IS LH ger zegt alles, wanneer 1 No. 13309. 55e Jaargang., Zaterdag 3 Februari 1917. Kleiweg 5. HT 9 ^72 A AT XTiexL-ws- exx ^.d.-vertezxtieTols.d. vooz O-ou.d.eu en Oxxxstxelczexx. tachines, VERSCHIJNT DAGELIJKS O RD Uitgevers A. BRINKMAN ZOON. Tel efoonln tere. 82. Telefoon Inters. 82. SN. Eerste Blad. in dit Blad. Feuilleton. op dit Blad. faatschappij. s alom. Buiten de Stadspoorten. BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. IEK :n Frasen. 1AIMACHINES In al onze winkels - Dit nummer beetaat uit twee bladen. BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. 92) 412 162 r tegenwoordige met Gottfried klopte zijn vrouw i „kom1 maar, meid, t zal wel gaan. L Drukkerij ZOON —Gouda Naar het Duitech van CLARA VTEBIG. Bewerkt door I. P. WESSEL1NK— VAN B068UM met autorisatie van de schrijfster. (Nadruk verboden.) 1RTENTIËN. bij vooruitbetaling. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN |-4 ragal. f 1.06, eUw ragri «êer f 04$. Op de voorpoftaa dubbel inriet Gewone edveneatita en ingeeondea mededeehagaa brij raat run mm weer gereóuceerden prijs. Groote letters en randen naar plaatsruimte KLEINE ADVEETENTltN eaamgen en aenbtetingna.- hstreOspds S.nsriprmoasri. koop en verkoop, huur en verbaar, 1—S regels f OJBI elke iwgai meer 9 MM U) voonttt- betaling. Maxiarai* grootte 10 regsris. BewijanaSMssn een*. f baan, de altijd heden van rheerschend <na leven regeert. hèeft eens gezegd: „dat de woorden er waren om de gedachten te i - - laag sleepend _wde broers en j. overzijde I bij hen een. lepel van» lamsbraad, cool verspreidde „Ach, ik kan 1 toch niet eten,” snikte GOHMIIE COURANT. per kwartaal f 1.25. per weck 10 cent, met Zondagsblad per cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt. Franco it per kwartaal f 1.50, met Zondagsblad f 2.— inementen worden dagelijks aangenomen aan ize agenten, den boekhandel en de postkantoren. ADVERTENTIEPRIJS! - - 1—5 regels I 0.55, elke i deze tegen twee berekend, regel meer f 0,15. CCCLVL De ijs-god, die in nonpale jaren wordt verwelkomd door oud en jong, is thans als een ware plaag over ons land gekomen. Ze ker, het vermaak, dat hy met zich brengt, moge hetzelfde zijn en duizenden schaatsen mogen glijden op de git minder aangename b(. zijn intocht zjjn ditmaal zoo ei en Jtoo ingjjpend, dat MbafrL tegen niet meer opweegt. Aan alle kanten begint de nood te nijpen: de toevoer van levensmiddelen en van brandstof staat vrij wel stop en indien er niet spoedig verande ring intreedt, valt een groote misère te duchten. Voor de jeugd, de zorgelooze jeugd heeft de ijs-god niets vin zijn glorie verloren. In jaren en jaren heeft de residentie niet zoo veel geprofiteerd van het oud-Hollandsche vermaak als thans het geval is. Zelfs de grachten in de binnenstad zijn zoo stevig dicht, dat zij tot lange banen zijn gewor den. En de ijsclub maakt goede zaken. In het voordeel van dit alles is er een die weer in de eerste plaats deelt, de tram. Ondanks de koude, rijden lustig de zomerwagens en wie wat stijf mocht zijn van het rijden, kan deze vervolmaken door in deze luchtige vervoermiddelen plaats te nemen, 't Is een idieel gezicht thans open wagens te zien, aan één zijde met de zonne-zeiltjes gesloten. Maar de tram-directie lacht in haar vuistje: ze vervoert toch alle menschen; ze laat hen alleen wat langer wachten en wat heeft ze maling aan de tintel-teenen, de paarse handen en de bevroren wangen. Een passagier is een dubbeltjes-automaat, een ISTBODE rAN VREUMINGEN, 594 7 van de residentie-liefde mat inspanning van alle krachten aan elkaar betwisten. Een zelfstandig gwelschap wordt dientengevol ge hier dood-godrukt Berst Roodaards, die don moed opgaf, nadat h(j zoo vol hoop was begonnen, omdat zijn boeken uitwezen, dat den Haag het meeste uitgaf aan verma kelijkheid; en thans Verkade, die na een drietal jaren zich gedwongen «let om er het bijltje bü neer te leggen, het is wel oenigermate beschamend voor do Hollaad- schó stad des lichts, gelijk wjj Hagenaars onze woonplaats zoo gaarne betitelen. Van de kunst naar de Tweede Kamer is maar een wipje. De nieuwe Kamervoorzit ter is er reeds en heeft zijn entree al ge maakt Dat het den heer Fock niet zwaar zou vallen deze functie te vervullen, was te verwachten voor wie deze afgevaardigde kent Er zijn nu eenmaal van die menschen, die zich in alles schikken en zich thuis ge voelen. Een van die benijdenswaardigen is de hoor Fock. Gemakkeiyk prater, bijna al te gemakkelijk, weet hij zich overal door heen te slaan en dit is reeds een groot voorrecht voor een man, die dag-in dag-uit debatten moet leiden. Aio advocaat in Indië heeft hij de gelegenheid gehad zich te trai nen in het oplossen van netelige kwesties en zich te spitsen op gladheid van betoo- gen. Als minister van Koloniën kwam zijn welbespraaktheid hem te pas om grootsche plannen op breede wijze te verdedigen en de Kamer te haliucineoren, dat hij reuze-din- gen zal gaan doen. En nu op den voorzittemtoel gaat het hem allee zoo gemakkelijk af of hjj er jaren heeft gezeten. Eén dag heeft hij stellig voor op zijn voorganger n.l. dat hy nog in de stootje kan. De filisofische berusting die hem by zUn optreden door den heer Scha per werd toegewenscht, zai hij wel krijgen en ais hy ze niet deelachtig mocht worden, zal hij wel op andere wijze zich vermaken. Wy vinden den heer Fock nu juist oen man, die byna alles langs zyn koude kleeren laat afgiyden. Hem is het baantje van voorzitter dus wel toevertrouwd. De heer Schaper heeft zich een verdien- steiyk voorzitter betoond. Zyn aard strook te al weinig met de kalme berustende werk zaamheid, maar hy wist zich zelf zóó goed te beheerschen, dat de levendige, bewegelij ke Schaper, de felle criticus en de scherpe geestige polemist haast niet meer te her kennen was. In elk geval is het een reden voor een ieder om met respect den eenvou dige man te beschouwen, die zich zelf zóó wist op te werken en zoo’n goed figuur wist te maken. *t Is waarlijk geen kleinigheid een dergeiyke functie met waardigheid en met beleid te vervullen, zóó dat de geheele Kamer kan instemmen met het applaus dat hem ten deel viel’ ,toen de nieuwe voorzit ter hem dank zegde voor zijn presidium. Mr. Foek zal het wel bolwerken en hy aal er niet van doodgaan. Daarvoor is hy te ge- De anderen weenden luid. 1 En nu waa Hanne JAadekow begraven. Het graf der Badekow» wan vol, zij had de laatete plaat! gekregen De rouwklokken waren verstomd, maar in het sterfhuis1 waren die rouw daagenden nog bijeen. Fr was veel deelneming ge weest. Zij, die niet tot de allernaaste fa milie behoorden, hadden nu afscheid ge nomen, nadat zij n»og een glaasje van den vei-sterkcnden wijn hadden gedronken, wel ke Mieke had1 gepresenteerd. Het was1 nog altijd alsof het winter was, ofschoon de kalender het voorjaar aangaf, een moeilijk jaag, maar nu moest het toch weer spoedig groen en beter wordem Grete, met wangen nog veel ronder dan anders, in lang sleepend rouwge waad, noodigde de broers en zusters uit aar» de overzijde bij hen een lepel soep te gebruiken. Geur van» lamsbraad, en gesmoorde roode kool verspreidde zich reeds door het huis. „Aoh, ik kan tod» niet eten,” snikte Lene. „Ik blijf liever bier, hier in moe ders kamer!” „Nu, nu.” Gottfried klopte zijn, vrouw hen had hrt half jaar te Brit* ook roads goed gedaan, het waren andere planten ge worden. Hij keek weer naar zijn zuster en hij had zooveel dunk in de oogen, dat zij bloosde. ZU knikte hcw toe: „Jelui vodtjegoed in Britz, is het niet 7 Zoo, dat i» goed! Hij keek haar in gedachten veedtept em wijle strak aan, daarna zeide hij eens klaps, een en al loven: „je moet weten ik heb een prachtig id». Ik ga rozen kweeken, rozen in het grote!” ,,Acu> wat!” Johann schudde het hoold; weer zoo’n plan, dat niet op pookm staat! Maar Hirmkora knikte, opgeruimd la chend: ja, hij wist wel, dat Brite goedw grond voor rozen had’” „Nu, en?” Gottfried was nfaiwwgte- rig. „Wat wil je dan met zooveel rosen doen als ik vragen mag? Je kunt je neus tod» niet in meer dan «noo steken!” „Ik wil ze in. Berlijn, verkoopen. lede ren morgen en lederen avond ten wagen rozen naar Berlifri, je zuk eena zien, wat dat opbrengt!” „Nu, nul” Johann twijfelde ar Merk aan. Maar Marianne >eóde and: ,Jk heb al tijd prachtige roaen gehad. Wondermooie rozen De tuin moet toch geheet nieuw worden aangelegd. en dta neem je «fe velden er achter er nog bij, Jaoob. Een morgen rocen kun je aritijd wagen!” „F«n morgen? Tien morgenr* Jaoob lachte vrooltK ..En tater nog mawr. Vete D*epr- L0*? f™» kwMkan. Ik west wt k«»tan, hetdMmch veel geld. Ik kan ze goedkooper daveren. De eerste aanleg koot aritoen wat gjrtd maar daarna.: Ik overetroocn de markt. (Wordt varvolgd). De gebeurtenissen van de laatste maan den, het vredesvoorstel der centrale ryken, het antwoord der Entente, de uitnoodiging van president Wilson, de antwoorden daarqp van de beide oorlogvoerende par tyen en de jongste uitingen der Centralen hebben onze aandacht meer en meer dan het den laateten tyd het geval was by de oorzaken en het doel van den huidigen wereldoorlog bepaald. Toen die oorlog uitbrak, was iedereen daar vol van en zocht ieder een antwoord op de vra gen: wie draagt van dezen oorlog de schuld? hoe is die oorlog ontstaan? en waarom vecht men? Maar het geweld der gebeurtenissen heeft die vragen meer en meer naar den achtergrond gedrongen. Als toeschouwers by een geweldigen worstelstrijd „die op leven en dood ging, keken we in ademlooze spanning toe en het gebeuren zelf, de tallooze misdaden ook, van beiden zgden tegen menscheiyk- heid en volkenrecht bedreven, namen onze aandacht in beslag. Bovendien hadden de meesten onze/ omtrent dat ontstaan en om trent de schuld al min of meer ge vestigde en beredeneerde overtuigingen. Zoodat die vragen van het begin ons weinig meer schenen bezig te houden. Maar juist het gerucht van vrede en vooral de uitnoo diging van president Wilson aan de oorlog voerende partyen om hun vredesvoorwaar den bekend te maken, hebben die vragen, niet het minst tengevolge van de antwoor den, door de Entente op het Duitsche voor stel en de Amerikaansche uitnoodiging ge geven, weer op den voorgrond geschoven en ongetwijfeld menigeen tot nadenken ge bracht. Het was immers nu wel het gunsti ge oogenblik, waarop we in de rechte stem ming waren om op de nuchtere woorden van den Amerikaanschen president te antwoor den. Evenals die president toch, dachten ze ker de meesten onzer, gebukt onder de be nauwenis van den oorlog: Jullie vechten nu maar door en stapelen de eene hoop lijken op de andere in den bodemlooze put van den oorlog, maar wat moet dat nu eigeniyk al lemaal, zeg nu eens nu in duideiyke, klare woorden precies, wat je er mee bereiken wilt.” De regeringen der oorlogvierende partyen zyn voor die stem van het nuchter verstand doof gebleven. Het Duitsche antwoord noemt in 't geheel geen vredesvoorwaarden en betuigde aanvankelijk alleen zijn bereid willigheid tot onderhandelen, welke bereid willigheid wel in verband gebracht zal moeten worden met de vroeger! inededee- ling, dat de centrale rijken alleen een ver dedigingsoorlog voeren. En het antwoord afnemer van de voorraad stukjes papier die de conducteur in zyn tasch in voorraad heeft De directie kan de bestelde wagens niet krygen, och arme, wat een strop! In tegendeel wat een bof! Hoe slechter de exploitatie hoe meer geld in het laadje. Ze doet mee aan de kolenbesparing door min der licht In de tram te ontsteken, maar zy betaalt het verhoogd tarief lekker niet. Wie niet zoo gelukkig is om de schaatsen te kunnen onderbinden, doch wie genood zaakt is zyn dageiyksch werk te verrichten, wordt als hy tegen het schemeruur naar huis zal gaan, getnacteerd op de verrassing, dat er vóór hem geen plaats is op de tram. De ysgangers stappen er aan het eindpunt op en de zwoegers, die huiswaarts wenscht te gaan, kan beenen maken, 't Vermaak gaat hier voor de ernstige zaak! Zoo is het nu eenmaal in de wereld, de ééne alles en de ander niets. Alleen de nood der levens middelen zal daarop misschien een uitson dering maken, omdat wjj dientengevolge allemaal niet krygen. Groentenooeren zyn van de straat verdwenen, steenkolen zyn uiterst schaarsch en ook de petroleum is niet in die hoeveelheden te verkrijgen als men wel wenscht. Het zonderlinge Is, dat van eenigen aanvoer niets bespeurd wordt Wel lezen wy telkenmale dat weer zóó en zóóveel wagons ter beschikking zyn ge steld, maar voor in de uiterste hoeken van de stad de aangevoerde voorraden zyn door gedruppeld, duurt het nog heel lang. Enfin, wy zitten er mee en wy berusten in ons lot, met deze schamele troost, dat onze medemenschen over de grenzen het nog veel slechter hebben. Inmiddels zit de residentie heusch niet ''by do pakken neer De üofbakkos^j on» t»b genieten vermindert er niet door en het aanstaand verdwynen van het Verkade- theater wordt een evenement van veel groo- ter beteekenis geacht dan de aardappel- schaarschte. Wjj betreuren het uitéénvallen van het gezelschap der Haghespelers inder daad. Men moge honderd en één aanmer king makert op de talenten van Eduard Ver kade. Hy heeft voor onze tooneelspeelkunst zeer veel goeds gedaan. Dat hy het des ondanks niet kan volhouden, vindt zyn oor zaak in tal van omstandigheden, die groo- tendeels buiten zyn schuld vallen. Zyn thea ter was geliefd omdat het er zoo keurig was. Den Haag gevoelde er zich thuis, om dat het er een aristocratische omgeving was. Maar de zaal was te klein en het fi nancieel minder krachtige publiek kon het niet bezoeken. Het iykt ons niet onwaar- schyniyk dat deze omstandigheid een zware slag is geweest voor de inkomsten. En nu is het onmiddellyk de vraag of het nieuwe door Cor van der Lugt Melsert op gerichte Hofstadtooneel het verder zal brengen? Wy twyfelen by voorbaat. Het is nu eenmaal een feit, dat den Haag in het gedrang zit tusschen de beide steden Rotterdam en Amsterdam, die het bezit zegt van beminnelijk, dat is waar. De oudte wa&l een vrpuw, zooalls ik er geen kraniger iieb gekend Wat had zij een geest! Wij konden het uitetekend samen vinden! Ik zal haar zeer mrimen!” Dat zoudJen zij allen. Bij naar hadden zij zich altijdl thuis gevoeld, men kon met allee bij haar komen. Nu stond men op eene zoo, men wist niet, hoe mien het had. Johann zat verlegen aan het hoofd van de tafel, hij gevoelde, dat het zijn plicht was, nu te zeggen: „Ik zaJ de familie bijeen houden.” Hij schraaipte daarvoor reeds zijn keel, maar hij slikte weer in: Grete en hij hadden toch het plan ter- wille van hun zoon naar Berlijn te trek ken en hier te verkoopen, wie weet, hoe attes dan nog liep! Keniige twijfel drukte hem, hij zuchtte uit den grond van zijn hart. Wat zou moeder daar wel van gezegd hd>ben? Op den diepen zucht van Johann volg de een zwijgen. Allen zuchtten, totdat da pudding werd opgedragen, een pudding, zooate Grete anders slechte voor groote feesten klaarmaakte; 'met veel amende - ten, veel rozijnen, veel krenten, veel ci troensap «n een geslagen wijnsaus er bij. Ijene zag met eenigen. naijver: de ge* boren Scliellnaiok kon ook goed koken Zij vroeg het recept van de pudding. Als Gottfried dfaar dan zooveel van hield Ze smaakte allen uitnemend. Het was goed, dat Grete nog voor een tweede had gezorgd, de eerste was lang ntet vol - doende. Auguste alleen kon niet eten. Van al- hem iets in de k< len voelde zij dem dood hunner moeder bet smartelijkst. Ach, en eens had zij gedacht, dat zij dan weer gelukkig tou zijn! Hoe had zij ooit zoo iets vreeselijks kumwn denken? Nu was zij pas echt on gelukkig; Paschke was In Amerika, het wbeidingsproces in gang en nu had zij fi -Naaimachines zijn Fabrikaat, dat zich 'n halve eeuw voor ijk en industrieel 1 gehandhaafd heeft. niemand meer, bij wien zij uit kon hui len. Een hevig verlangen naar de oud® vrouw kwant in haar op: kon zij haar maar weer in het levm terugroepen! Hoe anders zou bet dan zijn. De andere broers en zusters waren getrouwd, gingen allen hun eigen weg, en Mieke? Ach, die tet- de niet mee zij bleef eenzaam achter. De gescheiden vrouw boog het hoofd, dikke tranen rolden langs haar wangen. Iemand boog zich over haar heen- Ma rianne was achter haar stoel gekomen. ..Ach, Guste, blijf hier niet zoo zitten, schuif een beetje bij ons aan.” Auguste schudde het hoofd, „laat mij maar,” wide zij bitter, met moeite haar snikken bedwingend. ,,Ik dien toch maar, om de graven te begieten!" Een medelijdtende uitdrukking maakte het gelaat van Marianne schooner, vaat legde zij de hand op den schouder harer zuster, „kou», kom, ik wil niet hebben dat je daar zoo zit en tobt. „Friedrich,’'’ riep zij tegen den dokter, schuif een beetje om, laat Auguste tus schen ons zitten!” Zij trok baar zuster' bij de hand naar het boveneinde der tafel. „Ja, ja, Jannigje,” zeid» Jaoob nu eeus> klap», toen hij het Meerit» gezicht zijner zuster tegenover zich zag: „als wij jou ntet hadden!” Hij hief zijn glaet tegen haar op, bracht net aan zijn mond en groette haar met de oogen. Hij kon niet veel zeggen. Niet, dat hij het voor Jukte zou laten, maar ar schoot keel. Hij keek van terzijde zijn vrouw aan: die was heel tevreden, men kon van haar ook ntet verlangen, dat zij zich den dood harer schoonmoeder zoo bijzónder aantrok - baar tevreden voorkomen had echter nriete beteed^eota, het watt veeleer een kalme tsvredetdwM. En daarna kedk hij oaar sijne kinderen: op den schouder, „kom mear, meid, pro beer het maar, het zal wel gaan. Het is heel niet naar moeders zin dat je blijft treuren en het naast liggende vergeet." Ja, Gottfried bad geriijk; er hielp niets aan-, men moest toch eten, men was de laatste dagen dloor de opwinding en de onrust, welke zoo’n sterfgeval meebracht, nauwelijks tot eten gekomen. Grete had een lange tafel gedekt; de kamer was ternauwernood groot genoeg. Daar zaten zij nu allen omheen. Boven aan Johann-, a»la die oudste, aan dien éênèn kamt naast hem Marianne en haar man, aan de aJndere zijde schoonzuster Julieniit Britz en Jaoob. De anderen daamaas^ Aan. het ondereind, bij dé kinderen zat Mieke. Er was een.' heele schaar kinde ren' buiten de tweelingen van Johann en de twee va» de Idetzows, de vijf oud sten van Jaoob en Julie. De kinderen wa ren niet bedroefd' grootmoederwas dood' ajles was heel anders dan an ders. Zij aten en dronken en. lieten het zich goed smaken». Maar de volwaïeseuen aten en dronken ook. „Wij zijl menschen,” zeide de dokter, „daarover behoeven wij. ons niet te scha men, ja», ik neem graag nog een stuk je gebraad onze lieve moeder was de allereerste om mCnflch te zijn. Zoo’n echt volkomen mensch met alles, wat een mensch beminnelijk maakt en voor ande ren begrijpelijk Zij keken hem eenigazhte verbaasd* aan, heel goed begrepen zij eigenlijk niet wat hij eigenlijk bedoelde. Maar Marianne greep ondeir de tafel zijn. hand. Zij vdtolde, dat hij iets goeds van hun moeder had go- Leme bracht haar zakdoek weer aan de oogen. Gottfried naai zijn glas «n stfet het zacht tegen dat van den dokter: „wat gij daar der Entente somt wei op, wat die Entente- staten met het voeren van dien oorlog voor hebben, maar doet dit wear in zoo alge- meene termen, dat men er weinig houvast aan kan krijgen en er evenmin, als tot nu toe in de uitingen der verschillende regee- ringen, klaar en onomwonden in wordt uit eengezet ,wat men wenscht en bedoelt. Zoo dat we nog even ver zyn als tot nu toe en er nog geen vrede in zicht is gekomen. Maar toch, zyn we nog wel even ver? Iets moeten die gebeurtenissen ons toch geleerd hebben. Boven werd al opgemerkt, dat ze onze aandacht weer meer bij de schuld en de bedoelingen der oorlogvoeren den bepaald hebben. En my dunkt tegenover de nuchterheid van president Wilson kan het wel niet anders, of het moet Ons allen meer nog duideiyk geworden zijn, dat ach ter het gordyn van frasen en leuzen de regeeringen der oorlogvoerende landen haar werkelijke bedoelingen trachten te verber gen. Want al dat gepraat over verdediging van het Vaderland, bevrijding van nationali teiten, waarborging van eigen nationale ontwikkeling, en hoe het meer mag heeten, tracht zich het opzet te verbergen tot eigen machtsuitbreiding en anderer vernietiging. Het gaat er om, wie de baas zal zün. Maar omdat de volkeren nu eenmaal niet meer tot den oorlog of tot voortzetting te krijgen zyn, wanneer dit opzet hen wordt onthuld, omdat ze niet bereid zyn den moord aan hun naasten koelbloedig te volbrengen, wanneer zij weten, dat het is om de wereld macht en de wereldmarkt machtig te wor den, daarom worden ze begoocheld met mooie leuzen, die hen doet geloovén, dat ze voor een goede en heilige zaak veehten en die den oorlog' voor hen in een ideëel licht plaatst. En dat is juist het verschrikkeiyke van dezen afschuweiyken menschenmoord op een schaal, als nooit te voren vertoond, van deze vernietiging van wat geslachten lang aan welvaart en voorspoed hebben op gebouwd, dat het alles geschiedt in den naam van den leugen en door de dwaling van wie het volbrengen, dat het alleen mo- geiyk is door wegdoezeling van de werke- lyke dryfveeren en bedoelingen, door be wust of onbewust bedrog. In den bekenden roman van Wallis „Vorstengunst” staat deze zin: „Niets toont beter ,höe de misdaad zichzelf als indring ster beschouwt, die men in haar eigen ge daante terug zou wyzen, dan *t feit, dat zy steeds, in de mantel van ’t recht gehuld, zoekt binnen te komen”. Ook deze oorlog heeft zich in de oogen der menschheid trachten te rechtvaardigeh door in den mantel van het idealisme ge huld, zich bij de volkeren aai» te melden. En de volkeren zyn van deze arglistigheid de dupe geworden Het is als altyd in het leven. De frase verbergt de waarheid. Want deze oorlog is alleen een bevestiging van de algemeene ABONNEMENTSPRIJS t kwartaal f 1.75, per week 14 per post *--- A boni om >u. mei 6ona dagelijka aai -•*1 en de Uil Gouda en omatrekea (behoorende to< den besortkring) regel meer f 0.10. Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden Van buiten Gouda en dan besorgkring: 1—5 regels f 0.80. «Ikc ons b^raau: Markt 31, Gouda, bij waarheid, dat de frase Een Fransch diplomaat verbergen". Tegen ee« dergelyke cyni sche uitspraak verzetten we ons onwille keurig. Ze is in haar absoluutheid wellicht ook niet geldend. Maar toch, wanneer we eerlijk willen zyn, moeten >e dit toegeven, dat we, onbewust vaak, met mooie frasen onze bedoelingen op sierfea en achter die frasen de werkeiykheid van ons wezen, van ons werkeiyk bedoelen en Tan al ons doen en laten trachten te verstoppen. Deze oorlog toont het on» opnieuw in een verschrikkelijkheid ,die «ns sidderen doet, hoe onwaar veelal ons leven is en hoe zelden we werkeiyk in woorden en daden klaar en onomwonden uitspreken wat we willen en waarnaar we streven. Soms zyn we ons van die tegenstelling tusschen ons bedoelen en onze woorden en onze houding nauwelijks bewust, soms heel duidelijk. Maar als al gemeene waarheid erkennen we het wel, dat frasen ons leven veelal regeeren en het bederven. K.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1917 | | pagina 1