WIJK. SUSSEN EOON, 57 e .laurgang. Zaterdag 4 Mei 1918. No. 13688. verbaar ’APIEREN EELEN MIEN Bureau: MARKT 31, GOUDA. Eerste Blad. - Tel. 82 I it van ieuws ittvoerlng ert - - kerl] an Moon XTie-CL-ws- é&x ^.d.-vertexxtie'blsud. voor <3-o-uxd.su ezx Oxxxstxelcszx. VERSCHIJNT DAGELIJKS BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. Tusschen hamer en aambeeld. Feuilleton. De Gletschervrouw. f AdministratieTelef. Interc. 82. RedactieTelef. Interc. 545. Dit npmmer bestaat uit twee bladen. DRN, Stolwijk. iliegracht 30 verschiüig geworden. 13 over was een wereld vol (Wordt vervolgd.) n abonnementen den aangenomen Advertoitiëii kunnen worden incMomlen door tueschenkoowt dolaren, Ad.ertentlabureaux on onae Agenten. n abonnementen ’den aangenomen zon- la v Bouw- en Woning* iscoramissle Armen- Jeefde lach breken. en 4EER, OOGSTRAAT M Dralrikarl ■MAM OsaAk was was, lopziener. s, Oud-Secretaria- kiverzekeringibank. en, Gep. Luit.-Kol. ort, Sterflarii. gen neerlag, kon zij zich zoo aan droo- men en fantasieën overgeven, dat zij zich zelf ndet meer herkennen kon. Het ver leden werd vaag «n de toekomst scheen (heel licht. In dat tooverachtig licht zag zij zichzelf. Maar zij was niet alleen. De men, die met haar was, had haar eens veracht en nu hield hij van haar, hij i voor haar, in haar, in haar woord, en*blik in haar schoonheid^ die zoo heerlijk was, dat zij zelfa dezen man betooverd had Zijn liefde was zoo groot, dat ze op haat geleek Maar hatende lief de is de machtigste; dat is liefde, die verder reikt dan het leven, die sterker ia dan de dood- Hij wilde niét liefhebben, de dwaas, de gek! De liefde van het meisje, dat zijns gelijke was, versmaadde hij voor de lief de van haar, die zijns gelijke niet was. Wat was de voorname vrouw voor den man uit het volk, die een diep ingewor- telden, aangeboren haat tegen de aristo cratie gevoelde? Een duivelin moest zij voor hem zijn; een vrouw, die onheil over hem bracht, zooals de vrouw van den Monte della Disgrazia. Maar de voorname vrouw kon hij toch er in zijn I, GOUDA. OHT. gratis- brochure, rdoor tot niets. Zij oefende zich, den mooi klinkenden naam uit te spreken. Eenmaal betrapte zij zich erop, dat zij hem uiteprak met een zochten, teederen, hartstochtelijken klank In haar stem. Zij schrok ervan en werd boos; daarna lachte zij, zoowel over haar schrik als over haar toorn. Wanneer hij eens niet te Maloja was! Aan die mogelijkheid had zij nog in ’t geheel niet gedacht. En weer schrok zij - en weer moest zij lachen Deze moge lijkheid was e$n onmogelijkheid. Sivo Courtlen behoorde in zijn land, evenals de bergen daarin behoorden. Hij was in Rome zelfs ziek van verlangen geworden. Wanneer - zij met gesloten oo- i meergevof- a. - Persoon- ;nde correctie vermogenden Ie resultaten komen en hadden onder zekere voorwaarden onze schepen willen afstaan. Tegenover deze versterking van zijn vijand edachte nu Duitschland eene versterking van zijne po sitie, die het evenwicht zou herstellen. Of schoon gedeeltelijk tegen onsen zin, is toch die versterking der Entente geschied door ons materiaal. Door een tegemoetkoming onzerzijds eischte nu Duitschland blijkbaar een compensatie. En onze positie als een zich bevinden tusschen hamer en aam beeld is nooit duidelijker geïllustreerd dan door deze Duitsche eischen. Immers zelfs een onrecht ons door de Entente aange daan, maar strekkend tot versterking der Entente, kostte ons een nieuw onrecht van Duitschland, dat compensatie vraagt. Welke eischen Duitschland eigenlijk pre cies heeft gesteld, heeft onze regeering tot nu toe niet meegedeeld. Alleen weten we, dat het de zand- en grindkwestie een der punten was. En ook hierin blykt weer, hoezeer we tusschen hamer en aambeeld in zitten. e We hébben een Rynvaartakte met Duitschland, die ons verplicht alle door voer, behalve die van oorlogsbenoodigdhe- den, över onze rivieren, door te laten. Daar op steunend vervoert Duitschland zand- en grind door ons land naar België. Maar dit werd een doorn in Engeland’s oog, dat be weerde, dat dit zand en grind voor de Duit sche oorlogvoering diend». Gedeeltelijk on der pressie van Engeland’s -iiseh om dezen doorvoer te verbieden, hebbeh-we dien toen ten deele verboden. Maar nu is Duitschland op zijn achterste zolder geraakt en stelde het zijn eischen. Blijkens de voorloopige berichten heeft onze regeering den goeden weg weten te vinden, die ons buiten den oorlog zal hou den. Eén ding is zeker, ze heeft zich in geen geval door sabelgekletter of cavalerie- patrouiljes langs onze Oostgrens laten inti- mideeren. Zoo min voor Engelsch-Ameri- kaansche dreigementen als voor Duitsah sa- belgerinkel gaat onze Regeering uit den weg. Dat Duitschland het op een oorlog zou laten aankomen, leek trouwens niet waarschijnlijk. Het kan toch allerminst in zijn belang zyn, nu den strijd in Frankrijk al zijn krachten vordert, zich nog een nieu wen vijand op den hals te halen. Zelfs een overwinning op ons zou hem geen voldoen de voordeel opleveren om het risico van zoo’n nieuwen vijand ervoor te wagen. Maar niettemin zou de vorm van zijn eisch hem zelf den terugweg hebben kunnen versper ren en zoo ten slotte Duischland tegenover ons'brengen, waar het misschien gedacht had nooit te -zullen komen. GOJDSCHE ölllim 4 i«w“ Wt oonu<n m wr- MDAAMIktodM. m, wadato W loutnan, Directeur itfchool, Jhr. Jan eit, Dr. A. J. M. chool, Prot.W.C. oud-leeraar Gym- luyaman, «ccoun- i. in de Rechten, 7 dieerd meer dan BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. CCCCXXI. Vele steden in ons land kunnen bepaalde families aanwyzen die eenige eeuwen lang burgers waren en die meestal bij voortdu ring een belangrijke plaate innamen. Om gekeerd kunnen vele families er prat op gaan, dat zij van ouder tot ouder een be paalde gemeente hebben bewoond en meest al helpen besturen. Het treft mij vaak wanneer ik eens oude geschiedenisbladen van den Haag doorbla der, dat ik daarin nimmer of hoogst zelden de namen terugvind van hen, die thans be kende persoonlijkheden zijn in onze ge meente en dat ik evenmin de namen uit dien vroegeren tijd thans als eenigszins be kend zie. De lange lijst namen van Februari 1795 tot 1851 doorziende en de namen dier re geerders vergelijkend met die der heden- daagsche, valt het op dat sommige families geheel verdwenen zijn. Nu is dit misschien niet wonderlijk. De meeste belangrijke en voorname families verdwijnen successievelijk. Sommige ervan zijn uitgebloeid, andere zoodanig in verval dat zij In de onbekendheid der groote massa verdwijnen. Een enkel staaltje wil ik daar van even geven. Het betreft een familie die ook al geheel van het tooneel is verdwenen, te weten de familie Douglas-Luijken. WJj citeeren hier het slot van een artikel, dat aan deze familie is gewijd. Het ihag wel, zoo lezen wij, een merk waardig voorbeeld van degeneratie ge noemd worden waar in een dergel ijken be schaafden kring papa wegens zwakte van .geestvermogens onder curateele moet wor den gesteld, zijn vrouw en zijn schoonvader een onteerend vonnis ondergaan, zyn broef een gedeette van zijn leven, z(jn zwager twaalf jaar en zijn jongste zoon een paar jaar in een verbeterhuis worden opgesloten, zijn oudste zoon met reden een vrij slechte reputatie geniet, zijn schoonzuster op het breede pad was, een schoondochter aan den drank is verslaafd en ten slotte zijn beide kleinzoons de eenige die in leven blijven verloopen sujetten zijn, van wie er zelfs één door eigen schuld tot den bedelstaf wordt gebracht. Dit is wel een zeer merkwaardig staaltje van totale degeneratie. Zoo snel pleegt het proces niet altijd te gaan. Dikwijls is er wel weer eens één die de oude familie traditie hoog houdt en zelf weer de stamvader van een behoorlijk ras wordt. i beroepen, voor amen, Notariaat, iuatants, Onder- Waterataat, Be- 873 150 Nazaten van .groote” familie» vinden wij herhaaldelijk in zeer nederige ambten. Zjj hebben dan vaak niet alleen de grootheid van hun voorgeslacht maar ook een deel van hun aristocratiechen naam verloren. Bij den vischafslag in Scheveningen liep vroeger een verloopen type rond die voor vijf centen of een dubbeltje de zakjes met visch voor de koopers naar huis droeg. Dit individu voerde de naam van een zeer beroemd adel lijk geslacht, waarvan ook nu nog vele be kende loten in ons land leven en voorname functies vervullen. Dergelijke staaltjes ko men natuurlijk meer voor. Zjj zijn niat zoo bijzonder interessant, omdat in één mand appelen allicht één rotte appel schuilt. Dat echter eejkgeheele familie op deze wijze binnen dr^geslachten, is .verwoest, zal wel tot de zeldzaamheden behooren. In den loop der geschiedenis heeft menige adellijke familie tijden van malaise gehad en is ze aan den bodem geraakt Mischien ia het juister om te zeggen dat slechts wei nigen zich steeds wisten .te handhaven op het oorspronkelijke niveau. Huwelijken be neden den stand zyn er al spoedig het ge volg van geweest en daarmede werd van zelf de oude fantilieband verscheurd. In één opzicht ia de adel zeer in z(jn bewegingen belemmerd geworden. De „baantjes” zijn niet alleen meer voor de dragers van kroontjes en z(j hebben daar door ook een deel van hun macht om ande ren baantjes te geven, verloren. Wie wel eens heeft gehoord van de „contracten van correspondentie” die er in vroeger eeuwen bestonden. De ambten en bedieningen wer den zonder de Begever aan eenige lijst ge houden is, maar iwaar hij over disponeeren kan aan wien hij verkiest. By de onvrije was de Begever gehouden >aan een lijst. Dat laatste hielp natuurlijk niet bijster veel, evenmin als de schoone bepalingen hielpen waarin alle nepotisme werd afgenomen en waarin gezegd werd dat „meerdere deugd en bekwaamheid” de eenige grondslag moest ztfn bij iedere keuze. De revolutiestorm van 1795 had wel een «ogenblik de tyrannie der oligarchische groep weggevaagd, maar ze verrees weer even snel als ze was verdwenen. Het is heel moeielijk zich voor te stellen hoe heerlijk er geknoeid kon worden; er bestonden zelfs baantjes die men kalm door een knecht liet waarnemen, die natuurlijk met een fooitje wend afgescheept, terwijl „meneer” den titel en het salaris behield. Wat een familie, kliekje de regeering soms was wordt in me nige historische studie duidelijk aangewe zen. Men behoeft zich daarover niet te zeer te verwonderen, wanneer men een geval van dgeneratie ziet als het geval waarmede w|j dezen brief aanvingen. De stamvader van die familie wasadvocaat voor het Hof van Holland. Wanneer hét mogelyk is dat dergelijke schavuiten zulke belangrijke functie* be- In de eerste dagen van haar verblijf te M'aloja bleef de gravin in haar kamer. Zij gevoelde zich als een zwaar z'eke, meer nog als iemand, die van een zware ziekte herstellende ia. Zij liet een divan voor het geopend ven ster zetten en daar lag zij dan uren aan een in sterke afmatting* met gesloten, oo- gen, dacht en dacht, kon de verschiillen- de voorvallen uit haar leven niet vatten; verloor zich soms in bewondering over het feit,dat zij plotseling zoo veranderd was. Wanneer zij, do oogen opende groette zij de majesteit van de Alpen. Maar zij hield er niet van. Zij vond niet gemeens tusschen zichzelf en deze wereld, welke Een levensdoel, Iets wat het leven waar de gaf Door gelukkig te maken, zelf gelukkig te worden, door zich gansch te geven vpor een man allee te zijn - dat was toch eigenlijk 't levensdoel van de vrouw, 't eenig ware. Tegelijk het eeni ge, dat het leven van een vrouw ’t le ven waard maakt. De ontdekking, dat zij ook zulke ge voelens kon koesteren, verwekte oproer in haar. Kan de mensch leven zonder zulk gevoel? Kan de vrouw leven der liefde De vrouw zonder liefde geen vrouw, 't is een schaduw, een schim ervan. Zoo een was zij jaren en j&ren geweest. Ook haar wereld was een wereld vol hartstocht. Dikwijls was het haar te moe de, als waren man en vrouw slechts daarvoor geschapen. Het was steeds het- zélfde begeeren en begeerd worden. Dik wijls had, ten opzichte van het groote, donkere mysterie der geslachten, ontzet ting haar aangegrepen, onberoerd als zij self van den modderpoel gebleven was. Ten slotte was zij ook op dat punt on- was, of een zee van stralen om haar golfde, het was, of gouden leliën om haar bloeiden. Het was een prachtig mooi voor jaar. 't Was of de schittering der natuur in haar drong en hgpr zoo verhief. We wachten kalm. Thans rechtvaardigt de toestand zeker zulke sombere onderstel lingen niet meer. Maar de gedachte, dat we steeds tusschen aambeeld en hamer zitten *en de wetenschap van het hachelijke en bittere van dergelyke positie, is ons van bei de zijden opnieuw ingeprent. ETECHNIEK 8? ETENSCHAPPEN NORDE KGESCH. DNIELEER IALIST1EK JDH.LEER SPREKEN l STIJL JCHRIFT- VERBETERING EN GOED REKENEN LEN om de kracht en trots van zulke hooge mannenzielen breken. Gravin Josette Oberndorff voorbeelden genoeg. Maar zij wilde Bivo Oourtlen’a sterke en troliche kunstenaarsziel niet zeker niet! Den godloochenaar wilde de godheid der liefde leeren kennen hem daardoor de godheid nabij brengen. Zijn kunst zou zijn hoogste godin blij ven, maar zij zou niet de eenige zijn. Daarnaast wilde zij staan, zelf aan biddend, zelf de ziel vervuld van een godheid. Zij had gedacht, hoe het zijn moest, als deze man l'efhad; nu moest zij den ken, hoe het zijn zou, als zij liefhad: zij, in wier ziel de goddelijke vonk van verlangen gevallen wm. Met gesloten oogen wakend, beproefde zij zich dat wonder voor te stellen. Het ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 1JM», per week J2 cent, met Zondagsblad p«r kwartaal 2.15, per week 17 cent, overa waar de bezorging per looper geschiedt Franco per post per kwartaal 1.90, met Zondagsblad 2.55. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons bureau: MARKT 81, GOUDA, bij onze agenten, den boekhandel en de po tkantoren. ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en o istreken (behoorende tot den bezorgkring): 1—5 regels ƒ0.80, elke regel meer ƒ0.15. ^an buiten Gouda en den bezorgkring: 1—5 regels ƒ0.95, elke regel meer ƒ0.18. Advar antiln van publiaka varmakelijkhadan 10 cent per regel. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1-4 regels 1.25, elke regel moer /Ui Op de voorpagina 50 hoogan. Gewone advertentiën en ingezonden medodeelingen b(j contract tot zeer gereduceer- den prijs. Groots lettere on randen worden prekend naar plaatsruimte. ▼an solloda Boekhaa- Toen in Augustus 1914 de groote oorlog uitbrak, die nu al bijna vier janen lang de welvaart der wereld verwoest en de Euro- peesdhe jonge mannen naar de slaehtvelden voert, ontstond er in ons land een plotselin ge en belachelijke paniek, als doemden de Duitsche Pichelhauben al aan den horizon op. In een stemming, die de spreekwoorde- lyke koelbloedigheid van ons volk een beetje vreemd deed uitikomen en geen bij zondere lofspraak inihield voor onze vader- landsche dapperheid, verwachtte men, scheen het wel, den ondergang der wereld of tenminste onze volslagen zoo politieke als maatschappelijke verndetiging. Ook nog geruimen tyd na die eerste roerige dagen en weken bleef men voor een inval der Duitechers of althans een mcegesleept wor den in den Europeeschen oorlog vreezen en de stellige mededeelingen, toen ter tyde, dat de Duitschers Maastricht al bezet had den en dergelyke meer, waren niet zeld zaam. Langzamerhand is die vrees geluwd. We zijn gelukkig de paniek-atemming uitge raakt en in een andere, ook niet geheel on- gevaarlijke, van zorgelooze gerustheid, ge- raakt. We zijn aan den oorlog gewoon ge raakt en denken er nauwelijks nog aan, dat rondom ons de wereld in branden staat en ieder oogenblik de vlanunenzuilen kunnen overslaan naar ons erf, alles ver nietigend wat ons leven zyn waarde geeft. Tot plotseling soms een waarschuwende kreet ons opschrikt en we, verbijsterd door de plotseling weer opgedoken bedreiging, ons opnieuw van het gevaar bewust worden en de bedreiging voor onze verschrikte oogen weer onevenredig groote afmetingen gaat aannemen. Wie eenig inzicht heeft in het intematio- naal-gebeuren en begreep, wat voor een strijd ontbrand was en hoe diep die zou invreten in het leven der volken, had een dergelyk verloop wel ongeveer kunnen voorspellen. Toen na de eerste paniek de menschen zich gerust gingen stellen met de gedach te, dat nu het gevaar voorbij was, wist hy dat integendeel het gevaar nog komen moest en steeds dreigender vormen zou aannemen, maar ook, dat de opgeschrikte menigte telkens opnieuw, maar telkens voor korter tijd, het spook van den oorlog voor Naar het Dultach van RICHARD VOÖZ met autorisatie bewerkt door J WESSEL iftK-VAN RO8SÜM. (Nadruk verboden.) e Schouwburg- Hei ig „Lea Infatiga- niet wederetaan. Hoe meer ziel van den echten volksaard aanwezig hoe meer boer uit de bergen hij des te meer zou hij zich laten be- tooveren, des te meer zou hij reddeloos overgeleverd zijn aan de bekoring van de dame uit de groote wereld met haar verflj nde beschaving en al haar eigen aardigheden, die hij In den grond van zijn hart verafschuwde. En bovenal als de groote democraat nog een groot kun stenaar waal Hoe groeier zijn kunstenaars ziel was, des te hartstochtelijker zou hij liefhebben, al zou hij er zich nog zoo tegen verzetten, zich er tegen verzetten met de vollo kracht zijner boerennatujur. Niet op den wil van den man uit het volk kwam het aan, maar op den wil van de vrofcw der wereid. En die wilde. $ij wist voorbeelden, o, voorbeelden ge noeg. De aanzienlijke vrouw en de dichter, d» kunstenaar, de geleerde,... Dat waren heel andere mannui dan in de omgeving der aanzienlijke vrouw, van de dame der groote wereld- gevormd wer den. Het waren trctsche zielen, sVrke na turen, edele menschen, verheven boven de laagheid, slechtheid, gemeenheid des le vens En daarom juist.... De aaneienlijke vrouw bezat de kunat oin de krachl en den i te wist haar vrees inboezemde. Neg nooit was Courtlen’s naam haar lippen gekomen Daar zij hem toch wel eens zou moe ten noemen, bereidde zij zich daarop voor. Toen zij elkaar weerzagen, schrikten zij belden, niettegenstaande gravin Josette zich op dat weerzien had voorbereid. Haar levendige fantasie had het haar met gloeiende kleuren voor oogen g<-t Was het ju’st doordat haar dr omerijen gedurende sl die jaren zoo ver van de werkelijkheid gebleven waren, dat zij het beeld in zulke duideiijXe, lijnen voor zich zag Elk woord, dat ze bij het weerzien tot Courtlen zeggen zou, had zij bij zich zelf gesproken en daarbij naar den klaak van haar Mem geluisterd. Dikwijls moest zij het verbeteren, woorden en stem moes- ten gewoon zijn, niet haar diepe ontroe ring verraden. Had zij zich niet voor 4eh zelf geschaamd, dan zou zij haar be- wegingen voor den spiegel bee|udeerd hebben, opdat haar gezicht zooveel moge lijk in overeenstemming met haar woor den zijn zou Maar het ging toch anders. Zij ontmoet ten elkaar aan den oever van het meer, op den sutallen weg, die van Maloja naar de Crap da Chüem voert, juist tegenover 't kleine dorpje leola, een, slechts uit een j>aar hutten bestaand, gehucht aan don voet van de Macgna. haar verschrikte ^pgen zou zien opryzen, zoodra moeilijkheden met de oorlogvoeren den ons in een crisis zouden brengen. De stryd, die thans tusschen de twee volkengroepen om de opperheerschappij over de wereld gestreden wordt, is en wordt steeds meer en meer een strijd op leven eW dood. Hy wondt voor bewle partyen steeds bitterder en zwaarder en vergt, op al hun levensenergie beslag leggend, hun uiterste inspanning. Waar het tot nu toe geen van beiden gelukt is den tegenstander op de knieën te krygen, maar de beide par- ttfe elkaar min of meer in evenwicht schij nen te brengen, ts in dergelyken strijd iedere kleinigheid, die op den afloop invloed kan oefenen, een ding van levensbelang. Langs eiken weg, welken ook, tracht men zich zelf te versterken en den tegenstan der te verzwakken. Men vraagt niet meer hoe en met welk recht. Men vecht voor zijn leven en let er nauwelijks op, of men in dien strijd ook misschien de levensbelangen van derden raakt. De oorlogsnoodzakelyk- heid is de eenige wet, waaraan men nog gehoorzaamt. x Het is begrijpelijk', dat juist in dezen toestand, veel meer dan bij den aanvang van dèn oorlog, op de rechten en belangen der neutralen geen acht*meer wordt gesla gen en nu het gevaar steeds dreigender wordt, dat zij in den oorlog betrokken zul len raken. Pas geleden nog hebben we er varen, tot welke maatregelen Engeland en Amerika durfden over te gaan, waar het er om ging, het gevaar van den duikbootoor- log, althans voor een oogenblik, te bezwe ren. Zelf een dreigend gebrek aan schepen hebbende, dat hun oorlogvoering dreigde te benadeelen, hebben ze, toen we hun voor stellen niet onvoorwaandelijk wilden aan vaarden, eenvoudig onze schepen, voor zoo ver die in hun bereik waren, weggenomen. We hadden geen keus tusschen mond hou den of mee ten oorlog gaan. En we hebben voorzichbiglyk het eerste gekozen. En pas was dit gebeurd of Duitschland stelde ons zijne eischen. En het deed daX met zooveel klem, dat onze minister van een zeer ern st igen toestand meende te moeten spreken. Waarschynlyk stond het stellen van deze eischen niet geheel buiten verband met den Engelsch-Amerikaanschen roof onzer sche pen. Iedere versteriung van zich zelven is in dezen stryd tot het uiterste een voor deel. Maar daarom ook iedere verster king van den vijand een nadeel. Door den roof onzer schepen heeft de Entente aan kracht gewonnen. En al zyn wij daarvoor niet verantwoordelijke we waren hun eischen toch al een heel eind tegemoet ge-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1918 | | pagina 1