SING.
srslag
EN
I
No. 13466.
Zaterdag 11 Augustus 1917.
56e Jaargang
t van Thee
BEHALVE ZON- EIS FEESTDAGEN.
'Telefoon luiere. 82.
Eerste Blad.
II, GOUDA.
Feuilleton.
ffrouw
Zijn Engelsche Vrouw.
ren.
den
De Lijkverbranding.
Telefoon Interc. 82.
IRIM
0
lïTie-UL’WS- exx »^.d.-vertezxtieTol®.6f voox GrovLd.su exx Qxxxstxelcoxx.
VERSCHIJNT DAGELIJKS
Uitgevers A* BRINKMAN ZOON.
lansen,
NAY ZONEN,
C. BOUCHER, Den
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
de
1906 54
vooruitbetaling.
s
1510 40
IO.
ig van
en Mr.
ais ’t n
5
ie Courant Markt.
HOOFDSTUK XIV.
Alg. Verged.
Oud-Onderoffir
r
Naar het Dultach door RUDOLF 8TRATZ.
Geautoriseerde Uitgave, bewerkt door
Mm J. P. WE88ELINK—VAN RO88UM.
(Nadruk verboden.)
zal
wat
/et gedi
i£ van
geregeld tijdig
ntvangen van
vermak elijkho-
i onse agenda
C. BUL,
BREEBAART Lï„
Markt 5.
tkerij
>N Gouda.
Vermibus erepti puro consumi-
mur igni
Indoe te vetitum mens renovata
petit.
IENTIËN.
vooruitbetaling,
ran Gouda.
en r
/or dl
t hal
Itrken,
w- en Woning-
utmissle Armen-
ipror.
dolf»
geltOOl
|ouden, maar
militaire tonen,
èche klank in
T „Hettel”
*)Dit is het opschrift op het crematorium
te Milaan, dat vry vertaald aldus luidt:Grie
zelig gewormte ontkomend, zullen ons reine
vlammen sloopen. Dwaas is het oude verbod,
billtfk de wensch van nieuw inzicht.
fiOUDSCHE COURANT.
middel
■et Ie zijn...
een lang»
t te hebh
ABONNBMBNTWUUS I p» kwartaal f 1.25, per «ert 10 cent. «ft Zondagsblad p«
kwartaal 1.75. P«' 14 beaorgiag per looper gerchiedt. Franc*
ran p« .„nul i IJ». Zo.dM.btad 11-
Aboaneaeataa worden dageHjka eangetuxnea aan ona bureau' Mauzt 31, Gouda, bij
enne afeetr*. da* boekhandel en de postkantoren.
ADVERTENTIEPRIJSt UU Goede ea omnreken (boboorende tot den beaorgkring):
1 —5 regale 1 035, elke tegel meer f 0.10. Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden
dew tegen twee berekend. Ven ballen Qonda on den .beaorgkriag1-3 regels f 030. elke
regel meer 0.15.
kingen
fereld-
1974 44
els.
kkingen daarop
boekformaat
Naar aanleiding van het „ingezonden-
stukjes-debat” in ons blad, tusschen de hee-
ren: Van Assendelft en Hoffman, over de
lijkverbranding, hebben ook wij nog eens
enkele bronnen geraadpleegd, en willen nu
onzerzijds deze kwestie eens iets nader be
lichten.
Allereerst zjj er op gewezen, hoe dit on
derwerp natuurlijk van verschillende zijden
kan worden bezien, d.w.z. uit een oogpunt
van hygiëne, rechtspraak en religie. En het
was wel voornamelijk van dit laatste stand
punt af, dat de heer Hoffman de lijkver
branding bezag, waar hij zijn eerste ant-
woord-stukje aldus eindigde: „In dit laatste
opzicht (religieuse, innige ziele overtui
ging), bon ik nu te meer overtuigd, dat de
moderne lijkverbranding ingaat, in diepste
wezen, tegen den geest van het christendom,
zooais ons dat sinds vele eeuwen is oVerge-
leverd.”
Waarlik, op zulk een wijze is nu wel ge
makkelijk een algemeenheid neergeschre
ven, maar niet aangetoond, en ook Dr. Hoff
man verzuimde zijn uiting te motiveeren, het
aan ons latend-... het tegendeel te bewijzen.
We zullen dan ook maar met de deur in
huis vallen en merken zoo al dadelijk op,
(zie de belangrijke brochure van Dr. L. A.
llaedemaker: Crematie, dat reeds het Oude
Testament op eenige plaatsen (Jes. 30:33,
33:12; Amos 6:10; 2 Kron .16:1421) spo
ren van lijkverbranding bevat. Van bijzon
dere liefde tot het bedden van de dooden in
moeder-aarde, blijkt eigenlijk nergens.
Trouwens de quaestie bestond niet! Hoe
weinig Jezus de vorm der begrafenis be
lang inboezemde, blijke uit de woorden:
„Laat de dooden hun dooden begraven, maar
gij, gaat heen en verkondigt het Koninkrijk
Gods". Evenzoo dient er de aandacht op ge
vestigd, hoe Paulus, de Heidenapostel, die
in zijn Brieven telkens en telkens de Hei-
densche zeden zoo heftig bestrijdt, toch mat
geen enkel woord opkomt, tegen de lijkver
branding. Had hy daarin werkelijk 'n zonde
gezien, hij zou er ongetwijfeld tegen hebben
gewaarschuwd. Klaarblijkelijk was dit ech-
juist de Vrijmetselaren een klein procent
aan den oven leveren. Intusschen moet deze
tegenstand der Kerk worden betreurd, te
meer omdat men aan de zyde der crematie-
toorstanders zeer gaarne kerkelijke mede
werking zou zien, en ook uit de statis
tieken blijkt, dat in Duitschland, by twee
derde deel der crematie, godsdienstplechtig
heden plaats hadden.
Een ander argument zoeken de tegenstan
ders hierin; dat men, door zich te laten ver
branden, de hopeloosheid ten opzichte van *t
stoffelijk overschot zou betuigen en daar
mee uitdrukken, dat men aan geen opstan
ding dea vleesches gelooft. Natuurlijk dat
men evenwel geen kans ziet aan te toonen,
waarom men, door in 2V4 uur te willen ont
binden, niet in de opstanding der dooden
lou kunnen gelooven, en wèi, door de keuze
van een ontbinding in 80 of meer jaren.
Ontbinding (en dit brengt ons dan tevens
tot een ander aanzicht van dit onderwerp als
gevoelskwestie), want men wil het niet uit
spreken, maar een ieder moet toch weten,
dat niet overgeven aan de vlammen, betee-
kent overgeven aan de dieren. Een Hjk-
fauna dus, waarover Mégnin een studie
schreef: „La faune des cadavres" G. Mas
son, Paris, uit welk werk wij afgrysel^üce
waarheden over het ontbindingsproces on
der den aardbodem zouden kunnen naver
tellen. Wij zullen onze lezers dit alles
echter besparen, er den nadruk opleggend,
dat de „rust der dooden”, eenmaal aan de
aarde toevertrouwd, wel zeer denkbeeldig
is, en In werkelijkheid om onze dooden, door
de z.g. „travailleurs de la mort” (tallooze
vraatzuchtige insecten), een ware onder-
aardsche veldslag geleverd wordt. Dat ook
Jezus niet hoog dacht van de poëzie van
het graf, blijke uit zijn woord: „Wee u gU
Schriftgeleerden en Pharizeeërs, gij huiche
laars. GU zUt als de wit-gepleisterde gra
ven, welke van buiten schoon schUnen, maar
yan binnen zUn «U vol doodsbeenderen en
ónreinigheid.”
En sprak Bard in zyn voren-aangehaalde
brochure niet van „den afschuw der ontbin
ding”, daarmee indirect dus toegevende,
dat hU de ontbinding in het alles-reinigend
vuur, minder afschuwwekkend vindt?
Niet gering ig nog de invloed van de ge
woonte op ons gevoel, en terecht vraagt
men zich af, of niet het eeuwenlang heer-
schen van de begrafenis-gewoonte ons ge
voel voor die plechtigheid zoozeer zou heb
ben beïnvloed. Zagen we niet, dat toen na
zoo langen tyd, het begraven in de kerk
werd verboden, dat verbod werd gevoeld,
als een te-kort-koming aan den doode? Men
leze er de literatuur van dien tyd maar
eens op na! Wie echter voelt dit thans nog
als zoodanig?
Wat zou men er trouwens, met recht wel
te verstaan, tegen kunnen aanvoeren, dat
wU onze dooden het afgrijnelijk proces in
het graf willen besparen en door een pro-
in den oven getuigen, dat hun stof ons
iets meer, hun g e s t «n hun herinnering
i a 11 e s is.
Dat de crematie den nabestaanden, ook
de kerkhofpoëaie aou moeten ontnemen is
■iet waar. Zie slechts naar het buitenland,
Waar de schoonste Urnen-tuinen verrezen.
Wilt ge daar den Urn onder de groene
doden begraven, gU kunt het doen, maar ook
|unt ge hem plaatsen op een marmeren suil
ander schaduwrijke boomen, of in het
folie licht der zon. Zoo ruste dan in abso
lute rust de reine asschel
In een volgend overzicht, stellen w|J
ons voor, een en ander uit de crematie-
■teratuur te noteeren, uit oogpunt van
rechtspraak en hygiëne. (Red.)
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD,
coctxnan.
Den Haag U de stad van Je baantje*
anal den Minister tot den loopjongvu
an den boixlschappendtenst; „ktalu”.
eeft ieder zoo zijn special.* IxMrskking,
aa ivoor bijzondere kwaliteiten noodig
ijn. maar waarvoor men andere bijzon.-
i ert kwaliteiten weer kan inbwen Op
et oogenldik la liet aantal baautj»» h»
en Haag enorm groot. !>e N. V. T en
pakhuizen
Itenjaar
J kantoor.
Zoodra
benoemd wordt.
ter voor den, in de eerste plaats geestelijken
Stryder, een zaak van geen belang.
De dood is, volgens de Bybelsche leer, de
bezoldiging der zonde, dus straf der zonde.
Goed, maar gaat het nu aan, aooals de te
genstanders der crematie doen, te verkla
ren „dat ook de langzame ontbinding van
het Ijjk nog tot de zondestraf behoort” Zoo
èchrUft, op dit thema doorgaand, de gehei
me opperkerkeraad D. P. Bard uit Mecklen
burg in zyn brochure „Die Leichenverbren-
■ung und die Kirche Jeöu Christi”: „Het
weerspreekt dus de paedagogie Gods, zich
foor volsche voorspiegelingen, of willekeu
rige handelingen aan den schrik van
fan dood en den afschuw der ont
binding te willen onttrekken.” Dat men
Op deze eigen-gevolgtrekkende-wUze intus-
fchen tot rare consequenties zou komen,
wordt blijkbaar over het hoofd gezien. Im
mers, de Bybel beschouwt ziekten, natuur
rampen, enz. óók als straffen Gods, zoodat
men, aldus redeneerend, ook daar niet zou
mogen ingrUpen! We zouden, met betrek
king tot ons onderwerp, nog verder kunnen
gaan en vragen, of van dit standpunt af
bezien, men zich dan ook niet zou moeten
Verzetten, tegen maatregelen, welke het
foor God gewilde ontbindingsproces vertra
gen, zooais dubbele en zinken kisten, graf
kelders, inspuiting, balseming e.d. Maar
(riet, dan komt men weer op andere wyze
in strijd met de feiten, daar de Joden, teA
tijde van Jezus, hun dooden in een spelonk
legden, gelijk óók met Jezus zelf geschied
de, terwijl we bovendien lezen, van maat
regelen voor zyn balseming.
Niettegenstaande echter de crematie,
noch met eenig goddelyk gebod in strijd is,
noch met eenig artikel van het ChristelUk
geloof, blijft juist de kerk de minst-toena-
derende vyandin der lykverbranding, waar-
bij zij zelfs niet schroomt, meermalen de
meest ongerijmde middelen te baat te nemen,
om de crematie in een ongunstig licht te
stellen. Het was dan ook alleen de befaam
de, om geen ander woord te gebruiken, theo
logische spitsvondigheid, welke in staat
stelde, een verbod tegen de crematie te dis-
tilleeren. Toch kon Ds. van Oosterzee in
„Stemmen voor waarheid en vrede” (1874),
soo heel terecht opmerken: „dat het onder-
wys van den Heer en zUn apostelen, wèl
het doodgreven veronderstelt, omdat het
dóór destUds gebruikelU’k was, maar dat
overigens uit dat onderwUs niets is af te lei
den, aangaande hetgeen men eene Christe
lijke behandeling der ly'ken zou moeten noe
men. De Christelijke godsdienst gebiedt, of
verbiedt geen bepaalde wUze van lykbehan-
deling en de hoop des eeuwigen levens,
blijft onaangeroerd.”
Intusschen kan men nu in het algemeen
wel zeggen, dat de Katholieke, en de ortho
doxe deelen van Protestantsche en Joodsche
kerken, de lUkverbranding bestrijden. Niet
altijd evenwel heeft de Katholieke Kerk te-
genover deze zaak gestaan ^Üit zij tusschen
haakjes óók opgemerkt, ten fpzichte van de
VrUmetselarij). Zoo schreef Monsignori
Mattia Naldi, arts en gefceim-kamerheer
van Paus Alexander VII, In- zUn kerkelUk-
goedgekeurd boek, Regole per la cura del
contagio: „Geenszins kan als verafschu-
wenswaardig gelden, wat doör zoovele eeu
wen in eere gehouden werd. Tusschen ver
branding en begrafenis bestaat geen ander
•nderscheid, dan dat bU verbranding de Ijj-
Men op geheel dezelfde wijze, maar met ze
kerheid vernietigd worden, zooais de tUd
dat, maar onder velerlei gevaar, ook doet”
Er zijn trouwens méér Katholieke gees
telijken, die in vroeger en tater tUd getuig
den, dat het geloof niets me) de wyze van
begraven uitstaande heeft.
Nog uit 1904 is voorts bekend, dat de
Katholieke geneesheer Ubrich (uit Reichen-
berg) in een uitvoerig gedocumenteerd ver
zoekschrift, den H. Stoel opheffing verzocht,
▼an het, eerst op 19 Mei 1886 uitgevaardigd
decreet tegen de lUkverbranding.
Wat de Evangelische kerken in Duitsch
land betreft, daar moest op de KerkelUke
Conferentie vanEisenack (1898) worden toe
gegeven, dat de verbranding met geen enkel
goddelUk gebod in strUd is, ofschoon des
niettegenstaande nog in de meeste Duitsche
landskerken deelneming van geestelUken
aan de crematie verboden bleef. Echter kon
den er de crematoria te Gotha, Heidelberg
en Hamburg door geestelijken worden inge-
wUd.
Felle tegenstanders bleven nog de ortho-
dox-Israëlietische geestelijken, al konden
«U> op een tot hen gericht driiïgend verzoek,
de verbodplaats noch in Talmud, noch in
Thorah aanwUzen.
Dat echter in streng-geloovige secten ook
wel andere stemmen gehoord worden, moge
blUken uit de woorden van den Baptisten
predikant te Cincinnati, die het cremato
rium aldaar, ingewUdde met deze woorden:
„Of ik mUn dooden op een kerkhof begraaf,
of hun asch in een urn bewaar, mUn hoop
zal hun alty’d voorlichten op het pad, dat
daarheen leidt, waarnaar ik en zy steeds
hebben gestreefd.” Toch neemt, gelU'k ge
zegd, in het algemeen, de kerk nu niet di
rect een verdraagzame houding tegenover
de crematie aan. Integendeel. „Theatraal
Sldus dr. WUnaendts Francken in een „Pro
•n Contra” maar toch bU de groote me
nigte zUn werking niet missend, heeft z(J
het dikwyls voorgesteld, als wilde de crema
tie een specifiek heidensch gebruik invoe
ren, of als ware zy slechts een voermiddel
▼an VrUmetselary', om afbreuk te doen aan
het gezag der Katholieke Kerk.” Wat de
VrUmetselaren hierbij betreft, zij echter op
gemerkt, dat ofschoon Italië inderdaad de
bakermat der crematie is geweest, het daar
■Heen ging om het vrUheidsbeginsel en niet
om de zaak zelf, gelyk kan worden afge
leid uit de statistieken, waaruit blykt, dat
vulden zich niet tranen. Zij legde haar
peti near en haalde liaar zakdloek te
voomchijn. In het diepe zwart van den
rouw zat zij voor liet open raam van
haar vertrek in Belgravia. Warme voor-
Jaar-Mucht woei naar binnen en bolderde
da blauwrood»' katoenen gordijnen op van
de twee vriendelijke, I’ngataJb-gazelUge
logeerkasnere, die zij sedert oen lialf jaar
in het huiH harer ouderrt bewoonde. Bui
len rolde auto achter auto, rijtuig acliter
rijtuig, vierspanne»... de Londerwehe sea
son was In vollen gang. Geen oorlog en
OO’^ögsIgcöcilireeuw, geen doodvallen
Otoorden haar. He< was alsof er geen
»org en leed op de wereld waren.
De jonge vrouw ging met vochtige
oogen voort m»-t schrijven
„Sedert ik Kerstmorgen van Czensto-
whz ben vetrokken, hdi ik je brieven
udet meer beantwoord. Maar niets zou
vreeeelijker zijn, Heille, dan wanneer je
daardoor meende, dat ik ie minder lief
had dan vroeger. Neen. Ik het» je meer
lief, ik heli van Kerstonis tot Pasdien
niet imij zelf geworsteld, om dit in te
zien, onxiat ik het eigenlijk niet wilde
inzien. God heeft mij tooh zoo koppig
r au
4 ik
jen, omdat ik nu zoo ge-
dubbel verlaten lien, én
l»a én door mijn man.”
kamer hoorde zij de hel-
kleine Mary. Zij glliu-
en keek door
til. Fen oude
r._ langzaam, ern
stig enr nadenkend het ImiLh van rouw
binnen. Hij was vandaag niet de eerste.
Dadelijk na de begrafenis was beneden
In dé drawingroom een conferentie over
Jank) theoretisch toe-
quintessens van het
hets v. h.boekhouden
I. TER BRUGGEN,
1016 11
INGEZONDEN MEDEDEEUNGEN r** IM «M. Mt f «JE
Op dc «oorpa<ina dubbal U.M.
Gewone edeerieaiiia m lagmadwi ■.dsda^liag— M cmtrasi MN mnt Jiudussirtsa
prt|> Groot, lenen ea randa* aate pU*TliW«~
KLEINE ADVERTENHtN aaaeragaa M .sabiadfaf i; brtrrttgds
koop ea verkoop, haai aa vartawr, I—5 ragata f 6.25 alka ragtl zbm« 6 «Nd H frtal
betaliag. Maaiaisua groaMa II ragda liatjiaa^Nars 5 m*l
geschapen, en reede dikwijls heh ik
niede de mensehen bedroefd. Maar
pieet ik, dut ik dit moet inzien’, en
mort hit je zeggi~ 'u
hee’ alleen en f
door mijn goede
In do naast»* 1
dere stem van L—
lachte flauwtjes en treurig e
bet raam. Fen caih hi»4d stl
heer stapte er uit en. ging 1:
_I het huis
vandaag niet
gelooven...”
„Daar, kijk, »ir.’’
De effSHenmaketaar bleef ontsteld staa».
Na«w*t hivn 0chreeu|wde do heer ZMIke
UM't bevende stem, door het open raam,
In het gewoel der straat bulten Mr.
Evans'... Mr. F.vanrt!... komt als ’t u
belieft gauw
Een toevallig daar voorbijrijdend arts
Met frtil houden, stapte uit, baande zich
pen weg ilioor het gewirwar der voer
tuigen naar he< trottoir, snelde hel huis
in en bleef voor den stillen man en de
jonge vrouw er naast staan. Hij voelde
den pole, onderzocht. Toen vroeg hij
fluisterend „Wie is die Ladlj
„De dochter, Sip.”
„Het doet mij leed het te moeten zeg
gen, mevrouw 1... Ik kan hier niet meer
helpen!... De Heer geve tt sterkte!...”
„Om Godswil... mijn vader...”
„Is heengegaan., mevrouw. Het schijnt
een beroerte te zijn 1 Reedtf sedert uren!”
'az(jn van
:hem.
fgeleverd in verzegelde
een half en één Ned.
n Nommer en Prijs,
ieponeerd Merk,
i Uwe geëerde
(och mogehk bij jou te komen en ik
jien niet alleen •'•■n dochter, ik ts-n ook
vrouw, al leef ik ook aoushr mijn man.
hu eerst heb ik hem goed |e«r«*n ken-
h«'U en op veu andere, uUmm* eroetige m»-
hler le»>rM» lieümlij»»-», pettart hij niet
Leer bij mij Is... Ik weet nlrt, ho® dal
te rijmen fa. Maar het Ut zoo. Ik zou
pet Hek»! over de zei* naar je toe vlie
ten. Je wra altijd zoo goed voor mij...
Je hebt mij altijd »ioor g<*4»reven, 'of-
fchoon ik zweig. Maar mi Ik je meer
Aan ooit noodlg heb... nu komt er gt+n
1 De Inkt spatte op 1st papier, zoo haas
tig liet EdAth Merker de pen vallen en
Sprong op. Dat waren beneden niet du
mannenMesnuien, die zij tol nu toe
'ord had... dat waren de ook hige-
den, maar toch korte en b««ve|enJe
taire tonen, die «Ij kende, de Dult-
de Engek«ihe woorden.
„iirvse i
Zij omarmden elkaar* l*ng spraken
lü geen woord. Zij kusten elkaar MechUt.
flarl tochtrtijk en steeds weer. De jonge
yrouw weende tdil tan gduk en smart
In den tweewvrijd barer zlrt, tuiMchen den
0ood van htdm en het levin van mor
gen. Zij vhjje zich tegen haar man. aK
beangst, dat hij baar weer sou verlaten.
Zij sloeg, door haar tranen lachen»! de
0og»-n naar beiu op.
„Eindelijk ben je er...
Hehnut Merker was» in civiel, hij had
e«*n donker r»A«x»tuiuu aan, een rouw
band om den ar».
(Werdl vavvaigpL)
58
„Pakt u maar aan... neen... verder
naar beneden, Man,!... Zoo!... Nu ste
vig er tegen getrapt... met alle macht...
Heere God... het geraas moest hem toOh
wakker maken!...”
De deur ging krakend uit de voegen.
Dat stoorde John Wikling niet. Hij zat
stH, het grijze hoofd op de borst gezom-
ken, de rechterhand neerhangend even
ais den vorige» avond. Edith liep op
hem toe, zij Sloeg de armen onn hem
heen, zij keek in het vreemde wadlileeke
gelaat, zij schreeuwde het uit in onge
lovigen schrik x
„Pa... Pat.."
In de voorvertrekken was een lange,
gtadgeschoren oude heer blnnengeetormd,
verhit met zweetdroppels van de Meizon
op het voorhoofd, de effectenmakelaar,
met wien John Wilding op zijn laatsten
rit in Hydepark had gesproken.
„IS mr. Wilding er
„Ja... daar is hij al... maar...”
„Dien mij dadelijk bij hem aan!... Ik
moet beslist met hem spreken Fr
loopen sinds een kwartier geruchten.
verbintenissen uwer firma... Ik vertrouw
mijn ooren niet., ik wU en kan het nitt
„Beste Hellie 1 Ik heh je voor drie
dagen naarF (’zenptowitz gi-tek-grafeerd.
Maar je kwaan niet en er kwam geen
antwoord. Toen maakte ik mij beangst
•n heb naar je reghnent gettfegrafeerd
en dat antwoordde, dat je voor een wet<k
met verlof naar Beriijn waart.
Toen meende ik, dat ik mij tot je
moeder moest wenden en heb aan haar
adres te ErhjKh getelegrafeerd. Maar ook
zij weet je adres niet in Berlijn.
Daardoor moet ik je per brief mede-
deelen, dat mijn goede vader in den
nacht van Donderdag op Vrijdag plotse
ling aan een beroerte is gestorven. Wij
hebben hem zooeven begraven...”
De blauwe oogen van Edith Merker
zaknlijk»» aang<*hgenl>eden begonnen*, waar
voor btltalve ik* zoons va» John Wilding
Cn eenige bioedverwanti-n ook een dozijn
eitymen vensehenen waren. De heeren
zaten er nu reeds drie, vier OUT. Het
was merk waardig stil onder hm. T«r-
nauw ernood drong een enkelen keer ren
luid woord door het volgens BrUachS
gewoonte licht gebouwde Ikuta...
EdMti Melker solirecM verder
„Hel is werkelijk slecht van mij op
een dag ak lieden aan mijzelf Ie den.
ken, Hellie. Ik zou het ook nibt doen,
als ik jou tot troost bij mij had. Ik wil
naai je toe! Goddank nu kan ik naar
je toe.
De goede pa h er niet meer Hij
heeft hel zeker goed met mij bwfortd.
Het pat uwj niet een oordeel over hem
te vellen. Hij heeft mij niet naar je to«>
laten gaan. Hij heeft er mij het gekl
«iet voor gegeven. Steeds weer moest ik
er hem di-zen winter om vragen, steedh
weei weigeril» hij het mij. En Ik heb
zelf toch niets. Van hetgeen van ons geld
over wan, dat je nrij in het najaar hebt
achtergelaten, heli ik nog juist twintig
pond over. Pas nu in de laatste dagen
werd father zachter gestemd. Toen heeft
hij mij toespelingen op betere tijden ge
maakt. Hij ie naar Duitschland geweest.
Zeker zou hij nu na zijn terugkeer ndjn
weneth vervuld hebben. Maar toen riep
God hem tot zirJi. De zon «heen zoo
warm, toen wij heit» begroeven. En de
dominee heeft zooveel woorden van troost
gesproken... och HeUie... Ik schrei...
Toen Ik nog een ineioj»* was heeft fa
ther mij dikwijk gezegd, dat ik een» een
rente van vijftitnJiondeTd pond zou er
ven. Dat Is voldoende Voor jou en mij
in Dultaehland... ik schaam mij zoo aan
hel geld te denken. Maar het maakt ma
ngtvringHooiiimiAüt) hditjen j
ol baantjes. Als de oorlog nog
uurdo was de» Haag em en al
»p eenvoud komt liet niet aan.
nieuwe couimirfsie
een groot woontiuls gebuurd, waar-
bureau gaat zetelen. Dele ol vier
een Inspecteur, wn oecrdaris,
en concierge, ven typing worden aange-
|ori>eu en dan gaat de zaak draaien of
niet draaien. Want stel je \oor dat
e zaak househidijk draaide, dan hart Je
I die iiKvuaohen niet moer noodtg. 't
>aat gek met zulke instellingen. Ho»'
niHT personeei Ikh- stroever de gang is
i »i het eenige mhklil om dien gang tu
i reneWen heet te zijn... meer personeel.
Ion behoeft gtH'n lange idudie in de h-
osofie gemaakt te het>l)»*n oiu hieruit te
egrijptn, dat op die wijze het heil van
et vaderland Hpoitiig op de allerlate
riize wordt Is'hartlgdl
ben Haag, d«' stad van du haantjes »-n
ii'iiiengevolge van de haan^jes-jagers. Op
i«’t oogenlilik In h»*t een angHtwekkend
inchijnsel dat zich voordoet ophet ge
ïnd van de haantjes. Waar moeten al
h> im-nsohen heen als strak» d»* N.O.T.
m de N.I1.M. en al »Ue cointnlwii» wier
itrk-n opgedoektP Fr JMt Jd at dat
Treoneel de stlUle hoop <tal het wel weer
aan een baantje geholpen zal worden.
*t Is allemaal ,,lo» werk” wat ze iui
yerriclden en voor velen L» het werk dat
k*» vóór duwen iriusner hadden verricht.
Ito N’O.T. heeft zelfs dlenstmetaiffo aan-
ienomen voor aller!®! adhnlnistratkd werk.
Ju een wip kunnen ze maohlne.tehrijven.
Al- ze dat kunnen zilte» za bun Zon
dag chen ImxxI op, tridiken haar laarejes