KG
II
IBS 4 Cl.
io. 13958
54e Jaargang.
j XT1®ul“WS- ezx -^.cL^r
Eerste Blad.
FEUILLETON
De Gunsteling.
JL
Coupons.
ID GELD.
NDSCHE
9, GOUDA
t;
'i
ter
onwater.
mar.
wide tori f 450.-.
lotorrijwiel.
sierlijk eo laag ia prijs
dacteur.
Verschijnt dagelijks
ant.
Zaterdag II December 1915.
behalve Zon- en Feéstdagén.
Telefoon latere. 82.
03 Rede van den
Rijkskanseliei*.
Telefoon luiere. 82. Uitgevers A. BRlDlKMAN EN ZOON.
Brieven uit de Hofstad.
I
i, met
GOUDA.
toe-
op
40)
HOOFDSTUK XIX.
Nu,
1
ging ik heen.
ubaar Examen Stad*
Réunie”, 8 uur. I
dat
on» allen
tón
t
i
WISSELS-
NOATIËN.
ISITO's.
ÏEBOL Amsterdam.
;en mag heb -
ieder ge-
Dit nummer bestaat uit twee
Maden.
Schouwburg, 8 uur.
oem”.
van
uit
vet-
voor
En-
mij
ver-
Markt 42,
ERDAM.
I 6013—6803.
te Tilburg.
t.BELONJE Jr
18, Gouda.
gaan de
vZij
van
ZÜ
offeren”, wederk
elkanjjpr dezen
wild eu aan
omdat men dit niet inziet.
Ze deed haar hoeden
O|
schort
E. J.“ v? d. Brugh
i. van Vrijz.-Herv.
Daar heb je nu bijvoorbeeld een
eoinanissaris van politie. Dat moet
vóór alle» eenhandig man zijn, niet
waar Stel je voor dat hij onhan-
van het spel
emeene grondbe-
e achterspelers
PRIJS VAN HÉT ABONNEMENT:
Per kwartaal
Idem franco per post
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Idem franco per post
Abonnementen worden dagelijks aangenomen
ïgfel
25 per regel.
groote, geïllustreerde
vier andere dergelöke
jaar, zenden wij ook I
nieplaat van J.8.H. I
50 I
MORKS Cm. I
e Drukkerij
4 ZOON Gouda.
(lOlI)SUIE (OIRIXT.
'ettezxtïetleucL voor G-ou-d.su ezx Öxxxstr elcezx.
-PRIJS DER ADVERTENTIÊN: I
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummerf*0.55
Elke regel meer«0.10
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bij vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
Het Vaderland schrijft -.
Zij, die met prof. Kernkamp (in
het jongste nummer vmi de „Groene”
Amsterdammer) hadden gehoopt dat
Duitachland’s succes op den Balkan
on» een qfap nader tot den vrede
zoudten hebben gebracht, en dat daar
van, nu de Sociaal-dtemocraten. op
„kleur bekennen” wilden aajidlringen,
in de kortelings geopende Rijksdag-
zitting iete blijken zou, zullen zich
na het lezen van den rede van den
Rijkakanselier diep teleurgesteld vin
den.
Wij zijn van. den vrede nog even
ver verwijderd al» vóór Von Beth
mann HoRweg zijn rede uiteprak.
Toch is er een aanmerkelijk ver
schil tueisehen de uitingen den- En
tente en van den Rijkskanselior ten
opzichte van den vrede, een verstehil
dat méér is dan een nuance.
Von Bethmann Hollweg zegt; laten
onze tegenstanders met vredesvoor
stellen tot ons komen. Beantwoorden
zij aan de waardigheid van Duitebh-
land, dan zullen wij ze overwegen.
Van on» kan redelijkerwijze niet ge
vergd worden dat wij de eersten zijn
om dien vrede aan te bieden, want
wij zijn overal waar wij gevochten
hebben, de sterkaten gebleken, en het
is ónmogelijk, dat de oorlog nog te
onzen nadeele zou kunnen uitloopen.
De mogendheden dar Entente even-
wel iwfcbwi <|U* Mn1 antwoord: wij
zullen voortstrijden en willen van
geen vrede weten voor w ij de «ndu
overwinnang zullen hebben behaald'
en Duitechland vernedferd, het Prtii-
aisöhe millteritene vernietigd zal zijn.
Gij v Duitechers meent, dat de
oorlog ten einde loopt; voor ons
begint hij eerst goed. In het voor
jaar van 1916 hopen wij op volle
kracht te zijn, en dan komt tegen
over uw uitgeputte leger en volk de
beurt aan o n S.
Bouw- en Woning-
u. Vergad- Onder-
ssie Armenzorg.
laakbord, 7 uur. Le-
lij. v. Landbouw.
Schouwburg, 8 uur-
Wafzertraum.
Schouwburg, 1J4 u-
Ik wi»t niet, of ik mijn
- - of
dig is Dan is toch het leed met te
overzien noch voor hem noch voor
het publiek.
Natuurlijk de beste breister strui
kelt wel een», en het beate paard laat
wed een» een steek vallen. Kan een
commissaris beter zijn dan het puikje
van de breisters en het edelste ras
paard Welnu laat men kun dan
hun onhandigheid niet ten kwade
duiden.
Waarin die minder gelukkige ma
nipulatie bestond In twee dingen.
De salarissen van de politie werden
geregeld en precies zooate de meest
onderdanige dienaren van Zijne Ma
jesteit Hermandad, zonden ook de op
perste magistraten, de grootwaardig-
heidsbekleeders in het land van sa
bel en helm hun nederig adresje aan
den gemeenteraad om loonsverhoo-
ging. Op zichzelf was dat al geen
gelukkige gestie van den magistraat,
maar ehfin als je weet, met zoo’n
adres 500 gulden jaars meer in het
landje te zullen krijgen, bedenk je
nog wel een» of je voor een keer
den profeten-manfel maar niet zal af
leggen en het nederige kemelshaar
van den proletariër zal aangordOn.
In dat adres nu somden de vier
commissarissen al hun deugden en al
hun bezigheden op. In vervoering
riepen rij zelfs uit: ja, wat niet al
heeft een commissaris te doen. En
om deze exclamatie nog kracht bij
te zetten, om1 het effect geweldig te
doen zijn, om het in alle hersenen
van raadsleden en gewone burger» te
doen doordringen voegden zij er dezo
gedenkwaardige woorden aan toe „De
Commissarissen zijn het, die Steeds
rusteloos strijd voeren tegen de mis
dadigers en die daarbij met moeilijk
heden te kampen hebben, die hier niet
te omSchrijvenzijn.”
Ziet ge, dat is goede taal: steedh
rusteloos strijden tegen de misdadi
gers. Ik heb onlangs gehoord! van
een commissaris die met Greenwlch-
tijd ópstond en met Midd’en-Europee-
sche naar bed ging alleen om op die
wijze het etmaal een uur te verlen
gen ten einde maar meer tegen die
misdadigers te kunnen strijden.
Het doet je denken aan den hoo-
gen ambtenaar, die het op een dag
geweldig druk had gehad: hij had
o.a. zijn, handteekening moeten plaat
sen aan een stuk van twintig folio
vellen lang.
Maar het is nog niet voldbendé.
Veel verder dan die vijf en twintig
u-u rostrijd in een etmaal
kampioenen der gerechtigheid,
moeten aldus vertellen zij
zichzelf verder in het adres -
moeten dikwijls op eigen verantwoor-
vriend
moest bewonderen of moest bekla
gen, doch het werd me duidelijk dlat
rijn driestheid iete grootsoh had. En
i ’t scheelde niet veel, of ik was, trots
i mijn jammerlijken toestandenthou-
siast geworden. Deze stille, wereld-
I schuwe man was in een heid veran-
derd, die onbevreesd op zijn doel aan-
fta&t. Of hij het bereiken zal
k Wed is waar had ik niet veel meer
fte verliezen, maar willoos te worden
K meegesleurd in dezen afgrond
F was mij te Mark A
Vent, je ricHfe*
r ffonde, zei de ik.
hoedl- Geen twij-
L riep hij, ik, ga mijn weg en laat
k door niets bedwingen.
Ja, zoo laf was het beest. Je
had moeten zieto, hoe hij achter zijn
tafel ineenkromp, hoe hij zich niet
meer dorst te bewegen, hahaha, ’t
wa« om je dood' te lachen. Ik wou
dat ik hean op dit oogenblik had kun
nen laten zien aan jelui allen, die
voor ham beven. Hij dtorst geen
mond open te doen, en zonder moeite
Maar ongelukkige, geloof je
dat de gouverneur rustig zal
zien 1
Adrèu.
Neem je in acht
Hij hoorde me niet meer.
In vertwijfeling wierp ik me
*de sofa.
tableaux vivant met haar hebt gear
rangeerd en vaak lang met elkaar ge
fluisterd had, kan ik mevrouw
Niebergi de blauwe oogen wel
krabben, waarmede ze je zoo
trouwelijk moet hebben aangezien.
Maar toen viel het me in, al i?
ze ook duizendmaal mooier, elegan
ter en geestiger als ik, ik ben toch
je Helene, niet waar En niemand
ztti ooit jou luimen zoo goed kennen,
en je verzorgen, zooJils ik, dat weet
1 je toch ook
Ik klemde de tanden op elkaar. Ik
stond op het punt het uit teschreeu-
wea.
Hou je goedsprak ik tot me
zelf, misschien vindt je nog een uit
weg Helene merkte niets van wat
er in me omging, diaarvoor deedlhet
haar te veel genoegen, dat het me
zoo goed smaakte, terwijl ik alle
moed te had, te eten.
En wat zag er jong en lief uit
Hare wangen gloeiden van opwin
ding. Toen dé tafel was afgeruimd
vroeg ze me, om opnieuw op de sofa
te gaan zitten, want zieken moet men
sparen, haalde een sigaar uit mijn
kistje en deed me die met een kus
in den mond.
Vreemd, nu ben ik alle be
schroomdhedd kwijt, lachte zij, al blijft
het verkeerd, dat ik alleen bij je zit.
(Wondt vervolgd.)
Hoe lang ik zoo gelag»
ben, ik weet het niet. In
val begon het reeds te schemeren
toen Ik door een licht geklop uit mijn
slaap opschrikte. Op mya „binnen”
ging de deur op een kier open, en
aarzelend trad een gesluierde meis
jesgestalte de kamer in-
Ik herkende Helene.
Ik ben alleen, zeido zij, om het
te verklaren, zij zag teeder op mij
neer.
Wat doet het er toe, kom wat
nader, riep ik, trachtend vrodijk te
kijken.
Vader is heengegaan, antwoord
de zij, aarzelend naderbij komend, en
vond dat we samen konden gaan
eten, zonder op hem te wachten. Maar
je kwam niet, en omdat ik je eerst
aan het venster had gezien, dacht
ik, dat jé niet goed was.
Ze zag me bij deze woonden ang
stig aan, alsof ze nog steeds niet
wist hoe ik haar bezoek zou'opne
men.
Dank je wel, zeide ik, en maak
3D wij geregeld tijdig
gen ontvangen van
loerten, vernaakelijkhe-
dan in onze agenda
ver-vooruitgeschoven en goedverdterk4
te veixfedligiagSsteHingeii innemen, die
hen in Staat stellen steeds gereed te
zijn om verder Rutland in toetrekken.
De groote verwachtingen, die men
van de onderneming op den Balkan i
heeft, deel en wij evenwel niet. Men
moge zich in DuitScfaland een oogen-
blik hebben overgegeven aan de illu-
sie, dat Duitachland langs dien weg
zich zou kunnen onttrekken aan de
omsingedingspolitiek van Engeland en
den ijzeren ring zou kunnen verbre- i
ken, door een uitweg aan de Perzi
sche Golf, er
nen, dat men
Het kan niet ontkend wonden, dat
het standpunt van Duitachland in het
algemeen genomen gunstiger
den v rede is dan dat van de
teute.
In het algemeen genomen. Want
Von Betjimann Hollweg heeft de deur
opening waardoor hij zoo gastvrij de
vredesgezanten der Entente uitnoo'-
digde binnen te treden, dadelijk weer
gebarricadeerd' door er zijn „non pos-
sumus” 'ten opzichte van Elzas-Lo-
Charingen vóór te werpen, en alsof
het niet genoeg was dat de r e g e e-
ring dit obstakel opwierp, heeft
Scheidemann zich beijverd die hin
dernis nog wat te versterken door
zijne verklaring namens de so c.-
d e m o cjr aten, dat men zelfs daar
„natuurlijk” van afstand van Élzas-
Lotharingen niets wilde weten.
De edoch, door de Duitache soedaai-
democraten in doze historische Rijks-
dag zitting, blijkbaar niet zonder me
deweten der Duiteche regeering, eu
na een zorgivuldig onder de oogen
van Europa ineengezette „mise en
scène’ op het platform gebracht „dat
de eerstel beslissende stap tot het ein
digen van dezen oorlog van Duitech-
land zal uitgaan”, wordt zoodoende
een zuiver platonische wenech.
Het zou met de eerste maal tij
dens dezen oorlog zijn, dat de Duit-
sche soctaal-democratie zich daaraan
overgeeft, en de Duitscher in haar
sterker blijkt dan de sociaal-demo-
craat.
InJtusechen dringt de vraag zich op
den voorgrond, waarvoor meer re
den te: voor Bethmann Heilweg! s
zelfvertrouwen, of voor de hoop
der Geallieerden.
En dan te het merkwaardig, dat,
wat de militaire zijde van het vraag
stuk betreft, door den Rijksikanseher
geenszins werd ontkend, dat de front
lijn in Frankrijk hier en daar een
deuk gekregen, iets wat de Duit-
sche generale staf eigenlijk nooit heeft
willen toegeven. Daarentegen werd
de beteekenis van de positie die men
thans aan het Russische front in
neemt, naar het ons voorkomt, zeer
juist aldup gekarakteriseerd, dat de
legers der Centrale mogendheden daar
Is er eenige kans op verzoening
luaschen de twee standpunten
Wij getooven niet, dat dit voor
eerst het geval al zijn.
Voor en aleer Frankrijk de hoop
op terugverkrijgiing van Elzas-Lotha-
rmgen en de Entente - het geloot
DuLtschlund door den uitputtingsoor-
log te kunnen vernederen, opgeven»,
oi vóór aan de andere zijde
Duïtschiaiiid het hoofd in den schoot
tegi, zal er nogi veel meer moeien
geleden worden.
Wedarkeering verwijt van elkan
der „hecatomben van memtehen te
rig beschuldigt men
•log te hebben ge-
tyedrog’te lijden*
Malar zoowel het zelfbedrog als de
heoatombeu zullen voOrioopig blijven
voortduren, wie weet hoe lang
nog.i
Ziedaar de slotsom van des Rijk»-
kanselier’» lang verbeide... vredesrede.
f 1.25
1.50
150
1.90
--o - v aan ons Bureau:
Markt 31, bij onze Agenten", den Boekhandel en de Postkantoren.
1916 reeds grootendeels in actie heeft
gebracht, van uitputting aan men-
schenmateriaal (in Duiteehland) spre
ken kan. Wij rijn bij het oprbepen
van dienstplichtigen nog niet een»
zoover gegaan als Rusland of ^als
Frankrijk, en met het oog op het
nog ter beschikking zijnde aantal
dienstplichtigen denken wij er niet
aan,> deze grenzen uit -te breiden.
W ie met het tegenwoordige Duitsch-
lamd niet onbekend is, weet, dat die
woorden van den Rijkskaiiselier mei
overdreven zijn.
het je gemakkelijk.
Ik ben eigenlijk alleen geko
men, om je af te halen, zeide ze
verlegen.
Kindje, dloe me een plezier
en laat me nu blijven. Ik ben niet
geheel in orde.
Ze schrok merkbaar. Hemel, wat
zie je er slecht uit, riep ze,
aaniziend. Ik heb me dus niet
gist. Het tooneefepelen heeft je ziek
gemaakt.
Ik brak in lachen uit.
Jle maakt me angetig, Adolf
zeide ze. Heb je een ongeluk gehad.
HooftJpijn heb ik, anders niets.
Blijf wat liggen., ik zal dat
kussen wat opschudden.
Ze deed het, bedekte me met een
oude mantel, en gaf me een kus op
het voorhoofd.
En doe me nu het genoegen
verbazend hongerig te zijn, ik zal je
namelijk binnen je «gen muren een
rnididagmaal bereiden ons eerste,
Adlolf.
En laatste, mis«chien, mompel
de ik, mijn vuisten onder den mantel
ballend.
-r- Wat zeg je
Niets, niets, ik ben er slechte
blij om
- En ik!
sluier af en hing haar mantel
Ze deed een handdoek ate
voor en keek me gelukkig -tan.
Toen snelde ze naar de keuken.
Even later hoorde ik mijn hospita
keer op keer de trap op en atatom-
melen. Ze was waarschijnlijk met de
inkoopen belast, ’t Duurde niet lang
of de tafel was gedekt en een dam-
I pende terrine soep stond op mijn
plaats.
Kom, eet, Addf, zeide zij, ter
wijl ze trachtte me op te r-chten. Ik
weet niet, of die soep gped is, want
‘ze te uit het hotel hiertegenover,
maar voor de cotelette kan ik in
staan, die heb ik zelf gebraden, Adolf.
Tranen der ontroering stonden in
hare oogen.
Arm meisje
Nu, tang kan het niet meer du
ren, of het zal altoos zoo zijn, ging
ze voort, terwijl ze de soep opdien
de, ate men zulke goede relaties heeft
ate wij O ja, ondeugd1, je had me
nog niet eens van je geluk verteld1.
- Welk geluk?
Ja, als men zoo intiem met de
familie vani zijn hoogste chef omgaat
,en die gitAteteling wordt genoemd
gaat het goed' vooruitWat zet je
een leelijk gezicht. Smaakt de soep
je niet, dht dacht ik wel. Nu, ate ik
ze kook zal ze wei beter zijn.
Ik streek haar over de hand. In
gelukkige stemming babbelde ze ver
der.
Als je nu niet zoo lief voor me
was, zou ik misschien jaloersch zijn
op haar.
Toen Li ze, je weet wel, de doch
ter van deu ondlerambtenaar, mij van
je beschermster vertelde, hoe je de
zijn duidelijke teeke-
in Duitachland zelf
daaraan niet meer gelooft. De door
braak te maken te mogdijk, maar de
afstanden, in dezen wereidloorlog toch
reeds reusaohtig, worden te groot
om er partij van te trekken. Een
dier zekerste teek enen dat Duitsth-
land dit zelf inziet, ie wel, dat de
Duitache contingenten van het Bal-
kan-leger niet naar Constant!nopel
maar naar het front in den Elzas ge
zonden zijn.
Dit neemt niet weg, dat Bethunann
Hollweg zioh met recht kon beroepen
op hetgeen de Centralen werkelijk
hebben bereikt.
Daartegenover te d< politiek der
Geallieerden geheel gevestigd op de
toekomst, en dit ni0 alleen inoeco-
nomisch maar ook in militair opzicht
Wie echter niet alleen op de uitin
gen van den Rijkskanselier maar ook
op den werkelijken toestand in het
tegenwoordige^ Duitechland nauwlet
tend acht geelt, kan zich niet ont
trekken aan don indruk, dat de vin
dingrijkheid en het organisatievermo
gen van Duitechland zoo niet op den
dluur, dan toch voor langen tijd op
gewassen zullen blijken tegen de uit-
puttingstactiek dér Entente.
En wat de mannetje» betreft, daar
mede staat het al evenzoo. Telkens
bemerkt men, dat Diliteehland' nog re
serves heeft, waarvan men het be
staan niet had vermoed1. Ook Beth
mann Hollweg’s rede bevat een merk
waardige aanduiding in die richting.
Geheel onverklaarbaar is het ■«--
zeide hij hoe Frankrijk, dat thans
de klasse 1917 op roept en de klasse
CCXCVI.
Wie was het ook weer1 die zeide of
rijmue, dut een mensch vele ondeug
den kan hebben, mits hij maar niet
onhandig was Het moet een groot
menschenkenner geweest zijn die tot
deze levensstelling kwam, want in
derdaad leert de ervaring ons dage
lijks weer, dat onhandigheid een
eigenschap te, die vele deugden en
talenten tot nihil reduceert in hun
prActisch effect.
30