1
ruMS
HSjii
11 ede meubelen
»len, Kasten,
eirjjen, Theeta-
jlameublemen-
>eluch, Boeken-
-seona onbesla-
tellen, Kapok-
pkamenneube-
s spotgoedkoop,
erstoelen vanaf
f20.-, Stfll-
^ls f5.50, f7.50
20
tihiit nabil iilddt
ardam.
biedingen
f
mzuar
Eerste Blad
19.
I
Zaterdag 11 November 1916.
Me Jaargang,
No. I
behalve Zon- en Feestdagen.
I
Feuilleton.
op dit blad.
Courant
Buiten de Stadspoorten.
eedschappe»
ktuigen. 1
ITIe’u.'ws- ezx -^.cLTr©rt©aa.ti©Toleud. voor ©-©-ulcLs- ©zx ©aao-strefeexu
Verschijnt dagelijke
Telefoon Interc. 82.
b(| nummer bestaat alt drie
AA Y ZONEN
Telefoon Interc. 82.
UitgeversT BMNKMaFEN ZOON.
Ooriogs^ld.
135
f 0.55
I
aldua
Vom Strande hebt.
1.41
i
Drukkerij
ZOON -
in de
Abonnementen worden v
Markt 31by onqe Agenten
MES,
STJBS,
>nd.
Naar het Duitsch van
CLARA VIEBIG.
Bewerkt door I. P. WEÖ8ELINK—
VAN ROSSUM met autorisatie van de
schrijfster/
(Nattruk verboden.
Die hohe Fluth ist’s, die das schwere
Schiff
uw Bouw- en
uur. Vergad
mimdssie.
t 1.25
1-50
RECHT
JN VAN
Keukenterm' j
onderdeden.
lot dier regelingen. Maar*
juist niet onbevooroordeeld,
tieke bedoelingen. Daördoof
deloos. Men was ook niet me
searing te spoedig klaar. D
ging in het economisch tev
wij geregeld I
m ontvangen
trten. vermakoli
dan la taa» tg
by de maatregelen, welke meer in het bij
zonder de arbeidende klasse raakten, de
Regeering krachtig bijgestaan.
Aan het werk is door den schrijver een
nabetrachting toegevoegd, waaraan wij het
volgende ontleenen:
Dat na den oorlog op egonomisch gebied
alles wee* worden zal zoonls het daarvóór
was, gelooft wel niemand. Een zóó geweldi
ge gebeurtenis als over Europa is gekomen,
laat haar sporen op elk gabled na. De nog
steeds woedende krijg kan, met maar al te
veel recht van zichzelf getuig.»
„Es kann die Spur von meinen
‘1 Erdentagen
Nicht in Aeonen untérgehnl”
liOHDSCHE COURANT.
PRIJS VAN HEJ ABONNEMENT:
ir kwartaal
I iem franco per poet
Ipt Geïllustreerd Zondagsblad
.dem franco per post
Abonnementen worden dagelijks aangenomi
Markt 31, by on^e Agenten, den Boekhandel
laden.
ip 'IIEU li lettel.
3AZIJN VAN
OMJCM.
THEEËN worden
>rd in verzegelde
van vijf,twee en
en een Jfed. ont
•melding van Nom-
Prije, voorzien van
aand Merk, vol-
Wet gedeponeerd,
tot de uitvoering
eerde orden aan-
d,
T. C. BIJL,
3REEBAART U
tisch en individualistisch element in onze
volkshuishouding in dien zin gewijzigd, dat
het eerste ten koste van het laatste werd
versterkt.
Voor een klein deel is hierin voor ons
land een verhaasting te zien van de ontwik
keling, welke de beschaafde volken sedert
een kleine halve eeuw bezig zyn door te ma
ken. Voor zoo ver dit het geval is, zullen
de regelingen voor den oorlogstijd, met
meer of minder wijzigingen, naar alle waar
schijnlijkheid ook na den vrede in stand'
blijven, Voor een tweetal daarvan staat
dit nu reeds vast. De noodregelingen op het
gebied der arbeidersbemiddeling en der
werkloosheidsverzekering zijn reeds in blij
vende ordeningen overgegaan. Enkele nood
wetten op ander gebied zullen vermoedelijk
eveneens tot blijvende wettelijke maatre
gelen leiden, hoewel het onwaarschijnlijk is,
dat de gelijkenis tusschén de blijvende voor
ziening en de noodregeling daar zoo groot
zal zijn nis in zooeven bedoelde gevallen.
Zoo zal de Beurswet wel niet worden opge
heven, zonder dat een regeling van vee)
minder diep ingrijpend Regeeringstoezicht
op de effectenbeurs er voor in de plaats
treedt Ook op andere punten zal de groote
vrijheidsbeperking gedurende den oorlogs
toestand wel niet plaats maken voor vol
ledig vrijheidsherstel, maar voor eene gema
tigde vrjjheidsbegrenzing.
Grootendeels echter heeft de Europeesche
oorlog niet ontwikkelingstendenzen ver
sterkt, maar het economisch leven tot toe
standen uit het verleden teruggevoerd, die
die waarlijk niet in de lijn van den maat-
schappelüken voortuitgang liggen, maar de
zen tijdelijk hebben stil- en zelfs achteruit
gezet. Dit geldt vooral voor het internatio
nale handelsverkeer, dat aoo geducht gela
den heeft en tot haast middeleeuwsche ver
houdingen teruggebracht werd. De interna
tionale verkeerstoestanden, als gevolg van
den economischen strijd der geallieerden te
gen de centrale mogendheden, en de politiek
der uitvoerverboden, welke in verband daar
mede veel dieper moest ingrijpen dan anders
in den oorlogstijd het geval zou zijn ge-
weest, zijn allesbehalve verschijnselen van
voortschrijdende maatschappelijke bescha
ving. Zij zyn de meest kenmerkende symp
tomen van tijdelijken terugtred op dien
weg.
Wie twijfelt aan de verdwijning daarvan,
wanneer de krjjg eindelijk voor vredestoe
standen zal plaats maken, twijfelt aan den
maatschappelijken vooruitgang zelf. Het
kan zeker niet verwonderen dat, onder den
indruk van de wassende volkerenhaat en
volkerenverdelging, sommigen in een toe
stand van algeheele vertwijfeling zijn geko
men, en de toekomst der menschheid don
ker inzien. Het zou daarmede intusschen
treurig zijn gesteld, als zulk eene vertwij
feling zich van de meerderheid der bevol
king meester maakte. Hoe ernstig de tijden
ook zijn; hoe beschamend het woeden van
een krijg als sedert meer dan twee jaren
PRIJS.DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummer.
Elke regel meer.0,10
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bjj vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
we ces.
itlên kosten slechts
betaling:
16, voor elke regel
d aan hetBureau.
wordt gestreden, met al zijn gruwelen, al
zijn haat en al zjjn ellende, voor de eeuw
der beschaving ook moge wezen; hoezeer
daaruit de zwakheid der door opvoeding
der verworven eigenschappen moge blijken
tegenover menschelijke oerdriften, wanneer
deze tijdelijk niet meer worden in toom ge
houden, maar veeleer verheerlijkt, toch
zou het nóg erger wezen, indien de oor
log het geloof aan den menschelijken voor
uitgang dempen zou. Meer dan ooit is thans
vertrouwen in de toekomst noodig, omdat
alleen onverzwakte idealen de kracht kun
nen geven, niet slechts tot vernieuwing van
hetgeen door den krijg aan menschelijk-
.heid te loor ging, maar ook tot opvoering
der samenleving tot een hooger peil dan
vóór den oorlog werd bereikt. Daartoe is
vóór alles noodig, dat het internationale
verkeer niet slechts worde hersteld, maar
na den vrede óp hechter grondslag weder
worde opgebouwd.
Voor uitvoerverboden zal in den vredes- 1
tijd geen plaats meer zijn, het streven moet
integendeel zijn gericht op een veel grooter
en veel intenser internationaal verkeer dan
vóór den oorlog bestond. Voor de neutraal
gebleven landen en speciaal voor een zóó
handeldrijvend land als Nederland bij het
schrijven van deze nabetrachting ga ik er
van uit, dat het gelukken zal ons land tot
het eindè toe, door de branding heen, in
neutraal vaarwater te blijven sturen ligt
hier een groot arbeidsveld open. Er wacht
ons een even zware als loonende taak in
dienst der Europeesche ontwikkeling. Be
grijpelijk, maar toch niet getuigend van
ruimte van blik, is het bij maar al te velen
door den oorlog gewekte gevoel, als zöu
voortaan het streven moeten gericht zijn
op het zich zooveel mogeiijk onafhanke
lijk maken van het buitenland voor de ver
vulling van zijn economische behoeften, op
het zich zooveel mogelijk opsluiten binnen
eigen grenzen, het zooveel mogelijk zich
zelf genoeg zijn. Wanneer men beschouwin
gen van dien aard hoort uit kringen, die
niet gewoon zjjn zich met dergelijke vraag
stukken bezig te houden, verbaast men zich
niet. Maar wanneer men bespeurt, dat zij
ingang vinden ook in kringen, waarin men
onbevangen moest oordeelen, staat men niet
slechts verbaasd, maar kan men bovendien
ee ngevoel van ernstige bezorgdheid niet
van zich afzetten bij de gedachte, dat zulk
een kleinmoedigheid de houding van volk
en Regeering in de toekomst zou kunnen
bepalen.
Natuurlijk is het in een, gelukkig voor-
bijgaanden, tijd, waarin het internationale
verkeer op allerlei wijze wordt bemoeilijkt
en gestremd, heel lastig, dat niet alles
waaraan men behoefte heeft, binnenslands
wordt voortgebracht, maar het zou toch
wel het toppunt van kortzichtigheid zijn, de
houding van volk en Regeering in de toe
komst niet te richten op het normale inter
nationale verkeer, maar te doen bepalen
door de moeilijkheden van een kortstondig
n en Scheltema en
een boek versche-
acht vdtdient De
geeft in dit werk zijn indruk-
meringen jweer zoóals hij die
i in dezen Oorlogstijd. In hoofd-
t hij zich daarbij op econoinisch
preekt hij de handhaving van
initeit en onze neutraliteit, de
betreffende de levenmiddelen-
üe lenigiqg van den nood, geld
f den, oorlogstijd, het op gang
Hij werd plotseling woedend, al
het bloed schoot hem naar, het hoofd,
hij stiet met zijn hak tegen den em:-
mer en schopte hem zoo heftig met
den voet, dat het water in stroomen
over den steenen vloer echoot en de
aardappelen naar alle kanten dians>-
ten.. Hij stampte op den grond, bal
de de vuisten On hief ze naar haar
op: „Gij zult mi.: niet meer als een
dommen jongen behandelen. Ik laat
het mij niet meer welgevallen.
Eerst wilde zij lachten, een sma
lende lach, /naar zij vorstomce. Het
schuim stondl helm op den mond. Nu
zijn oogen zoo rolden durfde zij hem
niet meer te prikkelen: „maar Paul,
zeióe zij susisênd, hoe kan je dade
lijk zoo woedend worden. Ik zeg in
het geheel nietsl.”
Hij keek haar met zijn rollende
oogen van onder tot boven aan als) een
stier, <ie wil toestooten.
„Mijn Paul.,Zij greep naar zijtt
dreigend opgeheven vuisten en duw
de ze omlaag: „Je zult toch niet te
gen je moedor optreden, Paul?
Hij keek haar strak aan. Hijgend
ging zijn adtetm, met heftige schokkgji
ging zijn borst op en neer. Nu be
gon hij te knipoogen, hield de han
den voor 4e oogen, alsof hij niets
me wilde/ zien en fluisterde heesch:
„ik kan het mij niet meer laten wel
gevallen; ik weet heel goed, wat ik
wil. Ik ben oud) genoeg. Ik wil Ethel
Brown trouwen, u moet dat niet
eden, u moet dat niet doen/’
Ivan opgewondenheid en van
hetgeen over het land zou
1-op het ingrijpen
w j. Têrwjjl in »or-
inmenging van over-
njlsch leven tegenzin,
iktiih breede kringen
i deregeenngsinmen-
wddaad begroet. Er
crimht noodig om tè-
in'u'en aandrang tot
verder ingrijpen dan strikt noodzakelijk en
derhalve passend en toelaatbaar was, dan
voor het voorbereiden, doorvoeren en in
toepassing brepgen van de maatregelen,
welke genomen moesten worden. Personen
ep lichamen, die'in normale omstandigheden
de overtuiging hadden gekoesterd en zeker
herhaaldelijk ten beste harden gegeven, dat
de staat zich met handen! en bedrijf niet
heeft af te geven en on dit gebied ver
knoeit, al wat hjj aanraakt, kwamen als om
strjjd vragen, dat toch zou worden ingegre
pen en bezwoeren de Regeering, dat er al
lerlei onheilen waren té duchten, als zij
met haar maatregelen nipt verder ging,
dan zjj deed. Die aandrang kwam niet al
leen van den kleinen man en van den mid
denstander. Kamers van Koophandel, groot
handelaren en grootindustrieelen sloten zich
daarbij aan. In de kabinetten van verschil
lende ministers, met name in dip van den
tijdelijken voorzitter van den Ministerraad
en van den Minister van Landbouw, Njjver-
hpid en Handel, rijn in Augustus 1914 per
sonen om regeeringsinmenging komen vra
gen, die het van zichzelven vroeger ónmo
gelijk zouden hebben geacht, dat zij ooit
zulk een stap zouden doen, en zjjn gesprek
ken gevoerd, die in normale tjjeien hen,
die ze toerden, de haren zouden hebben
doen te berge rijzen.
Maar gelukig waren er onder die mannen
uit de zakenwereld ook personen, die het
hoofd koel wisten te houden, en die door
hun raad en bijstand de Regeering in die
moeilijke dagen krachtig hebben gesteund
en aan het land onschatbare diensten heb
ben bewezen. Heeft het destijds de over
heid aan den eenen kant niet ontbroken
aan zenuwachtige adviezen van oyerspan-
nen gemoederen; aan den anderen kant
heeft zjj het groote voorrecht gehad, te
kunnen steunen op ervaren lieden uit de
financieele wereld, zoowel als uit de krin
gen van den groothandel en het groot be
drijf» wier voorlichting eb medewerking
voor haar van onschatbare beteekenis was.
Daarnaast hebben de leiders van de ver
schillende schakeeringen in de arbeidersbe
weging zich beijverd verstoringen van rust
en orde te verhoeden en hebben deze ver
trouwensmannen van de arbeidersbevolking
„Wat moet ik dan niet meer doen?
Ik doe in het geheel niets, Paul.
„Ik weet het niet,” fluisterde hij.
Ilij beefde. En daarna zuchtte hij:
„Ik kan het niet verdragen. Ik voel
mij in het geheel niet goed
„Ga dan toch naar bed. Ga lig
gen. Hoeveel heb je vandaag dan
gedronken? Ga, ga! Ik kom straks
bij je. Een pookje bij je zitten/'
Zij bukte zich om de aardappelen
op te rapen; hij bukte zich ook
werkhigelijk en hielp haar. Daarna
verliet hij het vertrek, maar zijn
gang was als die van een dronkaard
hij waggelde.
Zjj keek hem hoofdschuddend' na,
terwijl een bezorgde uitdrukking haar
gelaat verzachtte. Wat was er toch
met Paul? Ató kind was hij dlikwijlsi
blauw van woede gewordCn en als
hij niet kreeg wat hij wilde, was hij
stijf in een stuip gevallen. Maar nu
was het in lang niet gebeurd!
Met handen, welke niet zoo kalm
waren alrf anders1, stak vrouw Leng-
niok het lampje aan en daarna stohoof
zij rond' op handen en voeten op den
maar Spaarzaam verlichten vloer en
raapte de aardappelen op uit alle hoe
ken. Lang hurkte zaj zoo neer op
de vochtig koude vloertegels nog met
een aandJappel in de hand', g’eheel in
haar gedachten verdiept.
(Wordt vervolgd.)
„zoo, zij lachte kort „dat
zal wel terecht komen, loenst zullen
wie den oude eene1 aanzien. J e waart
heden zoo lang samen met hem
nu? Ongeduldig wierp rij een aard
appel in den emifter, zoodat het wa
ter1 hoog opeipatte. ,,Nu? Geef
toch antwoord, suffert.
Honderc keer ^ad1 zij haar zoon
suffert genoemd, hij had het rich
steedkJ laten welgevallen; heden niet.
„Wat gaan müj uw Speculaties) aan.
Laat de EngeliSchman koopen of niet
koopen, mij is' het om het even. Ik
ben geen suffert.
„Een slaapkop ben je. 1 Zij schreeuw
de het hem letterlijk toe. „Mij is) het
niet om het even, vereta je? Hij moet
mij land afkooperi. Daar loop je al
tijd met hem rond, kan. je niet zeg
gen: Luister eer.s, mijnheer Braun,
hier heeft mijn moeder een paar
fraaie akkerel, prachtige akkers), maar
ze wil ze u verkoopen omdat ze zoo
dicht bij uwe bezitting liggen en
uit vriendschap ander)» zot zij
ze niet verkoopen. Nul” Zij keek
hem bemoedigend aan. Hij stehudtie
het hoofd1. „Dat kan ik niet zeg
gen!”
„Wel weerltoht, waarom niet?”
„Omdat ik niet wil.” Dit zei hij
eigenzinnig.
„Ik wil niet, ik wU niet,” deed
zij hem hoonend1 ha. „Laat ik jeniet
op je broek geven. Als ik wil heb
je te willen.”
„Ik wil echter niet.”
De toestanden hebben 'zich in den oor
logstijd ontwikkeld, zondér zich te storen
aan hetgeen economisten wan de studeercel
of uit het {iractisch leven ervan voorspeld
hebben.
Opmerkelijk was het, hóe het publiek in
zjjn toestand
vrees voor
kunnen beschoren worden,
der Regeering reagee^.
male tijden bijna ^Ike in
heidswegó in het ecónömi
zoo geen weerstand weki
der bevolking, werd «nu dl
ging algemeen als een r1
was haast nog meer kj
genstand te bieden aan
In het groot zal het du» rijn ten aanzien
van de verhouding der volken van Europa;
op bescheidener schaal kan het piet anders
wezen met de toestanden, die in neutraal
gebleven landen werden teweeggebracht en
met de maatregelen, Welke tot ordening
daarvan getroffen moesten Worden.
Men heeft zich afgevraagd, Welk karak
ter die maatregelen haddeni Ware dat on
bevooroordeeld geschied, dan zou het stel
len dier vraag nut hebben gehad, daar het
antwoord daarop da» tevens een aanwijzing
had kunnen geven over het vermoedelijke
geschiedde
doch met poli-
I werd het waar-
lék de karakteri-
Dk staatsinmen-
o._„__ven in den oor
logstoestand is van sociaaWflmocratischen
aard, zoo kon men bjj myer dan één gele
genheid hooren; de moeilijkheden, welke
men bij die inmenging hiit- ondervonden,
bewijzen dat ons volk niet rijp is voor de
toepassing der Sociaaldemocratische leer
stellingen - aldus Werd uit de oppervlak
kig gestelde premisse afgeleid.
Op die wjjze rekent men met de sociaal-
democratie en hare theorieën wat heel ge
makkelijk af. Ook naar mjjne meening is de
hedendaagsche maatschappij niet rijp voor
de toepassing der sociaaldemocratische leer
en zal deze nog heel wat moeten worden
herzien en gelouterd, wil zjj in de toekomst
ooit voor toepassing vatbaar worden. Maar
dat ligt geheel buiten mjjn onderwerp. Ik
herinner er slechts aan, om er aanstonds
aan toe te voegen dat de regeeringsmaatre-
gelen in den crisistijd en de daarbij onder
vonden moeilijkheden geheel langs het
vraagstuk der verwezenljjkingsmogeljjkheid
van de sociaaldemocratische theorieën heen
gaan.
Sociaaldemocratisch zjjn de maatregelen,
welke moesten worden genomen ter beheer-
sching van den oorlogstoestand, niet; een
socialistische trek is daarin wél. Het par
ticulier initiatief en de vrijheid van hande
len der enkelingqp werden in den oorlogs
tijd op een aantal punten ingeperkt. Daar
door werd de verhouding van het sodalis-
lomen aan ons Bureau
I en de Postkantoren.
Herinncrinlten en IndniUen
van Mr. M. W.T. TREUM)
Onder feovenstaanden titel i» van de hand
van den qud-minister flfreub bij de firma’s
Tjeenk WUink te H - -
Holkema te Amstéi
nen, dat
5 oud-minh
zen en i
zelf waar
apakbew
terrein,
onze soui
1 maatrege
voorzieni;
en credie
houden der bedrijve», den oorlogsto«stand
en de schatkjpt.
De geleefde schrijver droeg zijn wérk op
■aan onze Koningin, van wie de oud-minis-
ter zegt Haar in die moeilijke dagen te
hebben leeren kennAj hls een „Moeder des
Vaderlands”. In znn toelichting daarvan
schreef hjj: „Vooral in de eerste maanden
•van den oorlogstijd had ik het gmote voor
recht de waakzaamheid en de zorgzaam
heid van H. M. de Koningin voor het Ne-
der/andsche volk Van nabjj te kunnen waar
nemen en daardoor hoog te waardeenen.”
In de Inleiding ze^t de schrijver:
Toen de oorlog óp eens in geheel Europa
het economisch leven ontwrichtte, hebben de
bevolkingen der oorlogvoerende landen met
vooraf voor onmogelijk gehouden inschik
kelijkheid in het onvermijdelijke berust en
zich ongelooflijk spoedig, zoo goed en zoo
kwaad als het ging, aan den oorlogstoestand
aangepast. In de neutrale staten ging het
niet anders, al was daar de inschikkelijkheid
niet altjjd even groot.
Het onvermijdelijke, dat bjj de bevolkin
gen den geest van onderwerping aan- en
berusting in het noodlot aankweekte,
scherpte bjj de verantwoordelijke bestuur
ders den geest der doortastendheid. Zoo
ontstonden, zonder veel wikken en wegen,
bjjna steeds zonder voorafgaand plan, al
lerlei economische regelingen, die meer aan
den drang der omstandigheden dan aan het
vernuft van den eenen of anderen staats
man, financier of koopman haar ontstaan
danken.
20)
Het was op den avond1 van dien
dag waarop Paul met Mister Brpwn
in de herberg had gezeten. Hij had
den vreemdeling nog een eindweega
naar huis vergezeld; mister Brown
had levendig gesproken en eindelijk
arm in dien van dten jongen man
griegdJ. Langzaam waö Paul, daarna
naar hui» gec.lrep.teld met de handen
in de broekzakken; zacht *en deun
tje fluitend. Het in Schemer gehulde
veld, hetwelk zich eenzaam uitstrek-
tö in verlaten oneindigheid, deze grau
we uitgestrektheid, waarin najaaralne.
velen als spoken dtwaalden had voor
(,ei* Tetaipelhofer niets treurigs) en
vereehrikkends. Een gelukkig lachje,
hetwelk zijn alledaagöeh gelaat ver
edelde, lag op PauPfii trekken. Iets,
ws ontwakend zelfbewustzijn hetwelk
knaap tot man maakt, kwam over
hem. Was het imogelijk, dht deetehoo-
ne Ethel hem lief had? Ja, haarva
der had het hem zoo pas) gezegd',
hoeveel zijn dochter van hem hield!
jktheil! Geheel vervuld van1 zaligheid
strekte de jonge man de armen m
de lucht en. daarna ging hij harder
ioopen: nu werd het tijd, het zijn
moeder te vertellen.
De maan scheen onzeker, toen
Paul bij zijn moeder in de kaïmer
kwam. Zi^ had die lamp nog niet
aangestoken; in zulke dingen was
vrouw LengnicK zuinig. Zij schilde
ook slechts de aardappelen voor den
volgenden nag en dat kon zij op den
tast. Zij had een grooten emlmermet
water voor zich staan, sinel vied de
eene aardappel na dien ander' er in.
„Moeder,” zeidie Paul geheel bui
ten adetm, „morgen komt Mister
Brown bij onsl; reeds tegen den mid
dag., koojc wat lekkerö moeder,,”
„Wat? Wil hij bij onö eten?
De zoon knikte gelukkig. „Ja, hij
zou zoo tijdig, komen, dat Ethel ook
allee goed1 kou tien. Toen heb ik
gezegd: kom toch eten. Wat heeft u
te eten, moeder? Zij zijn het fijn ge
wend)/*
„Ethel stedert wanneer ?ieg je
Ethel tegen het Engelsbhe meistje?”
Rieke Lengnick vestigde haar oogen
scherp op haar zoon; zij zag heel
secuur ondanks het ohizekere maan
licht en zij i&g allesl „Wat gaat je
het vreemde meislje aan?
„Moeder.” Hij 'staakte naar lucht.
Maar daarna zei hij snel, riohaelf
geen rijd latende: „Ik heb haar zoo
lief, jfaioeder.”