II
II
VAN BE
I HEB! Ii ellen.
SMITS,
,ndel.
m.
J
wd adres
iedingen
S VOOR
SER
de Meubelen,
ide armen, 4
■oelen, ITaifel,
leetafel f 10.
f 7.50, Kasten
Stoelen vanaf
Vouwstoelen
>en Theetafels
s f 13.50. 20
Hï
I
3^8»
Zaterdag 2 Se|
55e Jaargang
Uitgever» A.
Eerste Blad.
4
i
TZD-£u.
Courant
ceea.
ên kosten slechts
staling:
41'
AY ZONEN
isprijzen
IUSTUS 1916.
Gouda.
Het verloren Paradijs.
- 1016.
XTiena-’ws- ©zx J^.d.Trextezxtie'bleLcL ttoox G*oixcLsu ©xx Ozxxstxelcexx.
Verschijnt dagelijks
Telefoon Interc. 82.
>SING,
behalve Zon- en Feestdagen.
EN ZOON. Telefoon Interc. 82.
mr Neubelei is
lang 74
DAM -
De Duitsche kinderen in
ons land.
Feuilleton.
Brieven uit de Hofstad.
dagelijl
ten, de
Inge-
aan het Bureau.
bloj
(Wordt vervolgd.)
ir bij een. plotse-
tertenood en der-
C. BIJL,
■EERA ART La.
te
we
op
zorg
Drukkerij
ZOON - Gouda.
1
vrij
«de
goed
Deer
f 1.85
1.50
Dit nummer bestaat uit twee
bladen.
i de
voor elke regel
beid*
den
we
K.
zich
we de
heid ocahoogdra-
órwijl allen rond*
Zen van den dte-
iefde laten tepre-
Waar een
eenUplla betast*
vernietiging de
uw- en Woninig-
gad. Ondertetandte-
nzorg.
wij geregeld tijdig
ontvangen van
ten, vermakalijkhc
mi In onze agenda
bb, maar
m buiteugewiT-
geêftld inden
die helpen wil, dat m
«elf moet uatmaken.
ten, die ziéh verzetten'
gen van hulp aan vr<
daarbij beroepen, op f
ons eigen volk, zijn
die dat eigen volk te
ZIJN VAN
IBM.
HEEÊN worden
I in verzegelde
m vy/, /wee en
en een Ned. ons
aiding van Nom-
•ijs, voorzien van
nd Merk, vol-
Tet gedeponeerd.
>t de uitvoering
rde orders aan-
3R1NKMAN
ida
JAAR
abellen
B
n Kaas
van
ripnenland.
Besluit ingaan-
JS 10 CENT. -
1879.)
Naar het Duitsch
van EDWARD STILGEBAUER
Met autorisatie bewerkt door
J. P. WESSELINK—VAN ROSSOM.
GlintSIHE (OU!A\T.
PRIJS VAN H-ËT ABONNEMENT:
Per kwartaal
Idem, franco per post.
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Idem franco per post.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau:
Markt 31, by onre Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren.
f 0.55
.O.W
worden deze tegen twee berekend,
regels f0.35 by vporuit-
0.35 per regel.
n en stoffeeren
N is b(j
<- Gouda.
jn, prima mate-
aan alle meu-
14
I De coupé wa® goed verwarmd. Hij
Jtföeat dé raampje» dicht houden
«Want buiten woei het nog altijd he
vig, de wind die hem1 deze laatste
weken in München tot wanhoop had
gebracht. Gaandeweg werd hij moe
ten sliep in. Hij kon zoo ongeveer
twee uur geslapen hebben, toen hij
W&kker werd1. Tot zijn verbazing
Was hij niet meer alleen in den oou-
bé. Op de bank tegenover hem zat
teen jongeman in plaid en met een
ketatuute Hij had zich met zorg in
gewikkeld en maakte dadelijk in het
Êchemeraöhtig licht van dé triest flik
kerende galvlam, een eenigtezinte zie-
k el ijk en indrük. Hij moest te Rosten-
heim of Innflbriick zyjn inga tapt,
pij had dfute vast gteslaipen en dit
dlaardteor geheel niet gemerkt.
„Wilt U', dat Ik de kap over de
lamp trek,” klonk hem nu de holle,
schorre stem v^ïi zijn overbuurman
|n hét oor. Het id mij onmogelijk in
dezen coupé te Slapen en in den
slaapwagen (hom! ik in het geheel
niet uit, die nauwe afdeedingen met
ide twee bedden benemen mij alle mo
gelijkheid adem te halen. Ik heb
gelezen en u 'bent zeker wakker ge-
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—5 gewone regels met bewysninuner.
Elke regel meer
By drie achtereenvolgende plaatsingen
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 r~
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
M)
Hij zag mot zijn geestesoog een
blond me^jfetehoofa’, en het a&feheid
van Goethe van Lili kwam eens
klaps op zijn lippen. Zachtjes zeide
Wij rijn er ate ’t ware toe aange
wezen. De liglging van one land' te
midden van de oorlogvoerenden rond
om on» als de eenige veilige plek,
tusechen die door den. oorlogsbrand ge
teisterde tetreken, waarheen de be
dreigden Van alle zijden vluchten
maakt, dat wij al» geroepen zijn aan
allen, die door het oorlogsvuur lij
den, zooveel mogelijk de weldaden
der menechelijke liefdadigheid te bren
gen. Temidden van dén moord der
slagvelden mogen we rondgaan als'
'de reddende engel der barmhartig
heid. Temidi^n van de ontaarding,
die -fvoorêl dezeA oorlog met
brentt, mogen we,\moeteü
vaanïcter menjsteheli
gen. Wij kunnen,
om ons bezeten bl
mon deh haat, de yucuw
ken en het mede/jden.
ontzinde woede en r~
heid op wraak en
trékken en harten mlenschen ver- I
wringt en mitevonöt, mogten wij door
zachtmoedigheid en barmhartigheid
de geslagen wonden doen helen. Waar1
alle mentechelijke „krachten rondom ogfi
worden tehulp geroepen tot teneljer
vernietiging,mogen Wij tHtgafon óm
te herstellen en weer op te richten,
En wanneer tetrakte allen Uitgeput
neergezonken, in' ontzetting de ver
woesting rondom zich zien, die hun
haat heeft aangericht, mogen wij mis
schien terugtzien op een daad van be
houd, op een poging om te verzach
ten en te verzoenen.
Wij mogen het. Maar het is ook onze
plicht. Wij moeten helpen, troosten,
verzachten, nu die volken rondtomlön»
in den blinden hartstocht van hun
woei te daartoe niet meer in staat zijn
en alleen nog kunnen haten en ver
nietigen- Dat hebben we begrepen,
worden door het Schrille licht.
Erich wreef zich den slaap uit de
oogen. Nu was hij weer geheel op
gewekt en zeide„Zeker niet, aan
een vasten slaap valt gedurende den
rit to.ch niet te denken!
De andere glimlachte-. Het wad een
treurig lachje, dat daar om de blee-
ke, smalle lippen van dezen jongen
man gleedk toen hij antwoordde
„Maar u heeft toch zeer gezond en
zeer vast gesftapep. Zoo vaat en ge
zond als ik reed» sedert jaren niet
meer alapen kan, zelfo op het beste
bed niet, en niet in de reinste lucht.
Mijn hoestaanvallen laten dat niet
toe. Ik heb mij werkelijk moeite ge
geven u niet te dtoren, intuéschen
snel brak hij af. Een plotetelinge
kramp schudde zijn mager lichaam
zoodat Erieh in verzoeking wae op
te springen, hem te ondersteunen
of hem op de een of andere manier,
hoe, dat wist hij zelf wel is1 waar
piet, behulpzaam te zijn.
„Laat maar, mijnheer, daaraan ben
ik al gewoon, dat gaat weer gauw
voorbij, dat droge hoesten 1 AW er
geen bloed komt, gMt het énet voor
bij
„U bent we! hieel lijdend, mijn
heer,”- zeide Ericn vol deelneming.
„Ach ja ik ben reed» meerma
len in DmvoS geweest nu wil ik
het nog eens met de Riviera pro-
beeren de n»en, beter gezegd,
Ik zou de Riviera nog graag eens
zien. San Memo, waar ik jaren gele-
CCCXXXIV.
Het verslag over dten toestand der
gemeente <%ravenhage is weer gun
stig. Letten wij dlaarbij op het feit
dat de buitengewone tijdsomstandig
heden voortduren, dan ie er ^lies
zins reden tot tevredenheid. De ab
normale omstandigheden hebben waar-
»chijnlijk op verschillend gebied juist
een vooruitgang gebracht. Den Haag
is het voornaamste centrum voor de
Vreemdelingen gieworden het getal
yan de gegoede vluchtelingen isl voor
al zeer groot, hetgeen tot reöultaat
beeft, dfat er zeer veel geld wordt
terdiend.
Het iö opmerkelijk dlat van den
ioog-opgtelaaiden haat tufiöchen de
erstehillende oorlogvoerende landen
der zeer weinig of niets in den klei
neren kring valt te bealpeuren. Het ie
een niet zeldzaam voorkomend ver
schijnsel, dlat in één zelfde huis ver
schillende van de naties vertegen
woordigd zijn en dat dit tot een
Zeer broederlijke eensgézindheid^heeft
geleid. Zoo weten wij een pension
waar dte pensionhoudster een i'ran-
caise tó, Steen der inwonende gehuw
de paren ie’ een combinatie van een
puitstehen man, die met een Engel-
éche vrouw is getrouwd; de dienst
bode i» een uitgeweken Belgische.
Zij heelt haar hart reeds geschonken
aan een Hollandschen soldaat. Dit
Wernationale allegaartje kan het on
derling heel goed vinden. Nu moge
beweerd worden, dat zij die in de
zen tijd hun geliefde vaderland vaar
wel hebben gezegd niet de vurigste
Rationalisten »zijni, het blijft todh een
feit dat zij sdch allen min of meer
gehecht gevoelen aan hun Heimat.
Verschillende Belgische s'oldteten die
vAv dte Scheveningstehe haven, een
geafoaKlijk leventje ïeidten, vinden
ftymFbij Haagstehe patroonö. Niet
ziet mieru naast den Holland-
timmerman dten Belgischen gaan.
Het schijnt goed te boteren tustechen
ben, althans van geklaag werd niet
Veel vernomen. De geïnterneerden
zien er be«t uit, zij Schijnen het lang
niet kwaad te hebben. Voortdurend
breidt hun houten kamp zich uit
verschillende kleine afzonderlijke huisi-
jes werden reedö gebouwd' en de ge
zinnen wonen er recht knus1. Trou
wens' zij kondten geen gezonder plekje
Vinden dlan hier op het mulle duin
zand', vlak bij de zee.
Om op dten toestand' der gemeente
terug te komen; is het niet typeerend
voor den „rijkdomf’ die er in dte re
sidentie bestaat, wanneer wij zien
De andere maakte een lichte bui
ging
Daarna vervolgde hij
„Ik kom uit dte Tiroler Alpen. Het
geheele najaar heb ik in het Ziller-
dal doorgebracht, de herfst is zeer
mooi geweest. Daarna was ik in be
handeling in een Sanatorium te Innsi-
brück; vandaar .kom ik nu ook en
daar ben ik ingetetapt, terwijl u
pliept, maar de autoriteit van de Ti-
roder-univeneiteit heeft mij even wei
nig kunnen "helpen als die in Ber
lijn en München, in Heddtelberg en
Würzberg. Men kan een voor dien dood
opgestehreven candidteat niet helpen,
dat is het erge in deze wereld.”
Hij speelde zemiwachtig met de
kwast van den riem van het raampje
en keek door de ruiten zonder in die
duisternis iets te kunnen onderschei
den.
Er ontstond' een korte stilte.
Erich wiet niet, wat hij op deze
bittere waarheid moest antwoorden
elk woord van troost fiteheen hier
wreed.
Dat bemerkte de andlere wel.
Hij nam hem op met een langen
blik waarin iets alte dankbaarheid
voor deze waarheidliefde lag,, dan
bracht hij tenel en handig het ge
sprek op een ander onderwerp en
zeide bEn u mijnheer, u maakt zie
ker een studiereis naar Italië?”
Vlucht ik, Lili, van je,
Toch moet ik aan je banden
Door vretemdte landen,
Door verre dalen en wouden zwerven!
Buiten $>ken de schitterende lich
ten van de Karlsplatz op. Na en
kele minuten, hield het rijtuig voor
d$n ingang van het station stik Erich
droeg dten besteller op, zijn
naar Verona aan te geven.
wildte hij een dag blijven, daar ver
van. MUnriben, besluiten waar hij
eigenlijk heien wildé om zijn werk
„Het Verloren Paradijs” te voltooien.
Hij nam een biljet tweede klasfce
naar Verona. De trein was maar
matig be®et. Het eigenlijk heizoen
voor Italië Scheen er nog ,itfet zoo
ggasBB» I 11 r I
nijpend ie. Maar men kan imkners
én de Hollanuteche èn dte vreemde
kinderen helpen. Dat velen daarbij
thans eerder aan die vreemde den
ken is het natuurlijk gevolg van den
zeer bizonderen toestand, waarin die
verkeeren. Zoo gee(t men ook ge-
makkelijker en ruil
ling ramp, als v
gelijke, dan aan aJEoen, die er altijd
zijn en het misschien nog dringen
der noodig hebbendten de door oje
ramp getroffenen. V oorliefde voor
Duitschland heeft, daarmee niets te
maken, als1 het voorliefde
voor België was, die onj» de vluch
tende Belgen deed' opnemen.
Maar door Duitstóhe kinderen
Voeden, zoo heet- het, steunen
Duitechland en maken inbreuk
onze neutraliteit. Dergelijke
loot het bewaren onzer neutraliteit
ts wel wonderlijk nu ze Van eenzij-
dte komt, die nooit geschroomd' heeft
zoo fel mogelijk partij te kiezen en
dat zoo mogelijk in daden tetoonen.
Maar ze is ongerechtvaardigd. Ble
ven we dan niet neutraa', toen we
de Belgen hielpen En verbiedt de
neutraliteit het uitzenden van ambu
lance» Toch helpen zulke ambu
lances dte oorlogvoerenden recht
streeks (foor hun gewonden te doen
herstellen en weer geschikt te ma
ken voor het gevechtsfront. Er kan
dan ook door het voeden van Duit-
zche kinderen van schennis oneer
Neutraliteit geen sprake zijn. Zelfs
kan men moeilijk aannemen, dat En
geland zich hieraan ergert, omdat dit
voeden van enkele honderden kin
deren aan het effect zijner blokkade
geen afbreuk kan doen. Maar ook
al was dit wel zoo, moesten we het
daarom laten? Dat juist zou bewij
zen, dat we niet langer neutraal
zijn. En neutraal willen we toch
immens blijven Die neutraliteit stelt,
ons in staat te helpen naar
zijden. Maar ze legt ons ook
plicht op, dat te doen. Laten
daaraan vooral denken.
den, toen ik nog het idee had een
groot schilder te zijn en nog geen
vermoeden van den eigenlijken aard
mijner ziekte
„U zijt schilder, vroeg Erich nu
met levendige belangstelling.
„Dat mag ik niet zeggen, mijn
heer. Ik heb g|eschilderd, dat is
waar Toen ik nog geeonxi was, bad
ik hoop schilder te worden. Men
heeft zelfe gezegd1, dat ik fantasie en
talent bézit, maar mijn ziekte heeft
mij belet rrtijn techniek te volmaken,
mijn studiën te eindigen en diat te
prestoeren, wat ik wel zou hebben
kunnen presteeren.”
Treurig keek hij voor zich. De
oogen van Erich vielen onwillekeu
rig op zijn mooie, slanke, al te
slanke, blanke hand, op welke de
knokkel» en aderen in het Schijnsel
der flikkerende gasivlam zoo duidelijk
naar voren traden.
„U komt 'zeker uit Oostenrijk,”
vroeg Erich nu, om aan het treuri
ge gesprek Spoedig een andere wen
ding te geven.
„O neen sta mij toe, dat ik mij
zelf voorspel. Ik ben één NoordUDuit-
scher, bijna een Beriijner, het land
goed mijner oudere ligt in de Mark,
von Quilltz iö mijn nhami...” /i,
„Forst, Erich Forst
Erich vond het vrij, banaal, dfl^tjj
zoo onwillekeurig ook zijn eigen
naam genoemd had, want van deze
soort formaliteit had hij een hart-
grondlgen afkeer.
kleeren 'en ondl
dak. En dte armeten onder onteht
ben nog getracht ietd mee te
pen tot leniging vgp dien
ioodl,
Dat begrijpen we ook nu, nu de
kinderen van het >Drit»che volk hon
ger lijden en gebrek, omdat de En-
geltehen trachten Duitstehland uit te
hongeren.
En al kan het maar weinig hel
pen, we hebben toch van die kin
deren hiér" gtehaiald1, om hun eten te
geven en zoo mogelijk er wat bo
ven op te helpenr, nu ze door onder-^
Voeding verz/wokt zijn. Wij vragön
daarbij niet,' of we daarmee Duitsch-
iand en de DuitSche regeering een
plezier doen, of ,W» Engeland mis
hagen. Want we doen niet» dan hel
pen, wie het noodig hééft, niette dan
liefdadigheid betrachten, zooals we
lého-lpen’ hébbeö, toendé Belgen het
noodig hadden, zonder te vragen of
We Duitschland mishaagdten en ,J£n-
geldna een plezier dedfan. We weten
wel,’dat er ook anderen zijn, oie
hulp vam noode hebben, dat er ook
in ons land ondtervoedte kinderen
èiijn, die er bovenop moeten gehol
pen worden. Dat hebben we ookgei-
weten, toen dte Belgen hier hun toe
vlucht zochten en dlat zullen we ook
pog weien, Wanneer straks Fran-
iche kinderen móeten gevóed en ge
holpen worden. Maar niettendir heb
ben we vrpeger de Belgen geholpen
én. zullen we straks de FranSchen
helpen. Want het kan niet waar zijn
ilat de nood van Ons eigen volk on»
Verbiedt anderen tehelp en. Het ge
biedt ons1 integendeel èn^dfie anderen
en ons eigen volk te helpen. En wan
neer dan ons eigen volk stehade
4 Ja, Irijk een», ik geloof, diat ieder
recht te rijn; de najaarsredzigers wa
ren lang aan hun doel en de reizen
naar de Riviera begonnen pas na
het Duitetehe Kerstfeest. Alleen, ge
heel overgelaten aan zijn gedachten
en plannen, reisde hij nu in zijn
-poupé'van den D-tretó naAr HefZui-
[imw voor zich
Mafar de mee»-
i' tégenhetbren-
reteniden en zich
d^p nood van
niet degenen
Kr ijhulp komen.
Gewoon’ijk denken ze weinig aan
dien eigeh nood'. Het i» mrt hen als
met menschen, die hun hart toeslui
ten voor den nood envhet ongeluk
yan anderen en rich vwdedigan. met
de opmerking, dat ze in eigen fa
milie zooveel te doen hebben, maar
dan die familie geen cènt ten koete
leggen. Men zoekt een reden, om
dat men niet helpen Wik Ea J die
ónWil heelt Hter een z»er bij
oorzaak.
Wij, Hollande»,’ zijn oolT n
gebleven van dien haatj’
menSdhen verteert. Wij konden zijn
als do rechters, die oordeelea, *~‘“-
we hebben ons met een b|it_
ne felheid mede partij
W0W 0IMze buren verdeelt. Da*r-
hebben we ons rustig Mfcleht
onaén onibewoorreohten 1 kijk inge
boet. En dat maakt dat we de roj,
die on», als neutralen, md.Ka.der
êorlogvoerendten, ai® vanzelf was toe
gevallen, niet altijd v^wullen
kunnen, dat we niet ^weldoeners
kunnen zijn, de barmhartigen, de dra
gers van den vaan dier mienschelijk-
heid, en van het recht. Nu op dit
oogenblik, nu die Duitsche kinderen
in ons landl gekomen zijnt open
baart zich dat weer. Zij, die evenals
Franstehen en Engielschen en Rusteen
de Duittechers haten,v veroordelen de
hulp aan deze stumperde gebracht
omdat het Duitsche tetumperdfe zijn.
Maar zij trachten die veroordeeling
óp anderegronden te doen steunen.
Een ervan noemde ik boven al. Er
zijn in on» land zooveel kinderen
i die hulp noodig hebben, zeggen ze.
i Maar, het is wel wonderlijk, dat ze
dit nu eerst te weten schijnen te ko-
i men en waarechijnlijk rich daarover
i vroeger geen oogenblik bekommerd)
hebben. Dat Hollamfeche kinderen eer
der geholpen moeten worden dan
vreemde, acht ook ik vanzelf spre
kend, mits' de nood voor beiden'even
toen tijdente -den strijd in België en
vooral na den val van Antwerpen,
<at laatste redoute der Belgische on
afhankelijkheid’ duizenden en duizen
den Belgen, mannen en vrouwen en
kinderen, rijken en armen, maar ar
men vooral, een toevlucht zochten in
Óne land. Zonder te vragen, wie zij
waren <en waatföm zij zoo deden
hebbën We hen geholpen, hebben we
brood gegeven en kleeren ‘enondfc-
Va ui.--—
hei-
grooteiB
mé^Mioofa’,
van 1
hij bij zich zélf