blauwe Kasdruiven, Singer. Adverteert in dit Blad. GOUDSCKE COURANT. cemtrale W J STOKVIS DEN HAAG WOLFF ff. P. HÜLLEMAN, iv Vakcursus Wormen Verrast Uw Vrouw Dienbak of Amerikaansche Veger, Yleesohplank, Waschmand, Papiermand of een Dikke Ruige Cocosmat De Bruiloft van Figaro vEmRMWS ARNHEM SKEERENGRACHT ii, Rotterdam Naaimachines, GOUDA, Kleiweg 5. J. H. KROM Zot» $r//rltakm. Vtlós€Ó */n/ IU&X KOMIhKLYKE FABRIEK VAN METAALWERKEN Likdoornzalf, Likdoornpleisters, Likdoorntinctnnr. S. H. VAN LOON Westlandsche Laige Tisudeweg 16, Iel. 350, Goudi. i i voor Drogisten. A. 8. BLEEKRODE, bÜ In vordl vtrzecht op 'I HEBl te Istteo. M. HAVENSWAAY ZOMEN Abonneert V op dit blad. Hoeden en verdere nouveauté's. stalen stoffen, fiuweef, zijde, etc. Hoogstraat II. Gr0Ze V. DANTZIG. Nieuwe Kaasprijzen Nieuwe Tabellen Prijzen van Kaas SINGEK NAAIMACHINES^ DE MEN AAN DIT W UITHANGBORD KAN HENNEN. SINGER Msatshappij. enz. enz. 59 r NEDERLANDSCHE OPERA mr Riet-Leden Stalles ol Lige IS,talon 12.25. Galerij f 0.75. nnr Leden der Secieieit 12.26. 11.75. 10,1 NIEUWE SCHOUWBURG Sociëteit „ons genoegen". Tweede Bladu HET SCHILDERIJ Brieven uit de Hofstad. Iwan de Verschrikkelijke. Hjaxxca.-b OM-W. FILIAAL I en «ohilfer» vordwtjnen,h»aroitval I handt op, het haar wordt zacht en glanzend indien men hetwasohtmet Purolzeep. I Per Btnk 60 cent, 3 atnki 11 70. I ln Apoth. en Drogisterijen. Be J namen der plaatselijke verkoo- pers staan in dit blad vermeld by de advertentie Enfan-bonbom. Lange Tiendeweg 27, OOUDA. Telef. 313. Lederen tasschen. Reismandje*. Handkoffers. Hondenartikelen. Drogisterij MARKT B. Ie Oiialiteit 85 ot. per 5 one. Aanbevelend, 1$ Ruime keuze artikelen, geschikt voor alsAcetyleen- en kaars-rijwiel- lantaarns, bagagedragers, standaards en toebehooren. Carbid. per bus 90 cents. Begin December zal te een 2e VAKCURSUS geopend worden. Zjj, die hieraan wenachen deel te nemen, kannen zich nog aanmelden vóór 1 December a.s. bij den leeraar van de onratu, Hoogstraat 165, 22 VLAARDINGEN. worden verdreven door Enfan -bonbons. volwassenen Aangename smaak. Perdoos30c. In Apoth. en Drogisteryen. 1 Te Gouda A. COOP8, Wijd.tr. 29; I Schoonhoven A. N. v. ZESSENBoskoop I W«D. I. SPRUIT, J. F. VERKADE Waddlnxveen A. v. O. HEIDEMoor» I I dreoht J. v. GENNEP. lSj UIT HUT MaOAZIJM VAK GOHINCBEM. Deze THEEËN worden afgeleverd in verzegelde pakjes van vyf, twee en een half en een Ned. ons met vermelding van Nom- mer en Prjjs, voorzien van nevenstaand Merk, vol gens de Wet gedeponeerd. Zich tot de uitvoering van geeerde orders aan bevelend, J. C. BIJL voorheen J. BREEBAART Lz. Wegen* vergevorderd Saison OROOTE PRIJSVERMIN DERING van alle voorradige Steeds voorhanden eene GROOTE SORTEERING welke naar verkiezing gemaakt geleverd of per M. verkrijg baar z|jn. 40 j,r Aanbevelend, ElMtriscbe Drukkerij A. BRINKMAN ZOON, Goede. INGAANDE 19 NOVEMBER 1916. Tor drukkerg A. BRINKMAN ZOON, Markt 31, Gouda VERKRIJGBAAR voor de met aftrek van 50 a/0. voor het binnenland. (Krachtens Ministerieel Besluit ingaan de 19 Nov. 1916.) 25 PRUS 10 CENT. Dit ééne woord zegt alles, wanneer er sprake is van want SINGER-Naaimachines zijn een Eerste-Klas Fabrikaat, dat zich reeds meer dan 'n halve eeuw voor alle huishoudelijk en industrieel werk met roem gehandhaafd heeft. kunt U krijgen In al onze winkels, Depóts «lom. 40 ii met een n Wijdstreat 87. 44 Tel. 333. w DIRECTIE: a H. KOOPMAN. WOENSDAG 29 NOVEMBER IBIS Opera in 4 bedreven van MOZART. Prijzen der plaatsen Alle prijzen verhoogd met 10 pot. voor auteursrechten. Plaatsbespreking voor alle rangen, by loting, Dinsdagavond 28 Novemtor 8 uur. t Na afloop der Voorstelling vertrekt een extra trein naar Schoonhoven en tussohenliggende plaatsen en een extra boot naar "Waddinxveen en Boskoop. VF" Kaarten, zoover nog voorhanden, verkrijgbaar lp het Sigaren magazijn van den heer J. Ouderkerk, Korte Tiendeweg 10 en op den avond aan het bureau. 60 I ZATERDAG 26 NOV. 1916. UIT HET LEVEN VAN EEN VELDPREDIKER BIJ HET LEGER TE VELDE. CIX. Laatst t was op een Zondag reisde ik per trem en legde een afstand af, dien ik meermalen moet doen, zoodat ik er vrij nauwkeurig bekend ben. Het was weer druk; eigenlik vreemd, omdat het lijntje loopt van de grens, langs een paar weinig aanzienlijke dorpen, naar een niet-buitenge- woon druk stadje. Op werkdagen vervoert deze tram hoofdsakelik goederen, in dezen tijd van het jaar in groote hoeveelheden suikerbieten voor de fabrieken; verder eeni- ge handelsreizigers en dorpsgrootheden, schoolkinderen en marlctbezoeksters; des Zondags vrouwen, die gaan „winkelen" en inkoopen in het stadje (want dit doet men hier in het Zuiden Bij voorkeur op den wekelikschen rustdag), m weinig menschen, die den dag bij verwanten of bekenden gaan doorbrengen. De „baan" is bestraat en heeft ter zijde een flink, goed onderhouden fietspad, loopt grootendeels langs mooie boeschen aan weerskanten, met eenige schilderachtige buitens, en de trem heeft natuurlik geen haast, al levert stoom de trekkracht. Wandelaars en fietsers, rijtui gen en auto's dragen doorloopend meer bij tot de gezelligheid van het verkeer dan de gewoonlik-kleine groepjes, die per trem rei zen. Maar den laats ten tijd vervoert die zelfde trem buitengewoon veel menschen, vooral jonge mannen en opgeschoten jon gens; het aantal rijtuigen per trein is ver dubbeld. Het had me al eerder getroffen, maar niet in bizondere m^te mijne belang stelling gewekt, Omdat ik niet op de hoogte ben van alle buitengewone omstandigheden, die hierbij in aanmerking komen. Op m\jn laatste reis ging me echter eens klaps 'n licht op over dat druk verkeer. In mijne afdeeling waren een paar heeren ge zeten uit de streek, die elkander opmerk zaam maakten op al die menschen, welke „meegingen". „Allemaal weer smokkelaars", zei de een. „Ja! ze gaan weer een vrachtje halen, dat ze vannacht de grens overbren gen," gaf de ander ten antwoord. Het geval ging me boeien, ik keek goed uit en lette op alle kleinigheden. Nu begreep ik spoedig, waarom, naarmate wij het stadje naderden, op elke stopplaats even werd opgehouden, niet om iemand op te nemen, maar om een vijf-, zestal uit te laten, allen goed-geklee- de, rijkelijk-rookende jongens en mannen. Het spoorstation van het stadje is het eindpunt van de tfem; daar stappen zij uit, die verder moeten en natuurlik ook de wei nigen, wier woning of plaats van bestem ming daar in de buurt ligt. Dt moeBt niet per spoor verder, verliet dus de trein aan een stopplaats vroeger. Een groot gedeelte van de nog overgebleven mannen en jon gens bleèf echter zitten of staan (zij schij nen graag in de open lucht te rijden, want alle ruimte op de balkons was steeds bezet de geheele reis lang)toch was het een be duidend groepje, dat tegelijk met mij uit stapte. Opvallend was, dat aanstonds in elk zijstraatje een twee- of drietal afsloeg, zooa dat, toen we de Markt bereikten, niets meer viel te bespeuren van de vele reizigers, zoo juist per trem aangekomen. Een zwerm smokkelaars, uitgaande om zaken te doen en voorraden te halen, die binnen eenige uren de grenzen zouden overgaan I Een van de heeren in mijne afdeeling klaagde steen en been. Hij is steenfabri kant maar niet bfl machte, voldoende ar beidskracht te krijgen: mannen en jongens danken ervoor, het werk in de steenfabriek te doen, en zij laten zich ook niet vinden, óm naar de akkers te gaan en daar suiker bieten te rooien. Zij loopen leeg een groot gedeelte van den dag, rijden per trem, ver teren veel geld, komen tot welstand. Hun verdienste zoeken zjj in het smokkelen; ge wonen arbeid versmaden zij. Er schijnt veel op te zitten, als men eene matig-groote hoeveelheid vet, van welken naam dan, over de grens brengt En deze soort van uitvoer heeft een omvang gekregen, zooals hij nog maar één keer bereikte in deze wonderlike tijden, toen elk erovlr Bchreef en praatte. Om eenjg begrip te gpven van de sommen, waarover het gaat, deze eenvoudige toe lichting: een suikerfabriek had menschen FEUILLETON. door E. VAN ECKRUTGERS. Eiken middag op denzelfden tijd zag Annie het oude vrouwtje voorbijgaan, den rug gebogen, de voeten in moeilijk voort bewegen de straatsteenen besehoffelend; de oudfe oogen, rood-omrand, tuurden strak vooruit merkten niete op van wat rondom gebeurde; de krom-gewerkte vingers om klemden stevig een afgeschilferd brillen- huisje. Zij droeg een zwart kapje, met bandjes onder de "kin vastgeknoopt, dat haar gerimpeld gezichtje omlijstte, boven het voorhoofd een strookje gladgestreken, Wit haar vrijlatend, en een lang afhangen den omslagdoek, waarop flauw zichtbaar waren de gekleurde strepen, die hem vroe ger in groote ruiten hadden afgedeeld; de opwapperende "slippen drukte zij met de armen tegen haar mager lijf aan. En een kwartier later keerde steeds de kleine, armelijke gedaante op haar schreden terug, nog een tikje langzamer en moeilij ker zich voortschuivend. Vanaf haar gewone plaatsje aan haar bij noodig voor sjouwwerk; het loon werd ver hoogd,. omdat geen gegadigden zich aan meldden; ten laatste werd per dag zeven gulden-vijftig uitgeloofd, maar de gegadig den waren zeer schaarsch. Men moet niet vragen, welke ontzettende gevolgen van dit bederf zijn te duchten. De gansche bevolking gaat er in zedelijk op zicht mee ten gronde; oud en jong wordt aangetast zonder dat de kans bestaat op bestrijding met goed gevolg van 't inworte lend kwaad. CCCXLVl. De moderne Btoffeering van het Binnen hof, een kleurige parade-wacht van kies- rechtbegeeringe dames, is weer verdwenen, sedert de Tweede Kamer in de Grondwet heeft vastgelegd, dat de vrouw eenmaal ook in de gelegenheid zal kunnen komen om ter stembus op te gaan en tevens dat zij tot lid der yolksvertegenwoordiging kan worden gekozen. De eerste dagen hebben wij de lijfwacht gemist, maar nu zijn we er al weer aan gewend, t Waa morgens zoo omstreeks elf uur een alleraardigst gezicht, de dames schuchter één voor één te zien verschijnen en zich posteeren onder de colonnade. Pas als er een groepje bijéén was begonnen zij zich op haar gemak te gevoelen. Tegen half twaalf reed dan de auto voor, waaruit dr. Aletta Jacobs stapte, steeds vergezeld van een schildmaagd, steeds een andere bovendien; als een generaal zijn troepen, inspecteerde zij haar wacht; even keuvelde zij met de dames en dan schreed ze waar diglijk de deur der afgevaardigden binnen. De president der Kamer had haar met haar adjudant zijn loge afgestaan. Trouw was ze op haar post en een deel van den dag hing ze over de balustrade om toch vooral geen woord te missen van de wijsheden die be neden werden verkondigd. De dames hebben geen veine gehad, want juist hadden zij van de Kamer afscheid ge nomen toen het vermaarde Nierstrasz-inci- den uitbrak, dat zij stellig gaarne hadden bijgewoond, opdat zij de heeren der schep ping ook eens van een anderen kant had den leeren kennen. Het was bepaald leer zaam Voor hen geweest, wanneer zij deze weinig stichtelijke gebeurtenis hadden aan schouwd; misschien zat er nog wel iets voor de propaganda in. De dames zijn dus weer weg en er zullen wel Kamerleden zijn die vrijer opademen nu zij van deze weinig begeerde beg«peting zijn ontslagen. Men kan immers nooit we ten? Er gaat geen list1 boven vrouwenlist, er gaat geen haat boven vrouwenhaat, staat ergens in een half-gewijd boek te lezen. Wij hebben wel eens gevreesd voor een man als de heer Beumer, die zoo krach tig tegen het vrouwenkiesrecht ageerde, dat hem iets zou overkomen, als hij de wacht passeerde. Het viel ons op dat hij zijn pas iéts versnelde wanneer hinden Roomsch- Koning was gepasseerd en zich opmaakte om het Kamergebouw in te-laveeren. Hij wierp het hoofd dan in den nek; zijn kraal- oogen flonkerden boosaardig en zijn krnl- snorren stonden venijnig omhoog. Maar of hij niet heel even beefde? Zij hadden pech, dat ze het Nierstrasz- oproer niet heben meegemaakt. Uw dienst willige Hagenaar, die er nu eenmaal toe veroordeeld is om de vergaderingen van begin tot einde bij te Wonen, heeft het voorrecht gehad getuige te zijn Van het gebeurde. Voorrecht, niet waar? Althans alle vrien den en kennissen beschouwen het als zoo danig. Ze hadden het alle wel eens willen zien en benijden den gelukkige die op zijn veilige tribune gezeten .als toeschouwer de arena kon bekijken. Of het dan heusch de „moeite waard" was? Och neen. Ga naar de vischmarkt, ga naar de bóeren-kermis en ge zult het zelfde voorrecht kunnen genieten. Dreigen en nog eens dreigen, geschreeuw door elkaar, ge wriemel van booBziende leden, meer is het niet. De held is aanstonds tot slachtoffer geworden: misschien was hij er zichzelf heelemaal niet van bewust dat hij zulke groote dingen had gedaan. De heer Nier- strasz imponeert heelemaal niet als held. Hij is middelmatig groot, met een glimmen- den schedel, een goed-gesoigneerd baardje. Zijn stem is eer pieperig-jongejufferig dan zwaar of barsch. In plaats van een helden tenor heeft hij eer een mislukt sopraan-ge- luid. Hij is in zijn optreden schuchter, om dat ktf zich vermoedelijk niet op zijn ge mak gevoeld in dit milieu. Maar nu had hij eens iets groots willen het raam staande schrijftafel, af en toe in gepeins naar buiten starend, had Annie spoedig het geregelde verschijnen van het oudje opgemerkt en zich meermalen afge vraagd, wat toch het zielige menschje be wegen kon, dag in dag uit een tocht te ondernemen, die te zwaar scheen voor haar zwakke krachten. Waarom bleef de stum per, die toch zeker niet meer werken kon, niet rustig thuis, in plaats van zich zoo te vermoeien Haar levendige fantasie pluisde allerlei moeeljjkheden uit; nieuwsgierigheid en meewarige belangstelling dwongen telkens opnieuw haw gedachten naar de trouwe voorbflgangster, die bij regen of zonne schijn, geen enkelen dag Verzuimde. Op een middag hield ze het plotseling niet langer uit; vlug priemde zfl haar hoed op en schoot haar mantel aan; met lenige, vlugge schreden had zij spoedig het voort sukkelende oudje ingehaald en bleef toen zaehtjee achter haar aan loopen, zichzelve inwendig bespottend om den dwazen inval, die t"»** uit haar rustige, warme kamer de modderige strat opgedreven had. Uiterst verbaasd, zag zij de oude vrouw toetreden op den winkel van een kunsthan delaar, die voor zijn ramen verscheiden pla ten en schilderijen tentoongesteld had. doen. Thuis achter den haard, met warme muilen aan, een fijne sigaar en een warm grocje, voelde hij lust die satansche kerels, die zooveel maats hebben, eens de les te lezen. Toen sëhreef hij vele velletjes vol en al zijn gal had hij uitgeetort in bulderende woorden. In de Kamer gekomen, las hij het schoons voor, met zijn piep-stem en zijn schuchter gebaar. Hfl deed denken aan een poezelig schoothondje, dat zijn minachting deed ken nen aan een groep bullebakken. Welnu wat bullebakken op zoo'n moment zouden doen, deed ook de Kamer. Zè begon geweldig te blaffen. En Azorretje toen weggeloopen en heeft den volgenden dag met hangende oortjes deemoedig verklaard dat hij alle bullebakken nette, fatsoenlijke honden vond. Ziedaar alles. Voorloopig moet hij nu nog een beetje uit de buurt blijven, want heusch de stem ming tegen hem is niet vriendelijk. Of hij gelijk heeft of niet, dat doet er niet toe. Men verwacfe| nu eenmaal niets van sommige menscheijj§£n onder die som mige behoort ook deze geachte afgevaar digde. Den dag na het incident toen men een verklaring wachtte, stond 's morgens reeds vroegtijdig een lange rU liefhebbers voor de publiek tribune op het Binnenhof te wachten. ,,'t Loopt storm voor het schellinkje, er wordt een volksvoorstelling gegeven, me neer", aldus begroette een der vaste Bin- nenhofklanten ons toen wij langs de rij heengingen naar on?e veilige plaats op de tribune van het tournooispel. 't Was juist gezegd. Jammer dat het stuk in den grond zoo tragisch was. HAGENAAR. Dat was de bijnaam, die de bataljonschef zich binnen den zeer korten tijd van zijn komst in het kleina garnizoensplaatsje had weten te verwerven. Ze hadden geen betere naam voor hem kunnen uitdenken. Iwan de Verschrikkelijke vormde al spoe dig in de officieren-séciëteit waar hij nimmer kwam omdat jbet niet met zijn godsdienstige gevoelend strookte het on derwerp "van alle gespAkkea. Neen, over ste Buskruit kon met Uilenspiegel zeg gen, dat hij het het er eek naar maakte. Wanneer overste Bmfcruit lachte, kreeg z'n gelaat iets onsympathieks. Dan kwa men er diepe voren op z'n grof gelaatsvel en z'n oogen schitterden dan met val- schen glans. Dat hadden de soldaden al direct opge merkt, zoodra ze hem toet z'n geposeerde houding over de straat kagen loopen, iede- ren militair aanhoudend ,die niet in den vorm het militair saluut bracht. Hij stond er op geacht te werden. Hij als oud tro pen-officier, wilde respaet afdwingen aan al die nieuwbakken resérve- en landweer- lui tenantjes. &4s Dat liet-ie ze voelen, zichzelf niet ont ziende ze te beleedigen waar de troep bij was. Hij eischto blinde gehoorzaamheid en stipte discipline, doch trapte zelf de orde in de troep en het respect dat men van den mindere voor den meerdere vraagt, in elkaar. Al spoedig wisten de soldaten wat ze aan hem hadden. Dat-ie geweldig kon „dauwen", onbarmhartig in zijn meening, zonder meegevoel in gevallen, die mede lijden en menschlievendheid vorderden. Vandaar zijn naam van Iwan de Ver schrikkelijke. - Nooit noemde men zijn naam, steeds was het Iwan. Zagen ze hem aankomen, dan zeiden de soldaten: hei-je Iwan. W,as er inspectie, dan hoorde je: Iwan komt venijn spoegen. En als Iwan de Verschrikkelijke 's Zon dags uit het kleine kerkje kwam, dan wan- delde-ie langs de kazerne. En o wee, als daar iets niet in orde was. Dan stond-ie te trijlen op z'n beenen en overdacht te gelijk hoe diep-ie zou dauwen. Maar een militair leert doorgaans een groote handigheid aan den dag te leggen. En al spoedig wist het geheele bataljon, welk zwak Iwan bezat, hoe men hem het bert kon pakken. En zoo gebeurde het op een triestigen Zondagmiddag, dat Iwan de Verschrikke lijke onverwacht het wachtlokaal binnen trad, waar de sergeant gemoedelijk voor 't gloéiende potkacheltje zat te dutten. Er schoten vonken uit de oogen van Iwan bij het zien van zulk een grof plichts verzuim. Een wachtcommandant mocht niet slapen, moest wakker blijven 24 uur lang. En daar zat me daar die lamme ke- De beverige vingers futselden de bril uit huisje en schoven die voor de doffe oogen, die strak keken naar een der schilderijen, zonder de overige eenige aandacht waardig te keuren. Naast haar staande, volgde Annie haar Wik. Het schilderij stelde voor een heel jong meisje, in luchtig zomergewaad, de blonde haren zwierend om het vroolijke gezichtje, bevallig zich op de teenen verheffend, om te ruiken aan een donzigen, dicht-bebloem- den meidoorntak, dien zjj met haar beide, kleine handen naar zich toe getrokken had; een lief, frisch tafereeltje, zonder bijzon dere verdienste- Annie's oogen lieten het spoedig loi, hechtten zich opnieuw aan het oude gelaat naast haar dat, strak stond van gulzig, hon gerig turen. De vrouw loosde, zich eindelijk afkeerend, een diepen zucht; haar oogen opslaand, ont moette zij Annie's blik, die met vriendelijke belangstelling op haar rustte. Een onbedwingbare lust tot praten scheen haar te orriiDen. „Ach, ze was zoo lief en zoo goed en zoo mooi!" murmelde zjj, met een hoofdbewe ging in de richting van het beeld van liefe lijke jeugd. „En ze was nog zoo bitter rel heel gemoedelijk voorover gebogen met gevouwen handen te dutten. Iwan bedwong zich, keek beurtelings de soldaten van de wacht aan, die haastig van de brits waren opgesprongen, waar ze hadden liggen rusten". Ze ston den thans stram, angstig kijkend naar Iwan en den slapenden sergeant Maar deze bleef zitten en Iwan trad op hem toe met fonkelende oogen, duwde hem tegen den schouder. Hai, kerelsergeant! Sergeant richtte zich met gesloten oogen ietwat op, maakte even afwerende handbe weging. —Sergeantwat heeft dat te beteeke- nen? bulderde de overste. En weder maakte de wachtcommandant licht afweerbeweginkje met de hand. Dan opende hij plotseling de oogen, stond op, nam de stram-militaire houding aan en ter wijl hij correct salueerde en Iwan de Ver schrikkelijke hem ziedend van toorn aan nag, sprak-ie ernstig: Tt Was in gebed, overste Iwan's gelaat verschoot van kleur en z'n gelaatsttrekken namen een mildere uitdruk king aan: Goed zoo .sergeant Dat staat een man goed. Zeker, overste, en u houdt mij ten goe de Wilde je wat vragen, sergeant? Oversteu bent hier nu toch Maar 1c wilde u iets vrageniets wat me steeds een ergernis was En dat is? Tc Heb zulke ernstige gemoedsbe zwaren om 's Zondagsavonds van verlof terug te reizen. Dus je wilde? Graag 's Maandagsmorgens eerste ge legenheid terug komenIk reisde te vp- ren nimmer 's Zondags. Bri&f zoo sergeantin 't vervolg kom jij 's Maandags eerste gelegenheid terugDank jel Alles salueerde. Iwan de Verschrikkelijke stapte het wachtlokaal uit Buiten kreeg de schildwacht een uitbrander, dat-ie niet „in 't geweer" geroepen had. Morgen op bureau komen 1 Door het raam zagen ze hem voortgaan. In 't Wachtlokaal lag alles krom van lachen. De korporaal gooide z'n beenen in de lucht, de soldaten brulden en de brave sergeant liep lachend z'n hart te luchten over zijn verschrikkelijken weldoener. Nieuwe Inzichten by de Bemesting. De mestvaalt de goudmijn van d e n b o e r. De kunstmest speelt in de laatste jaren een voorname rol bij de bemesting, 't Heeft lang geduurd, eer hij algemeen waardee ring en toepassing vond. Thans acht men hem onmisbaar en voelt men ln dezen ab- normalen tijd, nu de aanvoer van kunst meststoffen onvoldoende en de prijs er van zoo hoog is, het groote belang dier mest stoffen voor den landbouw. Door het ge bruik van kunstmest werd het den land bouwers niet alleen mogelijk van de be staande akkers en weiden rijkere vruchten te oogsten, doch zjj konden bovendien vele duizende Hectares woesten grond, zooals heide, moerassen en uitgerooide bosschen, in cultuur brengen. De kunstmest maakte het ontginnen op groote schaal mogelijk. Het'gevolg is echter geweest, dat de stak? mest te veel op den achtergrond geraakte, door velen minder gewaardeerd werd, dan hij verdiende, en dat ook minder zorg werd besteed door een deel der landbouwers aan de bewerking van hun grond. Men meende, dat kunstmest, die wonderen verrichtte, alles was. Dit is op teleurstelling uitgeloo- pen. Met een enkel woord hebben we reeds gemeld van de proefnemingen van den heer Aberson te Wageningen, die zijn oordeel heeft gezegd omtrent de „haver- ziekte" en de „Hooghalensche ziekte", wel ke zich bif verschilende gewassen in de laatste jaren in het Noorden hebben ver toond. In „Land en Vee" handelt de heer De Gier, Rjjkslandbouwleeraar voor Limburg, hierover. Wij ontleenen aan zijn artikel het volgende. Bodemziekten. Het eerst trad zulk een bodemziekte op bij de haver op de „dalgronden", dat zijn de ontgonnen, afgegraven hooge venen in het Noorden van ons land en in Duitsch- jongl' „Was zij familie van u?" vroeg Annie, half uit nieuwsgierigheid, half uit goedhar tigheid. „Mfln kleindochter! Mijn lief, eenig kleinkind! Zal ik u van haar vertellen?" „Graag, maar ga dan met mij mee, u zou te moe worden van het lange staan l" Zorgzaam hielp zfl de oude vrouw naar binnen en deed haar plaats nemen in den eenigen, gemakkelyken stoel, waarop haar kamer bogen kon; het oudje, vervuld van haar herinneringen, liet het met zich gebeu ren, nauwelijks opmerkend het vreemde, nienwe van door een dame meegenoodigd te worden, en wachtte niet op nadere aanspo ring tot vertellen. „Van mijn vier kinderen bleef alleen de jongste over, een meisje1; wij zijn altijd arm geweest, heel arm, maar knap en fatsoen lijk en we klaagden niet. Het is hard, niet waar, zoowel voor den arme als voor den rijke, zijn kinderen'te verliezen, maar dub bel hard is het, als betere voeding en bui tenlucht ze had kunnen redden. Maar we klaagden niet, we tobben voort vdn den eenen dag in den anderen. En ons meisje groeide op, lief en goed, een lust voor de oogen; zij werkte voor ons en wij beleefde betere dagen." land. In Nederland kreeg dit gebrek den naam van „Veenkoloniale haverziekten". De zaak werd aan de proefstations onder zocht en als oorzaak meende men daar te vinden ,dat de grond te alkalisch (is loog- achtig of kalkwater-achtig) was geworden door aanwending va nte veel kalkmeststof- fen en te eenzijdig gebruik van chilisalpe- ter. De „alkalische bemesting" droeg de schuld. Om den zieken grond weer gezond te maken, moest een „zure bemesting" ge geven worden, d.w.z. in plaats van Thomas- slakkenmeel moest superfosfaat en in plaats van chilisalpeter zwavelzuren ammo niak ter bemesting gebruikt worden. iVtusqchen ondervond men, dat niet al leen öjr dalgrond, maar ook op verschillende plaatsen op zand en klei, haver, rogge en aardappelen ziek werden, als er te lang met dezelfde kunstsoorten bemest werd. Dit was het geval, als er te eenzijdig met superfos faat en zwavelzuren ammoniak werd be mest. Men noemde deze bodemziekte „De Hoog halensche ziekte". Men schreefje oorzaak toe aan eene te groote zuurheid van den grond. Verbetering was te wachten van eene „alkalische bemesting", d.i. chili met thomaBslakkenmeel. Ten einde in het vervolg bevrijd te blij ven van de schadelijke bodemziekten moest men afwisselend bemesten, het eene jaar met super en zwavelzuren ammoniak en het andere met slakkenmeel en chili. Thomas- slakkenmeel in den herfst en zwavelzuren ammoniak in het voorjaar en super met chili zouden als neutreule bemestingen ge bezigd kunnen worden om de ziekte te voorkomen. De aangegeven bemestingswij- zen zijn goed gebleken, doch de ware oor zaak der bodemziekten bleef tot heden ver borgen. De ware oorzaak. Door uitgebreide en nauwkeurige proef nemingen heeft de heer Aberson te Wa geningen thans de waren oorzaak van de bodemziekten gevonden. De planten worden ziek door het ontstaan van „nitriet" (salpeterig-zuur-zout) in den grond. Dit is het werk van bacteriën, Ba cillus nitrosus genaamd. In gezonden, tuchtigen grond kunnen deze schadelijke bacteriën niet leven, maar als men door verkeerde bemesting en slech te bewerking den bodem voor allerlei nut tige bacteriën bedorven heeft, gaan deze vernielers aan het werk. Zij tieren alleen in humusarmen, vasten grond waarin gebrek aan lucht is. Zij ver anderen dan den kostelijken salpeter, die de planten moet voeden, in schadelijk nitriet, dat ze vergiftigt. Aberson geeft de volgende conclusiën: „De zoogenaamde „bodemziekten" wor den veroorzaakt door salpeterig of salpete- rigzure zouten (is nitriet), die uit de nitra ten (is salpeter) door Bacillus nitrosus ge vormd worden.' „Een zeer geringe hoeveelheid nitriet, slechts enkele milligrammen per *.G. grond, i» reeds-voldoende om de ontwikke ling der planten tegen te houden of om ze te dooden." „Voortdurende bemesting met groote hoe veelheden kunstmest doodt de salpetervor mers of benadeelt ze zoo sterk, dat ze door de nitriet vormers worden overvleugeld." „Door verbetering der salpetervorming wordt de ziekte geheel opgeheven; op ver- schilende grondsoorten moet dit op ver schillende wijze geschieden." Het bovenstaande zal wel voldoende zijn om te bewijzen, dat er in den grond een flinke salpetervorming moet plaats hebben. Voor zulk een noodzakelijke flinke salpe tervorming is noodig: le. een groote hoeveelheid salpetervor- mende bacteriën. Het beste middel om deze aan te voeren en te vermenigvuldigen is aanvoer van stalmest; 2e. een gemakkelijke toetreding van lucht; 3e. een voldoende hoeveelheid water in den grond, zonder dat deze te nat blijft; 4e. een voldoende hoeveelheid kalk in den grond ;op lichteren grond verdient kalk- mergel de voorkeur boven gewonnen bijten de kalk. Zeker zal iedereen met genoegen uit het bovenstaande afleiden, dat de stalmest zoo buitengewoon gunstig werkt op de gezond heid van den grond. Hij doet echter nog veel meer goeds ,want er zit veel planten- voedsel in, dat vlug en gemakkelijk opge nomen wordt, als de stalmest maar goed behandeld en doelmatig aangewend is. Indien naast een regelmatig gebruik van stalmest de grondbewerking doelmatig wordt uitgevoerd, is er steeds voldoende luchtverversching in den bodem, wat een De eentonige stem zweeg voor een oogen- blik, de oude oogen schenen te zoeken in het verleden. „Uw manwaagde Annie op een vraagtoon. „Waa ziek, altijd ziek, bijna nooit in de verdiensten! Voor alles moest ik zorgen en mijn dochter hielp mij, zoodra zij kon; zij trouwde jong, veel te jong; wij waarschuw den haar, maar wanneer liet liefde zich ooit gezeggen? Zij kwam bij onB terug, weduwe geworden, nog vóór haar kindje geboren was en zij stierf op het oogenblik, dat haar dochtertje den eersten schreeuw gaf." Weer een oogenblik stilte; het oude vrouwtje veegde met den rug van haar hand haastig langs haar oogen; tot haar eigen verbazing voelde Annie, de hare vochtig worden. Zij stelde zich voor de armelijke kamer, waar samen huisden de zieke man, de flinke, bedrijvige vrouw en de dochter, gebroken en ongelukkig teruggekeerd; in die omgeving zag het jonge meisje met de zonnige blonde haren dus het eerste levens licht. „Een wonder mag het heeten, dat de klei ne meid in 't leven bleef; haar moeder weg en wij te arm, om haar te geven, wat noodig was, maar we deden, wat wij konden. Ze I was zoo lief, zoo'n mooi, lief kindje, als

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1916 | | pagina 3