WIJK.
SUSSEN
EOON,
57 e .laurgang.
Zaterdag 4 Mei 1918.
No. 13688.
verbaar
’APIEREN
EELEN
MIEN
Bureau: MARKT 31, GOUDA.
Eerste Blad.
- Tel. 82
I
it van
ieuws
ittvoerlng
ert - -
kerl]
an Moon
XTie-CL-ws- é&x ^.d.-vertexxtie'blsud. voor <3-o-uxd.su ezx Oxxxstxelcszx.
VERSCHIJNT DAGELIJKS BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
Tusschen hamer en aambeeld.
Feuilleton.
De Gletschervrouw.
f
AdministratieTelef. Interc. 82.
RedactieTelef. Interc. 545.
Dit npmmer bestaat uit twee bladen.
DRN, Stolwijk.
iliegracht 30
verschiüig geworden.
13
over
was een wereld
vol
(Wordt vervolgd.)
n abonnementen
den aangenomen
Advertoitiëii kunnen worden incMomlen door tueschenkoowt
dolaren, Ad.ertentlabureaux on onae Agenten.
n abonnementen
’den aangenomen
zon-
la
v Bouw- en Woning*
iscoramissle Armen-
Jeefde
lach
breken.
en
4EER,
OOGSTRAAT M
Dralrikarl
■MAM OsaAk
was
was,
lopziener.
s, Oud-Secretaria-
kiverzekeringibank.
en, Gep. Luit.-Kol.
ort, Sterflarii.
gen neerlag, kon zij zich zoo aan droo-
men en fantasieën overgeven, dat zij zich
zelf ndet meer herkennen kon. Het ver
leden werd vaag «n de toekomst scheen
(heel licht. In dat tooverachtig licht zag
zij zichzelf. Maar zij was niet alleen. De
men, die met haar was, had haar eens
veracht en nu hield hij van haar, hij
i voor haar, in haar, in haar woord,
en*blik in haar schoonheid^ die
zoo heerlijk was, dat zij zelfa dezen man
betooverd had Zijn liefde was zoo groot,
dat ze op haat geleek Maar hatende lief
de is de machtigste; dat is liefde, die
verder reikt dan het leven, die sterker
ia dan de dood-
Hij wilde niét liefhebben, de dwaas, de
gek! De liefde van het meisje, dat zijns
gelijke was, versmaadde hij voor de lief
de van haar, die zijns gelijke niet was.
Wat was de voorname vrouw voor den
man uit het volk, die een diep ingewor-
telden, aangeboren haat tegen de aristo
cratie gevoelde? Een duivelin moest zij
voor hem zijn; een vrouw, die onheil over
hem bracht, zooals de vrouw van den
Monte della Disgrazia.
Maar de voorname vrouw kon hij toch
er in zijn
I, GOUDA.
OHT.
gratis- brochure,
rdoor tot niets.
Zij oefende zich, den mooi klinkenden
naam uit te spreken. Eenmaal betrapte
zij zich erop, dat zij hem uiteprak met
een zochten, teederen, hartstochtelijken
klank In haar stem. Zij schrok ervan en
werd boos; daarna lachte zij, zoowel over
haar schrik als over haar toorn.
Wanneer hij eens niet te Maloja was!
Aan die mogelijkheid had zij nog in ’t
geheel niet gedacht. En weer schrok zij
- en weer moest zij lachen Deze moge
lijkheid was e$n onmogelijkheid.
Sivo Courtlen behoorde in zijn land,
evenals de bergen daarin behoorden. Hij
was in Rome zelfs ziek van verlangen
geworden. Wanneer - zij met gesloten oo-
i meergevof-
a. - Persoon-
;nde correctie
vermogenden
Ie resultaten
komen en hadden onder zekere voorwaarden
onze schepen willen afstaan. Tegenover
deze versterking van zijn vijand edachte nu
Duitschland eene versterking van zijne po
sitie, die het evenwicht zou herstellen. Of
schoon gedeeltelijk tegen onsen zin, is toch
die versterking der Entente geschied door
ons materiaal. Door een tegemoetkoming
onzerzijds eischte nu Duitschland blijkbaar
een compensatie. En onze positie als een
zich bevinden tusschen hamer en aam
beeld is nooit duidelijker geïllustreerd dan
door deze Duitsche eischen. Immers zelfs
een onrecht ons door de Entente aange
daan, maar strekkend tot versterking der
Entente, kostte ons een nieuw onrecht van
Duitschland, dat compensatie vraagt.
Welke eischen Duitschland eigenlijk pre
cies heeft gesteld, heeft onze regeering tot
nu toe niet meegedeeld. Alleen weten we,
dat het de zand- en grindkwestie een der
punten was. En ook hierin blykt weer,
hoezeer we tusschen hamer en aambeeld in
zitten. e
We hébben een Rynvaartakte met
Duitschland, die ons verplicht alle door
voer, behalve die van oorlogsbenoodigdhe-
den, över onze rivieren, door te laten. Daar
op steunend vervoert Duitschland zand- en
grind door ons land naar België. Maar dit
werd een doorn in Engeland’s oog, dat be
weerde, dat dit zand en grind voor de Duit
sche oorlogvoering diend». Gedeeltelijk on
der pressie van Engeland’s -iiseh om dezen
doorvoer te verbieden, hebbeh-we dien toen
ten deele verboden. Maar nu is Duitschland
op zijn achterste zolder geraakt en stelde
het zijn eischen.
Blijkens de voorloopige berichten heeft
onze regeering den goeden weg weten te
vinden, die ons buiten den oorlog zal hou
den. Eén ding is zeker, ze heeft zich in
geen geval door sabelgekletter of cavalerie-
patrouiljes langs onze Oostgrens laten inti-
mideeren. Zoo min voor Engelsch-Ameri-
kaansche dreigementen als voor Duitsah sa-
belgerinkel gaat onze Regeering uit den
weg. Dat Duitschland het op een oorlog
zou laten aankomen, leek trouwens niet
waarschijnlijk. Het kan toch allerminst in
zijn belang zyn, nu den strijd in Frankrijk
al zijn krachten vordert, zich nog een nieu
wen vijand op den hals te halen. Zelfs een
overwinning op ons zou hem geen voldoen
de voordeel opleveren om het risico van
zoo’n nieuwen vijand ervoor te wagen. Maar
niettemin zou de vorm van zijn eisch hem
zelf den terugweg hebben kunnen versper
ren en zoo ten slotte Duischland tegenover
ons'brengen, waar het misschien gedacht
had nooit te -zullen komen.
GOJDSCHE ölllim
4 i«w“ Wt
oonu<n m wr-
MDAAMIktodM.
m, wadato W
loutnan, Directeur
itfchool, Jhr. Jan
eit, Dr. A. J. M.
chool, Prot.W.C.
oud-leeraar Gym-
luyaman, «ccoun-
i. in de Rechten, 7
dieerd meer dan
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
CCCCXXI.
Vele steden in ons land kunnen bepaalde
families aanwyzen die eenige eeuwen lang
burgers waren en die meestal bij voortdu
ring een belangrijke plaate innamen. Om
gekeerd kunnen vele families er prat op
gaan, dat zij van ouder tot ouder een be
paalde gemeente hebben bewoond en meest
al helpen besturen.
Het treft mij vaak wanneer ik eens oude
geschiedenisbladen van den Haag doorbla
der, dat ik daarin nimmer of hoogst zelden
de namen terugvind van hen, die thans be
kende persoonlijkheden zijn in onze ge
meente en dat ik evenmin de namen uit
dien vroegeren tijd thans als eenigszins be
kend zie.
De lange lijst namen van Februari 1795
tot 1851 doorziende en de namen dier re
geerders vergelijkend met die der heden-
daagsche, valt het op dat sommige families
geheel verdwenen zijn.
Nu is dit misschien niet wonderlijk. De
meeste belangrijke en voorname families
verdwijnen successievelijk. Sommige ervan
zijn uitgebloeid, andere zoodanig in verval
dat zij In de onbekendheid der groote massa
verdwijnen. Een enkel staaltje wil ik daar
van even geven. Het betreft een familie die
ook al geheel van het tooneel is verdwenen,
te weten de familie Douglas-Luijken. WJj
citeeren hier het slot van een artikel, dat
aan deze familie is gewijd.
Het ihag wel, zoo lezen wij, een merk
waardig voorbeeld van degeneratie ge
noemd worden waar in een dergel ijken be
schaafden kring papa wegens zwakte van
.geestvermogens onder curateele moet wor
den gesteld, zijn vrouw en zijn schoonvader
een onteerend vonnis ondergaan, zyn broef
een gedeette van zijn leven, z(jn zwager
twaalf jaar en zijn jongste zoon een paar
jaar in een verbeterhuis worden opgesloten,
zijn oudste zoon met reden een vrij slechte
reputatie geniet, zijn schoonzuster op het
breede pad was, een schoondochter aan den
drank is verslaafd en ten slotte zijn beide
kleinzoons de eenige die in leven blijven
verloopen sujetten zijn, van wie er zelfs
één door eigen schuld tot den bedelstaf
wordt gebracht.
Dit is wel een zeer merkwaardig staaltje
van totale degeneratie. Zoo snel pleegt het
proces niet altijd te gaan. Dikwijls is er wel
weer eens één die de oude familie traditie
hoog houdt en zelf weer de stamvader van
een behoorlijk ras wordt.
i beroepen, voor
amen, Notariaat,
iuatants, Onder-
Waterataat, Be-
873 150
Nazaten van .groote” familie» vinden wij
herhaaldelijk in zeer nederige ambten. Zjj
hebben dan vaak niet alleen de grootheid
van hun voorgeslacht maar ook een deel
van hun aristocratiechen naam verloren. Bij
den vischafslag in Scheveningen liep vroeger
een verloopen type rond die voor vijf centen
of een dubbeltje de zakjes met visch voor
de koopers naar huis droeg. Dit individu
voerde de naam van een zeer beroemd adel
lijk geslacht, waarvan ook nu nog vele be
kende loten in ons land leven en voorname
functies vervullen. Dergelijke staaltjes ko
men natuurlijk meer voor. Zjj zijn niat zoo
bijzonder interessant, omdat in één mand
appelen allicht één rotte appel schuilt.
Dat echter eejkgeheele familie op deze
wijze binnen dr^geslachten, is .verwoest,
zal wel tot de zeldzaamheden behooren. In
den loop der geschiedenis heeft menige
adellijke familie tijden van malaise gehad
en is ze aan den bodem geraakt Mischien
ia het juister om te zeggen dat slechts wei
nigen zich steeds wisten .te handhaven op
het oorspronkelijke niveau. Huwelijken be
neden den stand zyn er al spoedig het ge
volg van geweest en daarmede werd van
zelf de oude fantilieband verscheurd.
In één opzicht ia de adel zeer in z(jn
bewegingen belemmerd geworden. De
„baantjes” zijn niet alleen meer voor de
dragers van kroontjes en z(j hebben daar
door ook een deel van hun macht om ande
ren baantjes te geven, verloren. Wie wel
eens heeft gehoord van de „contracten van
correspondentie” die er in vroeger eeuwen
bestonden. De ambten en bedieningen wer
den zonder de Begever aan eenige lijst ge
houden is, maar iwaar hij over disponeeren
kan aan wien hij verkiest. By de onvrije
was de Begever gehouden >aan een lijst. Dat
laatste hielp natuurlijk niet bijster veel,
evenmin als de schoone bepalingen hielpen
waarin alle nepotisme werd afgenomen en
waarin gezegd werd dat „meerdere deugd
en bekwaamheid” de eenige grondslag
moest ztfn bij iedere keuze.
De revolutiestorm van 1795 had wel een
«ogenblik de tyrannie der oligarchische
groep weggevaagd, maar ze verrees weer
even snel als ze was verdwenen. Het is heel
moeielijk zich voor te stellen hoe heerlijk
er geknoeid kon worden; er bestonden zelfs
baantjes die men kalm door een knecht liet
waarnemen, die natuurlijk met een fooitje
wend afgescheept, terwijl „meneer” den titel
en het salaris behield. Wat een familie,
kliekje de regeering soms was wordt in me
nige historische studie duidelijk aangewe
zen.
Men behoeft zich daarover niet te zeer te
verwonderen, wanneer men een geval van
dgeneratie ziet als het geval waarmede w|j
dezen brief aanvingen. De stamvader van
die familie wasadvocaat voor het Hof
van Holland.
Wanneer hét mogelyk is dat dergelijke
schavuiten zulke belangrijke functie* be-
In de eerste dagen van haar verblijf
te M'aloja bleef de gravin in haar kamer.
Zij gevoelde zich als een zwaar z'eke,
meer nog als iemand, die van een zware
ziekte herstellende ia.
Zij liet een divan voor het geopend ven
ster zetten en daar lag zij dan uren aan
een in sterke afmatting* met gesloten, oo-
gen, dacht en dacht, kon de verschiillen-
de voorvallen uit haar leven niet vatten;
verloor zich soms in bewondering over
het feit,dat zij plotseling zoo veranderd
was.
Wanneer zij, do oogen opende groette
zij de majesteit van de Alpen. Maar zij
hield er niet van. Zij vond niet gemeens
tusschen zichzelf en deze wereld, welke
Een levensdoel, Iets wat het leven waar
de gaf Door gelukkig te maken, zelf
gelukkig te worden, door zich gansch te
geven vpor een man allee te zijn - dat
was toch eigenlijk 't levensdoel van de
vrouw, 't eenig ware. Tegelijk het eeni
ge, dat het leven van een vrouw ’t le
ven waard maakt.
De ontdekking, dat zij ook zulke ge
voelens kon koesteren, verwekte oproer
in haar. Kan de mensch leven zonder
zulk gevoel? Kan de vrouw leven
der liefde De vrouw zonder liefde
geen vrouw, 't is een schaduw, een schim
ervan. Zoo een was zij jaren en j&ren
geweest.
Ook haar wereld was een wereld vol
hartstocht. Dikwijls was het haar te moe
de, als waren man en vrouw slechts
daarvoor geschapen. Het was steeds het-
zélfde begeeren en begeerd worden. Dik
wijls had, ten opzichte van het groote,
donkere mysterie der geslachten, ontzet
ting haar aangegrepen, onberoerd als zij
self van den modderpoel gebleven was.
Ten slotte was zij ook op dat punt on-
was, of een zee van stralen om haar
golfde, het was, of gouden leliën om haar
bloeiden. Het was een prachtig mooi voor
jaar. 't Was of de schittering der natuur
in haar drong en hgpr zoo verhief.
We wachten kalm. Thans rechtvaardigt
de toestand zeker zulke sombere onderstel
lingen niet meer. Maar de gedachte, dat we
steeds tusschen aambeeld en hamer zitten
*en de wetenschap van het hachelijke en
bittere van dergelyke positie, is ons van bei
de zijden opnieuw ingeprent.
ETECHNIEK
8?
ETENSCHAPPEN
NORDE
KGESCH.
DNIELEER
IALIST1EK
JDH.LEER
SPREKEN
l STIJL
JCHRIFT-
VERBETERING
EN GOED
REKENEN
LEN
om de kracht en
trots van zulke hooge mannenzielen
breken. Gravin Josette Oberndorff
voorbeelden genoeg.
Maar zij wilde Bivo Oourtlen’a sterke
en troliche kunstenaarsziel niet
zeker niet! Den godloochenaar wilde
de godheid der liefde leeren kennen
hem daardoor de godheid nabij brengen.
Zijn kunst zou zijn hoogste godin blij
ven, maar zij zou niet de eenige zijn.
Daarnaast wilde zij staan, zelf aan
biddend, zelf de ziel vervuld van een
godheid.
Zij had gedacht, hoe het zijn moest,
als deze man l'efhad; nu moest zij den
ken, hoe het zijn zou, als zij liefhad:
zij, in wier ziel de goddelijke vonk van
verlangen gevallen wm.
Met gesloten oogen wakend, beproefde
zij zich dat wonder voor te stellen. Het
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 1JM», per week J2 cent, met Zondagsblad
p«r kwartaal 2.15, per week 17 cent, overa waar de bezorging per looper geschiedt
Franco per post per kwartaal 1.90, met Zondagsblad 2.55.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons bureau: MARKT 81, GOUDA,
bij onze agenten, den boekhandel en de po tkantoren.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en o istreken (behoorende tot den bezorgkring):
1—5 regels ƒ0.80, elke regel meer ƒ0.15. ^an buiten Gouda en den bezorgkring: 1—5
regels ƒ0.95, elke regel meer ƒ0.18. Advar antiln van publiaka varmakelijkhadan 10
cent per regel.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1-4 regels 1.25, elke regel moer /Ui
Op de voorpagina 50 hoogan.
Gewone advertentiën en ingezonden medodeelingen b(j contract tot zeer gereduceer-
den prijs. Groots lettere on randen worden prekend naar plaatsruimte.
▼an solloda Boekhaa-
Toen in Augustus 1914 de groote oorlog
uitbrak, die nu al bijna vier janen lang de
welvaart der wereld verwoest en de Euro-
peesdhe jonge mannen naar de slaehtvelden
voert, ontstond er in ons land een plotselin
ge en belachelijke paniek, als doemden de
Duitsche Pichelhauben al aan den horizon
op. In een stemming, die de spreekwoorde-
lyke koelbloedigheid van ons volk een
beetje vreemd deed uitikomen en geen bij
zondere lofspraak inihield voor onze vader-
landsche dapperheid, verwachtte men,
scheen het wel, den ondergang der wereld
of tenminste onze volslagen zoo politieke
als maatschappelijke verndetiging. Ook nog
geruimen tyd na die eerste roerige dagen
en weken bleef men voor een inval der
Duitechers of althans een mcegesleept wor
den in den Europeeschen oorlog vreezen en
de stellige mededeelingen, toen ter tyde,
dat de Duitschers Maastricht al bezet had
den en dergelyke meer, waren niet zeld
zaam.
Langzamerhand is die vrees geluwd. We
zijn gelukkig de paniek-atemming uitge
raakt en in een andere, ook niet geheel on-
gevaarlijke, van zorgelooze gerustheid, ge-
raakt. We zijn aan den oorlog gewoon ge
raakt en denken er nauwelijks nog aan,
dat rondom ons de wereld in branden
staat en ieder oogenblik de vlanunenzuilen
kunnen overslaan naar ons erf, alles ver
nietigend wat ons leven zyn waarde geeft.
Tot plotseling soms een waarschuwende
kreet ons opschrikt en we, verbijsterd door
de plotseling weer opgedoken bedreiging,
ons opnieuw van het gevaar bewust worden
en de bedreiging voor onze verschrikte
oogen weer onevenredig groote afmetingen
gaat aannemen.
Wie eenig inzicht heeft in het intematio-
naal-gebeuren en begreep, wat voor een
strijd ontbrand was en hoe diep die zou
invreten in het leven der volken, had een
dergelyk verloop wel ongeveer kunnen
voorspellen.
Toen na de eerste paniek de menschen
zich gerust gingen stellen met de gedach
te, dat nu het gevaar voorbij was, wist hy
dat integendeel het gevaar nog komen
moest en steeds dreigender vormen zou
aannemen, maar ook, dat de opgeschrikte
menigte telkens opnieuw, maar telkens voor
korter tijd, het spook van den oorlog voor
Naar het Dultach
van
RICHARD VOÖZ
met autorisatie bewerkt door
J WESSEL iftK-VAN RO8SÜM.
(Nadruk verboden.)
e Schouwburg- Hei
ig „Lea Infatiga-
niet wederetaan. Hoe meer
ziel van den echten volksaard aanwezig
hoe meer boer uit de bergen hij
des te meer zou hij zich laten be-
tooveren, des te meer zou hij reddeloos
overgeleverd zijn aan de bekoring van
de dame uit de groote wereld met haar
verflj nde beschaving en al haar eigen
aardigheden, die hij In den grond van
zijn hart verafschuwde. En bovenal als
de groote democraat nog een groot kun
stenaar waal Hoe groeier zijn kunstenaars
ziel was, des te hartstochtelijker zou hij
liefhebben, al zou hij er zich nog zoo
tegen verzetten, zich er tegen verzetten
met de vollo kracht zijner boerennatujur.
Niet op den wil van den man uit het
volk kwam het aan, maar op den wil
van de vrofcw der wereid. En die wilde.
$ij wist voorbeelden, o, voorbeelden ge
noeg.
De aanzienlijke vrouw en de dichter,
d» kunstenaar, de geleerde,...
Dat waren heel andere mannui dan in
de omgeving der aanzienlijke vrouw, van
de dame der groote wereld- gevormd wer
den. Het waren trctsche zielen, sVrke na
turen, edele menschen, verheven boven de
laagheid, slechtheid, gemeenheid des le
vens
En daarom juist.... De aaneienlijke vrouw
bezat de kunat oin de krachl en den
i te
wist
haar vrees inboezemde.
Neg nooit was Courtlen’s naam
haar lippen gekomen
Daar zij hem toch wel eens zou moe
ten noemen, bereidde zij zich daarop voor.
Toen zij elkaar weerzagen, schrikten zij
belden, niettegenstaande gravin Josette
zich op dat weerzien had voorbereid.
Haar levendige fantasie had het haar met
gloeiende kleuren voor oogen g<-t
Was het ju’st doordat haar dr omerijen
gedurende sl die jaren zoo ver van de
werkelijkheid gebleven waren, dat zij het
beeld in zulke duideiijXe, lijnen voor zich
zag
Elk woord, dat ze bij het weerzien tot
Courtlen zeggen zou, had zij bij zich
zelf gesproken en daarbij naar den klaak
van haar Mem geluisterd. Dikwijls moest
zij het verbeteren, woorden en stem moes-
ten gewoon zijn, niet haar diepe ontroe
ring verraden. Had zij zich niet voor
4eh zelf geschaamd, dan zou zij haar be-
wegingen voor den spiegel bee|udeerd
hebben, opdat haar gezicht zooveel moge
lijk in overeenstemming met haar woor
den zijn zou
Maar het ging toch anders. Zij ontmoet
ten elkaar aan den oever van het meer,
op den sutallen weg, die van Maloja naar
de Crap da Chüem voert, juist tegenover
't kleine dorpje leola, een, slechts uit
een j>aar hutten bestaand, gehucht aan
don voet van de Macgna.
haar verschrikte ^pgen zou zien opryzen,
zoodra moeilijkheden met de oorlogvoeren
den ons in een crisis zouden brengen.
De stryd, die thans tusschen de twee
volkengroepen om de opperheerschappij
over de wereld gestreden wordt, is en wordt
steeds meer en meer een strijd op leven
eW dood. Hy wondt voor bewle partyen
steeds bitterder en zwaarder en vergt, op al
hun levensenergie beslag leggend, hun
uiterste inspanning. Waar het tot nu toe
geen van beiden gelukt is den tegenstander
op de knieën te krygen, maar de beide par-
ttfe elkaar min of meer in evenwicht schij
nen te brengen, ts in dergelyken strijd
iedere kleinigheid, die op den afloop invloed
kan oefenen, een ding van levensbelang.
Langs eiken weg, welken ook, tracht men
zich zelf te versterken en den tegenstan
der te verzwakken. Men vraagt niet meer
hoe en met welk recht. Men vecht voor zijn
leven en let er nauwelijks op, of men in
dien strijd ook misschien de levensbelangen
van derden raakt. De oorlogsnoodzakelyk-
heid is de eenige wet, waaraan men nog
gehoorzaamt. x
Het is begrijpelijk', dat juist in dezen
toestand, veel meer dan bij den aanvang
van dèn oorlog, op de rechten en belangen
der neutralen geen acht*meer wordt gesla
gen en nu het gevaar steeds dreigender
wordt, dat zij in den oorlog betrokken zul
len raken. Pas geleden nog hebben we er
varen, tot welke maatregelen Engeland en
Amerika durfden over te gaan, waar het er
om ging, het gevaar van den duikbootoor-
log, althans voor een oogenblik, te bezwe
ren. Zelf een dreigend gebrek aan schepen
hebbende, dat hun oorlogvoering dreigde te
benadeelen, hebben ze, toen we hun voor
stellen niet onvoorwaandelijk wilden aan
vaarden, eenvoudig onze schepen, voor zoo
ver die in hun bereik waren, weggenomen.
We hadden geen keus tusschen mond hou
den of mee ten oorlog gaan. En we hebben
voorzichbiglyk het eerste gekozen. En pas
was dit gebeurd of Duitschland stelde ons
zijne eischen. En het deed daX met zooveel
klem, dat onze minister van een zeer ern
st igen toestand meende te moeten spreken.
Waarschynlyk stond het stellen van deze
eischen niet geheel buiten verband met den
Engelsch-Amerikaanschen roof onzer sche
pen. Iedere versteriung van zich zelven is
in dezen stryd tot het uiterste een voor
deel. Maar daarom ook iedere verster
king van den vijand een nadeel. Door den
roof onzer schepen heeft de Entente aan
kracht gewonnen. En al zyn wij daarvoor
niet verantwoordelijke we waren hun
eischen toch al een heel eind tegemoet ge-