:a
II
SMITS, j
handel.
w.
ES VOOR
Voi 13039:
en
PEN
Uitgevers A. BMHKMAJT EH ZOON.
Eerste Blad.
stiji!
FEUILLETON.
•J
$>9 darling6rooóart.
Onze strijd tegen het water"
en ons Volkskarakter.
Verschijit dagelijks
Telefoon Interc. 82.
Zaterdag 4 Maart 1916. 54e Jaargang.
XTïe“«."ws- ©xx -^.<5.^r©xtexxtx©”bl©Ld. *rr©ox G-ou-cLa, ©xx Oxxxstrelcexx.
behalve Zon- en Feestdagen.
Telefoon Interc. 82.
5S m V
het verf &n u geda^t,
dert ik daarvan hoorde.
Brieven uit de Hofstad.
U. Gouda.
ft- komen hier ter stede zeldén of
nooit groote branden voor. Onge
twijfeld is düt voor een goed deed
-ook te danken aan de activiteit der
bramdwwer, die zéé Bpoekligi ter plaatse
pleegt te zij» dat ©e» felle brandt rich
niet kan ontwikkelen.
dan
komt
ninder-
•ija van
rustelooze
70
Ja, doe dot,
man
op
werkelijk wee Vftn
Ver. <ie Ambactó- j
Dft nummer bestaat uit twee
bladen.
Drukkerij
k ZOON -
(Nadruk verboden.)
Gebouw Bouw- en
t. OnderStandéoonb I
zorg.
Soe. de Réunie, J
TT-.. Azw A nVka/tht* s
winterp tót
is het verschrikkelijk en mijn Vader
is als vernietigd. Eigenlijk wildé ik
heengaan zonder hem weder te zien;
maar ik kan het niet over mijn hart
verkrijgen hem nog meer verdriet aan.
te doen. Ik ga van avond naar hem
toe om otocheid te nemen, en dan
zal ik trachten hem te overtuigen r
dat het ztoo het beste to, wat ik doen»
re zijn
opgeven we-
wtdriftige élan
vreemd ie
en kin-
lerig voor-
PRIJS VAN HET ABONNEMENT:
Per kwartaal
Idem franco per post.
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Idem franco per post
Abonnementen worden i
Markt 31, bij onre Agenten"
(lOUNIIL courant
PRIJS DER ADTERTENTIËN:
Van 1—5 gewone regels met bewysnummerf 0.55
Elke regel meer.0.10
Bjj drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 by vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f 0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
eene geslacht volgt het andere
vindt dezeIMé arbe^
reed. En wanneer
ten van zijn arbe
nacht verniekl won
gen blauwt, neemt
aan beginnend, hetzelfde werk
voltooiing aan
en
1 voor zich ge-
»ok al devrudb
l in één etorm-
i zoodra deiwor-
jij, van voren af
hetzelfde werk weer
op o-m het ter verdere
rijn kinderen over Jte dragen.
Is het niet
werk en dit
57)
Mejuffrouw Schmelder— Jenny,
sprak hij, ik heb mijn woord gebro
ken, maar ik kon Duitechland niet
verlaten zonder u vaarwel gezegd! te
hebben.
Het doet mij zooveel leed, ik
begrijp u, bracht Jenny met moeite
uit, zonder goed te weten, wat ze
zei Je.
*- O, di» hebt ge gehoord
Ja, fluisterde Jenny met neer
geslagen o ogen.
O, het to verschrikkelijk Ik
had reeds zorgen genoeg voordat ik
die smadelijke waarheid vernam, stot
terde de jonge man. Ja... ik wildé
buitensdandlö gaan, dé rechtsgeleerde
Studie aan den kapstok hangen: maar
nu vree® ik dat de taak mij note moei-,
lijker to geworden dah zij reetfe-waa.
Iedereen kent nu den naam Hart
mann; ieder weet, dat Heine Wer-
Voor mijne tante en mijne nicht
en hij begreep de Smartelijke uitdruk
king op haar gelaat.
Ik zal er niet verder o Ver spro
ken, vervolgde hij; maar gij moest
weten boe het met nrijn hart gesteld
CCCVIII.
Het te een. moeilijke kunst, wetten-
maken. Nu eene heelt eeue bepaling
geen etfect, dan weer vangt ze lemanu
ot iels die (tood-oisw^hiukhg te en te
gen wien ze heelemaal niet bedoeld te.
Uns kwam- een geval ter oore, dat
even merkwaardig als humoristisch te.
Een paar weaen geleden isH. M.
de Koningin lijdende geweest aan
bof en influenza. Gelukkig was deze
ongeucetaheid van zeer voorbijgaan-
den aard. Nadat de patiënte geheel
hersteld was, achtten de doctoren het
gewenscht dat de ziekenkamer en
eenige aangrenzende kamers gedesin
fecteerd zouden worden. Zeer begrij
pelijk.
De gemeentelijke ontamettingsdienst
is in dien Haag zeer goed georgani
seerd en ze0r °P <1« hoogte van zijn
tid. Aan dezen dienst werd de ont
smetting opgedragen. Deze instelling
werkt in ieder geval, waarin (foete
ren dat wenscholijk achten. De kos
ten van het deeinfecteéren wordén be
rekend naar de draagkracht van de
personen te wier behoeve het werk
geschiedt De gemeentelijke inkom
stenbelasting is de maatstaf waar
naar die prijsberekening gefeChiedt
Voor hen, die in deze belasting niet
bijdragen, geschiedt de ontsmetting
kosteloos.
En zie hier nu het merkwaardige
en tevens humoristische toen voor
het Hof de rekening van de ont
smetting zou worden opgemaakt, kon
men met de verordening in de hand
II. M. niets laten betalen, aangezien
Zij geen gemeentebelasting betaalt.
Het eigenaardige geval deed zich dus
straalden van nieuwe hoop.
Welk een geluk als dat kon
bewezen worden I zffldë hij. Ik zal
het hun zeggen. En wee® duizend
maal bedankt voor uwe woorden, ge
liefds, God1 zegene u voor dezen nieu
wen straal van hoop.
Mpet ge nu werkelijk weg van
hier
-* Ja, het W beter, althans voor
een poos. Ik moet geld verdienen.
Mijn vaders ffnandeele ontetandfighe-
den zijn niet zoo gunstig als ik
dacht; ik moet zien op eigen krach
ten door do wereld te komen.
- Waar wilt ge heen
Waar een gelukkige ster mij
heenvoert; doch waar ik ook zijn
moge, ge zult van mij hooren, ate1 ik
schrijven mag. Mag ik
Ja.
Richard' Hartmann reikte haar de
hand; met een hartelijkeiï handdruk
scheidden zij.
De oogen vol tranen, sloeg Jenny
den weg in naar huis, terwijl Ri
chard haar nog eenige seconden na
keek.
Zij bemint mij, zij bemint
mij, klonk het zacht in zijn binnen
ste; met een zucht keerde hij zich
om en ging naar het hotel, waar
rijn vader en Dieabeth vertoefden tot
dat mevrouw Werling zoover her
steld zou wazen, dat zij de reis naar
huis kon ondernemen.
Toen Richard bij zijn oom binnen
trad, sprong de majoor met een
vreugdJekreet op en liep zijn zoon
tegemoet, zonder acht te Slaan op den
heer, die hem een bezoek bracht.
Richard! Jij hier? Ik heb ook
wel gedacht, dat je zoo niet zoudt
heengaan. Je brief heeft me bijna het
hart gebroken. Het te beter, dat je
Berlijn thans verlaat, dat te nu het
venrtandtgste, zekde hij treurig; maar
hoe wreed van je, dat je mij inden
waan bracht, dat je zoudt weggaan
tuiging te gekomen, dat opgeven be
ter ware en doorzetten dwaasheid te.
Ook die koppigheid, voorzoover ze
aanwezig is, heeft onze strijd tegen
het water ons geleerd. Willen we blij
ven, dan moeten wij onverzettelijk
zijn. En die onverzettelijkheid leidt
gemakkelijk tot koppigheid.
Niemand, volk noch individu, ont
komt geheel aan de fouten van zi;'n
eigenschappen.Wij, Nederlanders, zul
len dat ook wel niet dóén. Maar la
ten we ons bewust blijven, dat de
eigenschappen voor ons onmisbaar
zijn, en dat ons leven zelf geduren
de vele eeuwen ze ons heeft bijgo-
bracht Zod zullen we ze beter als
de ruggesteun van ons nationaal le
ven kunne» waardeuren. K.
a wij geregeld tijdig
fen ontvangen na
wrtan, vermakelljkto»
dan te oom
f 1.25
1.50
150
uw..- - - «r i.M
dagelijks aangenomen aan ons Bureau:
ten, den Boekhandel en de Postkantoren.
zonder afscheid van mij te)namen.
Toen ik dien brief schreef, wist
ik nog niet, wat er gebeurd was;
vader, Sprak Richard met een vra-
génden blik op den vreemden heer.
Ah, pardon rl&p de majoqr.
In de vreugde over het wederzien
niet mijn zoon héb ik een oogeniblik
al het andere vergeten. Mijn zoon
Richard)... mijnheer Gerhard Hsyl.
Deze stak den jongen man die hand
toe en sprak
Het doet mij veel genoegen
aan te treffen. Ik ben juist, om
hier bij uw papa gekomen,
Om mij vroeg Richard zentuiw-
achtig, dttar hij bedacht, dat al zijne
schuildetechers1 dien naam zijns v.a-
dere moesten gelezen hebben in be
trekking tot den moord.
Ja Uw papa liet mij gisteren
uw brief zien, en deelde mij uw be
stuit mede, dat ge uw beroep wildot
laten varen en een betrekking wilt
zoeken waar ge onmtódëllijk begint
geld te verdienen.
Ik ben secretaris van een heer
(Üe in den handel zeer rijk is g^
worden. Ik Sprak met hwn over u,
en toen zeide hij, dat het hem veel
genoegen zom dioeh, wanneer hij bij
uw onderneming behulpzaam kon rijn.
ht 1879.)
te. Vaarwel Jenny, God beware u!
Vergeet mij niet geheel en al.
Mijnheer Hartman» Richard
ik weet hoe «waar ge moet lij
den, gij en uwe faaailie. Maar laat
alle hoop niet varen, misschien Staan
dé zaken zoo elecht niet als gjj denkt).
Ik geloof niet, dat Heinz Werling
schuldig was.
Richard keek haar verbaasd aan.
Zijt ge daar verwonderd van?
vervolgde zij met meer en meer aan
doening. Luister eenS, de commis
saris Schmelder, die de zaak in han
den heeft, te mijn oom. Ik heb hem
‘vandaag gesproken, hij gielooft ook
niet aan Wdrlingte Schuld-, hij hoopt
zijne onschuld te kunnen bewijzen en
heeft mij belooft alles te doen wait hij
kan om ter wil|e van uwe familie,
den doode in zijn eer te heretellem.
Ga nu en vertel dit aan uwe fami
lie; dat ml allen een wrinigje troost
geven.
De oogen van den jongen
inzinking van den geditildigen moed
i diie ohs waakzaam houdt, moet ons
onverroijd'alijk noodlottig worden.
Eeuw na eeuw blijven we zoo ge
reedstaan, geduldig werkende aan de
verschansingen, die onze bescherming
zijn legenden overmachtige. De voort
durende Strijd' maakt ons vindingrijk.
Telkens1 weten we nieuwe middelen
tot versterking en nieuwe wapenen
t af weer. Maar niettemin blijven
we de zwakkeren in den strijdt, dat
weten we. Wanneer dé vijand daar
buiten in brullende woede en hariS-
toehtelijk ongeduld zich aangordt tot
den strijd, en al zijn hulptroepen van
storm en regen in het veld brengt,
dan moeten we wtfken en veelal dé
nederlaag lijden. Maar al weet hij in
een opperste spanning van zijn ge
weldige krachten ons veelal te over
weldigen en onze versterkingen bin
nen te dringen, wij hebben op hem
dé kracht onzer volharding en van
ons geduld voor. Telkens wordt hij
opnieuw weer uit het veroverde ge
bied gedrongen. Dan begint opnieuw
de afmattende Strijd van allen dag,
de rustetooze arbeid, die Som® dén
geweldigen vijand kostbare Stfukken
grondgfeibied weet te ontrukken en
hem achteruit weet te dringen, ach--
ter^hieRrwe Versterkingen, die wij o<p
het veroverde gebied aanlegden. Maar
ook dlat nieuwe moeten we met hand
en tand en iederen dag tegen den
hardnekkigen en altijd dreigenden, vij
and1 weten te verdedigen.
Soms lukt het hem in een enke
len aanval allee te hernemen en. ons
weg te drijven uit het gebied, dat
wij ten koste van jaren gedluldigen
arbeid hadden veroverd en bewoon
baar gemaakt. Maar den .dag na die
overrompeling beginnen wij met een-
zeliiden meed en eenzelfde vertrou
wen den strijd1 om dit gebied op
nieuw. We weten dat het weer ja
ren en jaren kosten ^1, dat elk vu
rig élan en eilke plotselinge storm
loop zich te pletter zouden loopen te
gen des vijandfe overmacht en dat
alleen vasthoudend, taai geduld ons
Vooruit kan brengen. En geduldig
onophoudelijk, zonder een oogenibliik
van ontmoediging of aarzeling wer
ken we voort, eeuw na eeuw. Het
kan.
Ja, doe dat, zei Jenny.
En dan ga ik de wijde wereld'
in naar Amerika naar Afrika
,of ergens anders heen. Zijt ge niet
boos op mij, omdat ik gekomen, ben
om n vaarwel te zeggen
Neen, maar... het spijt mij wed.
De jonge man zag tranen glinste
ren in de oogen van het gediefde
meisje en zacht greep hij hare hand.
Jenny, misschien handel ik niet
goed met zoo tot u te Spreken; maar
nu alles uit te, nu er schande tegen
komen over mijne familie en over
mijn naam, nu moet ik u zeggen, dlat
ik u lief heb, dat ik onder andere
otaStandigheBien met uw vader zou ge
sproken hebben, Zooals uwe voor
waarde was, als ik u wildé weder
zien.
Richard
Zij sloeg dé oogen naar hem op
hij begreep de Smartelijke uitriruk-
De watersnood, die dezen i
ons land zoodanig heeft geteisterdj
on vruchtbare bloeiende Streken in
meren heeft herschapen, heeft ons
opnieuw van aangezicht tot aange
zicht tegenover onzen ouden vijand,
het water, geplaatst en onszoodoen-
*dé aan den strijd herinnerd, die vele
eeuwen lang onS ras tegen dien vij-
anfl gevoerd heeft. Een tentoonstel
ling ate- die thans te Amsterdam in
de kunétzaal van het Panorama ge
houden wordt, geeft ons* een weinig
opwekkend beeld van de verwoestin
gen, die het water in den loop dér
lijden in deze lage landen heeft aan
gericht, en van het lijden tevens, dat
dë^e vijand ons heeft doen onder
gaan. Het is een gansche reeks van
watervloeden, waarvan zij de op
somming geeft.
Telkens weer in die vorige eeuwen
heeft het water ons overmeesterd. En
wanneer onze gedachtende opvol-*
gende -reeks van rampen volgen, dan
zien we tusSchen die elkaar opvol
gende vloeden den voortdurenden
hardmekkigen en nooit aflatendén ar
beid van onS voorgeslacht, dat zich
tegen den vijand, die voor dé lantte-
poorten blijft, met onvermoeid geduld
verdedigt. We zien één voortduren-
den strijd tegen dien vijand, die loe
rend gereed blijft om toe Springen.
Telkens weer weet hij de veidodigde
loopgraven binnen te dringen, maar
telkens, na iedére overStrooming r
wordt hij er ook weer t uitgeworpen.
Dan blijft hij loeren op een nieuwe
gelegenheid', altijd gereed voor den
sprong, die hem over onze verschan
singen brengen zal. Hij laat ons
geen rust, geen oogeniblik. Willen
we niet ov«rwonhen worden, dén moe
ten we altijd weer voor den Strijd
gereed zij1*» want één oogeniblik van
vereHapping in onzen wil, één enkele
Gebrolokaal, prop-
ria Ned. Zionirien-
Sob. Ons Genos»
rd bal, onder W-
i heer B. Stern-
voor dat de Koningin op gelijken
voet moest worden behandeld met de
artnste.
Moraal-, het te toch maar eeh. moei
lijke kunst wetten-maken. Naar men
zegt heeft het geval zoowel in de
bureaux van den reinigingsdienst als
ook bij H. M. hilariteit verwekt, het
geen te begrijpen is. De gemeente
lijke wetgever heeft waarschijnlijk niet
gedacht aan het geval, dat er één in
den Haag is die buiten dé belasting
valt en^toch niet direct tot dé cate
gorie van de „bedeelden” moet wor
den gebracht.
Gelukkig, in dubbelen zin, heeft
het geval zich nog nimmer Voorge
daan en wij hopen dat het bij dit
ééne zal blijven, zoowel voor de Ko
ningin ate ‘voor die ar»e gemeente
die voor niets moest werken.
Wij prezen zooeven dén gemeen
telijken. ontSmettingsdienst Deze ge
niet evenals dé geheele reinigfingtei-
dienSt een bijzonder gfunStige reputa
tie. Ten volle te deze verdiend. Met
dezen, dienét deelt ook de brandbveer
in de vriendelijke goedkeuring van
he^ publiek,
De dienst bij dezen tak van ge-
meentsbeheer wijkt in alle opriettten
at van die bij alle andere takken'.
Nog meer dan bij de politie te hier
waakzaamheid geboden. Dag en nacht
dient een zeer groot deel van de
manschappen gereed te zijn en het
te te begiijpen dat dit groote moei
lijkheden. met zich brengt. Het syö-
steem dat hier bij gevolgd wordt
te toch vrij eenvoudig.
Het personeel te twee dagen on
afgebroken in dienst en heeft daar
na een vollen dag vrij. In die twee
dagen bivakkeeren Zij geheel en al
in de posten, die daardoor den min
der wel klinkenden naam van ka
zernes hebben gekregen. De brand
weerlieden blijven ook Slapen in de
kazernes. Sléchte een enkele wacht
blijft op den poet, ten einde het Sla
pende personeel te kunnen wekken.
Op deze wijze wordt de nachtdienst
tot een minimum beperkt. Natuurlijk
heeft dit Systeem zijn bezwaren: het
huiselijk leven van het persbneed
wordt wel heel ongeregeld al zit er
in hun dienst een zeer groote regel
maat.
Overwogen is of een ploegenatd-
sel zou kunnen worden ingevoerd
op de wijze waarop dit in bedrijven
geschiedt, die ook geregeld aan dén
begrijpelijk, dat dit
v., u..» leven jsijn onmiSbaren
stempel drukt op dfe elkaar opvol
gende geslachten e» pp het ras, dlat
zoo rusteloos, maar t geduldig, blijft
doonStrijden en voortftrbeiden, zonder
hoop, dat de arbett en de Strijd
ooit tot een einde airilen komen.
Kan het, wanneer' we zoo onze
geschiedenis overzien* nog een oogen-
blik verwonderen, dat wij rustige
geduldige, taaie arbe^dere zijn ge
worden, (Me van gt
ten, maar wien het
meerendeete ntet *11
maar zelfs mi
deracttfig, en
komt
Wij hebben geleerd, dat al die plot
selinge opvlammingen van moed On
werklust en geestdriftige» ijver toch
naets baten en alleen', rusteloo'ze ar
beid en vastbesloten Jiyelxarding te
gen den eeuwigen vijand in het veld
kan houden. En dit heeft aan ons
les dte edgeoSchaplpen van taaie
wilskracht en onverzettelijke- volhar
ding gegeven, die er dé kracht van
uitmaakt. Het te onze onafgebroken
strijd tegen het water, daemons -ka
rakter gevormd heeft en het dien
plooi van ernstige, koele, rustige
vastberadenheid heeft gegeven., die
maakt, dat we kunnen wijken mis
schien, maar alleen om terug te kee-
ren en dat we van geen opgeven, we
ten. Het te die plooi, die ons wat
Stug maakt ook en die onS voor
vreemdelingen koppig doet Schijnen.
Misschien te er ook wel iete van kop-
kiiglieid in ons volkskarakter, maar
heit is dan juist die koppigheid al
leen, de onverzettelijkheid, het stugge
vasthouden, niet hot onverstandigs,
het onberedeneerde, dat wil dóórzet
ten, ook wanneer men zelf niet meer
weet, waarom men het w«i,” of érger
nog, wanneer men »elf tot dé over-
Wordt vervolgd.)