1 ruMS HSjii 11 ede meubelen »len, Kasten, eirjjen, Theeta- jlameublemen- >eluch, Boeken- -seona onbesla- tellen, Kapok- pkamenneube- s spotgoedkoop, erstoelen vanaf f20.-, Stfll- ^ls f5.50, f7.50 20 tihiit nabil iilddt ardam. biedingen f mzuar Eerste Blad 19. I Zaterdag 11 November 1916. Me Jaargang, No. I behalve Zon- en Feestdagen. I Feuilleton. op dit blad. Courant Buiten de Stadspoorten. eedschappe» ktuigen. 1 ITIe’u.'ws- ezx -^.cLTr©rt©aa.ti©Toleud. voor ©-©-ulcLs- ©zx ©aao-strefeexu Verschijnt dagelijke Telefoon Interc. 82. b(| nummer bestaat alt drie AA Y ZONEN Telefoon Interc. 82. UitgeversT BMNKMaFEN ZOON. Ooriogs^ld. 135 f 0.55 I aldua Vom Strande hebt. 1.41 i Drukkerij ZOON - in de Abonnementen worden v Markt 31by onqe Agenten MES, STJBS, >nd. Naar het Duitsch van CLARA VIEBIG. Bewerkt door I. P. WEÖ8ELINK— VAN ROSSUM met autorisatie van de schrijfster/ (Nattruk verboden. Die hohe Fluth ist’s, die das schwere Schiff uw Bouw- en uur. Vergad mimdssie. t 1.25 1-50 RECHT JN VAN Keukenterm' j onderdeden. lot dier regelingen. Maar* juist niet onbevooroordeeld, tieke bedoelingen. Daördoof deloos. Men was ook niet me searing te spoedig klaar. D ging in het economisch tev wij geregeld I m ontvangen trten. vermakoli dan la taa» tg by de maatregelen, welke meer in het bij zonder de arbeidende klasse raakten, de Regeering krachtig bijgestaan. Aan het werk is door den schrijver een nabetrachting toegevoegd, waaraan wij het volgende ontleenen: Dat na den oorlog op egonomisch gebied alles wee* worden zal zoonls het daarvóór was, gelooft wel niemand. Een zóó geweldi ge gebeurtenis als over Europa is gekomen, laat haar sporen op elk gabled na. De nog steeds woedende krijg kan, met maar al te veel recht van zichzelf getuig.» „Es kann die Spur von meinen ‘1 Erdentagen Nicht in Aeonen untérgehnl” liOHDSCHE COURANT. PRIJS VAN HEJ ABONNEMENT: ir kwartaal I iem franco per poet Ipt Geïllustreerd Zondagsblad .dem franco per post Abonnementen worden dagelijks aangenomi Markt 31, by on^e Agenten, den Boekhandel laden. ip 'IIEU li lettel. 3AZIJN VAN OMJCM. THEEËN worden >rd in verzegelde van vijf,twee en en een Jfed. ont •melding van Nom- Prije, voorzien van aand Merk, vol- Wet gedeponeerd, tot de uitvoering eerde orden aan- d, T. C. BIJL, 3REEBAART U tisch en individualistisch element in onze volkshuishouding in dien zin gewijzigd, dat het eerste ten koste van het laatste werd versterkt. Voor een klein deel is hierin voor ons land een verhaasting te zien van de ontwik keling, welke de beschaafde volken sedert een kleine halve eeuw bezig zyn door te ma ken. Voor zoo ver dit het geval is, zullen de regelingen voor den oorlogstijd, met meer of minder wijzigingen, naar alle waar schijnlijkheid ook na den vrede in stand' blijven, Voor een tweetal daarvan staat dit nu reeds vast. De noodregelingen op het gebied der arbeidersbemiddeling en der werkloosheidsverzekering zijn reeds in blij vende ordeningen overgegaan. Enkele nood wetten op ander gebied zullen vermoedelijk eveneens tot blijvende wettelijke maatre gelen leiden, hoewel het onwaarschijnlijk is, dat de gelijkenis tusschén de blijvende voor ziening en de noodregeling daar zoo groot zal zijn nis in zooeven bedoelde gevallen. Zoo zal de Beurswet wel niet worden opge heven, zonder dat een regeling van vee) minder diep ingrijpend Regeeringstoezicht op de effectenbeurs er voor in de plaats treedt Ook op andere punten zal de groote vrijheidsbeperking gedurende den oorlogs toestand wel niet plaats maken voor vol ledig vrijheidsherstel, maar voor eene gema tigde vrjjheidsbegrenzing. Grootendeels echter heeft de Europeesche oorlog niet ontwikkelingstendenzen ver sterkt, maar het economisch leven tot toe standen uit het verleden teruggevoerd, die die waarlijk niet in de lijn van den maat- schappelüken voortuitgang liggen, maar de zen tijdelijk hebben stil- en zelfs achteruit gezet. Dit geldt vooral voor het internatio nale handelsverkeer, dat aoo geducht gela den heeft en tot haast middeleeuwsche ver houdingen teruggebracht werd. De interna tionale verkeerstoestanden, als gevolg van den economischen strijd der geallieerden te gen de centrale mogendheden, en de politiek der uitvoerverboden, welke in verband daar mede veel dieper moest ingrijpen dan anders in den oorlogstijd het geval zou zijn ge- weest, zijn allesbehalve verschijnselen van voortschrijdende maatschappelijke bescha ving. Zij zyn de meest kenmerkende symp tomen van tijdelijken terugtred op dien weg. Wie twijfelt aan de verdwijning daarvan, wanneer de krjjg eindelijk voor vredestoe standen zal plaats maken, twijfelt aan den maatschappelijken vooruitgang zelf. Het kan zeker niet verwonderen dat, onder den indruk van de wassende volkerenhaat en volkerenverdelging, sommigen in een toe stand van algeheele vertwijfeling zijn geko men, en de toekomst der menschheid don ker inzien. Het zou daarmede intusschen treurig zijn gesteld, als zulk eene vertwij feling zich van de meerderheid der bevol king meester maakte. Hoe ernstig de tijden ook zijn; hoe beschamend het woeden van een krijg als sedert meer dan twee jaren PRIJS.DER ADVERTENTIÊN: Van 1—5 gewone regels met bewijsnummer. Elke regel meer.0,10 Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend. Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bjj vooruit betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.25 per regel. Groote letters en randen naar plaatsruimte. we ces. itlên kosten slechts betaling: 16, voor elke regel d aan hetBureau. wordt gestreden, met al zijn gruwelen, al zijn haat en al zjjn ellende, voor de eeuw der beschaving ook moge wezen; hoezeer daaruit de zwakheid der door opvoeding der verworven eigenschappen moge blijken tegenover menschelijke oerdriften, wanneer deze tijdelijk niet meer worden in toom ge houden, maar veeleer verheerlijkt, toch zou het nóg erger wezen, indien de oor log het geloof aan den menschelijken voor uitgang dempen zou. Meer dan ooit is thans vertrouwen in de toekomst noodig, omdat alleen onverzwakte idealen de kracht kun nen geven, niet slechts tot vernieuwing van hetgeen door den krijg aan menschelijk- .heid te loor ging, maar ook tot opvoering der samenleving tot een hooger peil dan vóór den oorlog werd bereikt. Daartoe is vóór alles noodig, dat het internationale verkeer niet slechts worde hersteld, maar na den vrede óp hechter grondslag weder worde opgebouwd. Voor uitvoerverboden zal in den vredes- 1 tijd geen plaats meer zijn, het streven moet integendeel zijn gericht op een veel grooter en veel intenser internationaal verkeer dan vóór den oorlog bestond. Voor de neutraal gebleven landen en speciaal voor een zóó handeldrijvend land als Nederland bij het schrijven van deze nabetrachting ga ik er van uit, dat het gelukken zal ons land tot het eindè toe, door de branding heen, in neutraal vaarwater te blijven sturen ligt hier een groot arbeidsveld open. Er wacht ons een even zware als loonende taak in dienst der Europeesche ontwikkeling. Be grijpelijk, maar toch niet getuigend van ruimte van blik, is het bij maar al te velen door den oorlog gewekte gevoel, als zöu voortaan het streven moeten gericht zijn op het zich zooveel mogeiijk onafhanke lijk maken van het buitenland voor de ver vulling van zijn economische behoeften, op het zich zooveel mogelijk opsluiten binnen eigen grenzen, het zooveel mogelijk zich zelf genoeg zijn. Wanneer men beschouwin gen van dien aard hoort uit kringen, die niet gewoon zjjn zich met dergelijke vraag stukken bezig te houden, verbaast men zich niet. Maar wanneer men bespeurt, dat zij ingang vinden ook in kringen, waarin men onbevangen moest oordeelen, staat men niet slechts verbaasd, maar kan men bovendien ee ngevoel van ernstige bezorgdheid niet van zich afzetten bij de gedachte, dat zulk een kleinmoedigheid de houding van volk en Regeering in de toekomst zou kunnen bepalen. Natuurlijk is het in een, gelukkig voor- bijgaanden, tijd, waarin het internationale verkeer op allerlei wijze wordt bemoeilijkt en gestremd, heel lastig, dat niet alles waaraan men behoefte heeft, binnenslands wordt voortgebracht, maar het zou toch wel het toppunt van kortzichtigheid zijn, de houding van volk en Regeering in de toe komst niet te richten op het normale inter nationale verkeer, maar te doen bepalen door de moeilijkheden van een kortstondig n en Scheltema en een boek versche- acht vdtdient De geeft in dit werk zijn indruk- meringen jweer zoóals hij die i in dezen Oorlogstijd. In hoofd- t hij zich daarbij op econoinisch preekt hij de handhaving van initeit en onze neutraliteit, de betreffende de levenmiddelen- üe lenigiqg van den nood, geld f den, oorlogstijd, het op gang Hij werd plotseling woedend, al het bloed schoot hem naar, het hoofd, hij stiet met zijn hak tegen den em:- mer en schopte hem zoo heftig met den voet, dat het water in stroomen over den steenen vloer echoot en de aardappelen naar alle kanten dians>- ten.. Hij stampte op den grond, bal de de vuisten On hief ze naar haar op: „Gij zult mi.: niet meer als een dommen jongen behandelen. Ik laat het mij niet meer welgevallen. Eerst wilde zij lachten, een sma lende lach, /naar zij vorstomce. Het schuim stondl helm op den mond. Nu zijn oogen zoo rolden durfde zij hem niet meer te prikkelen: „maar Paul, zeióe zij susisênd, hoe kan je dade lijk zoo woedend worden. Ik zeg in het geheel nietsl.” Hij keek haar met zijn rollende oogen van onder tot boven aan als) een stier, <ie wil toestooten. „Mijn Paul.,Zij greep naar zijtt dreigend opgeheven vuisten en duw de ze omlaag: „Je zult toch niet te gen je moedor optreden, Paul? Hij keek haar strak aan. Hijgend ging zijn adtetm, met heftige schokkgji ging zijn borst op en neer. Nu be gon hij te knipoogen, hield de han den voor 4e oogen, alsof hij niets me wilde/ zien en fluisterde heesch: „ik kan het mij niet meer laten wel gevallen; ik weet heel goed, wat ik wil. Ik ben oud) genoeg. Ik wil Ethel Brown trouwen, u moet dat niet eden, u moet dat niet doen/’ Ivan opgewondenheid en van hetgeen over het land zou 1-op het ingrijpen w j. Têrwjjl in »or- inmenging van over- njlsch leven tegenzin, iktiih breede kringen i deregeenngsinmen- wddaad begroet. Er crimht noodig om tè- in'u'en aandrang tot verder ingrijpen dan strikt noodzakelijk en derhalve passend en toelaatbaar was, dan voor het voorbereiden, doorvoeren en in toepassing brepgen van de maatregelen, welke genomen moesten worden. Personen ep lichamen, die'in normale omstandigheden de overtuiging hadden gekoesterd en zeker herhaaldelijk ten beste harden gegeven, dat de staat zich met handen! en bedrijf niet heeft af te geven en on dit gebied ver knoeit, al wat hjj aanraakt, kwamen als om strjjd vragen, dat toch zou worden ingegre pen en bezwoeren de Regeering, dat er al lerlei onheilen waren té duchten, als zij met haar maatregelen nipt verder ging, dan zjj deed. Die aandrang kwam niet al leen van den kleinen man en van den mid denstander. Kamers van Koophandel, groot handelaren en grootindustrieelen sloten zich daarbij aan. In de kabinetten van verschil lende ministers, met name in dip van den tijdelijken voorzitter van den Ministerraad en van den Minister van Landbouw, Njjver- hpid en Handel, rijn in Augustus 1914 per sonen om regeeringsinmenging komen vra gen, die het van zichzelven vroeger ónmo gelijk zouden hebben geacht, dat zij ooit zulk een stap zouden doen, en zjjn gesprek ken gevoerd, die in normale tjjeien hen, die ze toerden, de haren zouden hebben doen te berge rijzen. Maar gelukig waren er onder die mannen uit de zakenwereld ook personen, die het hoofd koel wisten te houden, en die door hun raad en bijstand de Regeering in die moeilijke dagen krachtig hebben gesteund en aan het land onschatbare diensten heb ben bewezen. Heeft het destijds de over heid aan den eenen kant niet ontbroken aan zenuwachtige adviezen van oyerspan- nen gemoederen; aan den anderen kant heeft zjj het groote voorrecht gehad, te kunnen steunen op ervaren lieden uit de financieele wereld, zoowel als uit de krin gen van den groothandel en het groot be drijf» wier voorlichting eb medewerking voor haar van onschatbare beteekenis was. Daarnaast hebben de leiders van de ver schillende schakeeringen in de arbeidersbe weging zich beijverd verstoringen van rust en orde te verhoeden en hebben deze ver trouwensmannen van de arbeidersbevolking „Wat moet ik dan niet meer doen? Ik doe in het geheel niets, Paul. „Ik weet het niet,” fluisterde hij. Ilij beefde. En daarna zuchtte hij: „Ik kan het niet verdragen. Ik voel mij in het geheel niet goed „Ga dan toch naar bed. Ga lig gen. Hoeveel heb je vandaag dan gedronken? Ga, ga! Ik kom straks bij je. Een pookje bij je zitten/' Zij bukte zich om de aardappelen op te rapen; hij bukte zich ook werkhigelijk en hielp haar. Daarna verliet hij het vertrek, maar zijn gang was als die van een dronkaard hij waggelde. Zjj keek hem hoofdschuddend' na, terwijl een bezorgde uitdrukking haar gelaat verzachtte. Wat was er toch met Paul? Ató kind was hij dlikwijlsi blauw van woede gewordCn en als hij niet kreeg wat hij wilde, was hij stijf in een stuip gevallen. Maar nu was het in lang niet gebeurd! Met handen, welke niet zoo kalm waren alrf anders1, stak vrouw Leng- niok het lampje aan en daarna stohoof zij rond' op handen en voeten op den maar Spaarzaam verlichten vloer en raapte de aardappelen op uit alle hoe ken. Lang hurkte zaj zoo neer op de vochtig koude vloertegels nog met een aandJappel in de hand', g’eheel in haar gedachten verdiept. (Wordt vervolgd.) „zoo, zij lachte kort „dat zal wel terecht komen, loenst zullen wie den oude eene1 aanzien. J e waart heden zoo lang samen met hem nu? Ongeduldig wierp rij een aard appel in den emifter, zoodat het wa ter1 hoog opeipatte. ,,Nu? Geef toch antwoord, suffert. Honderc keer ^ad1 zij haar zoon suffert genoemd, hij had het rich steedkJ laten welgevallen; heden niet. „Wat gaan müj uw Speculaties) aan. Laat de EngeliSchman koopen of niet koopen, mij is' het om het even. Ik ben geen suffert. „Een slaapkop ben je. 1 Zij schreeuw de het hem letterlijk toe. „Mij is) het niet om het even, vereta je? Hij moet mij land afkooperi. Daar loop je al tijd met hem rond, kan. je niet zeg gen: Luister eer.s, mijnheer Braun, hier heeft mijn moeder een paar fraaie akkerel, prachtige akkers), maar ze wil ze u verkoopen omdat ze zoo dicht bij uwe bezitting liggen en uit vriendschap ander)» zot zij ze niet verkoopen. Nul” Zij keek hem bemoedigend aan. Hij stehudtie het hoofd1. „Dat kan ik niet zeg gen!” „Wel weerltoht, waarom niet?” „Omdat ik niet wil.” Dit zei hij eigenzinnig. „Ik wil niet, ik wU niet,” deed zij hem hoonend1 ha. „Laat ik jeniet op je broek geven. Als ik wil heb je te willen.” „Ik wil echter niet.” De toestanden hebben 'zich in den oor logstijd ontwikkeld, zondér zich te storen aan hetgeen economisten wan de studeercel of uit het {iractisch leven ervan voorspeld hebben. Opmerkelijk was het, hóe het publiek in zjjn toestand vrees voor kunnen beschoren worden, der Regeering reagee^. male tijden bijna ^Ike in heidswegó in het ecónömi zoo geen weerstand weki der bevolking, werd «nu dl ging algemeen als een r1 was haast nog meer kj genstand te bieden aan In het groot zal het du» rijn ten aanzien van de verhouding der volken van Europa; op bescheidener schaal kan het piet anders wezen met de toestanden, die in neutraal gebleven landen werden teweeggebracht en met de maatregelen, Welke tot ordening daarvan getroffen moesten Worden. Men heeft zich afgevraagd, Welk karak ter die maatregelen haddeni Ware dat on bevooroordeeld geschied, dan zou het stel len dier vraag nut hebben gehad, daar het antwoord daarop da» tevens een aanwijzing had kunnen geven over het vermoedelijke geschiedde doch met poli- I werd het waar- lék de karakteri- Dk staatsinmen- o._„__ven in den oor logstoestand is van sociaaWflmocratischen aard, zoo kon men bjj myer dan één gele genheid hooren; de moeilijkheden, welke men bij die inmenging hiit- ondervonden, bewijzen dat ons volk niet rijp is voor de toepassing der Sociaaldemocratische leer stellingen - aldus Werd uit de oppervlak kig gestelde premisse afgeleid. Op die wjjze rekent men met de sociaal- democratie en hare theorieën wat heel ge makkelijk af. Ook naar mjjne meening is de hedendaagsche maatschappij niet rijp voor de toepassing der sociaaldemocratische leer en zal deze nog heel wat moeten worden herzien en gelouterd, wil zjj in de toekomst ooit voor toepassing vatbaar worden. Maar dat ligt geheel buiten mjjn onderwerp. Ik herinner er slechts aan, om er aanstonds aan toe te voegen dat de regeeringsmaatre- gelen in den crisistijd en de daarbij onder vonden moeilijkheden geheel langs het vraagstuk der verwezenljjkingsmogeljjkheid van de sociaaldemocratische theorieën heen gaan. Sociaaldemocratisch zjjn de maatregelen, welke moesten worden genomen ter beheer- sching van den oorlogstoestand, niet; een socialistische trek is daarin wél. Het par ticulier initiatief en de vrijheid van hande len der enkelingqp werden in den oorlogs tijd op een aantal punten ingeperkt. Daar door werd de verhouding van het sodalis- lomen aan ons Bureau I en de Postkantoren. Herinncrinlten en IndniUen van Mr. M. W.T. TREUM) Onder feovenstaanden titel i» van de hand van den qud-minister flfreub bij de firma’s Tjeenk WUink te H - - Holkema te Amstéi nen, dat 5 oud-minh zen en i zelf waar apakbew terrein, onze soui 1 maatrege voorzieni; en credie houden der bedrijve», den oorlogsto«stand en de schatkjpt. De geleefde schrijver droeg zijn wérk op ■aan onze Koningin, van wie de oud-minis- ter zegt Haar in die moeilijke dagen te hebben leeren kennAj hls een „Moeder des Vaderlands”. In znn toelichting daarvan schreef hjj: „Vooral in de eerste maanden •van den oorlogstijd had ik het gmote voor recht de waakzaamheid en de zorgzaam heid van H. M. de Koningin voor het Ne- der/andsche volk Van nabjj te kunnen waar nemen en daardoor hoog te waardeenen.” In de Inleiding ze^t de schrijver: Toen de oorlog óp eens in geheel Europa het economisch leven ontwrichtte, hebben de bevolkingen der oorlogvoerende landen met vooraf voor onmogelijk gehouden inschik kelijkheid in het onvermijdelijke berust en zich ongelooflijk spoedig, zoo goed en zoo kwaad als het ging, aan den oorlogstoestand aangepast. In de neutrale staten ging het niet anders, al was daar de inschikkelijkheid niet altjjd even groot. Het onvermijdelijke, dat bjj de bevolkin gen den geest van onderwerping aan- en berusting in het noodlot aankweekte, scherpte bjj de verantwoordelijke bestuur ders den geest der doortastendheid. Zoo ontstonden, zonder veel wikken en wegen, bjjna steeds zonder voorafgaand plan, al lerlei economische regelingen, die meer aan den drang der omstandigheden dan aan het vernuft van den eenen of anderen staats man, financier of koopman haar ontstaan danken. 20) Het was op den avond1 van dien dag waarop Paul met Mister Brpwn in de herberg had gezeten. Hij had den vreemdeling nog een eindweega naar huis vergezeld; mister Brown had levendig gesproken en eindelijk arm in dien van dten jongen man griegdJ. Langzaam waö Paul, daarna naar hui» gec.lrep.teld met de handen in de broekzakken; zacht *en deun tje fluitend. Het in Schemer gehulde veld, hetwelk zich eenzaam uitstrek- tö in verlaten oneindigheid, deze grau we uitgestrektheid, waarin najaaralne. velen als spoken dtwaalden had voor (,ei* Tetaipelhofer niets treurigs) en vereehrikkends. Een gelukkig lachje, hetwelk zijn alledaagöeh gelaat ver edelde, lag op PauPfii trekken. Iets, ws ontwakend zelfbewustzijn hetwelk knaap tot man maakt, kwam over hem. Was het imogelijk, dht deetehoo- ne Ethel hem lief had? Ja, haarva der had het hem zoo pas) gezegd', hoeveel zijn dochter van hem hield! jktheil! Geheel vervuld van1 zaligheid strekte de jonge man de armen m de lucht en. daarna ging hij harder ioopen: nu werd het tijd, het zijn moeder te vertellen. De maan scheen onzeker, toen Paul bij zijn moeder in de kaïmer kwam. Zi^ had die lamp nog niet aangestoken; in zulke dingen was vrouw LengnicK zuinig. Zij schilde ook slechts de aardappelen voor den volgenden nag en dat kon zij op den tast. Zij had een grooten emlmermet water voor zich staan, sinel vied de eene aardappel na dien ander' er in. „Moeder,” zeidie Paul geheel bui ten adetm, „morgen komt Mister Brown bij onsl; reeds tegen den mid dag., koojc wat lekkerö moeder,,” „Wat? Wil hij bij onö eten? De zoon knikte gelukkig. „Ja, hij zou zoo tijdig, komen, dat Ethel ook allee goed1 kou tien. Toen heb ik gezegd: kom toch eten. Wat heeft u te eten, moeder? Zij zijn het fijn ge wend)/* „Ethel stedert wanneer ?ieg je Ethel tegen het Engelsbhe meistje?” Rieke Lengnick vestigde haar oogen scherp op haar zoon; zij zag heel secuur ondanks het ohizekere maan licht en zij i&g allesl „Wat gaat je het vreemde meislje aan? „Moeder.” Hij 'staakte naar lucht. Maar daarna zei hij snel, riohaelf geen rijd latende: „Ik heb haar zoo lief, jfaioeder.”

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1916 | | pagina 1