemde Vijfde geweest, die dat gasthuis slichtte en hij gaf bet *ls bron van inkomsten hei recht van korenmaat, van waag- en eHeinaat. Het gevolg was dan ook, dat vrijwel alle handel in den Haag via dit gasthuis ging. I »at oen dergelijke eigenaardi ge toestand niet gomakkelijk veranderd was tp krijgen, blijkt wri hieruit, dat in hel licgin der zeventiende eeuw het recht nog in volle kracht was. in de onmlddellijko nabijheid van 59) ..Waat denkt gij aan!” riep de graaf uit. „Ik neem nog aan dat ééh man voor de verleiding, maar het meerendeej 8er „Ook zij verkeejen in geldeh’jkt gen”, klonk het rustig. „Maar gesteld eens dat gij daaromtrent Ridijk hadt, dan nog zouden daartoe on- motelijke sonimen worden vereischt. „.Men waagt wel een speldevischje om een snoek te vangen. Ik ben niet over ijld tot u gekomen, en heb vooraf al mijne berekeningen gemaakt. Voor de regeering zouden wij een millioen of acht lieboeven; de pers zou tevens der nieu we ieening gupstig moeten zijn, en ik re ken ook daarvoor een tiental millioen maar wat verkrijgt gij met dat alles niet! Volgens mij moogt gij niet aarzelen, staan te ernstige belangen bij ÓV ■pel.” ..Ik elk geval dank ik u van ganschcr harte voor uwe hulpvaardigheid,” ant woordde de grijsaard, „en beloof ik u do zaak in overweging te zullen nemen ,‘fi u dezer dagen mijn besluit te doen weten. Ik kan heden nog niet overgaan lol uw- voorstel. Vergeef mij. doch het en meer één huisgezin geworden, waarin alle leden tal van be langen gemeenschappelijk hebben. Dit heeft ons als van zelf op anderer belahgen, op anderer leven meer acht doen slaan. Wan neer thans één lid lijdt, dan lijden meer dan ooit wellicht, alle leden mede. En al lijkt het nu zeer cynisch en weinig idealistisch, er is toch geen vruchtbaar der bodem voor het ontstaan of sterker worden van altruïstische eigenschappen en neigingen dan de gemeenschappelijk heid van belangen. Waar die geroeen- schappelijkheid geslachten lang aanwezig blijft, gaat men niet langer uit koele be rekening, eigenliefde anderer lielangen en anderer leven ontzien, maar ontwikkelt zich ook langzamerhand het altruïsme, de liefde voor den naast»* naast de liefde voor de gemeenschap. En daarom werkt het moderne leven, hoezeer het ook ons egoïsme naar ‘voren moge dringen toch indirect altruïstisch. De gedachte, dat alle menschen broeders zijn, die langs van Frankrijk t<-ngevolgo heblien wat weer Italië dwingen kon Duitschland en Oostenrijk bij te springen. Maar zoo’n al gemeen Furopeesche oorlog zou niet al leen ontzaggelijke verschrikkingen met zich brengen, maar zou ook het oocono- misch leven van Europa vrijwel verstik ken. In Amerika hoopt men er dan ook reed» op, daarvan te kannen profitwren en I uropa op verschillend gebied voor goed den voorrang te kunnen ontfutselen. I u het is niet het minst om deze geva- ren, om den ontzettenden terugslag dien een oorlog op het occonomisch loven zou uitoefenen, dat men helaas vergeefsche pogingen deed, dien oorlog te voorko men. Het is de ingewikkeldheid van ons moderne ©economische leven, die maakt •lat oen stagnatie op oen bepaalde plaats hel gansche oeconomische leven stoort. Maar dit juist toont duidelijk, hoezeer aller belangen samenhangen. En het* in zicht daarvan 'moet niet alleen uitmaken. -lat men eikaars belangen gaat ontzien maar ook dat een vriendschappelijke toe- nelging tot elkaar, een gevoel van on derlinge saamhoorigheidi ontstaat. Het be sef, dat men samen werkt, dat men elkaar noodigt, elkaar niet missen kan, opent vanzelf den weg tot inniger toenadering. Men treedt zijn medemenschen mei wie men ziet en gevoelt êérf lot te doelen één gezin te vormen, van zelf nader. I n dit nader treden doet vanzelf gemeen schapszin, maar daarnaast ook naasten liefde ontstaan. Voor dat ontstaan toch is allereerst noodig, dat men geen vreem den meer te voor elkaar. En de samen werking leert elkaar waardoeren, eikaars eigenschappen en aard kennen en be grijpen enten slotte liefhoblien. Het is heel vaak de gemeenschappelijk heid van een dreigend gevaar, die men schen de saamhoorigheid dort inzien, waaruit sympathie groeit; Tijden van on rust en vol dreigende gevaren toonen het duidelijkst die saamhoorigheid, die op een gemeenschappelijkheid van ItolAngon haar grondslag hoeft. En het gevoel daarvan kweekt zoo niet direct dan toch in den loop der eeuwen het altruïsme <lat niet onverschillig blijft voor het wel en wee van den naaste. Dit is waarschijnlijk de goede zijde van crisissen als d<* tegenwoordige, dat van mijne krachten g»‘vordord, toen o_„, 11 moeten be denken wolk verlangen naar rust hrt ein de de» levens meebrengt, hoe ik snakken zou naar het recht mij eenzaamheid terug te trokken met wie mij dierbaar waren. gasthuis en ate een deel daarvan besioml er oudtijds de „bajert”, een vertrek waar zworvezs nachts onderdak konden vin don. De drukke klandisle, waarin deze tegenheid zich altijd heeft mogen igeu, inrwi de residentie woekerde. Het was door de overheid var boden nachts zwervende te blijven en daarom was voor de heeren 11» dal fraaie werk uitoefenden, het ho tel ingericht naast hel Sint Nicolaas gast huis. Wio ’s nachts zwervende werd ge vonden, werd overgebracht naar «n ge legenheid, die op bet Buitenhof te vin den wa». den naam droeg van „dirt- Htoen” eu waarschijnlijk geen ai te com fortabel logies zal hebben goljoden. Hot is opmerkelijk hoevole huicon en hofjes successievelijk in den Haag zijn gesticht, welker doel alleen was het Ijulp- bieden aan bohoeftigen, weezen, zoowel als ouden van dagen. In den loop dor lijden Iiebbcn zeer vele zich weten te handhaven, al te het karakter van die hofjes wel eens gewijzigd en al hebljcn de godsdiensttwisten ze vaak tot een voor werp van vele ruzies gemaakt. liet eerste weeshuis, zóoals wij dat in onzen tijd kennen, werd ijorst v»>ri later, in 1568, gesticht. De aanleiding daartoe was de overweging dat men, door de kln- teron in één huis bijeen te brengen, be- kon armen en hun ver»

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1915 | | pagina 1