blauwe Kasdruiven,
Singer.
Adverteert in dit Blad.
GOUDSCKE COURANT.
cemtrale
W J STOKVIS
DEN HAAG
WOLFF ff.
P. HÜLLEMAN,
iv Vakcursus
Wormen
Verrast Uw Vrouw
Dienbak of Amerikaansche Veger,
Yleesohplank, Waschmand,
Papiermand of een Dikke Ruige Cocosmat
De Bruiloft van Figaro
vEmRMWS
ARNHEM
SKEERENGRACHT
ii,
Rotterdam
Naaimachines,
GOUDA, Kleiweg 5.
J. H. KROM Zot»
$r//rltakm.
Vtlós€Ó */n/ IU&X
KOMIhKLYKE FABRIEK
VAN METAALWERKEN
Likdoornzalf,
Likdoornpleisters,
Likdoorntinctnnr.
S. H. VAN LOON
Westlandsche
Laige Tisudeweg 16, Iel. 350, Goudi.
i i
voor Drogisten.
A. 8. BLEEKRODE,
bÜ
In vordl vtrzecht op 'I HEBl te Istteo.
M. HAVENSWAAY ZOMEN
Abonneert V op dit blad.
Hoeden en verdere nouveauté's.
stalen stoffen, fiuweef, zijde, etc.
Hoogstraat II. Gr0Ze V. DANTZIG.
Nieuwe Kaasprijzen
Nieuwe Tabellen
Prijzen van Kaas
SINGEK NAAIMACHINES^
DE MEN AAN
DIT W
UITHANGBORD
KAN HENNEN.
SINGER Msatshappij.
enz. enz. 59
r NEDERLANDSCHE OPERA
mr Riet-Leden Stalles ol Lige IS,talon 12.25. Galerij f 0.75.
nnr Leden der Secieieit 12.26. 11.75. 10,1
NIEUWE SCHOUWBURG
Sociëteit „ons genoegen".
Tweede Bladu
HET SCHILDERIJ
Brieven uit de Hofstad.
Iwan de Verschrikkelijke.
Hjaxxca.-b OM-W.
FILIAAL
I en «ohilfer» vordwtjnen,h»aroitval I
handt op, het haar wordt zacht en
glanzend indien men hetwasohtmet
Purolzeep.
I Per Btnk 60 cent, 3 atnki 11 70. I
ln Apoth. en Drogisterijen. Be
J namen der plaatselijke verkoo-
pers staan in dit blad vermeld by
de advertentie Enfan-bonbom.
Lange Tiendeweg 27, OOUDA.
Telef. 313.
Lederen tasschen.
Reismandje*.
Handkoffers.
Hondenartikelen.
Drogisterij MARKT B.
Ie Oiialiteit
85 ot. per 5 one.
Aanbevelend, 1$
Ruime keuze artikelen, geschikt voor
alsAcetyleen- en kaars-rijwiel-
lantaarns, bagagedragers,
standaards en toebehooren.
Carbid. per bus 90 cents.
Begin December zal te
een 2e VAKCURSUS geopend
worden.
Zjj, die hieraan wenachen deel te
nemen, kannen zich nog aanmelden
vóór 1 December a.s. bij den leeraar
van de onratu,
Hoogstraat 165,
22 VLAARDINGEN.
worden verdreven
door Enfan -bonbons.
volwassenen
Aangename smaak. Perdoos30c.
In Apoth. en Drogisteryen.
1 Te Gouda A. COOP8, Wijd.tr. 29;
I Schoonhoven A. N. v. ZESSENBoskoop I
W«D. I. SPRUIT, J. F. VERKADE
Waddlnxveen A. v. O. HEIDEMoor» I
I dreoht J. v. GENNEP. lSj
UIT HUT MaOAZIJM VAK
GOHINCBEM.
Deze THEEËN worden
afgeleverd in verzegelde
pakjes van vyf, twee en
een half en een Ned. ons
met vermelding van Nom-
mer en Prjjs, voorzien van
nevenstaand Merk, vol
gens de Wet gedeponeerd.
Zich tot de uitvoering
van geeerde orders aan
bevelend,
J. C. BIJL
voorheen J. BREEBAART Lz.
Wegen* vergevorderd Saison OROOTE PRIJSVERMIN
DERING van alle voorradige
Steeds voorhanden eene GROOTE SORTEERING
welke naar verkiezing gemaakt geleverd of per M. verkrijg
baar z|jn.
40 j,r Aanbevelend,
ElMtriscbe Drukkerij A. BRINKMAN ZOON, Goede.
INGAANDE 19 NOVEMBER 1916.
Tor drukkerg A. BRINKMAN
ZOON, Markt 31, Gouda
VERKRIJGBAAR
voor de
met aftrek van
50 a/0. voor het binnenland.
(Krachtens Ministerieel Besluit ingaan
de 19 Nov. 1916.) 25
PRUS 10 CENT.
Dit ééne woord zegt alles, wanneer
er sprake is van
want SINGER-Naaimachines zijn
een Eerste-Klas Fabrikaat, dat zich
reeds meer dan 'n halve eeuw voor
alle huishoudelijk en industrieel
werk met roem gehandhaafd heeft.
kunt U krijgen In al onze winkels,
Depóts «lom. 40
ii met een n
Wijdstreat 87.
44 Tel. 333.
w
DIRECTIE: a H. KOOPMAN.
WOENSDAG 29 NOVEMBER IBIS
Opera in 4 bedreven van MOZART.
Prijzen der plaatsen
Alle prijzen verhoogd met 10 pot. voor auteursrechten.
Plaatsbespreking voor alle rangen, by loting, Dinsdagavond
28 Novemtor 8 uur. t
Na afloop der Voorstelling vertrekt een extra trein naar
Schoonhoven en tussohenliggende plaatsen en een extra boot
naar "Waddinxveen en Boskoop.
VF" Kaarten, zoover nog voorhanden, verkrijgbaar lp het Sigaren
magazijn van den heer J. Ouderkerk, Korte Tiendeweg 10 en op den
avond aan het bureau. 60
I
ZATERDAG 26 NOV. 1916.
UIT HET LEVEN VAN EEN
VELDPREDIKER BIJ HET LEGER
TE VELDE.
CIX.
Laatst t was op een Zondag reisde
ik per trem en legde een afstand af, dien
ik meermalen moet doen, zoodat ik er vrij
nauwkeurig bekend ben. Het was weer
druk; eigenlik vreemd, omdat het lijntje
loopt van de grens, langs een paar weinig
aanzienlijke dorpen, naar een niet-buitenge-
woon druk stadje. Op werkdagen vervoert
deze tram hoofdsakelik goederen, in dezen
tijd van het jaar in groote hoeveelheden
suikerbieten voor de fabrieken; verder eeni-
ge handelsreizigers en dorpsgrootheden,
schoolkinderen en marlctbezoeksters; des
Zondags vrouwen, die gaan „winkelen" en
inkoopen in het stadje (want dit doet men
hier in het Zuiden Bij voorkeur op den
wekelikschen rustdag), m weinig menschen,
die den dag bij verwanten of bekenden gaan
doorbrengen. De „baan" is bestraat en
heeft ter zijde een flink, goed onderhouden
fietspad, loopt grootendeels langs mooie
boeschen aan weerskanten, met eenige
schilderachtige buitens, en de trem heeft
natuurlik geen haast, al levert stoom de
trekkracht. Wandelaars en fietsers, rijtui
gen en auto's dragen doorloopend meer bij
tot de gezelligheid van het verkeer dan de
gewoonlik-kleine groepjes, die per trem rei
zen. Maar den laats ten tijd vervoert die
zelfde trem buitengewoon veel menschen,
vooral jonge mannen en opgeschoten jon
gens; het aantal rijtuigen per trein is ver
dubbeld. Het had me al eerder getroffen,
maar niet in bizondere m^te mijne belang
stelling gewekt, Omdat ik niet op de hoogte
ben van alle buitengewone omstandigheden,
die hierbij in aanmerking komen.
Op m\jn laatste reis ging me echter eens
klaps 'n licht op over dat druk verkeer. In
mijne afdeeling waren een paar heeren ge
zeten uit de streek, die elkander opmerk
zaam maakten op al die menschen, welke
„meegingen". „Allemaal weer smokkelaars",
zei de een. „Ja! ze gaan weer een vrachtje
halen, dat ze vannacht de grens overbren
gen," gaf de ander ten antwoord. Het geval
ging me boeien, ik keek goed uit en lette op
alle kleinigheden. Nu begreep ik spoedig,
waarom, naarmate wij het stadje naderden,
op elke stopplaats even werd opgehouden,
niet om iemand op te nemen, maar om een
vijf-, zestal uit te laten, allen goed-geklee-
de, rijkelijk-rookende jongens en mannen.
Het spoorstation van het stadje is het
eindpunt van de tfem; daar stappen zij uit,
die verder moeten en natuurlik ook de wei
nigen, wier woning of plaats van bestem
ming daar in de buurt ligt. Dt moeBt niet
per spoor verder, verliet dus de trein aan
een stopplaats vroeger. Een groot gedeelte
van de nog overgebleven mannen en jon
gens bleèf echter zitten of staan (zij schij
nen graag in de open lucht te rijden, want
alle ruimte op de balkons was steeds bezet
de geheele reis lang)toch was het een be
duidend groepje, dat tegelijk met mij uit
stapte. Opvallend was, dat aanstonds in elk
zijstraatje een twee- of drietal afsloeg, zooa
dat, toen we de Markt bereikten, niets meer
viel te bespeuren van de vele reizigers,
zoo juist per trem aangekomen. Een zwerm
smokkelaars, uitgaande om zaken te doen
en voorraden te halen, die binnen eenige
uren de grenzen zouden overgaan I
Een van de heeren in mijne afdeeling
klaagde steen en been. Hij is steenfabri
kant maar niet bfl machte, voldoende ar
beidskracht te krijgen: mannen en jongens
danken ervoor, het werk in de steenfabriek
te doen, en zij laten zich ook niet vinden,
óm naar de akkers te gaan en daar suiker
bieten te rooien. Zij loopen leeg een groot
gedeelte van den dag, rijden per trem, ver
teren veel geld, komen tot welstand. Hun
verdienste zoeken zjj in het smokkelen; ge
wonen arbeid versmaden zij. Er schijnt
veel op te zitten, als men eene matig-groote
hoeveelheid vet, van welken naam dan, over
de grens brengt En deze soort van uitvoer
heeft een omvang gekregen, zooals hij nog
maar één keer bereikte in deze wonderlike
tijden, toen elk erovlr Bchreef en praatte.
Om eenjg begrip te gpven van de sommen,
waarover het gaat, deze eenvoudige toe
lichting: een suikerfabriek had menschen
FEUILLETON.
door E. VAN ECKRUTGERS.
Eiken middag op denzelfden tijd zag
Annie het oude vrouwtje voorbijgaan, den
rug gebogen, de voeten in moeilijk voort
bewegen de straatsteenen besehoffelend; de
oudfe oogen, rood-omrand, tuurden strak
vooruit merkten niete op van wat rondom
gebeurde; de krom-gewerkte vingers om
klemden stevig een afgeschilferd brillen-
huisje. Zij droeg een zwart kapje, met
bandjes onder de "kin vastgeknoopt, dat
haar gerimpeld gezichtje omlijstte, boven
het voorhoofd een strookje gladgestreken,
Wit haar vrijlatend, en een lang afhangen
den omslagdoek, waarop flauw zichtbaar
waren de gekleurde strepen, die hem vroe
ger in groote ruiten hadden afgedeeld; de
opwapperende "slippen drukte zij met de
armen tegen haar mager lijf aan.
En een kwartier later keerde steeds de
kleine, armelijke gedaante op haar schreden
terug, nog een tikje langzamer en moeilij
ker zich voortschuivend.
Vanaf haar gewone plaatsje aan haar bij
noodig voor sjouwwerk; het loon werd ver
hoogd,. omdat geen gegadigden zich aan
meldden; ten laatste werd per dag zeven
gulden-vijftig uitgeloofd, maar de gegadig
den waren zeer schaarsch.
Men moet niet vragen, welke ontzettende
gevolgen van dit bederf zijn te duchten. De
gansche bevolking gaat er in zedelijk op
zicht mee ten gronde; oud en jong wordt
aangetast zonder dat de kans bestaat op
bestrijding met goed gevolg van 't inworte
lend kwaad.
CCCXLVl.
De moderne Btoffeering van het Binnen
hof, een kleurige parade-wacht van kies-
rechtbegeeringe dames, is weer verdwenen,
sedert de Tweede Kamer in de Grondwet
heeft vastgelegd, dat de vrouw eenmaal
ook in de gelegenheid zal kunnen komen
om ter stembus op te gaan en tevens dat
zij tot lid der yolksvertegenwoordiging kan
worden gekozen.
De eerste dagen hebben wij de lijfwacht
gemist, maar nu zijn we er al weer aan
gewend, t Waa morgens zoo omstreeks
elf uur een alleraardigst gezicht, de dames
schuchter één voor één te zien verschijnen
en zich posteeren onder de colonnade. Pas
als er een groepje bijéén was begonnen zij
zich op haar gemak te gevoelen. Tegen half
twaalf reed dan de auto voor, waaruit dr.
Aletta Jacobs stapte, steeds vergezeld van
een schildmaagd, steeds een andere
bovendien; als een generaal zijn troepen,
inspecteerde zij haar wacht; even keuvelde
zij met de dames en dan schreed ze waar
diglijk de deur der afgevaardigden binnen.
De president der Kamer had haar met haar
adjudant zijn loge afgestaan. Trouw was ze
op haar post en een deel van den dag hing
ze over de balustrade om toch vooral geen
woord te missen van de wijsheden die be
neden werden verkondigd.
De dames hebben geen veine gehad, want
juist hadden zij van de Kamer afscheid ge
nomen toen het vermaarde Nierstrasz-inci-
den uitbrak, dat zij stellig gaarne hadden
bijgewoond, opdat zij de heeren der schep
ping ook eens van een anderen kant had
den leeren kennen. Het was bepaald leer
zaam Voor hen geweest, wanneer zij deze
weinig stichtelijke gebeurtenis hadden aan
schouwd; misschien zat er nog wel iets
voor de propaganda in.
De dames zijn dus weer weg en er zullen
wel Kamerleden zijn die vrijer opademen nu
zij van deze weinig begeerde beg«peting
zijn ontslagen. Men kan immers nooit we
ten? Er gaat geen list1 boven vrouwenlist,
er gaat geen haat boven vrouwenhaat,
staat ergens in een half-gewijd boek te
lezen. Wij hebben wel eens gevreesd voor
een man als de heer Beumer, die zoo krach
tig tegen het vrouwenkiesrecht ageerde, dat
hem iets zou overkomen, als hij de wacht
passeerde. Het viel ons op dat hij zijn pas
iéts versnelde wanneer hinden Roomsch-
Koning was gepasseerd en zich opmaakte
om het Kamergebouw in te-laveeren. Hij
wierp het hoofd dan in den nek; zijn kraal-
oogen flonkerden boosaardig en zijn krnl-
snorren stonden venijnig omhoog. Maar of
hij niet heel even beefde?
Zij hadden pech, dat ze het Nierstrasz-
oproer niet heben meegemaakt. Uw dienst
willige Hagenaar, die er nu eenmaal toe
veroordeeld is om de vergaderingen van
begin tot einde bij te Wonen, heeft het
voorrecht gehad getuige te zijn Van het
gebeurde.
Voorrecht, niet waar? Althans alle vrien
den en kennissen beschouwen het als zoo
danig. Ze hadden het alle wel eens willen
zien en benijden den gelukkige die op zijn
veilige tribune gezeten .als toeschouwer de
arena kon bekijken.
Of het dan heusch de „moeite waard"
was? Och neen. Ga naar de vischmarkt, ga
naar de bóeren-kermis en ge zult het zelfde
voorrecht kunnen genieten. Dreigen en nog
eens dreigen, geschreeuw door elkaar, ge
wriemel van booBziende leden, meer is het
niet. De held is aanstonds tot slachtoffer
geworden: misschien was hij er zichzelf
heelemaal niet van bewust dat hij zulke
groote dingen had gedaan. De heer Nier-
strasz imponeert heelemaal niet als held.
Hij is middelmatig groot, met een glimmen-
den schedel, een goed-gesoigneerd baardje.
Zijn stem is eer pieperig-jongejufferig dan
zwaar of barsch. In plaats van een helden
tenor heeft hij eer een mislukt sopraan-ge-
luid. Hij is in zijn optreden schuchter, om
dat ktf zich vermoedelijk niet op zijn ge
mak gevoeld in dit milieu.
Maar nu had hij eens iets groots willen
het raam staande schrijftafel, af en toe in
gepeins naar buiten starend, had Annie
spoedig het geregelde verschijnen van het
oudje opgemerkt en zich meermalen afge
vraagd, wat toch het zielige menschje be
wegen kon, dag in dag uit een tocht te
ondernemen, die te zwaar scheen voor haar
zwakke krachten. Waarom bleef de stum
per, die toch zeker niet meer werken kon,
niet rustig thuis, in plaats van zich zoo te
vermoeien
Haar levendige fantasie pluisde allerlei
moeeljjkheden uit; nieuwsgierigheid en
meewarige belangstelling dwongen telkens
opnieuw haw gedachten naar de trouwe
voorbflgangster, die bij regen of zonne
schijn, geen enkelen dag Verzuimde.
Op een middag hield ze het plotseling
niet langer uit; vlug priemde zfl haar hoed
op en schoot haar mantel aan; met lenige,
vlugge schreden had zij spoedig het voort
sukkelende oudje ingehaald en bleef toen
zaehtjee achter haar aan loopen, zichzelve
inwendig bespottend om den dwazen inval,
die t"»** uit haar rustige, warme kamer de
modderige strat opgedreven had.
Uiterst verbaasd, zag zij de oude vrouw
toetreden op den winkel van een kunsthan
delaar, die voor zijn ramen verscheiden pla
ten en schilderijen tentoongesteld had.
doen. Thuis achter den haard, met warme
muilen aan, een fijne sigaar en een warm
grocje, voelde hij lust die satansche kerels,
die zooveel maats hebben, eens de les te
lezen. Toen sëhreef hij vele velletjes vol en
al zijn gal had hij uitgeetort in bulderende
woorden.
In de Kamer gekomen, las hij het schoons
voor, met zijn piep-stem en zijn schuchter
gebaar. Hfl deed denken aan een poezelig
schoothondje, dat zijn minachting deed ken
nen aan een groep bullebakken. Welnu wat
bullebakken op zoo'n moment zouden doen,
deed ook de Kamer. Zè begon geweldig te
blaffen. En Azorretje toen weggeloopen
en heeft den volgenden dag met hangende
oortjes deemoedig verklaard dat hij alle
bullebakken nette, fatsoenlijke honden vond.
Ziedaar alles.
Voorloopig moet hij nu nog een beetje
uit de buurt blijven, want heusch de stem
ming tegen hem is niet vriendelijk.
Of hij gelijk heeft of niet, dat doet er
niet toe. Men verwacfe| nu eenmaal niets
van sommige menscheijj§£n onder die som
mige behoort ook deze geachte afgevaar
digde.
Den dag na het incident toen men een
verklaring wachtte, stond 's morgens reeds
vroegtijdig een lange rU liefhebbers voor
de publiek tribune op het Binnenhof te
wachten.
,,'t Loopt storm voor het schellinkje, er
wordt een volksvoorstelling gegeven, me
neer", aldus begroette een der vaste Bin-
nenhofklanten ons toen wij langs de rij
heengingen naar on?e veilige plaats op de
tribune van het tournooispel.
't Was juist gezegd. Jammer dat het stuk
in den grond zoo tragisch was.
HAGENAAR.
Dat was de bijnaam, die de bataljonschef
zich binnen den zeer korten tijd van zijn
komst in het kleina garnizoensplaatsje
had weten te verwerven. Ze hadden geen
betere naam voor hem kunnen uitdenken.
Iwan de Verschrikkelijke vormde al spoe
dig in de officieren-séciëteit waar hij
nimmer kwam omdat jbet niet met zijn
godsdienstige gevoelend strookte het on
derwerp "van alle gespAkkea. Neen, over
ste Buskruit kon met Uilenspiegel zeg
gen, dat hij het het er eek naar maakte.
Wanneer overste Bmfcruit lachte, kreeg
z'n gelaat iets onsympathieks. Dan kwa
men er diepe voren op z'n grof gelaatsvel
en z'n oogen schitterden dan met val-
schen glans.
Dat hadden de soldaden al direct opge
merkt, zoodra ze hem toet z'n geposeerde
houding over de straat kagen loopen, iede-
ren militair aanhoudend ,die niet in den
vorm het militair saluut bracht. Hij stond
er op geacht te werden. Hij als oud tro
pen-officier, wilde respaet afdwingen aan
al die nieuwbakken resérve- en landweer-
lui tenantjes. &4s
Dat liet-ie ze voelen, zichzelf niet ont
ziende ze te beleedigen waar de troep bij
was. Hij eischto blinde gehoorzaamheid
en stipte discipline, doch trapte zelf de
orde in de troep en het respect dat men
van den mindere voor den meerdere
vraagt, in elkaar.
Al spoedig wisten de soldaten wat ze
aan hem hadden. Dat-ie geweldig kon
„dauwen", onbarmhartig in zijn meening,
zonder meegevoel in gevallen, die mede
lijden en menschlievendheid vorderden.
Vandaar zijn naam van Iwan de Ver
schrikkelijke. - Nooit noemde men zijn
naam, steeds was het Iwan. Zagen ze hem
aankomen, dan zeiden de soldaten: hei-je
Iwan. W,as er inspectie, dan hoorde je:
Iwan komt venijn spoegen.
En als Iwan de Verschrikkelijke 's Zon
dags uit het kleine kerkje kwam, dan wan-
delde-ie langs de kazerne. En o wee, als
daar iets niet in orde was. Dan stond-ie
te trijlen op z'n beenen en overdacht te
gelijk hoe diep-ie zou dauwen.
Maar een militair leert doorgaans een
groote handigheid aan den dag te leggen.
En al spoedig wist het geheele bataljon,
welk zwak Iwan bezat, hoe men hem het
bert kon pakken.
En zoo gebeurde het op een triestigen
Zondagmiddag, dat Iwan de Verschrikke
lijke onverwacht het wachtlokaal binnen
trad, waar de sergeant gemoedelijk voor
't gloéiende potkacheltje zat te dutten.
Er schoten vonken uit de oogen van
Iwan bij het zien van zulk een grof plichts
verzuim. Een wachtcommandant mocht
niet slapen, moest wakker blijven 24 uur
lang. En daar zat me daar die lamme ke-
De beverige vingers futselden de bril uit
huisje en schoven die voor de doffe oogen,
die strak keken naar een der schilderijen,
zonder de overige eenige aandacht waardig
te keuren.
Naast haar staande, volgde Annie haar
Wik.
Het schilderij stelde voor een heel jong
meisje, in luchtig zomergewaad, de blonde
haren zwierend om het vroolijke gezichtje,
bevallig zich op de teenen verheffend, om
te ruiken aan een donzigen, dicht-bebloem-
den meidoorntak, dien zjj met haar beide,
kleine handen naar zich toe getrokken had;
een lief, frisch tafereeltje, zonder bijzon
dere verdienste-
Annie's oogen lieten het spoedig loi,
hechtten zich opnieuw aan het oude gelaat
naast haar dat, strak stond van gulzig, hon
gerig turen.
De vrouw loosde, zich eindelijk afkeerend,
een diepen zucht; haar oogen opslaand, ont
moette zij Annie's blik, die met vriendelijke
belangstelling op haar rustte.
Een onbedwingbare lust tot praten scheen
haar te orriiDen.
„Ach, ze was zoo lief en zoo goed en zoo
mooi!" murmelde zjj, met een hoofdbewe
ging in de richting van het beeld van liefe
lijke jeugd. „En ze was nog zoo bitter
rel heel gemoedelijk voorover gebogen met
gevouwen handen te dutten.
Iwan bedwong zich, keek beurtelings
de soldaten van de wacht aan, die haastig
van de brits waren opgesprongen, waar
ze hadden liggen rusten". Ze ston
den thans stram, angstig kijkend naar
Iwan en den slapenden sergeant
Maar deze bleef zitten en Iwan trad op
hem toe met fonkelende oogen, duwde hem
tegen den schouder.
Hai, kerelsergeant!
Sergeant richtte zich met gesloten oogen
ietwat op, maakte even afwerende handbe
weging.
—Sergeantwat heeft dat te beteeke-
nen? bulderde de overste.
En weder maakte de wachtcommandant
licht afweerbeweginkje met de hand. Dan
opende hij plotseling de oogen, stond op,
nam de stram-militaire houding aan en ter
wijl hij correct salueerde en Iwan de Ver
schrikkelijke hem ziedend van toorn aan
nag, sprak-ie ernstig:
Tt Was in gebed, overste
Iwan's gelaat verschoot van kleur en z'n
gelaatsttrekken namen een mildere uitdruk
king aan:
Goed zoo .sergeant Dat staat een man
goed.
Zeker, overste, en u houdt mij ten goe
de
Wilde je wat vragen, sergeant?
Oversteu bent hier nu toch
Maar 1c wilde u iets vrageniets wat
me steeds een ergernis was
En dat is?
Tc Heb zulke ernstige gemoedsbe
zwaren om 's Zondagsavonds van verlof
terug te reizen.
Dus je wilde?
Graag 's Maandagsmorgens eerste ge
legenheid terug komenIk reisde te vp-
ren nimmer 's Zondags.
Bri&f zoo sergeantin 't vervolg
kom jij 's Maandags eerste gelegenheid
terugDank jel
Alles salueerde. Iwan de Verschrikkelijke
stapte het wachtlokaal uit Buiten kreeg
de schildwacht een uitbrander, dat-ie niet
„in 't geweer" geroepen had.
Morgen op bureau komen 1
Door het raam zagen ze hem voortgaan.
In 't Wachtlokaal lag alles krom van
lachen. De korporaal gooide z'n beenen
in de lucht, de soldaten brulden en de brave
sergeant liep lachend z'n hart te luchten
over zijn verschrikkelijken weldoener.
Nieuwe Inzichten by de Bemesting.
De mestvaalt de goudmijn van
d e n b o e r.
De kunstmest speelt in de laatste jaren
een voorname rol bij de bemesting, 't Heeft
lang geduurd, eer hij algemeen waardee
ring en toepassing vond. Thans acht men
hem onmisbaar en voelt men ln dezen ab-
normalen tijd, nu de aanvoer van kunst
meststoffen onvoldoende en de prijs er van
zoo hoog is, het groote belang dier mest
stoffen voor den landbouw. Door het ge
bruik van kunstmest werd het den land
bouwers niet alleen mogelijk van de be
staande akkers en weiden rijkere vruchten
te oogsten, doch zjj konden bovendien vele
duizende Hectares woesten grond, zooals
heide, moerassen en uitgerooide bosschen,
in cultuur brengen. De kunstmest maakte
het ontginnen op groote schaal mogelijk.
Het'gevolg is echter geweest, dat de stak?
mest te veel op den achtergrond geraakte,
door velen minder gewaardeerd werd, dan
hij verdiende, en dat ook minder zorg werd
besteed door een deel der landbouwers aan
de bewerking van hun grond. Men meende,
dat kunstmest, die wonderen verrichtte,
alles was. Dit is op teleurstelling uitgeloo-
pen.
Met een enkel woord hebben we reeds
gemeld van de proefnemingen van den
heer Aberson te Wageningen, die zijn
oordeel heeft gezegd omtrent de „haver-
ziekte" en de „Hooghalensche ziekte", wel
ke zich bif verschilende gewassen in de
laatste jaren in het Noorden hebben ver
toond.
In „Land en Vee" handelt de heer De
Gier, Rjjkslandbouwleeraar voor Limburg,
hierover. Wij ontleenen aan zijn artikel het
volgende.
Bodemziekten.
Het eerst trad zulk een bodemziekte op
bij de haver op de „dalgronden", dat zijn
de ontgonnen, afgegraven hooge venen in
het Noorden van ons land en in Duitsch-
jongl'
„Was zij familie van u?" vroeg Annie,
half uit nieuwsgierigheid, half uit goedhar
tigheid.
„Mfln kleindochter! Mijn lief, eenig
kleinkind! Zal ik u van haar vertellen?"
„Graag, maar ga dan met mij mee, u zou
te moe worden van het lange staan l"
Zorgzaam hielp zfl de oude vrouw naar
binnen en deed haar plaats nemen in den
eenigen, gemakkelyken stoel, waarop haar
kamer bogen kon; het oudje, vervuld van
haar herinneringen, liet het met zich gebeu
ren, nauwelijks opmerkend het vreemde,
nienwe van door een dame meegenoodigd te
worden, en wachtte niet op nadere aanspo
ring tot vertellen.
„Van mijn vier kinderen bleef alleen de
jongste over, een meisje1; wij zijn altijd arm
geweest, heel arm, maar knap en fatsoen
lijk en we klaagden niet. Het is hard, niet
waar, zoowel voor den arme als voor den
rijke, zijn kinderen'te verliezen, maar dub
bel hard is het, als betere voeding en bui
tenlucht ze had kunnen redden. Maar we
klaagden niet, we tobben voort vdn den
eenen dag in den anderen. En ons meisje
groeide op, lief en goed, een lust voor de
oogen; zij werkte voor ons en wij beleefde
betere dagen."
land. In Nederland kreeg dit gebrek den
naam van „Veenkoloniale haverziekten".
De zaak werd aan de proefstations onder
zocht en als oorzaak meende men daar te
vinden ,dat de grond te alkalisch (is loog-
achtig of kalkwater-achtig) was geworden
door aanwending va nte veel kalkmeststof-
fen en te eenzijdig gebruik van chilisalpe-
ter. De „alkalische bemesting" droeg de
schuld. Om den zieken grond weer gezond
te maken, moest een „zure bemesting" ge
geven worden, d.w.z. in plaats van Thomas-
slakkenmeel moest superfosfaat en in
plaats van chilisalpeter zwavelzuren ammo
niak ter bemesting gebruikt worden.
iVtusqchen ondervond men, dat niet al
leen öjr dalgrond, maar ook op verschillende
plaatsen op zand en klei, haver, rogge en
aardappelen ziek werden, als er te lang met
dezelfde kunstsoorten bemest werd. Dit was
het geval, als er te eenzijdig met superfos
faat en zwavelzuren ammoniak werd be
mest.
Men noemde deze bodemziekte „De Hoog
halensche ziekte". Men schreefje oorzaak
toe aan eene te groote zuurheid van den
grond. Verbetering was te wachten van
eene „alkalische bemesting", d.i. chili met
thomaBslakkenmeel.
Ten einde in het vervolg bevrijd te blij
ven van de schadelijke bodemziekten moest
men afwisselend bemesten, het eene jaar
met super en zwavelzuren ammoniak en het
andere met slakkenmeel en chili. Thomas-
slakkenmeel in den herfst en zwavelzuren
ammoniak in het voorjaar en super met
chili zouden als neutreule bemestingen ge
bezigd kunnen worden om de ziekte te
voorkomen. De aangegeven bemestingswij-
zen zijn goed gebleken, doch de ware oor
zaak der bodemziekten bleef tot heden ver
borgen.
De ware oorzaak.
Door uitgebreide en nauwkeurige proef
nemingen heeft de heer Aberson te Wa
geningen thans de waren oorzaak van de
bodemziekten gevonden.
De planten worden ziek door het ontstaan
van „nitriet" (salpeterig-zuur-zout) in den
grond. Dit is het werk van bacteriën, Ba
cillus nitrosus genaamd.
In gezonden, tuchtigen grond kunnen
deze schadelijke bacteriën niet leven, maar
als men door verkeerde bemesting en slech
te bewerking den bodem voor allerlei nut
tige bacteriën bedorven heeft, gaan deze
vernielers aan het werk.
Zij tieren alleen in humusarmen, vasten
grond waarin gebrek aan lucht is. Zij ver
anderen dan den kostelijken salpeter, die de
planten moet voeden, in schadelijk nitriet,
dat ze vergiftigt.
Aberson geeft de volgende conclusiën:
„De zoogenaamde „bodemziekten" wor
den veroorzaakt door salpeterig of salpete-
rigzure zouten (is nitriet), die uit de nitra
ten (is salpeter) door Bacillus nitrosus ge
vormd worden.'
„Een zeer geringe hoeveelheid nitriet,
slechts enkele milligrammen per *.G.
grond, i» reeds-voldoende om de ontwikke
ling der planten tegen te houden of om ze
te dooden."
„Voortdurende bemesting met groote hoe
veelheden kunstmest doodt de salpetervor
mers of benadeelt ze zoo sterk, dat ze door
de nitriet vormers worden overvleugeld."
„Door verbetering der salpetervorming
wordt de ziekte geheel opgeheven; op ver-
schilende grondsoorten moet dit op ver
schillende wijze geschieden."
Het bovenstaande zal wel voldoende zijn
om te bewijzen, dat er in den grond een
flinke salpetervorming moet plaats hebben.
Voor zulk een noodzakelijke flinke salpe
tervorming is noodig:
le. een groote hoeveelheid salpetervor-
mende bacteriën. Het beste middel om deze
aan te voeren en te vermenigvuldigen is
aanvoer van stalmest;
2e. een gemakkelijke toetreding van
lucht;
3e. een voldoende hoeveelheid water in
den grond, zonder dat deze te nat blijft;
4e. een voldoende hoeveelheid kalk in den
grond ;op lichteren grond verdient kalk-
mergel de voorkeur boven gewonnen bijten
de kalk.
Zeker zal iedereen met genoegen uit het
bovenstaande afleiden, dat de stalmest zoo
buitengewoon gunstig werkt op de gezond
heid van den grond. Hij doet echter nog
veel meer goeds ,want er zit veel planten-
voedsel in, dat vlug en gemakkelijk opge
nomen wordt, als de stalmest maar goed
behandeld en doelmatig aangewend is.
Indien naast een regelmatig gebruik van
stalmest de grondbewerking doelmatig
wordt uitgevoerd, is er steeds voldoende
luchtverversching in den bodem, wat een
De eentonige stem zweeg voor een oogen-
blik, de oude oogen schenen te zoeken in
het verleden.
„Uw manwaagde Annie op een
vraagtoon.
„Waa ziek, altijd ziek, bijna nooit in de
verdiensten! Voor alles moest ik zorgen en
mijn dochter hielp mij, zoodra zij kon; zij
trouwde jong, veel te jong; wij waarschuw
den haar, maar wanneer liet liefde zich ooit
gezeggen? Zij kwam bij onB terug, weduwe
geworden, nog vóór haar kindje geboren
was en zij stierf op het oogenblik, dat haar
dochtertje den eersten schreeuw gaf."
Weer een oogenblik stilte; het oude
vrouwtje veegde met den rug van haar hand
haastig langs haar oogen; tot haar eigen
verbazing voelde Annie, de hare vochtig
worden. Zij stelde zich voor de armelijke
kamer, waar samen huisden de zieke man,
de flinke, bedrijvige vrouw en de dochter,
gebroken en ongelukkig teruggekeerd; in
die omgeving zag het jonge meisje met de
zonnige blonde haren dus het eerste levens
licht.
„Een wonder mag het heeten, dat de klei
ne meid in 't leven bleef; haar moeder weg
en wij te arm, om haar te geven, wat noodig
was, maar we deden, wat wij konden. Ze
I was zoo lief, zoo'n mooi, lief kindje, als