i y Rcfferdam ST. Nicolaas T, Kuime sowing Muziekinstrumenten /f MAATKNIPPEN Jioogsfraal347-349 hock Spui J J.SWART m aïmwi* o mm "koko" i s nu fusch voo Blauwe druiven, Sinaasappelen, Citroenen, Tafelperen en Tafelappelen. voor Dames en Jonge Dames. R 63 1 Mej. TIESEMA, Tweede Blad. Onder verdenking Brieven uit de Hofstad. Ui1ST IDBOTT'W" 320 FOTOHttNDEL PLAN C.^ B.ROTTERDAM GtLUbRSCH6 STHOOT Koer wry It ANTON COOPS, Wjjdstrut 29, Oouda. A. N. VAN ZESSEN, Schoonhoven. 96 zooals Gramophones van f 13.50. Pathétonei, Pathiplaten in groots keuze, Harmonlka's, een, twee en driergers, Mond orgels met KOPEREN platen zgn het bette te verkrijgen in en MAGAZIJN iORPHEUS J. P. GSHTEVOOBT, Weete Wagenstraat Qjï] - Rotterdam. Ook not frooto sortoorlng Mandollnon, Violen, Snaren, etc. MF* Eigen Instrumentmakerij. STEEDS HET NIEUWSTE voorradlB op JUMBO, COLUM BIA, HOMOKORD, HOLLANDIA RECORD, enz. Tevena praohtige Psalmen en Oezangen op de platen verkrijgbear. Inruilen van oude platen. WF zoeeans aeSMM. 60 Aanbevelend, J. P. GANTEVOORT, Werktuigkundige. Firma B. DB JONQ. Behaagera, Stoff.erd.r., BeOS»mankere, Verhalilntea. Qouwe 01. Tel. 47 Aanbevelend, Lange Tlendeweg 27, QOUDA. Teief. 313. Eleotriacfoe Drukkerij A. BRINKMAN A ZOON -Gouda. Grondig onderricht in het knippen en maken van Japonnen, Mantel- costumes en Ondergoed bij Inlichtingen gratis. 24 Fluweelen singel 14. «wis ana a HELDER 0« Tl •EBRUIKEII ER HEEFT VERBiESBTia" ZATERDAG 2 DEC. 1916. UIT HET.LEVEN VAN EEN VELDPREDIKER BIJ HET LEGER TE VELDE. cx. Eehe zaak, waar ik vroeger al eens de aandacht op vestigde, moet nogmaals onder werp zijn van een brief. Waarlijk! het gaat niet, haar zoo ernstig als ze iB voor het geluk en het algemeen welzijn van ons volk te behandelen op geheel dezelfde wyze en geheel denzelfden voet als eene gebeur tenis, welke voorbijgaat, of een voor ral, dat op zich zelf staat, misschien wel onmiddellijk voortvloeit uit de ongewone- omstandigheden van thanB. De zaak, zoo beschamend en verontrustend, is: dat een groot gedeelte van onze jongens en jonge mannen het ouderlijk huis uit en het leger ingaan zonder voldoendevoorberei- i i n g. Telkens treft het weer, dat ze groen als gras komen te staan voor verleiding en dientengevolge niets hebben om uit te put ten, als ze den strijd moeten aanvaarden, t Is gewoonweg innig-bedroevend. En ik kan me inderdaad geen voorstelling maken van vele oudeors. Hebben zij dan heelemaal geen begrip van opvoeden O, niet iedereen weet wat in de wereld te koop is. Menigeen heeft «ooit gelegenheid gehad, daarmede op de hoogte te komen, omdat het plekje, waar hij opgroeide en zijn klein leventje verder leidt, nagenoeg niets heeft van die wereld. Maar al weet men wat, men kan toch ter deeg goed bemerken aan allerlèi, dat daar iets gebeurt en bestaat, waar men in de ver ste verte zelfs geen vermoeden over kan voeden. En zooveel wijBheid verzamelt toch allicht ieder wel in het leven om te verwach ten, dat eigen kinderen voor an -lore lingen zullen te staan komen dan die men op eigen baan aantrof. Hiermede rekening houden en tijdig stappen doen om tegemoet te komtn aan de hieruit voortvloeiende gevolgen be hoort toch zeker tot de taak van ouden- opvoeders. Wat brengen zij ervan terecht Als de zoon maar een vernieuwde uitgaaf van den vader, de dochter een dito van de moeder wordt verbeterd is niet nobdig, laat staan uitgebreid! meent men reeds reden genoeg voor trots en voor zelfvoldaanheid te hebben. En moet het dan toch wat anders zijn, men laat ze teruggaan tot grootmoeder of* grootvader! Hulp, voorlichting bij de opvoeding is uit den booze volgens veler inzicht. En die on wetenden zouden zoo nuttig werk doen, als zij zich daarvan wilden bediener^ Weet al niet iedereen, velen weten maar al te goed, „wat in de wereld te koop is", ook wel van onze plattelandsbevolking. Een uitstapje zoo nu en dan naar stad, vooral ■mep de groote stad, deed kennes ver werven enwerkt eraan mede, dat de verkregen kennis onderhouden wordt. Zij zouden hun zoons kunnen inlichten, zelf, uit de schat van eigen ervaring. Hoe weinigen doen het! Zijn wij bang, dat ze daarvoor een masker moeten afleggen? Of zou hun „inlichten" niet anders dan „aanbevelen" kunnen zijn? Het wil er by mij niet in, dus denk ik liever aan eene soort schuchterheid. Er schijnen nu eenmaal dingen te zijn, waar- FEUILLETON. door KAREL GOSSWIJN. „Halt!... kerel, sta!" Een geschuivel als van vluchtende voet stappen deed zich hooren. „Sta... Sta of ik schiet!!" Er flitste iets glinsterende door de don kere gang en kwam met een geluid van vallend metaal op den steenen vloei* neer. Een geweldige sprong volgde. Toen... een hevige knal, die steeds ep steeds weer door de steenen muur van de gang weer kaatst werd. Een vlam scheurde een oogen- blik de zwarte duisternis vaneen. Kruit damp scheen de geheele gang te vullen. Toen kwamen er mannen met lantarens, die den vluchteling, die op den grond lag, In een plas bloed, wegvoerden. Een van hen kwam naar een ouden man toe, die met een krijtwit gelaat en wezen- Ioom trekken naar den plek op den vloer tawde, waar de gevangene zoo even ge legen had. Een nog rookende revolver hield btf «lap in de rechterhand. «Kom, kom Jasper, trek het je zoo niet aan." Be grijsaard antwoordde niet. Uit zijn mouw lekte een dun straaltje bloed. Op den vloer, vlak naast hem lag een scherp (waarlijk mes. „Maar ik zie, je bent gewond. Heeft de sehurk je aangevallen?" «Neen, neen," antwoordde de oude man hakkelend. „Hij wierp... hij wierp met een mes - een mes naar me— maar ik ben riet... getroffen." Hij had niet gemerkt dat het mes rake lings langs hem gevlogen hem in den arm ▼erWond had. De ander klopte hem vriendschappelijk op den schouder en zeide: „Laat ik je nu even naar huis brengen. We zullen je wacht wel overnemen." Jispeé liet sich willoos leiden. Mercy Jaspers trof den volgenden mor ton, toen zij beneden kwam, haar vader *eeds aan. ..Wat bent u vroeg," zeide zij, hem een *°Pje thee inschenkend. „U hebt immers nachtdienst gehad?" over oudere niet praten met hun kinderen, ofschoon wel met anderen. Het zij zoo. La ten we dan desnoods maar eerbiedigen die schuchterheid en op den koop toe de vrees om eigen slapheid tegenover eischen van zedelijkheid te verraden, ja ook het kar weitje niet opknappen, waar men zelf zich niet aan waagt? Die anderen zijn er en wil len, daartoe uitgenoodigd, stellig dit werk verrichten. Zooals de onderwijzers en onder wijzeressen de opgroeiende menschjes den weg leeren vinden in al die wondere figu ren, welke lettere en cijfers heeten, en ver trouwd maken met ligging van steden en dorpen, loop van rivieren, indeeling in, ja, grenzen van provincies; zooals de naai vrouw de meisjes op de hoogte brengt van het vervaardigen of veretellen van kleeding- stukken; zooals de ambachtsman den jongen inwijdt in de geheimen van het vak. Zoo is de predikant er om, ook op zijn benrt en op zijn terrein, te verrichten evenzeer ter voorbereiding voor het leven, dat komen zal in de wereld d.w.z. temidden van andere menschen! w»t eigen ouders niet kunnen of niet durven. Men moet nu eenmaal kun nen lezen, schrijven, rekenen, zich kunnen begeven naar een andere plaats, iets weten van eigen land. Zoo moet men evengoed af weten van de eigenaardige moeilijkheden, gevaren, verleidingen, welke bestaan, zoo niet onmiddellijk buiten de deur der ouder lijke woning dan toch, buiten de straten en wegen van eigen dorp of stadje. Wie denkt hieraan, of houdt er rekening mee en zorgt ervoor? Dit hoofdstuk wordt eenvou dig vergeten of overgeslagen in t boek der opvoeding. 0, nalatige vaders! mocht gij eens, één keer maarl erbij tegenwoordig zijn, als de kameraden of de jaargenooten van uwe zoons (vhn dezen-zelf het te moeten hooren, zou een te zware straf zijn) zich beklagen te laat helaas! dat zij zoo onwetend, zoo groen weg zijn gegaan de wereld in, waar zij de hun toekomende vrijheid moe ten dragen. CCCXLVII. Alle personeel in dienst der gemeente heeft al weer reden om zich te verheugen over het voorrecht gemeente-ambtenaar te zijn. Onmiddellijk is het verzoek om een duurte-toeslag ingewilligd. De Haagsche gemeenteraad is er trouwens om bekènd dat hy op de salaris-markt een hoog bod pleegt te doen. Het is er verre van dat wij den menschen een faveurtje misgunnen en wij erkennen dat de tijdsomstandigheden zoo zeer van de normale afwijken, dat het loon of het salaris naar den maatstaf van den normalen toestand berekend, thanB ontoerei kend is. Dat de strijd voor hen, die in par ticulieren dienst zijn, veel grooter is, omdat in zoovele bedrijven niet alleen slapte heerscht doch veel erger in het zicht is, zoo de toevoer van materiaal en grondstof niet betert, moge ook dat erkennen wij geen reden voor do gemeente zijn om haar personeel niet iets meer te geven. De vraag is echter of de duurte-toeslag, die nu toch eenmaal niet het kyakïbcvan loon of sa laris draagt, niet ot zoodanige wijze kan wórden toegestaan dat de bevoorrechting van den ambtenaarlijkök stand minder in het oog sprong. De distriOytie-wet is bedoeld om aan allen steun te verleeneir. Zij zal zoo wel ten voordeele van het gemeente-perso neel strekken als van particulieren. Had men de werking daarvan niet eerst eens dienen af te wachten alvorens zoo aanstonds „Ik ben weer vroeg thuis gekomen, kind lief. Men heeft mijn wacht overgenomen, omdat ik niet goed daarvoor in staat was." ,Niet in staat? Maar u bent toch niet ziek?" riep Mercy angstig uit. „Neen, Mercy, ziek ben ik niet, doch ik heb vannacht een geweldige emotie gehad. Er heeft een gevangene getracht te ont snappen, en toen ik hem betrapte, heeft hij me een mes nageworpen en wilde niet stilstaan. Ik was toen verplicht op hem te schieten." „Hoe vreeselijk"' riep Mercy onwillekeu rig uit. ,Ja kind, vreeselyk is het, om gedwon gen te zyn op een medemensch te schieten, al is het dan ook maar een schurk." „Is hij zwaar gewond?" „Ik vrees van wel. Hij viel als een zak zand op den grond neer en liet geen ldk. Hy bloedde geweldig De oude man veegde met de hand over de oogen, als wilde hij het vreeselijk visioen wegvagen. Zijn dochter kwam naar hem toe en gaf hem een kus. .Koirt, vadertje, trek het je maar niet aan. Er stond immers niet anders op. Je moest toch je plicht doen, nietwaar?" „Dat is wel waar, kindje, maar het idee van iemand gedood te hebben is mij Ter- schrikkelijk. En toch, ik moest het doen, anders was de kerel ontvlucht en zou on verhoeds op den bewaker van de buitenga lerij gevallen zijn, en die waarschijnlijk heb- ben vermoord om verder te vluchten. HU trachtte bovendien mij ook nog'te vermoor den om verder te vluchten. Het was een ge vaarlijk individu.' „Ik ben blij, vadertje, dat u niet gewond bent door dien schurk. Weet u wie het is?" „In het donker heb ik hem niet herkend, en later toen ze hem wegdroegen was ik niet helder genoeg meer om daar op te let ten. De zal het straks echter gewaar wor den." Mercy deed allee wat ze kon om haar va der het doorgestane leed te doen vergeten. Hij was hoofdbewaker aan de groote ge vangenis en leefde alleen roet zijn dochter, na den dood van zijn vrouw Jn een klein huisje binnen de muren van de gevangenis. Hdt was een somber verblijf, doch Jasper vervulde zijn akelige plicht met menschen- liefde, en geen ongelukkige afgedwaalde kon zich ooit herinneren gedurende zijn ge- naar de beurs te grjjpen en reehtstreeksche hulp te verleenen? Veel te veel wordtby de beoordeeling van de salarissen in dienst dar gemeente ver geten dat de positie vaat is en dat de zorg die gebaard wordt door de vrees om werk loos te komen geheel wordt weggenomen. Deze onbezorgdheid beeft er toe geleid dat het leven door de gemeente-ambtenaar, wier inkomen ons precies bekend is, hun leven naar een veel hoogeren stand als dat woord eens gebruikt mag worden zonder ergernis te wekken - dan sy die het zelfde inkomen in particulieren dienst verdienen. Onlangs trof ons een geval, dat zeer ty peerde. In een gesprek over den duren tijd alledaags voorkomend, nietwaar? klaagde een leeraar bij bet middelbaar on derwijs over de moeite die hy had om rond te komen. Er werd eens een vergelij king op gezet En daarbij bleek dat een ander van de aanwezigen, die verklaarde vrijwel hetzelfde te verdienen als deze leer aar, en wiens gezin even groot was, 'n huis bewoonde, dat precies de helft aan huur deed als dat door den leeraar bewoond. Toen daarop algemeen de opmerking werd ge maakt, dat de leeraar dgn ook veel te veel geld aan huur uitgaf, betoogde deze, dat hij voor „zijn positie" niet anders kon wonen. Hier werd nu eens duidelijk gezegd, dat de man zich het recht voorbehield te bepalen, welke „stand" zyn positie meebracht, ter wijl hij zich daarna nog weer de vrijheid veroorloofde de gemeente er een verwijt van te maken, dat zij hem niet voldoende in de gelegenheid stelde, om daaraan te vol doen. Het was waar, dat in normale tijds omstandigheden degene, die -zooveel goed- kooper woonde ,zich wel de weelde had kunnen permitteeren van een duurder huis. De man verklaarde daaraan echter geen be hoefte te hebben en het bovendien niet te willen omdathij jaarlijks van zyn sa laris wel iets wilde overhouden voor minder goede tijden. Deze laatste overweging scheen bij den leeraar niet te zijn opgeko men en daarmede was wel zeer juist geken schetst hetgeen wij zooeven schreven, dat de zorg die de vrees voor minder goeden tijd pleegt te baren, bij hen die in dienst der overheid staan, is weggevaagd door de ze kerheid dat hun positie rotsvast is. Wy hebben er eens eerder op gewezen dat de pereoneele belasting van een ver keerd beginsel uitgaat nX dit, dat de wel stand vrijwel precies wordt afgespiegeld in den stand waarin men pleegt te wonen. Het bovenstaande geval bewijst niet alleen de onjuistheid van dit beginsel maar wijst er meteen op wat de gevelgen zijn van de standsbegrippen van den leeraar. Het één sleept het ander met zich en het eind i« natuurlijk dat de hoogere huur zich op al lerlei wijze wreekt. Breken nu abnormale tijden aan, dan be gint de leeraar dadelijk te „piepen" en hoopt in stilte, dat moedertje-gemeent be reid zal zijn te hulp te snellen. De ander, die in particulieeren dienst i% weet maar al ta goed, dat hij niet behoeftig» te kloppen om bijslag. Dan is er nog iets waar toch eens op ge wezen moet worden. Het is ons van verschil lende gevallen bekend Jat in particulieren dienst het werk van hen, die door de fatale landstormuitbreiding genoopt waren in mi litairen dienst te gaan, zeer vaak door zijn collega's werd aangenomen, zonder dat zij daarvoor eenige vergoeding ontvingen. Op die wijze kwamen zy hun bedrijf zoo te get moet. Een dergelijk gexaroeiijk medeheipen om den benarden tijd door te komen, komt in overheidsdienst niet voor. Of het moge- dwongen verblijf in de gevangenis iets am ders dan vriendelijkheid van den hoofd-be- waker ondervonden te hebben. Integendeel, allen spraken van hem, al| van een goeden zachtaardigen man, die de cipiers bestrafte wanneer ze de gevangenen noodeloos onaangenaam waren en die ze altijd de helpende hand bood wanneer hun straftijd om was, en ze trachtten op eerlijke manier weer in de maatschappij opgenomen te worden. Toch bespaarde het noodlot hem zijn velf beproevingen niet. Integendeel. De oudé man was reeds eenige keeren door een zwaar leed bezocht geworden. Vier jaar geleden had de dood hem zyn geliefde vrouw ontrukt, en sinds dien tijd leefde hy geheel voor zijn bijna volwassen dochter. Deze was nu ongeveer een half jaar ge leden verloofd met den jongen Sanders, een knappe jonge man dien zjj toendertyd veel ontmoette. Op den avond nadat Jasper het jonge paar zijn zegen gegeven had, ontving hü plotse ling de ttfding dat Sanders van diefstal ver dacht, gevangen genomen waa. Dat was een zware slag, zoowel voor het jonge meisje als voor den ouden man. Mercy vertrouwde met jeugdige liefde den uitverkoren man en geen oogenblik had zij aan zijne onkreukbare eerlijkheid ge twijfeld. Voor den ouden Jasper was dat een heel ander geval. De bewijzen die tegen den jon gen Sanders aangevoerd werden waren bij na onomstootelyk, en hij wist zich met niets te verdedigen dan met da verklaring dat hj| onschuldig was. Het noodlot had gewild dat Sanders juist in Jaspers gevangenis zat, zoodat hü ver plicht was zijn schoonzoon als een minder waardig sujet te bewaken. Mercy voelde zich zeer ongelukkig. Haar vader was weder vertrokken en ze weidde zich aan hare huishoudelijke bezigheden. De tranen drongen haar in de oogen want ze dacht aan hem, die ook in de gevangenis zat „0", bad zij. „Mocht de goede God toch eindelijk het bewijs geven, dat mijn geliefde onschuldig is., „Doch helaas", dacht ze verder. „Door dat geval met dien vluchteling zal zijn zaak weer vertraagd worden. Op dit oogenblik werd er aan de deur ge lijk is het te doen, laten wij in het midden, maar een fut is het dat onmiddellijk door tijdelijke kracht in de vacature wordt voor zien. Men moet het ambtenaarsleven en het le ven van den particulieren dienst hebben meegemaakt om het groote verschil in neu traliteit te kennen dat daartusechen bestaat Wy zeggen dat niet als een verwijt aan het adres der ambtenaren, volstrekt niet, want wij weten veel te goed dat do omstandighe den waaronder zij leven e oorzaak daar van zijn. In de laatste jaren is juist door allerlei bepalingen gewerkt in de richting, die dat verschil nog greoter maken. Een maal op dien weg, gaat het steeds verder. Het is immers de vloek van de booze daad, dat zij steeds nog boozers voortbrengt. Een duurte-toeslag gelijk nu wordt voorgesteld, die, hoe men het ook bescherme, geen loon is, doch slechts gift, moet uit deze verwor ding voortkomen. Maar bij de bepaling van loonen voor hen die ia dienst der overheid zijn, is al zoo vaak heengestapt over het verband tusschen werk en loon, dat men dit thans weer zeer gemakkelijk kan doen. En de ombtenaren zijn ook al lang over hun scrupules heen. In hun adres galmt dat groote slechts even na Vader-Staat en moedertje-Gemeente, zij zijn als zoovele vaders en moeders: in hun goedheid doen zij kwaad. HAGENAAR. Oorlogswinstbelssting. Het is nog lang niet allen, ook den land bouwers, duidelijk, wat als oorlogswinst, waarvan belasting moet worden betaald volgens de desbetreffende wet, moet worden beschouwd. Men kan oorlogszaken gedaan en geld verdiend hebben, zonder verplicht te zijn oorlogswinstbelasting te betalen. Iemand b.v., wiens eigenlijke zaken door den oorlog stil staan en die net zooveel met handel in een ander artikel, waarvoor hij consent heeft weten te krygen, verdiend heeft als anders in zijn eigen zaken, valt er buiten. Is er vermeerdering van inkomen, dan is nog niet steeds oorlogswinstbelas ting verschuldigd, want deze moet middel lijk of onmiddellijk verband houden met den oorlogstoestand. Dit verhand behoeft niet rechtstreeks te zijn. Landbouwers, die hun produkten van landbouw en veeteelt tegen meer dan normale pryzen hebben verkocht en daardoor vermeerdering van inkomen hebben genoten, zijn oorlogswinstplichtig. Het is ngg niet zeker zei de heer A. W. Udo, inspecteur der belastingen, in een door hem te Alkmaar gehouden voordracht dat iedere vermeerdering van inkomen van een landbouwer onder de oorlogswinstbelas- ting valt Stel b.v. dat een veehouder in 1915 ten gevolge van gunstige conditie van land en vee 4200 L. per koe heeft, terwijl normaal 3800 L. is en hij heeft extra winst ten gevolge der hooge kaaapryzen gemaakt, doch óók doordat hij een grootere hoeveel heid melk der koeien kreeg, moet hij van de verhoogde kaaspryzen oorlogswinstbelas ting betalen ,niet door de meerdere melkop- brengst. Stel iemand, die aardappelen teelt en ten gevolge van den gunstigen oogst ovor 1915 abnormaal hooge prijzen maakt, dan is hl) oorlogswinutbelasting verschuldigd ten ge volge der hooge prijzen, niet door den gun stigen oogst. Groote moeilijkheden kunnen zich nu voordoen bij de invulling der biljetten voor hen, die geen goede boekhouding hebben. klopt, en een der cipiers kwam Mercy zeg gen onmiddellijk bij haar vade rte komen. „Wat nu weer?" vroeg Mercy angstig. „Ik weet het niet", zeide de boodschapper. „Ze zijn met hun allen, de directeur, en d# dokter en uw vader, by den gevangene die gisteravond trachtte te ontvluchten. De ge loof dat hü stervende is." Door een angstig gevoel gedreven rende Mercy meer dan ze liep naar de ziekenka mer die half donker gemaakt was. Maar wie stond daar by het bed Mercy zou hem uit duizenden herkennen, ook al wae de kamer geheel donker. Dat was immers Sanders! Met een lichte kreet vloog ze op hem toe. Daar hy in voorarrest zat had zy hem sinds zyn inhechtenisneming niet gezien. De hoofdbewaker zat op een stoel by bet bed Van den gewonde. „Is ze daar?" vroeg deze met zwakke stem. Treed wat naar voren kind", beval de dokter haar en plaatste haar zoo, dat de ge vangene haar kon zien. „Groote God!" riep ze verschrikt uit, toen ze het gelaat zag. „Maar dat is im mers ,Ja Mercy", sprak de zieke. „Dat is Bill Avery, je afgewezen aanbidder". „Bill", slechts dit enkele woord kon ze uitbrengen. „Dc heb jullie allen laten roepen, omdat het gauw met me gedaan zal zyn, en ik voor dien tyd wil goedmaken wat ik bedor ven heb." A very sprak met zachte en telkens afge broken stem. Zijn wond scheen hem veel pyn te veroorzaken. „Je had wel geiyk Mercy" ging hy voort, „toen je me niet wilde. Ik was je niet waard. Maar in myn domheid meende ik dat hier, Sanders my onder de duiven schoot, en ik zwoer hem eeuwige wraak. Helaas, nu zie ik wal .in dat het myn eigen slecht gedrag waa, dat me in den weg stond. Na dien tyd ben ik hoe langer hoe meer gezonken. Het is onbegrijpeiyk hoe snel dat in zjjn werk gegaan is. Dc leefde dieriyk en zou zoo zyn biyven leven, als ik niet geveld was, door de hand die dat reeds jaren geleden had be- hooren te doen, als hy wist welke voorstel len ik jou,rein, onschuldig kind gedaan had." „Je bent een engel, want je hebt dat voor hem verborgen gehouden". „Ik had medeiyden met je, Bill", sprak Voor hen, die er een commercieele boekhou ding op na honden is de invulling gemakke lijk. Is in hun boekhouding inbegrepen hun vermogen, buiten de boerderij, dan ziet men uit hun boeken voor ieder jaar hun inkomen. Heeft men alleen bedryfsboekhouding, dan moet de uitkomst dezer bedryfsboekhouding gevoegd worden by het inkomen van vermo gen. Spr. bindt allen aanwezigen ernstig op het hart goed boek te houden, omdat dit van zoo eminent belang is voor de uit komsten van het bedrijf en ook omdat men veel sterker en veiliger tegenover den fiscus staat De ambtenaren zien al heel gauw, wie er maar wat geraamd heeft en ze zeggen dan: hy raamt, ik raam, en het gevolg is, dat men misschien te laag of te hoog wordt aangeslagen. Zy, die geen behoorlyke boek houding hebben, kunnen vaak van wat an ders dienst hebben: de notities. Dez« geven dikwerf ook een behoorlyke conclusie, 't Is voor de belastingambtenaren ook geen ka- neelwegery en men kan met notities ook wel tot vaste conclusies komen. Heeft men geen aanteekeningen, dan kan de balans nog gelden, die op verschillende data wordt opgemaakt De ambtenaren kunnen hieruit een draad te pakken krygen, een begin van bewys, waarop men kan voortborduren. Het blykt echter in de praktyk, dat er vele land bouwers zyn ,die ook dat nog niet doen en dan moet de inspecteur by klachten over den aanslag ten slotte werken met het „ge middelde"; 't is grof, maar 't kan niet anders. Voor zoover spr. er thans over kan oor- deelen, is voor het jaar 1914 voor veehou ders de winst normaal geweest ,over 1915 is deze beduidend hooger dan het gemiddelde der jaren 1911'12'18; daarna Ib zy nog véél hooger geworden, omdat de suivelpry- zen hoog waren, de varkensfokkery goed ging, ook de vetweidery en de schapenhan- del. De zelf-kazende boer en de boer, die levert aan de coöperatieve fabrieken, maak ten goede zaken. De veehouders, die melk leverden op contract, maakten veel mindere winst dan zy, die leverden aan de coöpera tieve fabrieken. Mond- en klauwxeerbestrydinf. Er is aan de Tweede Kamer een ont werp van wet aangeboden, iphoudende ver hooging van het 10e hoofdstuk der Staats- begrooting 1915: reiskosten, enz. van den veeartsenykundigen dienst en kosten der maatregelen^er beutryding van het mond en klauwzeeV Uit de Memorie van Toelich ting biykt, dat alleen voor de bestrijding van het mond en klauwzeer is uitgegeven 9.820.000, dus byna 10 millioen gulden. In dit bedrag is begrepen een som van pl.m. 8.845.000, welke het totaal bedrag vertegenwoordigt van de aan de eigenaren der door het Ryk onteigende dieren betaalde schadeloosstellingen, terwyi van het restee- rende bedrag ad 975.000 een bedrag van circa 900.000 is besteed tot betaling van aUe andere uitgavee, aooals kosten van ont smetting, kosten van verbranding en be graving der dieren en voorwerpen, kosten van onteigende besmette voorwerpen, kos ten van h^t plaatsen van kegteekenen, kos ten van bewaking en toezicht enz.; verder is oen bedrag van ruim 75.000 uitbetaald ter zake van vergoedingen wegens geleden be drijfsschade. Tegenover het bovengenoemd bedrag ad 8.845.000 staat echter, uit den aard der zaak, een niet onbeduidend bedrag aan ont vangsten, welke voortvloeien uit den ver koop van het voor de consumptie geschikte Mercy en legde haar koele hand verzachtend op zyn voorhoofd. „Indien u thans iets te bekennen hebt, zooals u beweerde, zoudt u wel doen met het te zeggen," zeide de dokter bezorgd en koel. Het waé hem duideiyk dat de man geen tien minuten! meer te leven had en hy wilde dat er van die korte poos nog profyt getrokken zou worden. „Dadelyk", sprak de stervende. „Ik wil goed maken wat ikSanderskom hierik kan je niet meer zienIk heb je bedrogen jongen. Ik heb het geld wegge nomen ,en toen ik vreesde ontdekt te zullen worden, heb ik het in je koffer gelegd, om tegeiykertyd myn wraakzucht te bevredi gen De gevangenisdirecteur kon een kreet van verbazing niet onderdrukken. Sanders bleef ontzet staan. Dat was dus het geheele ge heim. Maar dan was hy thans gezuiverd! Het bloed joeg hem naar de wangen. De stervende vervolgde: „We waren als soldaten op een kamer ingekwartierd, toen ik die laagheid beging. Directeur, is deze bekentenis genoeg?" „Ik heb bovendien een bewysstuk in de zak van myn jastusschen de voering. een briefjeik kan niets meer zien Jaspers trok den jongen Sanders naar voren en legde zyn hand in die van Mercy. Gelukkig trok de jongeling haar tegen zyn borst en kuste haar. „Zoo, zoo is het goed," fluisterde de ster vende. „iterey, wordt gelukkig met hem Dc houd aog steeds van je Toen maakte Mercy zich los uit de armen van haar geliefde, en knielde voor het bed neer. De stervende deed een poging om zyn handen op haar hoofd te leggen. Bill drukte Sanders flauwtjes de hand. Zyn krachten waren uitgeput. Toen boog Mercy zich voorzichtig over hem heen en drukte hem zachtkens een kus op de lippen. „Vaarwel, lieve vriend," zeide zy. Hy antwoordde niet, doch zyn oogen spraken meer dan woorden dat zouden heb ben kunnen doen. Zyn mond bleef geopend, doch zyn oogen vielen weer dicht De dokter boog zich eveneens over het bed en greep de buiten het bed hangenden pols om die terecht te leggen. Toen wendde hy zich tot de anderen en zeide: „Heereu, Bill Avery ia dood......"

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1916 | | pagina 3