SING. srslag EN I No. 13466. Zaterdag 11 Augustus 1917. 56e Jaargang t van Thee BEHALVE ZON- EIS FEESTDAGEN. 'Telefoon luiere. 82. Eerste Blad. II, GOUDA. Feuilleton. ffrouw Zijn Engelsche Vrouw. ren. den De Lijkverbranding. Telefoon Interc. 82. IRIM 0 lïTie-UL’WS- exx »^.d.-vertezxtieTol®.6f voox GrovLd.su exx Qxxxstxelcoxx. VERSCHIJNT DAGELIJKS Uitgevers A* BRINKMAN ZOON. lansen, NAY ZONEN, C. BOUCHER, Den Dit nummer bestaat uit twee bladen. de 1906 54 vooruitbetaling. s 1510 40 IO. ig van en Mr. ais ’t n 5 ie Courant Markt. HOOFDSTUK XIV. Alg. Verged. Oud-Onderoffir r Naar het Dultach door RUDOLF 8TRATZ. Geautoriseerde Uitgave, bewerkt door Mm J. P. WE88ELINK—VAN RO88UM. (Nadruk verboden.) zal wat /et gedi i£ van geregeld tijdig ntvangen van vermak elijkho- i onse agenda C. BUL, BREEBAART Lï„ Markt 5. tkerij >N Gouda. Vermibus erepti puro consumi- mur igni Indoe te vetitum mens renovata petit. IENTIËN. vooruitbetaling, ran Gouda. en r /or dl t hal Itrken, w- en Woning- utmissle Armen- ipror. dolf» geltOOl |ouden, maar militaire tonen, èche klank in T „Hettel” *)Dit is het opschrift op het crematorium te Milaan, dat vry vertaald aldus luidt:Grie zelig gewormte ontkomend, zullen ons reine vlammen sloopen. Dwaas is het oude verbod, billtfk de wensch van nieuw inzicht. fiOUDSCHE COURANT. middel ■et Ie zijn... een lang» t te hebh ABONNBMBNTWUUS I p» kwartaal f 1.25, per «ert 10 cent. «ft Zondagsblad p« kwartaal 1.75. P«' 14 beaorgiag per looper gerchiedt. Franc* ran p« .„nul i IJ». Zo.dM.btad 11- Aboaneaeataa worden dageHjka eangetuxnea aan ona bureau' Mauzt 31, Gouda, bij enne afeetr*. da* boekhandel en de postkantoren. ADVERTENTIEPRIJSt UU Goede ea omnreken (boboorende tot den beaorgkring): 1 —5 regale 1 035, elke tegel meer f 0.10. Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden dew tegen twee berekend. Ven ballen Qonda on den .beaorgkriag1-3 regels f 030. elke regel meer 0.15. kingen fereld- 1974 44 els. kkingen daarop boekformaat Naar aanleiding van het „ingezonden- stukjes-debat” in ons blad, tusschen de hee- ren: Van Assendelft en Hoffman, over de lijkverbranding, hebben ook wij nog eens enkele bronnen geraadpleegd, en willen nu onzerzijds deze kwestie eens iets nader be lichten. Allereerst zjj er op gewezen, hoe dit on derwerp natuurlijk van verschillende zijden kan worden bezien, d.w.z. uit een oogpunt van hygiëne, rechtspraak en religie. En het was wel voornamelijk van dit laatste stand punt af, dat de heer Hoffman de lijkver branding bezag, waar hij zijn eerste ant- woord-stukje aldus eindigde: „In dit laatste opzicht (religieuse, innige ziele overtui ging), bon ik nu te meer overtuigd, dat de moderne lijkverbranding ingaat, in diepste wezen, tegen den geest van het christendom, zooais ons dat sinds vele eeuwen is oVerge- leverd.” Waarlik, op zulk een wijze is nu wel ge makkelijk een algemeenheid neergeschre ven, maar niet aangetoond, en ook Dr. Hoff man verzuimde zijn uiting te motiveeren, het aan ons latend-... het tegendeel te bewijzen. We zullen dan ook maar met de deur in huis vallen en merken zoo al dadelijk op, (zie de belangrijke brochure van Dr. L. A. llaedemaker: Crematie, dat reeds het Oude Testament op eenige plaatsen (Jes. 30:33, 33:12; Amos 6:10; 2 Kron .16:1421) spo ren van lijkverbranding bevat. Van bijzon dere liefde tot het bedden van de dooden in moeder-aarde, blijkt eigenlijk nergens. Trouwens de quaestie bestond niet! Hoe weinig Jezus de vorm der begrafenis be lang inboezemde, blijke uit de woorden: „Laat de dooden hun dooden begraven, maar gij, gaat heen en verkondigt het Koninkrijk Gods". Evenzoo dient er de aandacht op ge vestigd, hoe Paulus, de Heidenapostel, die in zijn Brieven telkens en telkens de Hei- densche zeden zoo heftig bestrijdt, toch mat geen enkel woord opkomt, tegen de lijkver branding. Had hy daarin werkelijk 'n zonde gezien, hij zou er ongetwijfeld tegen hebben gewaarschuwd. Klaarblijkelijk was dit ech- juist de Vrijmetselaren een klein procent aan den oven leveren. Intusschen moet deze tegenstand der Kerk worden betreurd, te meer omdat men aan de zyde der crematie- toorstanders zeer gaarne kerkelijke mede werking zou zien, en ook uit de statis tieken blijkt, dat in Duitschland, by twee derde deel der crematie, godsdienstplechtig heden plaats hadden. Een ander argument zoeken de tegenstan ders hierin; dat men, door zich te laten ver branden, de hopeloosheid ten opzichte van *t stoffelijk overschot zou betuigen en daar mee uitdrukken, dat men aan geen opstan ding dea vleesches gelooft. Natuurlijk dat men evenwel geen kans ziet aan te toonen, waarom men, door in 2V4 uur te willen ont binden, niet in de opstanding der dooden lou kunnen gelooven, en wèi, door de keuze van een ontbinding in 80 of meer jaren. Ontbinding (en dit brengt ons dan tevens tot een ander aanzicht van dit onderwerp als gevoelskwestie), want men wil het niet uit spreken, maar een ieder moet toch weten, dat niet overgeven aan de vlammen, betee- kent overgeven aan de dieren. Een Hjk- fauna dus, waarover Mégnin een studie schreef: „La faune des cadavres" G. Mas son, Paris, uit welk werk wij afgrysel^üce waarheden over het ontbindingsproces on der den aardbodem zouden kunnen naver tellen. Wij zullen onze lezers dit alles echter besparen, er den nadruk opleggend, dat de „rust der dooden”, eenmaal aan de aarde toevertrouwd, wel zeer denkbeeldig is, en In werkelijkheid om onze dooden, door de z.g. „travailleurs de la mort” (tallooze vraatzuchtige insecten), een ware onder- aardsche veldslag geleverd wordt. Dat ook Jezus niet hoog dacht van de poëzie van het graf, blijke uit zijn woord: „Wee u gU Schriftgeleerden en Pharizeeërs, gij huiche laars. GU zUt als de wit-gepleisterde gra ven, welke van buiten schoon schUnen, maar yan binnen zUn «U vol doodsbeenderen en ónreinigheid.” En sprak Bard in zyn voren-aangehaalde brochure niet van „den afschuw der ontbin ding”, daarmee indirect dus toegevende, dat hU de ontbinding in het alles-reinigend vuur, minder afschuwwekkend vindt? Niet gering ig nog de invloed van de ge woonte op ons gevoel, en terecht vraagt men zich af, of niet het eeuwenlang heer- schen van de begrafenis-gewoonte ons ge voel voor die plechtigheid zoozeer zou heb ben beïnvloed. Zagen we niet, dat toen na zoo langen tyd, het begraven in de kerk werd verboden, dat verbod werd gevoeld, als een te-kort-koming aan den doode? Men leze er de literatuur van dien tyd maar eens op na! Wie echter voelt dit thans nog als zoodanig? Wat zou men er trouwens, met recht wel te verstaan, tegen kunnen aanvoeren, dat wU onze dooden het afgrijnelijk proces in het graf willen besparen en door een pro- in den oven getuigen, dat hun stof ons iets meer, hun g e s t «n hun herinnering i a 11 e s is. Dat de crematie den nabestaanden, ook de kerkhofpoëaie aou moeten ontnemen is ■iet waar. Zie slechts naar het buitenland, Waar de schoonste Urnen-tuinen verrezen. Wilt ge daar den Urn onder de groene doden begraven, gU kunt het doen, maar ook |unt ge hem plaatsen op een marmeren suil ander schaduwrijke boomen, of in het folie licht der zon. Zoo ruste dan in abso lute rust de reine asschel In een volgend overzicht, stellen w|J ons voor, een en ander uit de crematie- ■teratuur te noteeren, uit oogpunt van rechtspraak en hygiëne. (Red.) BRIEVEN UIT DE HOFSTAD, coctxnan. Den Haag U de stad van Je baantje* anal den Minister tot den loopjongvu an den boixlschappendtenst; „ktalu”. eeft ieder zoo zijn special.* IxMrskking, aa ivoor bijzondere kwaliteiten noodig ijn. maar waarvoor men andere bijzon.- i ert kwaliteiten weer kan inbwen Op et oogenldik la liet aantal baautj»» h» en Haag enorm groot. !>e N. V. T en pakhuizen Itenjaar J kantoor. Zoodra benoemd wordt. ter voor den, in de eerste plaats geestelijken Stryder, een zaak van geen belang. De dood is, volgens de Bybelsche leer, de bezoldiging der zonde, dus straf der zonde. Goed, maar gaat het nu aan, aooals de te genstanders der crematie doen, te verkla ren „dat ook de langzame ontbinding van het Ijjk nog tot de zondestraf behoort” Zoo èchrUft, op dit thema doorgaand, de gehei me opperkerkeraad D. P. Bard uit Mecklen burg in zyn brochure „Die Leichenverbren- ■ung und die Kirche Jeöu Christi”: „Het weerspreekt dus de paedagogie Gods, zich foor volsche voorspiegelingen, of willekeu rige handelingen aan den schrik van fan dood en den afschuw der ont binding te willen onttrekken.” Dat men Op deze eigen-gevolgtrekkende-wUze intus- fchen tot rare consequenties zou komen, wordt blijkbaar over het hoofd gezien. Im mers, de Bybel beschouwt ziekten, natuur rampen, enz. óók als straffen Gods, zoodat men, aldus redeneerend, ook daar niet zou mogen ingrUpen! We zouden, met betrek king tot ons onderwerp, nog verder kunnen gaan en vragen, of van dit standpunt af bezien, men zich dan ook niet zou moeten Verzetten, tegen maatregelen, welke het foor God gewilde ontbindingsproces vertra gen, zooais dubbele en zinken kisten, graf kelders, inspuiting, balseming e.d. Maar (riet, dan komt men weer op andere wyze in strijd met de feiten, daar de Joden, teA tijde van Jezus, hun dooden in een spelonk legden, gelijk óók met Jezus zelf geschied de, terwijl we bovendien lezen, van maat regelen voor zyn balseming. Niettegenstaande echter de crematie, noch met eenig goddelyk gebod in strijd is, noch met eenig artikel van het ChristelUk geloof, blijft juist de kerk de minst-toena- derende vyandin der lykverbranding, waar- bij zij zelfs niet schroomt, meermalen de meest ongerijmde middelen te baat te nemen, om de crematie in een ongunstig licht te stellen. Het was dan ook alleen de befaam de, om geen ander woord te gebruiken, theo logische spitsvondigheid, welke in staat stelde, een verbod tegen de crematie te dis- tilleeren. Toch kon Ds. van Oosterzee in „Stemmen voor waarheid en vrede” (1874), soo heel terecht opmerken: „dat het onder- wys van den Heer en zUn apostelen, wèl het doodgreven veronderstelt, omdat het dóór destUds gebruikelU’k was, maar dat overigens uit dat onderwUs niets is af te lei den, aangaande hetgeen men eene Christe lijke behandeling der ly'ken zou moeten noe men. De Christelijke godsdienst gebiedt, of verbiedt geen bepaalde wUze van lykbehan- deling en de hoop des eeuwigen levens, blijft onaangeroerd.” Intusschen kan men nu in het algemeen wel zeggen, dat de Katholieke, en de ortho doxe deelen van Protestantsche en Joodsche kerken, de lUkverbranding bestrijden. Niet altijd evenwel heeft de Katholieke Kerk te- genover deze zaak gestaan ^Üit zij tusschen haakjes óók opgemerkt, ten fpzichte van de VrUmetselarij). Zoo schreef Monsignori Mattia Naldi, arts en gefceim-kamerheer van Paus Alexander VII, In- zUn kerkelUk- goedgekeurd boek, Regole per la cura del contagio: „Geenszins kan als verafschu- wenswaardig gelden, wat doör zoovele eeu wen in eere gehouden werd. Tusschen ver branding en begrafenis bestaat geen ander •nderscheid, dan dat bU verbranding de Ijj- Men op geheel dezelfde wijze, maar met ze kerheid vernietigd worden, zooais de tUd dat, maar onder velerlei gevaar, ook doet” Er zijn trouwens méér Katholieke gees telijken, die in vroeger en tater tUd getuig den, dat het geloof niets me) de wyze van begraven uitstaande heeft. Nog uit 1904 is voorts bekend, dat de Katholieke geneesheer Ubrich (uit Reichen- berg) in een uitvoerig gedocumenteerd ver zoekschrift, den H. Stoel opheffing verzocht, ▼an het, eerst op 19 Mei 1886 uitgevaardigd decreet tegen de lUkverbranding. Wat de Evangelische kerken in Duitsch land betreft, daar moest op de KerkelUke Conferentie vanEisenack (1898) worden toe gegeven, dat de verbranding met geen enkel goddelUk gebod in strUd is, ofschoon des niettegenstaande nog in de meeste Duitsche landskerken deelneming van geestelUken aan de crematie verboden bleef. Echter kon den er de crematoria te Gotha, Heidelberg en Hamburg door geestelijken worden inge- wUd. Felle tegenstanders bleven nog de ortho- dox-Israëlietische geestelijken, al konden «U> op een tot hen gericht driiïgend verzoek, de verbodplaats noch in Talmud, noch in Thorah aanwUzen. Dat echter in streng-geloovige secten ook wel andere stemmen gehoord worden, moge blUken uit de woorden van den Baptisten predikant te Cincinnati, die het cremato rium aldaar, ingewUdde met deze woorden: „Of ik mUn dooden op een kerkhof begraaf, of hun asch in een urn bewaar, mUn hoop zal hun alty’d voorlichten op het pad, dat daarheen leidt, waarnaar ik en zy steeds hebben gestreefd.” Toch neemt, gelU'k ge zegd, in het algemeen, de kerk nu niet di rect een verdraagzame houding tegenover de crematie aan. Integendeel. „Theatraal Sldus dr. WUnaendts Francken in een „Pro •n Contra” maar toch bU de groote me nigte zUn werking niet missend, heeft z(J het dikwyls voorgesteld, als wilde de crema tie een specifiek heidensch gebruik invoe ren, of als ware zy slechts een voermiddel ▼an VrUmetselary', om afbreuk te doen aan het gezag der Katholieke Kerk.” Wat de VrUmetselaren hierbij betreft, zij echter op gemerkt, dat ofschoon Italië inderdaad de bakermat der crematie is geweest, het daar ■Heen ging om het vrUheidsbeginsel en niet om de zaak zelf, gelyk kan worden afge leid uit de statistieken, waaruit blykt, dat vulden zich niet tranen. Zij legde haar peti near en haalde liaar zakdloek te voomchijn. In het diepe zwart van den rouw zat zij voor liet open raam van haar vertrek in Belgravia. Warme voor- Jaar-Mucht woei naar binnen en bolderde da blauwrood»' katoenen gordijnen op van de twee vriendelijke, I’ngataJb-gazelUge logeerkasnere, die zij sedert oen lialf jaar in het huiH harer ouderrt bewoonde. Bui len rolde auto achter auto, rijtuig acliter rijtuig, vierspanne»... de Londerwehe sea son was In vollen gang. Geen oorlog en OO’^ögsIgcöcilireeuw, geen doodvallen Otoorden haar. He< was alsof er geen »org en leed op de wereld waren. De jonge vrouw ging met vochtige oogen voort m»-t schrijven „Sedert ik Kerstmorgen van Czensto- whz ben vetrokken, hdi ik je brieven udet meer beantwoord. Maar niets zou vreeeelijker zijn, Heille, dan wanneer je daardoor meende, dat ik ie minder lief had dan vroeger. Neen. Ik het» je meer lief, ik heli van Kerstonis tot Pasdien niet imij zelf geworsteld, om dit in te zien, onxiat ik het eigenlijk niet wilde inzien. God heeft mij tooh zoo koppig r au 4 ik jen, omdat ik nu zoo ge- dubbel verlaten lien, én l»a én door mijn man.” kamer hoorde zij de hel- kleine Mary. Zij glliu- en keek door til. Fen oude r._ langzaam, ern stig enr nadenkend het ImiLh van rouw binnen. Hij was vandaag niet de eerste. Dadelijk na de begrafenis was beneden In dé drawingroom een conferentie over Jank) theoretisch toe- quintessens van het hets v. h.boekhouden I. TER BRUGGEN, 1016 11 INGEZONDEN MEDEDEEUNGEN r** IM «M. Mt f «JE Op dc «oorpa<ina dubbal U.M. Gewone edeerieaiiia m lagmadwi ■.dsda^liag— M cmtrasi MN mnt Jiudussirtsa prt|> Groot, lenen ea randa* aate pU*TliW«~ KLEINE ADVERTENHtN aaaeragaa M .sabiadfaf i; brtrrttgds koop ea verkoop, haai aa vartawr, I—5 ragata f 6.25 alka ragtl zbm« 6 «Nd H frtal betaliag. Maaiaisua groaMa II ragda liatjiaa^Nars 5 m*l geschapen, en reede dikwijls heh ik niede de mensehen bedroefd. Maar pieet ik, dut ik dit moet inzien’, en mort hit je zeggi~ 'u hee’ alleen en f door mijn goede In do naast»* 1 dere stem van L— lachte flauwtjes en treurig e bet raam. Fen caih hi»4d stl heer stapte er uit en. ging 1: _I het huis vandaag niet gelooven...” „Daar, kijk, »ir.’’ De effSHenmaketaar bleef ontsteld staa». Na«w*t hivn 0chreeu|wde do heer ZMIke UM't bevende stem, door het open raam, In het gewoel der straat bulten Mr. Evans'... Mr. F.vanrt!... komt als ’t u belieft gauw Een toevallig daar voorbijrijdend arts Met frtil houden, stapte uit, baande zich pen weg ilioor het gewirwar der voer tuigen naar he< trottoir, snelde hel huis in en bleef voor den stillen man en de jonge vrouw er naast staan. Hij voelde den pole, onderzocht. Toen vroeg hij fluisterend „Wie is die Ladlj „De dochter, Sip.” „Het doet mij leed het te moeten zeg gen, mevrouw 1... Ik kan hier niet meer helpen!... De Heer geve tt sterkte!...” „Om Godswil... mijn vader...” „Is heengegaan., mevrouw. Het schijnt een beroerte te zijn 1 Reedtf sedert uren!” 'az(jn van :hem. fgeleverd in verzegelde een half en één Ned. n Nommer en Prijs, ieponeerd Merk, i Uwe geëerde (och mogehk bij jou te komen en ik jien niet alleen •'•■n dochter, ik ts-n ook vrouw, al leef ik ook aoushr mijn man. hu eerst heb ik hem goed |e«r«*n ken- h«'U en op veu andere, uUmm* eroetige m»- hler le»>rM» lieümlij»»-», pettart hij niet Leer bij mij Is... Ik weet nlrt, ho® dal te rijmen fa. Maar het Ut zoo. Ik zou pet Hek»! over de zei* naar je toe vlie ten. Je wra altijd zoo goed voor mij... Je hebt mij altijd »ioor g<*4»reven, 'of- fchoon ik zweig. Maar mi Ik je meer Aan ooit noodlg heb... nu komt er gt+n 1 De Inkt spatte op 1st papier, zoo haas tig liet EdAth Merker de pen vallen en Sprong op. Dat waren beneden niet du mannenMesnuien, die zij tol nu toe 'ord had... dat waren de ook hige- den, maar toch korte en b««ve|enJe taire tonen, die «Ij kende, de Dult- de Engek«ihe woorden. „iirvse i Zij omarmden elkaar* l*ng spraken lü geen woord. Zij kusten elkaar MechUt. flarl tochtrtijk en steeds weer. De jonge yrouw weende tdil tan gduk en smart In den tweewvrijd barer zlrt, tuiMchen den 0ood van htdm en het levin van mor gen. Zij vhjje zich tegen haar man. aK beangst, dat hij baar weer sou verlaten. Zij sloeg, door haar tranen lachen»! de 0og»-n naar beiu op. „Eindelijk ben je er... Hehnut Merker was» in civiel, hij had e«*n donker r»A«x»tuiuu aan, een rouw band om den ar». (Werdl vavvaigpL) 58 „Pakt u maar aan... neen... verder naar beneden, Man,!... Zoo!... Nu ste vig er tegen getrapt... met alle macht... Heere God... het geraas moest hem toOh wakker maken!...” De deur ging krakend uit de voegen. Dat stoorde John Wikling niet. Hij zat stH, het grijze hoofd op de borst gezom- ken, de rechterhand neerhangend even ais den vorige» avond. Edith liep op hem toe, zij Sloeg de armen onn hem heen, zij keek in het vreemde wadlileeke gelaat, zij schreeuwde het uit in onge lovigen schrik x „Pa... Pat.." In de voorvertrekken was een lange, gtadgeschoren oude heer blnnengeetormd, verhit met zweetdroppels van de Meizon op het voorhoofd, de effectenmakelaar, met wien John Wilding op zijn laatsten rit in Hydepark had gesproken. „IS mr. Wilding er „Ja... daar is hij al... maar...” „Dien mij dadelijk bij hem aan!... Ik moet beslist met hem spreken Fr loopen sinds een kwartier geruchten. verbintenissen uwer firma... Ik vertrouw mijn ooren niet., ik wU en kan het nitt „Beste Hellie 1 Ik heh je voor drie dagen naarF (’zenptowitz gi-tek-grafeerd. Maar je kwaan niet en er kwam geen antwoord. Toen maakte ik mij beangst •n heb naar je reghnent gettfegrafeerd en dat antwoordde, dat je voor een wet<k met verlof naar Beriijn waart. Toen meende ik, dat ik mij tot je moeder moest wenden en heb aan haar adres te ErhjKh getelegrafeerd. Maar ook zij weet je adres niet in Berlijn. Daardoor moet ik je per brief mede- deelen, dat mijn goede vader in den nacht van Donderdag op Vrijdag plotse ling aan een beroerte is gestorven. Wij hebben hem zooeven begraven...” De blauwe oogen van Edith Merker zaknlijk»» aang<*hgenl>eden begonnen*, waar voor btltalve ik* zoons va» John Wilding Cn eenige bioedverwanti-n ook een dozijn eitymen vensehenen waren. De heeren zaten er nu reeds drie, vier OUT. Het was merk waardig stil onder hm. T«r- nauw ernood drong een enkelen keer ren luid woord door het volgens BrUachS gewoonte licht gebouwde Ikuta... EdMti Melker solirecM verder „Hel is werkelijk slecht van mij op een dag ak lieden aan mijzelf Ie den. ken, Hellie. Ik zou het ook nibt doen, als ik jou tot troost bij mij had. Ik wil naai je toe! Goddank nu kan ik naar je toe. De goede pa h er niet meer Hij heeft hel zeker goed met mij bwfortd. Het pat uwj niet een oordeel over hem te vellen. Hij heeft mij niet naar je to«> laten gaan. Hij heeft er mij het gekl «iet voor gegeven. Steeds weer moest ik er hem di-zen winter om vragen, steedh weei weigeril» hij het mij. En Ik heb zelf toch niets. Van hetgeen van ons geld over wan, dat je nrij in het najaar hebt achtergelaten, heli ik nog juist twintig pond over. Pas nu in de laatste dagen werd father zachter gestemd. Toen heeft hij mij toespelingen op betere tijden ge maakt. Hij ie naar Duitschland geweest. Zeker zou hij nu na zijn terugkeer ndjn weneth vervuld hebben. Maar toen riep God hem tot zirJi. De zon «heen zoo warm, toen wij heit» begroeven. En de dominee heeft zooveel woorden van troost gesproken... och HeUie... Ik schrei... Toen Ik nog een ineioj»* was heeft fa ther mij dikwijk gezegd, dat ik een» een rente van vijftitnJiondeTd pond zou er ven. Dat Is voldoende Voor jou en mij in Dultaehland... ik schaam mij zoo aan hel geld te denken. Maar het maakt ma ngtvringHooiiimiAüt) hditjen j ol baantjes. Als de oorlog nog uurdo was de» Haag em en al »p eenvoud komt liet niet aan. nieuwe couimirfsie een groot woontiuls gebuurd, waar- bureau gaat zetelen. Dele ol vier een Inspecteur, wn oecrdaris, en concierge, ven typing worden aange- |ori>eu en dan gaat de zaak draaien of niet draaien. Want stel je \oor dat e zaak househidijk draaide, dan hart Je I die iiKvuaohen niet moer noodtg. 't >aat gek met zulke instellingen. Ho»' niHT personeei Ikh- stroever de gang is i »i het eenige mhklil om dien gang tu i reneWen heet te zijn... meer personeel. Ion behoeft gtH'n lange idudie in de h- osofie gemaakt te het>l)»*n oiu hieruit te egrijptn, dat op die wijze het heil van et vaderland Hpoitiig op de allerlate riize wordt Is'hartlgdl ben Haag, d«' stad van du haantjes »-n ii'iiiengevolge van de haan^jes-jagers. Op i«’t oogenlilik In h»*t een angHtwekkend inchijnsel dat zich voordoet ophet ge ïnd van de haantjes. Waar moeten al h> im-nsohen heen als strak» d»* N.O.T. m de N.I1.M. en al »Ue cointnlwii» wier itrk-n opgedoektP Fr JMt Jd at dat Treoneel de stlUle hoop <tal het wel weer aan een baantje geholpen zal worden. *t Is allemaal ,,lo» werk” wat ze iui yerriclden en voor velen L» het werk dat k*» vóór duwen iriusner hadden verricht. Ito N’O.T. heeft zelfs dlenstmetaiffo aan- ienomen voor aller!®! adhnlnistratkd werk. Ju een wip kunnen ze maohlne.tehrijven. Al- ze dat kunnen zilte» za bun Zon dag chen ImxxI op, tridiken haar laarejes

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1917 | | pagina 1