ig 3©r. OON, .chines, aaimachines zijn abrikaat, dat neb i halve eeuw voor en industrieel ehandhaafd heeft. XTieuws- eaa. ^.d.'rrexteaa.tie’bla.d. Voor Q-o%xcLeu rerbaar. Baar M. D I. a rtUBhd. urn. 1* N/g r W udsduppy. alma. Helweg 5 Eerste Blad. De N.I.U.M. VERSCHIJNT DAGELIJKS HET WIEDEN. ftTVAnrmras al onze winkels No. 13699. Zaterdag 18 Mei 1918. 67e Jaargang. BEHALVE ZON- FEESTDAGEN. Bureau MARKT Jll, GQUDA. I dminlitritle I Telef. Intero. 82. Feuilleton. W we Gletschervrouw. tii—rtiMilromit aaw aaUada BmUmut* Redactie) Telef. Interc. 545. BERICHT. 124 welke ook gw- 28 de onderwijzeres eenige Genoegen. Con- Ona sin. Bouw- en Wo- i. (w.ra v.rv«4fdj bd eoetnet tot Mfr govodoooor- uu plMtondato. MM «MR - “*-*• MAANDAG, 2en Pluktterdig nl dua ooarant niet varachljnan. daarop zelfs eenigermate. T- maakte grond schijnt droger dan niet 1m- gemaakte. Men kan dit b.v. duidelijk opmer- In verguien - k*4 W* kaan Ma vaa M «w - Zangivereenigfog Flw. XMUad. :gt alles, wanneer GOUDA. «•■dug- oglit et o* m la voer- rarMbli. «M - ikltm taBa» Ovary aal neek. eta praal paa va» HHkM rfM vd. Nar bet num- ël 11 DU nummer bestaat uit twee bladen. zal men ge- v~~.wvai van )UW retandsconimlsefe Ar- terugkeerende soldaten, die zy alle gaarne zoo spoedig mogeljjk weder aan het werk zullen stellen, in de ijzer- en staalfabrie ken zullen produceeren, en uit de mijnen zullen opdelven, te onzer beschikking te stellen. Komende tot de maatregelen in verband met de credietverstrekkingen, die de Regee ring voorstelt, spreekt de schrijver er ajjn verbazing over uit dat de Regeering voor zichzelf wil vasthouden aan een stelsel, dat zü, waar het toegepast werd door particu lieren/» terecht scherp beoordeelt. Hetgeen gebeurt is bij de overeenkomet met Duitsch- In het jongste nummer der Economisch- Statistische Berichten komt de heer S. v. d. B.(ergh) Jr. op tegen het wetsontwerp tot jnadere voorziening ten aanzien van het goederenvervoer met het buitenland, waar van de feitelijke bedoeling is den invoer svan goederen in ons land te centrali- jseeren. De groote schaduwzijde van deze wet zal zijn, dat zij niet alleen zal gelden voor den verderen duur van den oorlog, maar ook rt| rwwMd WdV ontnaganru^ Maira hield het In huis niet uit; het scheen, alsof zij buiten Courtien nader en hem dioor hare meerdere nabij - tot zich kon trekken. Het liefst zou ABONNEMENTSPRIJS: per kwwtaAl LM, per week U cm), met Zoadapbled per kwutMl ƒ115, per week U «ut, orW» .ut <h tmorfiag pm looper (eeebMt Franco por port per kwartaal /LH, mdt feadatablad ƒ2.55. Abonnementen worden dkfsiyka aahfrtutata Mn one burMUl MARKT II, GOUDA, b|| onee agenten, dm booHuadel m do po tkantorm. ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda m owtrekan (behoorenda tot dm bmorfkrlnf) i 1—5 rafrt. JI.D, elke rafel moor ƒ0.11. fan bulten Gouda m dm beaorfkrlnfi 1—5 tegel, ME rik. ratal mem ,111 Adder mtlln na pubUaka ranaakaiykkadaa 10 Matpmncri. was, zoodra hij wilde zegevieren - ook zegevieren over haar, de vriendin van haar vriend!.... Hoe had zij gelijk gehad met haar onderstelling, dat de jongeling Courtfen zou mishagen. Toen zij beiden heden tegenover elkander stonden te mid den der gentianen, zagen zij elkaar aan, ateof zij elkaar wilden melen, met de oogen elkaar in het gezicht zeggend: „Wij zijn tegenstanders!" (De ontmoeting met den nieuwen huis genoot als een lichamelijk onbehagen ge voelend, dwong Mairs zich tot blijven. Met een blijden kreet snelde de jonge man op haar toe „|Mj ook op? En hierboven? Waoht gij nog steeds op 81 vo Courtien?" Zonder te antwoorden, wendde Maira zich af. Met welk recht stelde de jonge maji hfcar deze vraag? Alsof zij geweten had, dat ook hij beneden, waar het pad omhoog ging, op Bivo Courtien had ge wacht, even harte tochtciijk ongerust als zij zelf, even overtuigd als zij zelf, dat hij vergeefs zou wachten en daarover ju beien. „Ik bid u, blijf! Ik wilde u niet be- leedigen. Vergeef Brij!” Zij bteef en Er is niets aan te doen, wü zitten er nu eenmaal tusschen. Wij hebben het niet gewild, maar de gevolgen moeten we mee dragen, de gevolgen van de tegenwoordige verdwazing der menschheid, een verdwa zing, die tot waanzin dreigt te worden. We mogen ons nog gelukkig achten, dat we niet rechtstreeks erin betrokken raken, meege sleurd worden in den stroom van bloed en ellende. Dat beseffen we duidelijk in dagen «la de pas voorbijgegane, toen de donkere wolk, die uit het Oosten scheen op te ko men, te verdampen bleek. Maar als dan dat gevaar voorbij is, dan voelen we de dank baarheid niet meer voor het bespaard blij ven van zoo groote ellende en worden we weer de indirecten druk gewaar, dien deze oorlog ook ons op de schouders legt. En we mopperen en klagen opnieuw over vleesch- ïwod en botergebrek en slechte aardappelen en te klein broodrantsoen en duro groen- Wat helpt het. oils? We alten er nu eenmaal tusschen. En in plaats van te klagen, moesten we liever ons best doen om zooveel mogelijk den nood en de zorg van allen te verlichten. Dat kunnen we op allerlei wijzen en vooral door niet gébruik maken van ons geld, levensbenoodigdheden op te koopen boven maximumprijzen, waar door we anderen te kort doen. Maar daar naast kunnen we ook door allemaal, voor zoover het in onze kracht ligt, mee te wer ken aan de productie^ En gelukkig daarvan zijn we ook steeds meer overtuigd geraakt. We laten het niet meer geheel aan den boer of tuinder over, maar zijn meerendeels zélf tuinders en boeren in het klein geworden. In de groote steden trekken de menschen van uit het centrum soms meer dan een uur naar den buitenkant om hun erwten en spinazie te verbouwen. In dezen tijd van algemeen beoefende tuinbouw krijgt nu alles wat op land- en tuinbouw betrekking heeft, algemeene be- teekenis. Het wordt van algemeen belang te weten, wat en hoe men doen moet om een goede opbrengst te krijgen van het grooter of kleiner stukje land, dat men be bouwt. En als gevolg daarvan is er een I meer algemeene belangstelling voor tuin- I bouw- en landbouwwerkzaamheden ont staan, die een onderwerp al» „Wieden” in een tijd, dat dit nog tot dg dageljjksch taak van land- en tuinbouwers behoort, ook voor bladen, die niet speciaal landbouwbladen willen zijn, van belang maakt. Wat wieden is, weet wel iedereen, ook de meest onlandelijke stedeling. Waarvoor het in het algemeen dient, mag eveneens van algemeene bekendheid geacht worden. Maar die kennis daaromtrent is toch onge twijfeld vrij vaag, zoodat het zjjn nut kan hebben, daaromtrent niets meer te zeggen. Het wieden is natuurlijk in de eerste plaats noodig om onkruid te verdelgen. Dit onkruid werkt in tweeërlei richting na- deelig op den groei der planten, die men gezaaid heeft om er een oogst van te krij gen. Vooreerst nemen de wortels van de onkruidplanten water met daarin opgelost plantenvoedsel uit den bodem op, zoodat de gewenschte planten dit niet kunnen ge bruiken. Beide, zoowel het water als het plantenvoedesl, zijn slechts in beperkte hoe veelheid beschikbaar, zoodat alles wat de onkruiden daarvan veiforuiken, den groei der cultuurplanten belemmert. In de twee de plaat» benemen de onkruiden aan de cul tuurplanten het licht, dat op de voeding uit de lucht een grooten invloed oefent. Op zich zelf is de hoeveelheid licht onbeperkt, doch daar het licht zijn gunstige werking op den groei alleen dan krachtig kan uit oefenen, wanneer het de groene deelen di- recht kan beschijnen, vormen ook de aan wezige bladen en stengels van het onkruid een benadeeling van den groei der ge wenschte planten. Wieden en vooral het losmaken van den bouwgrond, dat daarbij gewoonlijk plaats heeft, werkt verder besparend op de hoe veelheid water, welke voor de planten be< schikbaar is. Daar de oplossingen van het plantenvoedsel in het bodemvocht zeer zwak zijn, moeten de planten, om zich flink uit den grond te kunnen voeden, veel vocht op nemen. Het water verdampt daarbij, hoofd zakelijk uit de bladen, en het planten voedsel blijft achter. Hoe minder water er direct uit den grond verdampt, des te meer kunnen de planten opnemen en des te krachtiger geschiedt de voeding uit den 'bodem. Oppervlakkig beschouwd, neigd zijn te meenen, dat loemaken den grond de directe verdamping uit den bodem bevordert. De verschijnselen wijzen daarop zelfs eenigermate. Immers losge- zoolang de buitengewone omstandigheden, die het gevolg zijn van den oorlog, zullen I bestaan. En dat dit zeer lang «al zjjn, is in ons land een communis opninio. Daar aan schijnt echter de steller der Mem. v. Toel. niet gedacht hebben en toch mag men wel zeer ernstig overwegen wat dit betee- kent. Immers de duizenden kooplieden, wier za ken door den oorlog reeds langen tijd ge heel stilliggen, zullen zich, als zij na den oorlog de handen uit de mouwen willen steken,, genoopt zijn voor iederen invoer vergunning van de N. I. U. M. of de N. O. T. te vragen. Deze zal echter in vele ge vallen worden geweigerd, omdat de Regee ring slechts den invoer zal willen van goe deren, waaraan hier te lande dringende be hoefte bestaat en nu is het onmogelijk, dat .buitenstaanders kunnen beoordeelen, w«t meer of minder noodig is. Voor ovepitroomiog met buitenlandsche producten (of voor dumping behoeft men niet te vreezen. Daarvoor is de scheeps- ruimte voorloopig te klein en te duur en bovendien zal het gebrek aan grondstoffen, o.a. bjj de Centrale mogendheden, wel overetelping van ons land met goéderen verhinderen. En dan denke men ook niet gering over den administratieven rompslomp der nieu we regeling, terwijl onze kooplieden door de daaruit voortvloeiende onkosten gehandi capt zullen worden tegenover de handelaren In ander neutraal gebleven landen, waar dergelijke beperkende bepalingen niet zul len bestaan. Ook voor de beperking van aan het bui tenland te verstrekken credieten kan, meent de heer v. ri. B., de centraliseering van den invoer na den vrede geen zin meer hebben. Het geheele stelsel van ruilverkeer, dat thans wondt beheerscht door overeenkom sten tusschen de betrokken regeeringen, dat de centralisatie van in- en uitvoer ge durende den oorlog zoo gewenscht maakt, zal met het teekenen van den vrede plotse ling ineenstorten. Wij zullen dan niet meer behoeven te onderhandelen, te loven en te bieden voor den import van ijzer, staal of steenkolen; dan zullen Duitechland, België en wellicht ook Amerika gereed staan om en Ik ken, wanneer men op een zonnigen dag bezig is met aardappelpoten. te plekken op de pootplaatsen waar de aarde fijn verkruimeld is, drogen dan inder daad vrij «nel op. Toch ie deze waarneming misleidend. Die -losgemaakte plekken drogen alleen daarom zoo snel op, omdat door het los maken de aanvoer van water uit d$ bene- A- - d® dat moest toe- De bovenlaag réén of weinig frond niet los- bo- RICHARD VOiZ met autorisatie bewerkt deor J. P. WESSEL INK-VAN B0B8UM. («•arak rariMu.) Intusschen is hij zeker reeds bij u weeat." „Neen."' Hoe gemakkelijk had zij ja kunnen zeg gen, Iioe licht had zij kunnen liegen en hem beechamen! Zij wist toch, dm baar snmrtdijke teleurstelling hem verheugde. Hij stond naast haar en z&g haar strak in liet gelaat, alsof hij er naar smachtte, in deze troteche trekken een verraderlij ke trilling te zien. Maar Malta’s gezicht bleef even onbeweeglijk als haar stem. Nu vroeg hij haar „U kende de dame, met wie de schil der ons verraste?” Ik kende haar niet, maar wisf iooh- wle zij was." „Een oude bekende van Courtien?" „Uit Rome. Gij waart er bij en hoordet het dus. Waarom vraagt gij het dan?" De jonge man uit het land der vurige harten dacht, haar strak in het gezicht ziende: „Waarom? Om u te kwelleu! Om- da* gij zoo trotsch zijt; omdat ik u lief heb, omdat gij den ander lief hebt, oiukoiu van naijver. Dut weet gij en gij vraagt: Waarom?" Alsof hij zich wrekerf wilde over baar wreede vraag, vroeg hij met nadruk: „Gij schijnt de dame zeer schoon vinden?” Haar met de grootste kalmte gegeven antwoord luidde „Ik zag nooit dergelijke vrouwelijke schoonheid.” „En toch is zij met de uwe niet te vergelijken. Dat moet de heer Courtien tiok zien." „Goedennacbtl’’ fiOWHE COmNT. INGKZONDNN MKDBDB1UNGBN1 1-4 rw.ll ƒ145, rik. n«ri m-r /AM. I Op M rouMfU" W hMm. Gma. -trartastllB n IntMondra m«14rilii dm prÜA Groot, latter, m rudw wta «rota AdrorteatUn kmum wordM ImwniidH jloor driam. AdrcrtestlrimnMX au. A(Hk voor tuin- ken. wanneer men od een «rnnigen dag loagemaak-c' BRIEVEN UIT DE BOrBTAD. CCCCXK111- IlMiohte leims en |MOT, Uw d(«wlwll- llgo getrouwe en zeer gehoorzame weke- Jljksche briefschrijver Hagenaar is dit maal door noodiottige omstandigheden niet bij machte om zijn taak te vervullen. In ziju plaats zal ik ditmaal U vergasten- hopen wij, dat het vergasten mag heetm - op een gemoedelijk praatje. was, held «vu zij naar Malofla en naar het meer zijn gedwaald. Maar dan zou zij het hotel voorbij moeten gaan en hem aan den oever kunnen ontmoeten, komende van de ve®nde vrotfw en den weg naar haar mH meer vindend. In den nachtelijken wind stond zij, slank en sterk, een wacht «wende .genius gelijk, op een smalle lotwcheidiag op den drempel van hetEn- 8«an, welke heerlijke zoon haar gelief- J® J**8- ruieéhen der Maira, deze muziek van het geboorteland, drong tot Mr als een Halsterende, moederlijke stem: ruMig, rustig, mijn kind!” Maar e Jonge Maira-stroom wendde zich af van in het ijs verstijfde voedster, verliet 9 wilde wieg en golfde naar het zul- om onder het wulven van kastanje- en m®i rozen doorweven laurier- uiken zacht weg té vloeien, met zijn Kotven melodie het leven vergezellend van •eo v0|jt| bmt «adaar. bij kon lachen en zingen. Dat waren ge lukkige manschenl De mensch was ten plotte toch geboren om gelukkig te zijn. Wat wae ’smenscheu geluk anders? Wat waa het voor de vrouw? Er bestond voor de vrouw slechte een waar gjeluk: den geliefden man toe ta behooren en hem door haar Heide tot een gelukkige man te maken. Dat was een gedachte, waar- •aan zij niet mocht toegeven, een verlan gen, dat zij nfet mocht koesteren; in haar leven was zulk een vrouwengeluk niet. Zij luisterde. Een geritsel, een schrede! Een oogenblik meende zij wérkelijk, dat het de vriend kon zijn - slechts een oo- geubdik. Want de voetstap van den man, die naar haar eeneamen wachttoren om hoog klom, was geheel andere: zoo zon der moeite, veerkrachtig en jong, alsof het pad niet steil opwaarts ging. Hoe kon zij dezen voetstap een oogenblik ver wisselen met den anderen, zoo goed be kenden? Hem die naderde aan zijn gang herkennend, zag zij hem in den geest: een beeld der bloeiende jeugd uit het ‘land der vurige harten, van den lach en den liefdeszang Nu zij «vo Courtien ver- geëfs wachtte, moest zij Dionisio Fidor» ontmoeten. Zij wilüe weer in huis terugkeeren. Maar hij zou haar reeds hebben kunnen zien en haar haastig weggaan zou hem dan kunnen toeschijnen ateof zij hem wilde ontwijken. Waarom zou zij denman ontvlieden, wlen ginds, beneden In zijn zonnig, verrukkelijk geboorteland, meisjes en vrouwen toelachten? Waarom vreezen voor hem, die iets zoo stralends, trinm. feerends had, alsof ar geen weeratand denste lagen wordt veriiindeijd, w^jl kleine kanaaltjes, waardoor stroomen, zijn verbroken. droogt dus uit en krijgt water van onderen. Is de gemaakt, dan verdampt uit de venlaag nog meer water, maar dit wordt telkens van beneden weer aangevüld. De bovenlaag blijft dus vochtig, maar de grond in ztfn geheel verliest meer water, dat geen nut doet. Een deinde voordeel van het wieden en het daarmee gepaard gaande lownaken van den grond is, dat de toetreding van zuur stoffen in den bodem wordt bevorderd. Deze is in de eerste plaats zeer nuttig, omdat ztf allerlei omzettingen bevordert, die gunsig werken op den plantengroei. Ep in de twee de plaats is zü noodig voor de ademhaling der onderaandsche deelen. Dit Is vooral van groote beteekenis voor gewaswn zooals bieten en aardappelen, die hun oogst in den grond moeten vormen en daar duizenden kilogrammen levende plantendeelen doen ontstaan, welke voörtdbiWd moeten ademhalen. Het wieden ia dus een allernoodzakelijk ste bezigheid, wil men een goede oogst krij gen. Zoo in het algemeen weet iedereen dat wel. Maar men dient ook te weten, waarom het zoo noodzakelijk is. Dat begrij pend zal men niet gemakkelük meer ver zuimen en ongetwijfeld met meer Jjver het werk verrichten. En zoo doende zal men zyn oogst kunnen vermeerderen, wat in deze tijden niet alleen in het belang van den verbouwer, maar zeer duidelijk ook in ihet algemeen belang is, waar het helpt een dreigenden voedselnood te bestrüden. Mr. K. o datgene wat hunne van het oorlogsterreln land, die voor de maanden April|Octobcr 1917 gold, toen incidenteel do verstrekte credieten voor 6b door tyur, staal on steenkolen werden opgebracht, geeft waar lijk geen aanleiding om op dat stelsel terug te komen. Dat de consument toen voor oen groot deel hoeft moeten betalen de bedra gen, die aan rente en aflowing dor crodie- ten later zullen werden ontvangen, is een handelwijze waarop zeker in de Kamer hot volle licht zal worden geworpen. De schrij ver kan met de Regeering niet meegaan, waar zü meent, dat deze methode opnieuw zal kunnen worden toegepast, indien slechts de baten, die daaruit later mochten voort vloeien, door de bemiddeling van do N. U. M. aan de gemeenschap ten goede zouden tomen. Schr. kan ook niet inzien, waarom langs dezen weg geen bijdrage zou worden ver langd. waarvan de Regeering zelve zegt, dat zü zich alleen zal uitstrekken, tot arti kelen, welke zonder bezwaar belasting kun nen dragen en waaronder eerste levens behoeften en deigelüke niet zullen worden gerangschikt. Veel boter ware het om rond uit te verklaren, dat een kleine büdrage voor administratieve onkosten zal worden geheven, en die geheel onafhankelijk te stellen van elke credietoperatie. De heer v. d. B. heeft dan ook vergeefs gezocht naar de de overweging, die er de Regeering toe heeft kunnen leiden, dezen vorm aan hare financlëele voorstellen te geven, nadat zij zelve vooraf veridaard hXlg ’at aön onder aan het dat zü* gemèend hooft, dat de N. U. M., op wier naam de credieten ver strekt worden en wier aandeoléh geheel in particulier bezit zün, als particuliere m- stelling het risico van dergelüke transacties niet op zich ton nemen, tenzü de voor deken, daaruit voortvloeiend, haar ten goede kwamen? Of deel zü het wellicht om haar vroeger ingenomen standpunt, dat do schuldbrieven der N. U. M. niet door haar voor rente en aflossing zouden worden go. waarborgd, met te meer gemak te kunnen Prijsgeven? Hü verheugt er zich intuMchon in, dat zü dit standpunt gelijktijdig met de indiening van het nieuwe wetsontwerp hooft verlaten, waardoor de N. U. M. van verplichtingen wondt ontslagen, die zü on der de gewüzigde omstandigheden niet meer op zich kon nemen. zeide op haar koelen, scher pen toon, welke den Bergeller, als Iets tot nu toe geheel vreemde, onwederstaan- baar aantrok: „Waardoor zoudt gij mij beleedigd heb ben „Ik veroorloofde mij er op te zinspe len, dal uw beroemde vriend zou hebben kunnen vergeten u hedenavond vaarwel te zeggen - zooals hij u la tegenwoor digheid der vreemde dame bad beloofd. „Nu zijl gij ernstig boos op mijl" HIJ verviel dadelijk in een aufleren loon - dien van een grooten knaap, die on deugend te geweest, berouwvol om ver geving vreagl, en zeker Is, dat hem d e zal worden genchonken. Terwijl hij lot .haar sprak, moest Maira er over den- ;ken, hoe een menschelijke stem zoo wel- luidend kon zijnl Geheel de schaterende i blij heid en jeugd van den bewoner van ‘het ztiilten zong en klonk In deze jonge- llugsslem, die over het gemoed zijner schoolkinderen een macht uitoefende, als ihet vioolspel van den toovenaar van ihet vioolspel Hameln. Het kostte r_. moeite, on verander lijk vreemd ,en koud’o antwoorden ,/Hebl gij het gevoel, dst gij mij reden hebl gegeven, toornig op u te zijn, dan straft dl< bewustzijn u, hoop ik." Onstuimig riep Dionisio „Uwe onverschilligheid j^na mij h jallhs, wat ik doe en niet doe, wat Ik zeg en niet zag. i« mijn grootste, mijn wreed ste atrat. Begrijpt go dat niet? Ik moet kinderen leeren en opvoeden, en ben zelf een onopgevoed kind, dat een leermeester noodig heeft, en nog wel een zeer stren gen. Als gij mijn opvoeding op u zoudt willen nemen....? Maar een klein weinig! En altijd slechte berispend, vermanen, en bestraffend. Ik zou een waar wonder van leerzaamheid zijn. Ik bid u, ik bid uP’ Hij lachte haar toe, stellig niet boel zeker van de overwinning. X Naar het Dultech

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1918 | | pagina 1