Plaats Uwe adverteiitiën in de Goudsche Courant fl o. 13< Eerst Het Recht i I Feuill DE GELT vai H. RIDER do< Mevr. Storm van Lee' (1 Een Strooper. Redactie i T« Dit nummer best e FEUILLETON. de AB0NNEME1 per kwartaal f 2 Franco per post Abonnementen by onze agenten ADVERTENT 1—5 regels 0.É regels /0.95, elk cent per regel. h« zy zijn zt wanneer uitgewoet nederd et O, schc zal z^jn c «ij zullen zaad (Hen Toen de dichter* had zy niet kunnen dezen schemerverrei gen zou, in schier al leed van den krijg z bewoners hebben ge brek grenzende nu maximale arbeidspre metterdaad kunnen b velen werjl erkend: plaats inneemt naas taak een niet minder van den man en da geestelijk bij hem bc Is het dan niet dwa plichten tegenover d schap zijn opgeleg< geven Door deze donkere toekomst die veel wt ouderd zal stempele: schappij die door een hier en daar reeds t geheel anderen vorm meer in het enge k< wetten passen zal. landen, de groep vat directer medezeggen bestuur en de handel die de macht der Vol zoozeer willen verster' schier in alles staat En langs dienzelfdei donkere dal van de voert naar de lichtend rijke toekomst trekkei onder het vaan dat di lijke plichten, gelijke Wij hebben, in Ned wen het passieve kies op hetzelfde oogenblil algemeen het actief leend, zoodat, bjj de geval wil ik het amendement in om- vraag brengen, tenzij daarover nog eerst het woord wordt gevraagd. De heer KOLIJN: M. d. V. Ik heb, toen ik de intentie had dit amende ment voor te stellen, oogenbl ikke lijk gevoeld, welke bezwaren daartegen zouden bestaan. Ik gevoel zelf, dat het heel wat regelmatiger is, wan neer tot het verleenen van de ont heffingen, welke worden aange vraagd, als bevoegd worden aange wezen de Burgemeester of het Colle ge van Burgemeester en Wethou ders. Toch heb ik echter niet ge schroomd een oogenblik dat bezwaar op zijde te zetten, want ik had andere bezwaren, welke voor mij van ge wichtiger aard zijn. Laat ik dan eens de herinnering van den Goudschen Raad even mo gen vragen voor een andere machti ging, welke aan B. en W. was ver leend. Een vorig jaar is door den ge meenteraad van Gouda een verorde ning met betrekking tot de lichtbe- sparing tot stand gebracht en toeh stond in een van de artikelen een on gelukkige clausule, waarbij aan B. en W. of aan den Burgemeester de machtiging werd verleend om voor gelegenheden of wat ook ontheffing van de bepalingen dier verordening te verleenen. Toen heeft zich in dep Goudschen gemeenteraad een ge schiedenis af gespeeld, welke de hee- ren zich nog wel zullen herinneren. Het is geweest in de kermisweek. Wij zijn toen in een speciale vergadering bijeen geweest; wij hebben de zaak toen op ons gemak besproken en de y vraag behandeld, hoe die machtiging moest worden geinterpreteerd. Daar over bleek toen groot verschil van gevoelen te bestaan. Nu staat er in artikel 7, dat die ontheffing kan worden verleend van do verbodsbepalingen: „a. algemeen ten aanzien van alle winkels voor enkele, door hen aan te wjjzen dagen of gedeelten van da gen.” Ih artikel 1 van de ontwerp-veror- dening worden de verschillende da gen genoemd. Nu stem ik toe, men kan in eene verordening, welke voor zekeren tijd moet gelden, niet voorzien verschil lende gebeurtenissen in de toekomst, en die kan men dus niet in eene der gelijke verordening neerschrijven maar het zou toch zeer goed kunnen zijn, dat ook weder ten aanzien van een nieuwe ontheffing groot verschil van meening zou kunnen ontstaan bij den Raad. Onder b lees ik: „ten aanzien van alle winkels op een tentoonstelling, fancy-fair of andere soortgelijke in richting van tijdelijken aard voor een door hen vast te stellen tijdperk”. Nu denk ik hierbij bijvoor beeld aan openbare vermakelijkhe den, en wanneer ik dat nu zoo op dit oogenblik rechtstreeks uit mijne han den moet geven, dan gevoel ik er wel eenig bezwaar tegen. Men begrijpe mij goed, ik heb allerminst wantrou wen in B. en W., maar de uitlegging 19 „U weet heet goed op zaken, Misa Chat *n heel ander boo «chap, op diat wat de tiMwehen man en vroi Wil je mij aannemen Zij opende haar lip ®n, innar hij hief z volgde: „Luister eerel je een haastig anlw moeilijk ia terug te i Ik ben mij bewu mijn nadeel is, mijn fichien veten lijken; i komst; mdjn bedrijf di zonder reden, veracht het eerste betreft, dat Wd erger worden; n *n is reeds begraven hennelijn van weelde het er op aan of Ik i klerk die 2 pond in dl M** lk geboren ben in W' Batternoe, als ik nu I V «te mannen ben van E T® in een paleis, ml ge rang nalatend aan het derde betreft, mijn “er aan geven. Die yaat in ’t slik. Toen porbeerde Aai en ik, om hem los te trekken en krek, as we daar mee doende waren, kwamen die twee man nen in dat bootje. Daarom had k ook gien tied op té letten, wat ze deeën en of ze wat riepen. We mosten allebei, Aai en ik, op de kor letten. Maar we konden hem er toch niet meer uit krijgen. Want de lijn brak en zoodoende zonk hij weg.” ,,’t Is wel vreemd, dat je dat roepen niet gehoord hebt,” merkte de presindent op. „Och, vremd!” kwam hy, goedmoedig de schouders ophalend. „Neen, vreemd was het niet, dat kan ’k niet zeggen. Ge mot den ken, we waren een heel stuk uit den wal...” „De veldwachters zeggen, dat het niet meer dan een meter of twaalf was,” viel de president in. „Een meter of twaalf?” deed hij verwon derd. „Wel meer as twintig meter, edelacht bare. En dan stond er een stijve bries en waren we druk met de kor, die vast zat.” „Maar de veldwachters waren ook al op het water en dat volgens hun zeggen, nog geen 10 meter van je af.” Hij knikte glimlachend. ,4a, hullie hebben makkelijk zeggen. Maar ik zeg oe, edelachtbare, ik was een. twintig meter uit den wal en zy stootten net af, toen ’k ze zag. En als je dan druk doende bent, en over boord legt, dan hoor je niet wat ze roepen. As ze tenminste ge- 5 maar merkte de roepen hebben, wat Tc nog niet geleuven kan. Maar enfin, daar wil Tc af wèzze. Ge hoord hè Tc het niet en mien zeun ook niet, daar kan 'k een eed op doen.” De president keek hem een oogenblik op lettend aan, boog zich dan over de papieren, die voor hem op de tafel lagen. Het hoofd opheffend keek hij den man, die kalm met onbewogen gezicht tegenover hem stond, weer met bizondere opmerkzaamheid en uitvorschend aan. ,4e zegt,” kwam hy langzaam en met na druk, „dat je met de kor gevischt hebt-..” „Dat hè Tc ook,” viel de man in. „Nou ja,” kwam de president, „maar laat mij nu behoorlijk uitspreken. Met de kor visch je toch sleepende?” Natuurlijk, dat doe de ook, edelachtbare,” zei de man kalm. Maar mien kor was vast geraakt. Daarom mos ik toch" stil leggen om ze los te krijgen.” „Maar je lag met gestreken zeilen,” merkte de president op. De man aarzelde even. Doordringend keek de president hem aan. „Met gestreken zeilen? Wel ja, natuur lijk dee Tc dat, edelachtbare. 1c Kon toch niet zeilen, zoolang as dat 't net vastzat Daarom had 1c het zeil neergelaten. Dat ’s nogal dudelljk.” De president bleef hem doordringend aankyken, maar geen spier van zyn gezicht De president knikte. „Ja, jawel, dat begrijp ik,” zei hij, „maar waarom wou je dan niet dat de veldwach ters dat vaststelden.” „Niet willen?” kwam hy verwonderd doende en zich weer naar de veldwachters keurend, ,4a, dat is ’t nou krek, edelacht bare. Hullie zeggen nou maar, dat 1c hullie roepen gehoord heb, maar daar is gien woord van aan. Ge moet weten, edelachtba re, |’t was unne schoone, zonnige morgen, maar er stond toch een biedje wind. Wy lagen met de schuit een heel end uit de wal. Toen zag Tc wel een schuitje van den wal afkonien met twee mannen erin. Maar gehoord heb 1c niks.” .Boorde je niet, dat ze riepen: niet los gooien, we willen het net in beslag nemen?” viel de president in. „1c Mag sterreven, als 1c het gehoord heb,” zei de man ernstig. „1 Is mogelijk, dat ze wat geroepen hebben, maar dat had 1c toch niet kanne hooren.” „De veldwachters zeggen, dat ge, zoo- dra Je hen zag, Je vischtuig heb losge gooid”, hernam de president, hem wantrou wig bekijkend. „Daar zit het hem nou krek in, edelacht bare,” zei h(j. ,/k Heb het niet losgegooid, maar ’t was losgeraakt, doordat de tocht was gebroken. T Was een garnalenkor, edelachtbare, as Tc oe al zei, en die zat De heer VINGERLING: Ik geloof, dat daartegen geen enkel bezwaar zal bestaan. Het is een dringende zaak. Het’ voorstel wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming. De VOORZITTER: In de vorige vergadering heeft de Raad B. en W. gemachtigd te procedeeren tegen L. Erberveld alhier tot onteigening van zijn grond, begrepen in het uitbrei dingsplan voor het stadsgedeelte, ge legen tusschen den Fluweelensingel en de Krugerlaan. Erberveld heeft thans het hoofd in den schoot gelegd en zich nader bereid verklaard het laatste aanbod der Gemeente te aan vaarden. Tevens heeft hij gevraagd om na eigendomsoverdracht den grond te mogen gebruiken. B. en W. hebben tegen inwilliging van dat verzoek geen bezwaar, mits het ge bruik geschiedt onder door hen te stellen voorwaarden en slechts voor zoolang de Gemeente den grond zelf niet noodig heeft. Ik heb thans de eer, namens hen, voor te stellen tot aankoop te besluiten en B. en W. te machtigen tot ingebruikgeving op vorenvermelde wijze. Het voorstel wordt aangenomen zonder discussie of hoofdelijke stem ming. De heer JONGENBURGER: Zkra het niet iets zijn om op dat land van wege de gemeente aardappelen te verbouwen? De VOORZITTER: De heer van der Torren zal U daarop wellicht het beste een antwoord kunnen geven. De heer VAN DER TORREN: Ik geloof, dat er niets van kan komen. De grond daar is er niet geschikt voor. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering door den Voor zitter gesloten. concierge van het Raadhuis, tevens assis tent-bode. (No. 162|1221.) Deze instructie wotdt zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. (De heer Spit verlaat de vergade ring.) Aan 'de orde: Het voorstel tot het aangaan eener. trans actie betreffende gronden tusschen den Fluweelensingel en de Krugerlaan met J. H. de Wilde alhier. (No. 164|1121.) Dit voorstel wordt zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Aan de orde: Het voorstel tot het brengen van wijzi gingen in en het doen van af- en over schrijvingen op de Gemeentebegrooting voor den dienst 1917. (No. 3|104.) Dit voorstel wordt zonder heraad- slaging en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Aan de orde: Het verzoek van L. van der Beek alhier tot aankoop van gemeente-grond by de Geuzenstraat alhier met het afwijzend praeadvies van Burgemeester en Wethou ders. No. 163|1044 van 1917.) Dit praeadvies wordt zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde: Het voorstel tot het aangaan eener geld- leening met de Directie der Rykspostspaar- bank. (No. 2|34.) Dit voorstél wordt zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Aan de orde: Het voorstel tot het aangaan eener geld- leening met de Friesche Levensverzekering- Maat schappij. (No. 1|34.) Dit voorstel wordt zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De heer DE JONG: M. d. V. Alvo- tens de openbare vergadering, voor de behandeling van de volgende agendanummers in comité-generaal overgaat, zou ik gaarne nog een en kel woord wenschen te spreken. De VOORZITTER: Het woord is aan den heer de Jong. De heer DE JONG: M. d. V. Bij den aanvang van de vergadering is U zoo vriendelijk geweest den leden van den Raad toe te- wenschen een gelukkig jaar 1918. U hebt daarbij ook den wensch uitgesproken, dat de gemeente in-bloei zal toenemen. Gedurende den korten tijd, dat U aan het hoofd dezer gemeente hebt gestaan, hebt U getoond een warm hart voor onze stad te hebben; dat doet den leden van den 'Raad goed, en ik kan U de - verzekering geven, dat U in Uw streven om Gouda voor uit te brengen hen steeds aan Uwe zijde zult vinden. Moge het U en Uw gezin goed gaan; wij zullen ons daarin verheugen en dat zal ook aan onze gemeente ten goede komen. (Teekenen van instemming.) De VOORZITTER: Ik dank den heer de Jong zeer voor deze, ik mag aannemen, namens den Raad gespro ken woorden. Ik ben daarvoor zeer erkentelijk. (Teekenen van instemming.) Het nïvorderingskohier der plutKlfe I directe belasting naar het inkomen voor den dienst 1917. Ik\ bezwaarschriften tegen aanslagen op het primitief kohier der plaatselyke directs belasting naar het inkomen voor den dieaat 1917. De ontheffingsverzoeken van Schoolgeld op de Burgerscholen voor het schooljaar 1917|1918. De openbare vergadering gaat over in eene met gesloten deuren. Na heropening zegt de Voorzitter, nog het navolgende: In de vorige vergadering is een crediet verleend voor de verstrek-' king van goedkoope cokes van ge- meentewege. Het bljjkt nu, dat ver scheidene der voor die verstrekking in aanmerking komenden in plaats van goedkoope cokes goedkoope steenkolen wensohen te verkrijgen. Kan de Raad nu goedvinden, dat zy, die dat verlangen, ook goedkoope steenkolen zullen kunnen verkrij gen? De toeslag per eenheid zal na tuurlijk dezelfde blijven. Ik doe na mens B. en W. een daartoe strekkend voorstel. 1 met de liohtbesparing de feitelüke oorzaak van het in het leven roepen dezer verordening de tijden van sluiting in het eene gedeelte des jaara anders zijn dan in het andere gedeelte, en omdat het daarom zoo moeilijk was om vooruit in de veror dening precies vast te leggen de uren, waarop op dagen, vallende vóór Kerstmis, St. Nioolaas, e. d. zou moeten worden gesloten. Ik meen dan ook, dat dit de oor zaak i» waarom het aldus in de ver ordening is vastg^steld. Bovendien zou het dunkt mij bezwaarlijk zijn, indien voor elk dergelijk geval spe ciaal eene Raadsvergadering zou moe ten worden belegd. Dat kan gernak- kelijk voorkomen, wanneer b.v. bij gelegenheid van feestelijkheden noo dig mocht zijn het sluitingsuur voor de winkels te verlaten. Maar ten overvloede geloof ik, dat Als B. en W. van de bevoegdheid tot het verleenen van ontheffingen een gebruik zouden maken, dat niet in den geest van de verordening was, de Raad zeer zeker mans genoeg zou wezen om het College zoo noodig aan die verordening te herinneren. Ik zal dan ook stemmen tegen het voorstel van den heer Kolijn en ik hoop, dat meerderen dat voorbeeld zan mij zullbn volgen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Ko lijn wordt in stemming gebracht en met 13 tegen 4 stemmen verworpen. TEGEN de heeren: van der Tor ren, IJsselstijn, van Galen, Knuttel, van Eijk, van der Want, van Veen, Spit, van der Ree, Vingerling, de Jong, Bokhoven en Donker. VOOR de heeren: Dercksen, Hoff man, Broekhuizen en Kolijn. Artikel 7 wordt zonder hQofdely- ke stemming aangenomen. De artikelen 8 en 9 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De ontwerp-verordening in haar geheel wordt in stemming gebracht en met 11 tegen 7 stemmen aangeno men. VOOR de heeren: Dercksen, van der Torren, Hoffman, Spit, van der Ree, Vingerling, Broekhuizen, Jon genburger, de Jong, Kolijn en Don ker. TEGEN de heeren: IJsselstijn, van Galen, Knuttel, van Eijk, van der Want, vanwVaen en Bokhoven. De VOORZITTER: De verorde ning zal .overeenkomstig de voor schriften van de wet in afschrift aan Gedeputeerde Staten worden medege deeld en na de afkondiging in wer king treden. Aan de orde: De vaststelling eener instructie voor den bode ter Secretarie. (No. 161|1220.) Deze instructie wordt zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Aan de orde: De vaststelling eener instructie voor den van dit gedeelte van art. 7 kan van dien aard zijn, dat het mij hoogst on welgevallig zou zijn wanneer b.v. laten wij het concreet geval stellen op zekeren tijd van het jaar te Gouda zonder nadere toelichting, al leen kortweg, werd gezegd, dat de winkels ontheffing hebben, en waar bij dan opnieuw in het geding zou komen, wat wij een vorige maal reeds te Gouda en in den Goudschen Raad hebben doorleefd. Nu zou ik geen bezwaar hebben te gen de handhaving van art. 7 zooals het wordt voorgesteld, als ik dan maar nu van het dagelijksch bestuur eenige nadere omschrijving zou kun nen krijgen van wat hier onder a of b bedoeld wordt. De VOORZITTER: Ik wil ant woorden, dat, waar deze ontwerp-ver ordening ontworpen is door de Com missie voor de Strafverordeningen, waar B. en W. omtrent de door den heer Kolijn gestelde vraag geen overleg hebben kunnen plegen, en waar het onmogelijk is om alle ge vallen, welke *zich kunnen voordoen in eens te overzien, het bezwaarlijk is namens het College van B. en W. een antwoord te geven. Ik zou het 'kunnen beproeven, maar dat zou juist het gevaarlijke zijn; dan kon ik misschien een om schrijving geven, waaraan ik later zou vastzitten. Met het oog daarop zou ik mij lie ver willen bepalen tot de verklaring, dat elk geval, dat zich voordoet speci aal op zich zelf moet worden beoor deeld, maar dat het niet wel doenlijk is een algemeene omschrijving te ge ven van de gevallen, waarop de bepa- palingen van art. 7 van toepassing zullen zijn. Elk geval zal op zich zelf beoordeeld moeten worden, De heer VAN DER WANT: Naar aanleiding van het amendement van den heer Kolijn om in plaats van „Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd eene al dan niet voorwaar delijke ontheffing te verleenen” te lezen: „De Raad verleent eene al dan niet voorwaardelijke ontheffing”, zij het mij vergund om als mijne mee ning naar voren te brengen, dat ik tegen die verandering ten zeerste moet waarschuwen. Wanneer ik mjj goed herinner, dan (hebben de leden der Commissie voor de Strafverordeningen zich unaniem met deze redactie vereenigd. Ook ik heb dat gedaan, omdat ik wel zooveel vertrouwen stel in B. en W., dat zij bij voorkomende gelegenheden de zaak zullen regelen op eene behoorlij ke wijze, die b.v. niet ten gevolge zal hebben, dat men kan zeggen, dat zij van hunne bevoegdheid misbruik maken, waardoor de verordening voor een te langen tijd buiten wer king zou gesteld worden. Ik geloof zeer zeker, dat, wanneer de verordening zooals die nu luidt werd gewijzigd, dit werkelijk zou zijn ten nadeele van de zaak waarom het gaat. Immers, wanneer ik het goed heb dan is dit artikel juist daarom opgenomen, omdat ook in verband ,4». zeker, Tc zal ’t oe precies vertellen, krek zooals ’t gebeurd is.” Hij draaide den breeden, gladgeschoren kop, waarop het dichte haar al te grijzen begon, langzaam terzijde en keek naar de beide veldwachters, die schuin achter hem op de getuigenisbanken zaten. Een nauw merkbare glimlach van spot trok even over zyn vierkant gezicht. „U moet mij aanzien,” vermaande president. Hij knikte goedig. ,4a, jawel, edelachtbare,” zei hij, „dat zal 1c ook doen, ook.” Hy streek even met den rug van zyn band lahgs zijn neus. ,4e weet zeker wel, edelachtbare,” ging hij gemoedelijk voort, „dat ik visscher van mien beroep betn. Dat heb 1c al gewest van kleine Jongen af, toen 'k met mien vader mee most in de schuit Daarom kan de wel begriepen, dat *k het onderscheid wel ken tusschen een kor en een kuil. En dien mor gen zou 1c, net als altled, aan ’t visschen met de garnalenkor. Aai was bij me in de boot Aai is mien zoon, edelachtbare. Arie heet ie.” vertrok. Rustig keek htj den president in de oogen. ,4e weet dat je met de kuil niet visschen mag, zei die. ,4a, natuurlijk wit ik dat, edelachtbare.” „Door los te gooien en te kappen, heb je de veldwachters nou verhinderd vast te stel len dat het een kuil was, waarmee je vischte.” De man glimlachte even. „Tc Heb niet losgegooid en niet gekapt ook niet,” zei hij. „De veldwachters hebben gedreigd, het net niet kunnen vinden,” merkt president op. De man knikte instemmend. „Dat 's net jammer,” zei hij droogjes, „1c heb er zelf ook nog naar gevischt. Dan hadden ze kunnen zien, dat 't unne kor was en giene kuil.” Een nauw-merkbare glimlach van spot trok over zyn onbewogen, koelig gezicht Zijn breede, uitstekende kaken kauwden even en wrongen krampachtig. ,4e kunt wel gaai) zitten,” zei de presi dent. „Als 't oe blieft, edelachtbare,” zei de man. Hij stapte de twee treden af en keek even naar de twee* veldwachters, vooraan op de getuigenbanken. In zijn donkere oogen glin sterde een lichte spot

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1918 | | pagina 5