i
y
Rcfferdam
ST. Nicolaas
T,
Kuime sowing
Muziekinstrumenten
/f
MAATKNIPPEN
Jioogsfraal347-349
hock Spui
J J.SWART
m aïmwi*
o mm "koko" i
s nu fusch voo
Blauwe druiven,
Sinaasappelen,
Citroenen,
Tafelperen en
Tafelappelen.
voor Dames en Jonge Dames.
R 63 1 Mej. TIESEMA,
Tweede Blad.
Onder verdenking
Brieven uit de Hofstad.
Ui1ST IDBOTT'W"
320
FOTOHttNDEL
PLAN C.^ B.ROTTERDAM
GtLUbRSCH6 STHOOT
Koer
wry It
ANTON COOPS, Wjjdstrut 29, Oouda.
A. N. VAN ZESSEN, Schoonhoven. 96
zooals Gramophones van f 13.50.
Pathétonei, Pathiplaten in groots keuze,
Harmonlka's, een, twee en driergers, Mond
orgels met KOPEREN platen zgn het bette
te verkrijgen in
en MAGAZIJN iORPHEUS
J. P. GSHTEVOOBT,
Weete Wagenstraat Qjï] - Rotterdam.
Ook not frooto sortoorlng Mandollnon, Violen, Snaren, etc.
MF* Eigen Instrumentmakerij.
STEEDS HET NIEUWSTE voorradlB op JUMBO, COLUM
BIA, HOMOKORD, HOLLANDIA RECORD, enz.
Tevena praohtige Psalmen en Oezangen op de platen verkrijgbear.
Inruilen van oude platen. WF zoeeans aeSMM.
60 Aanbevelend,
J. P. GANTEVOORT, Werktuigkundige.
Firma B. DB JONQ.
Behaagera, Stoff.erd.r., BeOS»mankere,
Verhalilntea.
Qouwe 01. Tel. 47
Aanbevelend,
Lange Tlendeweg 27, QOUDA.
Teief. 313.
Eleotriacfoe Drukkerij
A. BRINKMAN A ZOON -Gouda.
Grondig onderricht in het knippen en maken van Japonnen, Mantel-
costumes en Ondergoed bij
Inlichtingen gratis. 24 Fluweelen singel 14.
«wis ana a
HELDER 0« Tl
•EBRUIKEII ER HEEFT
VERBiESBTia"
ZATERDAG 2 DEC. 1916.
UIT HET.LEVEN VAN EEN
VELDPREDIKER BIJ HET LEGER
TE VELDE.
cx.
Eehe zaak, waar ik vroeger al eens de
aandacht op vestigde, moet nogmaals onder
werp zijn van een brief. Waarlijk! het gaat
niet, haar zoo ernstig als ze iB voor het
geluk en het algemeen welzijn van ons volk
te behandelen op geheel dezelfde wyze en
geheel denzelfden voet als eene gebeur
tenis, welke voorbijgaat, of een voor
ral, dat op zich zelf staat, misschien wel
onmiddellijk voortvloeit uit de ongewone-
omstandigheden van thanB. De zaak, zoo
beschamend en verontrustend, is: dat een
groot gedeelte van onze jongens en jonge
mannen het ouderlijk huis uit en het leger
ingaan zonder voldoendevoorberei-
i i n g. Telkens treft het weer, dat ze groen
als gras komen te staan voor verleiding en
dientengevolge niets hebben om uit te put
ten, als ze den strijd moeten aanvaarden,
t Is gewoonweg innig-bedroevend. En ik
kan me inderdaad geen voorstelling maken
van vele oudeors. Hebben zij dan heelemaal
geen begrip van opvoeden O, niet iedereen
weet wat in de wereld te koop is. Menigeen
heeft «ooit gelegenheid gehad, daarmede op
de hoogte te komen, omdat het plekje, waar
hij opgroeide en zijn klein leventje verder
leidt, nagenoeg niets heeft van die wereld.
Maar al weet men wat, men kan toch ter
deeg goed bemerken aan allerlèi, dat daar
iets gebeurt en bestaat, waar men in de ver
ste verte zelfs geen vermoeden over kan
voeden. En zooveel wijBheid verzamelt toch
allicht ieder wel in het leven om te verwach
ten, dat eigen kinderen voor an -lore lingen
zullen te staan komen dan die men op eigen
baan aantrof. Hiermede rekening houden en
tijdig stappen doen om tegemoet te komtn
aan de hieruit voortvloeiende gevolgen be
hoort toch zeker tot de taak van ouden-
opvoeders. Wat brengen zij ervan terecht
Als de zoon maar een vernieuwde
uitgaaf van den vader, de dochter een dito
van de moeder wordt verbeterd is
niet nobdig, laat staan uitgebreid!
meent men reeds reden genoeg voor trots
en voor zelfvoldaanheid te hebben. En moet
het dan toch wat anders zijn, men laat ze
teruggaan tot grootmoeder of* grootvader!
Hulp, voorlichting bij de opvoeding is uit
den booze volgens veler inzicht. En die on
wetenden zouden zoo nuttig werk doen, als
zij zich daarvan wilden bediener^
Weet al niet iedereen, velen weten maar
al te goed, „wat in de wereld te koop is",
ook wel van onze plattelandsbevolking. Een
uitstapje zoo nu en dan naar stad, vooral
■mep de groote stad, deed kennes ver
werven enwerkt eraan mede, dat de
verkregen kennis onderhouden wordt. Zij
zouden hun zoons kunnen inlichten, zelf, uit
de schat van eigen ervaring. Hoe weinigen
doen het! Zijn wij bang, dat ze daarvoor
een masker moeten afleggen? Of zou hun
„inlichten" niet anders dan „aanbevelen"
kunnen zijn?
Het wil er by mij niet in, dus denk ik
liever aan eene soort schuchterheid. Er
schijnen nu eenmaal dingen te zijn, waar-
FEUILLETON.
door
KAREL GOSSWIJN.
„Halt!... kerel, sta!"
Een geschuivel als van vluchtende voet
stappen deed zich hooren.
„Sta... Sta of ik schiet!!"
Er flitste iets glinsterende door de don
kere gang en kwam met een geluid van
vallend metaal op den steenen vloei* neer.
Een geweldige sprong volgde. Toen...
een hevige knal, die steeds ep steeds weer
door de steenen muur van de gang weer
kaatst werd. Een vlam scheurde een oogen-
blik de zwarte duisternis vaneen. Kruit
damp scheen de geheele gang te vullen.
Toen kwamen er mannen met lantarens,
die den vluchteling, die op den grond lag,
In een plas bloed, wegvoerden.
Een van hen kwam naar een ouden man
toe, die met een krijtwit gelaat en wezen-
Ioom trekken naar den plek op den vloer
tawde, waar de gevangene zoo even ge
legen had. Een nog rookende revolver hield
btf «lap in de rechterhand.
«Kom, kom Jasper, trek het je zoo niet
aan."
Be grijsaard antwoordde niet. Uit zijn
mouw lekte een dun straaltje bloed. Op
den vloer, vlak naast hem lag een scherp
(waarlijk mes.
„Maar ik zie, je bent gewond. Heeft de
sehurk je aangevallen?"
«Neen, neen," antwoordde de oude man
hakkelend. „Hij wierp... hij wierp met een
mes - een mes naar me— maar ik ben
riet... getroffen."
Hij had niet gemerkt dat het mes rake
lings langs hem gevlogen hem in den arm
▼erWond had.
De ander klopte hem vriendschappelijk
op den schouder en zeide:
„Laat ik je nu even naar huis brengen.
We zullen je wacht wel overnemen."
Jispeé liet sich willoos leiden.
Mercy Jaspers trof den volgenden mor
ton, toen zij beneden kwam, haar vader
*eeds aan.
..Wat bent u vroeg," zeide zij, hem een
*°Pje thee inschenkend. „U hebt immers
nachtdienst gehad?"
over oudere niet praten met hun kinderen,
ofschoon wel met anderen. Het zij zoo. La
ten we dan desnoods maar eerbiedigen die
schuchterheid en op den koop toe de vrees
om eigen slapheid tegenover eischen van
zedelijkheid te verraden, ja ook het kar
weitje niet opknappen, waar men zelf zich
niet aan waagt? Die anderen zijn er en wil
len, daartoe uitgenoodigd, stellig dit werk
verrichten. Zooals de onderwijzers en onder
wijzeressen de opgroeiende menschjes den
weg leeren vinden in al die wondere figu
ren, welke lettere en cijfers heeten, en ver
trouwd maken met ligging van steden en
dorpen, loop van rivieren, indeeling in, ja,
grenzen van provincies; zooals de naai
vrouw de meisjes op de hoogte brengt van
het vervaardigen of veretellen van kleeding-
stukken; zooals de ambachtsman den jongen
inwijdt in de geheimen van het vak. Zoo is
de predikant er om, ook op zijn benrt en op
zijn terrein, te verrichten evenzeer ter
voorbereiding voor het leven, dat komen zal
in de wereld d.w.z. temidden van andere
menschen! w»t eigen ouders niet kunnen
of niet durven. Men moet nu eenmaal kun
nen lezen, schrijven, rekenen, zich kunnen
begeven naar een andere plaats, iets weten
van eigen land. Zoo moet men evengoed af
weten van de eigenaardige moeilijkheden,
gevaren, verleidingen, welke bestaan, zoo
niet onmiddellijk buiten de deur der ouder
lijke woning dan toch, buiten de straten en
wegen van eigen dorp of stadje. Wie denkt
hieraan, of houdt er rekening mee en
zorgt ervoor? Dit hoofdstuk wordt eenvou
dig vergeten of overgeslagen in t boek der
opvoeding.
0, nalatige vaders! mocht gij eens, één
keer maarl erbij tegenwoordig zijn, als de
kameraden of de jaargenooten van uwe
zoons (vhn dezen-zelf het te moeten hooren,
zou een te zware straf zijn) zich beklagen
te laat helaas! dat zij zoo onwetend,
zoo groen weg zijn gegaan de wereld in,
waar zij de hun toekomende vrijheid moe
ten dragen.
CCCXLVII.
Alle personeel in dienst der gemeente
heeft al weer reden om zich te verheugen
over het voorrecht gemeente-ambtenaar te
zijn. Onmiddellijk is het verzoek om een
duurte-toeslag ingewilligd. De Haagsche
gemeenteraad is er trouwens om bekènd dat
hy op de salaris-markt een hoog bod pleegt
te doen. Het is er verre van dat wij den
menschen een faveurtje misgunnen en wij
erkennen dat de tijdsomstandigheden zoo
zeer van de normale afwijken, dat het loon
of het salaris naar den maatstaf van den
normalen toestand berekend, thanB ontoerei
kend is. Dat de strijd voor hen, die in par
ticulieren dienst zijn, veel grooter is, omdat
in zoovele bedrijven niet alleen slapte
heerscht doch veel erger in het zicht is, zoo
de toevoer van materiaal en grondstof niet
betert, moge ook dat erkennen wij
geen reden voor do gemeente zijn om haar
personeel niet iets meer te geven. De vraag
is echter of de duurte-toeslag, die nu toch
eenmaal niet het kyakïbcvan loon of sa
laris draagt, niet ot zoodanige wijze kan
wórden toegestaan dat de bevoorrechting
van den ambtenaarlijkök stand minder in het
oog sprong. De distriOytie-wet is bedoeld
om aan allen steun te verleeneir. Zij zal zoo
wel ten voordeele van het gemeente-perso
neel strekken als van particulieren. Had
men de werking daarvan niet eerst eens
dienen af te wachten alvorens zoo aanstonds
„Ik ben weer vroeg thuis gekomen, kind
lief. Men heeft mijn wacht overgenomen,
omdat ik niet goed daarvoor in staat was."
,Niet in staat? Maar u bent toch niet
ziek?" riep Mercy angstig uit.
„Neen, Mercy, ziek ben ik niet, doch ik
heb vannacht een geweldige emotie gehad.
Er heeft een gevangene getracht te ont
snappen, en toen ik hem betrapte, heeft
hij me een mes nageworpen en wilde niet
stilstaan. Ik was toen verplicht op hem te
schieten."
„Hoe vreeselijk"' riep Mercy onwillekeu
rig uit.
,Ja kind, vreeselyk is het, om gedwon
gen te zyn op een medemensch te schieten,
al is het dan ook maar een schurk."
„Is hij zwaar gewond?"
„Ik vrees van wel. Hij viel als een zak
zand op den grond neer en liet geen ldk.
Hy bloedde geweldig
De oude man veegde met de hand over
de oogen, als wilde hij het vreeselijk visioen
wegvagen.
Zijn dochter kwam naar hem toe en gaf
hem een kus.
.Koirt, vadertje, trek het je maar niet
aan. Er stond immers niet anders op. Je
moest toch je plicht doen, nietwaar?"
„Dat is wel waar, kindje, maar het idee
van iemand gedood te hebben is mij Ter-
schrikkelijk. En toch, ik moest het doen,
anders was de kerel ontvlucht en zou on
verhoeds op den bewaker van de buitenga
lerij gevallen zijn, en die waarschijnlijk heb-
ben vermoord om verder te vluchten. HU
trachtte bovendien mij ook nog'te vermoor
den om verder te vluchten. Het was een ge
vaarlijk individu.'
„Ik ben blij, vadertje, dat u niet gewond
bent door dien schurk. Weet u wie het is?"
„In het donker heb ik hem niet herkend,
en later toen ze hem wegdroegen was ik
niet helder genoeg meer om daar op te let
ten. De zal het straks echter gewaar wor
den."
Mercy deed allee wat ze kon om haar va
der het doorgestane leed te doen vergeten.
Hij was hoofdbewaker aan de groote ge
vangenis en leefde alleen roet zijn dochter,
na den dood van zijn vrouw Jn een klein
huisje binnen de muren van de gevangenis.
Hdt was een somber verblijf, doch Jasper
vervulde zijn akelige plicht met menschen-
liefde, en geen ongelukkige afgedwaalde
kon zich ooit herinneren gedurende zijn ge-
naar de beurs te grjjpen en reehtstreeksche
hulp te verleenen?
Veel te veel wordtby de beoordeeling van
de salarissen in dienst dar gemeente ver
geten dat de positie vaat is en dat de zorg
die gebaard wordt door de vrees om werk
loos te komen geheel wordt weggenomen.
Deze onbezorgdheid beeft er toe geleid dat
het leven door de gemeente-ambtenaar, wier
inkomen ons precies bekend is, hun leven
naar een veel hoogeren stand als dat
woord eens gebruikt mag worden zonder
ergernis te wekken - dan sy die het zelfde
inkomen in particulieren dienst verdienen.
Onlangs trof ons een geval, dat zeer ty
peerde. In een gesprek over den duren tijd
alledaags voorkomend, nietwaar?
klaagde een leeraar bij bet middelbaar on
derwijs over de moeite die hy had om
rond te komen. Er werd eens een vergelij
king op gezet En daarbij bleek dat een
ander van de aanwezigen, die verklaarde
vrijwel hetzelfde te verdienen als deze leer
aar, en wiens gezin even groot was, 'n huis
bewoonde, dat precies de helft aan huur
deed als dat door den leeraar bewoond. Toen
daarop algemeen de opmerking werd ge
maakt, dat de leeraar dgn ook veel te veel
geld aan huur uitgaf, betoogde deze, dat hij
voor „zijn positie" niet anders kon wonen.
Hier werd nu eens duidelijk gezegd, dat de
man zich het recht voorbehield te bepalen,
welke „stand" zyn positie meebracht, ter
wijl hij zich daarna nog weer de vrijheid
veroorloofde de gemeente er een verwijt van
te maken, dat zij hem niet voldoende in
de gelegenheid stelde, om daaraan te vol
doen. Het was waar, dat in normale tijds
omstandigheden degene, die -zooveel goed-
kooper woonde ,zich wel de weelde had
kunnen permitteeren van een duurder huis.
De man verklaarde daaraan echter geen be
hoefte te hebben en het bovendien niet te
willen omdathij jaarlijks van zyn sa
laris wel iets wilde overhouden voor minder
goede tijden. Deze laatste overweging
scheen bij den leeraar niet te zijn opgeko
men en daarmede was wel zeer juist geken
schetst hetgeen wij zooeven schreven, dat
de zorg die de vrees voor minder goeden tijd
pleegt te baren, bij hen die in dienst der
overheid staan, is weggevaagd door de ze
kerheid dat hun positie rotsvast is.
Wy hebben er eens eerder op gewezen
dat de pereoneele belasting van een ver
keerd beginsel uitgaat nX dit, dat de wel
stand vrijwel precies wordt afgespiegeld in
den stand waarin men pleegt te wonen. Het
bovenstaande geval bewijst niet alleen de
onjuistheid van dit beginsel maar wijst er
meteen op wat de gevelgen zijn van de
standsbegrippen van den leeraar. Het één
sleept het ander met zich en het eind i«
natuurlijk dat de hoogere huur zich op al
lerlei wijze wreekt.
Breken nu abnormale tijden aan, dan be
gint de leeraar dadelijk te „piepen" en
hoopt in stilte, dat moedertje-gemeent be
reid zal zijn te hulp te snellen. De ander, die
in particulieeren dienst i% weet maar al ta
goed, dat hij niet behoeftig» te kloppen om
bijslag.
Dan is er nog iets waar toch eens op ge
wezen moet worden. Het is ons van verschil
lende gevallen bekend Jat in particulieren
dienst het werk van hen, die door de fatale
landstormuitbreiding genoopt waren in mi
litairen dienst te gaan, zeer vaak door zijn
collega's werd aangenomen, zonder dat zij
daarvoor eenige vergoeding ontvingen. Op
die wijze kwamen zy hun bedrijf zoo te get
moet. Een dergelijk gexaroeiijk medeheipen
om den benarden tijd door te komen, komt
in overheidsdienst niet voor. Of het moge-
dwongen verblijf in de gevangenis iets am
ders dan vriendelijkheid van den hoofd-be-
waker ondervonden te hebben.
Integendeel, allen spraken van hem, al|
van een goeden zachtaardigen man, die de
cipiers bestrafte wanneer ze de gevangenen
noodeloos onaangenaam waren en die ze
altijd de helpende hand bood wanneer hun
straftijd om was, en ze trachtten op eerlijke
manier weer in de maatschappij opgenomen
te worden.
Toch bespaarde het noodlot hem zijn velf
beproevingen niet. Integendeel. De oudé
man was reeds eenige keeren door een
zwaar leed bezocht geworden.
Vier jaar geleden had de dood hem zyn
geliefde vrouw ontrukt, en sinds dien tijd
leefde hy geheel voor zijn bijna volwassen
dochter.
Deze was nu ongeveer een half jaar ge
leden verloofd met den jongen Sanders, een
knappe jonge man dien zjj toendertyd veel
ontmoette.
Op den avond nadat Jasper het jonge paar
zijn zegen gegeven had, ontving hü plotse
ling de ttfding dat Sanders van diefstal ver
dacht, gevangen genomen waa. Dat was een
zware slag, zoowel voor het jonge meisje
als voor den ouden man.
Mercy vertrouwde met jeugdige liefde
den uitverkoren man en geen oogenblik had
zij aan zijne onkreukbare eerlijkheid ge
twijfeld.
Voor den ouden Jasper was dat een heel
ander geval. De bewijzen die tegen den jon
gen Sanders aangevoerd werden waren bij
na onomstootelyk, en hij wist zich met niets
te verdedigen dan met da verklaring dat hj|
onschuldig was.
Het noodlot had gewild dat Sanders juist
in Jaspers gevangenis zat, zoodat hü ver
plicht was zijn schoonzoon als een minder
waardig sujet te bewaken.
Mercy voelde zich zeer ongelukkig. Haar
vader was weder vertrokken en ze weidde
zich aan hare huishoudelijke bezigheden.
De tranen drongen haar in de oogen want
ze dacht aan hem, die ook in de gevangenis
zat
„0", bad zij. „Mocht de goede God toch
eindelijk het bewijs geven, dat mijn geliefde
onschuldig is.,
„Doch helaas", dacht ze verder. „Door dat
geval met dien vluchteling zal zijn zaak
weer vertraagd worden.
Op dit oogenblik werd er aan de deur ge
lijk is het te doen, laten wij in het midden,
maar een fut is het dat onmiddellijk door
tijdelijke kracht in de vacature wordt voor
zien.
Men moet het ambtenaarsleven en het le
ven van den particulieren dienst hebben
meegemaakt om het groote verschil in neu
traliteit te kennen dat daartusechen bestaat
Wy zeggen dat niet als een verwijt aan het
adres der ambtenaren, volstrekt niet, want
wij weten veel te goed dat do omstandighe
den waaronder zij leven e oorzaak daar
van zijn. In de laatste jaren is juist door
allerlei bepalingen gewerkt in de richting,
die dat verschil nog greoter maken. Een
maal op dien weg, gaat het steeds verder.
Het is immers de vloek van de booze daad,
dat zij steeds nog boozers voortbrengt. Een
duurte-toeslag gelijk nu wordt voorgesteld,
die, hoe men het ook bescherme, geen loon
is, doch slechts gift, moet uit deze verwor
ding voortkomen. Maar bij de bepaling van
loonen voor hen die ia dienst der overheid
zijn, is al zoo vaak heengestapt over het
verband tusschen werk en loon, dat men
dit thans weer zeer gemakkelijk kan doen.
En de ombtenaren zijn ook al lang over hun
scrupules heen. In hun adres galmt dat
groote slechts even na
Vader-Staat en moedertje-Gemeente, zij
zijn als zoovele vaders en moeders: in hun
goedheid doen zij kwaad.
HAGENAAR.
Oorlogswinstbelssting.
Het is nog lang niet allen, ook den land
bouwers, duidelijk, wat als oorlogswinst,
waarvan belasting moet worden betaald
volgens de desbetreffende wet, moet worden
beschouwd. Men kan oorlogszaken gedaan
en geld verdiend hebben, zonder verplicht
te zijn oorlogswinstbelasting te betalen.
Iemand b.v., wiens eigenlijke zaken door
den oorlog stil staan en die net zooveel met
handel in een ander artikel, waarvoor hij
consent heeft weten te krygen, verdiend
heeft als anders in zijn eigen zaken, valt er
buiten. Is er vermeerdering van inkomen,
dan is nog niet steeds oorlogswinstbelas
ting verschuldigd, want deze moet middel
lijk of onmiddellijk verband houden met den
oorlogstoestand. Dit verhand behoeft niet
rechtstreeks te zijn. Landbouwers, die hun
produkten van landbouw en veeteelt tegen
meer dan normale pryzen hebben verkocht
en daardoor vermeerdering van inkomen
hebben genoten, zijn oorlogswinstplichtig.
Het is ngg niet zeker zei de heer A. W.
Udo, inspecteur der belastingen, in een door
hem te Alkmaar gehouden voordracht
dat iedere vermeerdering van inkomen van
een landbouwer onder de oorlogswinstbelas-
ting valt Stel b.v. dat een veehouder in
1915 ten gevolge van gunstige conditie van
land en vee 4200 L. per koe heeft, terwijl
normaal 3800 L. is en hij heeft extra winst
ten gevolge der hooge kaaapryzen gemaakt,
doch óók doordat hij een grootere hoeveel
heid melk der koeien kreeg, moet hij van de
verhoogde kaaspryzen oorlogswinstbelas
ting betalen ,niet door de meerdere melkop-
brengst.
Stel iemand, die aardappelen teelt en ten
gevolge van den gunstigen oogst ovor 1915
abnormaal hooge prijzen maakt, dan is hl)
oorlogswinutbelasting verschuldigd ten ge
volge der hooge prijzen, niet door den gun
stigen oogst.
Groote moeilijkheden kunnen zich nu
voordoen bij de invulling der biljetten voor
hen, die geen goede boekhouding hebben.
klopt, en een der cipiers kwam Mercy zeg
gen onmiddellijk bij haar vade rte komen.
„Wat nu weer?" vroeg Mercy angstig.
„Ik weet het niet", zeide de boodschapper.
„Ze zijn met hun allen, de directeur, en d#
dokter en uw vader, by den gevangene die
gisteravond trachtte te ontvluchten. De ge
loof dat hü stervende is."
Door een angstig gevoel gedreven rende
Mercy meer dan ze liep naar de ziekenka
mer die half donker gemaakt was.
Maar wie stond daar by het bed
Mercy zou hem uit duizenden herkennen,
ook al wae de kamer geheel donker. Dat
was immers Sanders! Met een lichte kreet
vloog ze op hem toe.
Daar hy in voorarrest zat had zy hem
sinds zyn inhechtenisneming niet gezien.
De hoofdbewaker zat op een stoel by bet
bed Van den gewonde.
„Is ze daar?" vroeg deze met zwakke
stem.
Treed wat naar voren kind", beval de
dokter haar en plaatste haar zoo, dat de ge
vangene haar kon zien.
„Groote God!" riep ze verschrikt uit,
toen ze het gelaat zag. „Maar dat is im
mers
,Ja Mercy", sprak de zieke. „Dat is Bill
Avery, je afgewezen aanbidder".
„Bill", slechts dit enkele woord kon ze
uitbrengen.
„Dc heb jullie allen laten roepen, omdat
het gauw met me gedaan zal zyn, en ik
voor dien tyd wil goedmaken wat ik bedor
ven heb."
A very sprak met zachte en telkens afge
broken stem. Zijn wond scheen hem veel
pyn te veroorzaken.
„Je had wel geiyk Mercy" ging hy voort,
„toen je me niet wilde. Ik was je niet waard.
Maar in myn domheid meende ik dat hier,
Sanders my onder de duiven schoot, en ik
zwoer hem eeuwige wraak. Helaas, nu zie
ik wal .in dat het myn eigen slecht gedrag
waa, dat me in den weg stond. Na dien tyd
ben ik hoe langer hoe meer gezonken. Het is
onbegrijpeiyk hoe snel dat in zjjn werk
gegaan is. Dc leefde dieriyk en zou zoo zyn
biyven leven, als ik niet geveld was, door
de hand die dat reeds jaren geleden had be-
hooren te doen, als hy wist welke voorstel
len ik jou,rein, onschuldig kind gedaan had."
„Je bent een engel, want je hebt dat voor
hem verborgen gehouden".
„Ik had medeiyden met je, Bill", sprak
Voor hen, die er een commercieele boekhou
ding op na honden is de invulling gemakke
lijk.
Is in hun boekhouding inbegrepen hun
vermogen, buiten de boerderij, dan ziet men
uit hun boeken voor ieder jaar hun inkomen.
Heeft men alleen bedryfsboekhouding, dan
moet de uitkomst dezer bedryfsboekhouding
gevoegd worden by het inkomen van vermo
gen.
Spr. bindt allen aanwezigen ernstig op
het hart goed boek te houden, omdat dit
van zoo eminent belang is voor de uit
komsten van het bedrijf en ook omdat men
veel sterker en veiliger tegenover den fiscus
staat De ambtenaren zien al heel gauw, wie
er maar wat geraamd heeft en ze zeggen
dan: hy raamt, ik raam, en het gevolg is,
dat men misschien te laag of te hoog wordt
aangeslagen. Zy, die geen behoorlyke boek
houding hebben, kunnen vaak van wat an
ders dienst hebben: de notities. Dez« geven
dikwerf ook een behoorlyke conclusie, 't Is
voor de belastingambtenaren ook geen ka-
neelwegery en men kan met notities ook
wel tot vaste conclusies komen. Heeft men
geen aanteekeningen, dan kan de balans
nog gelden, die op verschillende data wordt
opgemaakt De ambtenaren kunnen hieruit
een draad te pakken krygen, een begin van
bewys, waarop men kan voortborduren. Het
blykt echter in de praktyk, dat er vele land
bouwers zyn ,die ook dat nog niet doen
en dan moet de inspecteur by klachten over
den aanslag ten slotte werken met het „ge
middelde"; 't is grof, maar 't kan niet
anders.
Voor zoover spr. er thans over kan oor-
deelen, is voor het jaar 1914 voor veehou
ders de winst normaal geweest ,over 1915 is
deze beduidend hooger dan het gemiddelde
der jaren 1911'12'18; daarna Ib zy nog
véél hooger geworden, omdat de suivelpry-
zen hoog waren, de varkensfokkery goed
ging, ook de vetweidery en de schapenhan-
del. De zelf-kazende boer en de boer, die
levert aan de coöperatieve fabrieken, maak
ten goede zaken. De veehouders, die melk
leverden op contract, maakten veel mindere
winst dan zy, die leverden aan de coöpera
tieve fabrieken.
Mond- en klauwxeerbestrydinf.
Er is aan de Tweede Kamer een ont
werp van wet aangeboden, iphoudende ver
hooging van het 10e hoofdstuk der Staats-
begrooting 1915: reiskosten, enz. van den
veeartsenykundigen dienst en kosten der
maatregelen^er beutryding van het mond
en klauwzeeV Uit de Memorie van Toelich
ting biykt, dat alleen voor de bestrijding
van het mond en klauwzeer is uitgegeven
9.820.000, dus byna 10 millioen gulden.
In dit bedrag is begrepen een som van
pl.m. 8.845.000, welke het totaal bedrag
vertegenwoordigt van de aan de eigenaren
der door het Ryk onteigende dieren betaalde
schadeloosstellingen, terwyi van het restee-
rende bedrag ad 975.000 een bedrag van
circa 900.000 is besteed tot betaling van
aUe andere uitgavee, aooals kosten van ont
smetting, kosten van verbranding en be
graving der dieren en voorwerpen, kosten
van onteigende besmette voorwerpen, kos
ten van h^t plaatsen van kegteekenen, kos
ten van bewaking en toezicht enz.; verder is
oen bedrag van ruim 75.000 uitbetaald ter
zake van vergoedingen wegens geleden be
drijfsschade.
Tegenover het bovengenoemd bedrag ad
8.845.000 staat echter, uit den aard der
zaak, een niet onbeduidend bedrag aan ont
vangsten, welke voortvloeien uit den ver
koop van het voor de consumptie geschikte
Mercy en legde haar koele hand verzachtend
op zyn voorhoofd.
„Indien u thans iets te bekennen hebt,
zooals u beweerde, zoudt u wel doen met het
te zeggen," zeide de dokter bezorgd en koel.
Het waé hem duideiyk dat de man geen tien
minuten! meer te leven had en hy wilde dat
er van die korte poos nog profyt getrokken
zou worden.
„Dadelyk", sprak de stervende. „Ik wil
goed maken wat ikSanderskom
hierik kan je niet meer zienIk heb
je bedrogen jongen. Ik heb het geld wegge
nomen ,en toen ik vreesde ontdekt te zullen
worden, heb ik het in je koffer gelegd, om
tegeiykertyd myn wraakzucht te bevredi
gen
De gevangenisdirecteur kon een kreet van
verbazing niet onderdrukken. Sanders bleef
ontzet staan. Dat was dus het geheele ge
heim. Maar dan was hy thans gezuiverd!
Het bloed joeg hem naar de wangen.
De stervende vervolgde: „We waren als
soldaten op een kamer ingekwartierd, toen
ik die laagheid beging. Directeur, is deze
bekentenis genoeg?"
„Ik heb bovendien een bewysstuk in de
zak van myn jastusschen de voering.
een briefjeik kan niets meer zien
Jaspers trok den jongen Sanders naar
voren en legde zyn hand in die van Mercy.
Gelukkig trok de jongeling haar tegen zyn
borst en kuste haar.
„Zoo, zoo is het goed," fluisterde de ster
vende. „iterey, wordt gelukkig met hem
Dc houd aog steeds van je
Toen maakte Mercy zich los uit de armen
van haar geliefde, en knielde voor het bed
neer. De stervende deed een poging om zyn
handen op haar hoofd te leggen.
Bill drukte Sanders flauwtjes de hand.
Zyn krachten waren uitgeput.
Toen boog Mercy zich voorzichtig over
hem heen en drukte hem zachtkens een kus
op de lippen.
„Vaarwel, lieve vriend," zeide zy.
Hy antwoordde niet, doch zyn oogen
spraken meer dan woorden dat zouden heb
ben kunnen doen. Zyn mond bleef geopend,
doch zyn oogen vielen weer dicht
De dokter boog zich eveneens over het
bed en greep de buiten het bed hangenden
pols om die terecht te leggen.
Toen wendde hy zich tot de anderen en
zeide:
„Heereu, Bill Avery ia dood......"