hoogrfng: van 50.—Klerk
1700.is 1275.— minimum en
X f 2150.— is 1650.maximum
met 8 éénjaarlijksche verhoogingen
van 100.en 1 éénjaarlijksche ver
hooging van 75.
't Welk doende enz.,
J. E. W. HAKMSMA
en 18 anderen.
Gouda, den 12 Juni 1919.
Aan
den Raad der gemeente
Gouda.
De onderafdeeling Gouda en om
streken^ van den Nederlandschen
Bond van Gemeente-Ambtenaren
neiemt de vrijheid Uwen Raad te
verzoeken te willen^ besluiten het sa
laris van het p >rsoneel ter gemeente
secretarie in verband met de tegen
woordige duurte der levensbehoeften
te willen regelen en te willen vaststel
len op zoodanige bedragen, dat zij
niet meer achter staan by die van an
dere gemeenten*
zij moge U er op wijzen, dat de in
voering van het z.g. stelsel, d. i.
dat de jaarwedde van den Hoofd
commies bedraagt gedeelte van
die van den Secretaris, die van den
len Commies gedeelte van die van
den Hoofd-Commies, die van den 2en
Commies gedeelte van die van den
len Commies en die van den klerk
gedeelte van die van den 2en Com
mies, alle bestaande onbillijkheid zou
wegnemen
zij veroorlooft zich verder op te
merken, dat met het oog op den ernst
van den huidigen toestand eene spoe
dige herziening van bovenbedoelde
salarissen, met toekenning van terug
werkende kracht tot 1 Januari 1919,
in het algemeen belang zeer ge-
wenscht is.
't Welk doende, enz.,
J. E. W.^HARMSMA, Voorzitter.
J. PH. StoFFS, Secretaris.
Gouda, den 10 Juni 1919.
De VOORZIITTER: Ik stel voor
deze adressen ie stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders ter
fine van praeadvies.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Ik kan accoord gaan met het voor
stel omtrent de behandeling van de
adressen, maar ik zou toch bij de be
handeling van het voorstel inzake de
gemeente-arbeiders daarop even wil
len terugkomen.
Het voorstel van don Voorzitter
wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Een adres van het Bestuur der
Vereeniging van ambtenaren, beamb
ten en werklieden in dienst der ge
meente uouda, in zake herziening dei-
salarissen en loonen van het gemeen
telijk personeel (no. 708).
Het adres luidt:
Aan
den Raad der gemeente
Gouda.
Geeft eerbiedig te kennen het Be
stuur der Vereeniging van ambtena
ren,* beambten en werklieden in dienst
der gemeente Gouda
dat het zeer erkentelijk is voor de
voorstellen, die door het College van
Burgemeester en Wethouders aan
Uwen Raad zijn gedaan nopens de loo
nen der gemeente-werklieden;
dat het Uwen Raad verzoekt by
het nemen eener beslissing daarom
trent wel Uwe aandacht te willen
schenken aan het schrijven van de
Staats-Commissie voor de salarisher
ziening der ambtenaren en werklie
den, waarbij wordt gewezen op de
stijging der levensmiddelenprijzen se
dert 1914, met 85
dat het Uwen Raad tevens ver
zoekt ten opzichte van de ambtenaren
en beambten der Gemeente eveneens
met spoed eene regeling te willen
treffen, aangezien ook de finantieele
toestand van hen van dien aard is,
dat een spoedig ingrijpen in het be
lang der Gemeente moet worden ge
acht;
dat het de vrijheid neemt Uwen
Raad beleefd in herinnering te bren
gen het verzoek der Vereeniging om
het gemeentelijk personeel te ontlas
ten van de pensioensbijdrage
en verzoekt Uwen Raad ten slotte
met bovenbedoelde voorziening reke
ning te willen houden vanaf 1 Janu
ari 1919.
't Welk doende, enz.,
J. E. W. HARMSMA, Voorzitter.
J. F. L. NÊGRIJN, Secretaris.
Wordt in handen van Burgemees
ter en Wethouders gesteld ter fine
van praeadvies.
Het door Burgemeester en Wet
houders ontworpen 4e aanvullingsko
hier, zoogenaamde 2e navorderings
kohier der plaatselijke directe belas
ting naar het inkomen voor den dienst
1918 (no. 79).
Is voor heden aan de orde gesteld.
Het door Burgemeester en Wet
houders ontworpen le aanvullingsko
hier voor de heffing van schoolgeld
op de Burgerscholen voor den dienst
191811919 (no. 7).
Is voor heden aan de orde gesteld.
Het door Burgemeester en Wet
houders ontworpen primitief kohier
der plaatselijke directe belasting naar
het inkomen voor den dienst 1919
(no. 781).
Is voor h«den aan de orde gesteld.
Het raport van 'de Raadscommissie
tot onderzoek van het ingekomen be
zwaarschrift tegen de vaststelling
van het vergunningsrecht voor den
verkoop van sterken drank in het
klem (no. 595).
Zal ter inzage gelegd worden.
Een voorstel van Burgemeester en
Wethouders in zake volks- en school-
bad en overplaatsing 2e Burgerschool
voor Jongens (no. 63)779).
De VOORZITTER: Het is niet de
bedoeling om dit voorstel thans in
behandeling te nemen, maar slechts,
dat de Raad er kennis vart zal kunnen
nemen. Mochten er principieele be
zwaren tegen bestaan, dan zou er
thans de gelegenheid zijn om hiervan
te doen blijken. Indien de meerder
heid van den Raad principieele be
zwaren mocht hebben tegen het
voorstel van B. en W., dan zou het
onnoodig zijn verdere voorbereidende
maatregelen te treffen.
De heer KOLIJN: M. d. V. Door
te zwijgen over het voorstel van B.
en W. wil ik evenwel niet verklaren
mij tot iets te verbinden. Ik zeg dit,
I omdat U spreekt over principieele be-
I zwaren tegen het voorstel van B. en
I W. Ik kan op hefj)Ogenblik niet oor-
I deelen over het terrein en de grootte
er van. Laat men derhalve goed ver
staan, dat ik mij tot niets heb ver
bonden door zwijgen ten aanzien van
het voorstelVan B. en'W.
De VOORZITTERHet is ook niet
de bedoeling, dat gij U thans tot iets
bindt. Hél zou evenwel kunnen zijn,
dat eeflige raadsleden bezwaren had-
den^egen het voorstel van B. en W.,
waarvan de gegrondheid algemeen
werd erkend. B. en W. kunnen niets
anders doen dan thans dit voorstel
ter beschouwing in (ffcn Raad bren
gen. De Raad blijft geheel vrij in
zijne beslissing over het voorstel van
B. en W.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Ik heb geen principieele bezwaren
tegen het voorstel van B. en W. Ik
juich het voorstel integendeel zeer
toe om zoo spoedig mogelijk verbete
ring te brengen in den bijna onhoud-
baren toestand van de Bchool in de
Groenendaal en dat ingevolge van dat
voorstel er een volks- en schoolbad
zal verrijzen. Er is evenwel nog eene
kwestie, waaromtrent ik de meening
van B. en W. gaarne zou willen verne
men. Wat zijn B. en W. van plan te
doen, wanneer het Rijk eene goede
localiteit noodig zal hebben voor cera-
mische industrie? Zooals B. en W.
weten, bestaat daaromtrent sedert
geruimemtijd een plan. Nog kort ge
leden is er eene vergadering geweest
van Nederlandsche fabrikanten, in
welke vergadering de heer de Groot
het woord heeft gevoerd. Toen is
duidelijk gebleken, dat men Gouda
prefereerde vanwege de ligging niet
alleen, maar bovenal omdat het Rijk
de zekerheid bezat, dat men er een
geschikt gebouw voor dat doel zou
kunnen krijgen, n.l. de Rijks H. B. S.
Nu weet ik niet in hoeverre het plan
tot uitvoering zal kunnen komen,
maar gehoord de discussie heb ik toch
alle hoop, dat het plan zal slagen.
Voor Gouda zal het eene groote aan
winst zijn. Nu zou ik willen vragen,
of B. en W. in staat zijn voor ge
noemd doel een geschikt gebouw af te
staan, zoolang de nieuwe school er
nog niet is, want het is voor Gouda
van het grootste belang, dat dit plan
niet mislukt door gebrek aan de noo-
dige ruimte. Dit is toch voornamelijk
de reden geweest, waarom men Gouda
heeft uitverkoren.
De heer KNUTTEL: M. d. V. Ik
wijs er op, dat Uwe toelichting in
hoofdzaak ook betrekking heeft op de
tijdelijke verplaatsing van de tweede
Burgerschool voor Jongens. Dezer da
gen is de vroegere H. B. S. vrij geko
men. Het Rijk heeft dat gebouw aan
het Gemeentebestuur overgedragen.
Er valt aan die school heel wat te
repareeren. Nu moet door B. en W.
nog eene overeenkomst worden ge
troffen betreffende het bedrag door
het Rijk te betalen voor het herstel
van de school. Het zal dan van het
grootste belang zijn, dat B. en W. de
school zoo opknappen, dat deze kan
worden bestemd voor eene tijdelijke
of blijvende ceramische inrichting of
anders voor een ander doel. Op het
oogenblik is het de bedoeling van
B. en W. tijdelijk de tweede Burger
school voor Jongens in deze school
onder te brengen en daarom is het
de vraag of de Raad zich principieel
kan vereenigen met het feit, dat,
wanneer het noodig blijkt, dat die
school tijdelijk in de oude H. B. S.
wordt ondergebracht, dit geschiedt.
Over de andere zaak kan, wanneer
het voorstel er is, gepraat worden,
maar het zou mij aangenaam zijn met
het oog op de herstellingen, die deze
dagen aanvangen, te weten, dat die
school wordt bestemd om tijdelijk de
2e Burgerschool voor Jongens onder
le brengen.
Wat de vraag van den heer van der
Want betreft, kan ik voor mij geen
antwoord geven. Ik weet niet hoever
het met die plannen is. Het spreekt
van zelf, dat wanneer er sprake van
is, dat die school in Gouda komt, het
op den weg van B. en W. ligt om dat
zooveel mogelijk te bevorderen, want
ik ben het eens met den heer van der
Want, dat dit een zeer groot voordeel
voor de Gemeente zou zijn, wanneer
er hier een hoogere school voor de
ceramiek kwam.
Wanneer dus de Raad er principi
eel toe kan besluiten, dat de 2e Bur
gerschool vo* Jongens daar tijdelijk
kan worden ondergebracht, dan
kunnen B. en W. het hunne doen om
de toestemming te krijgen van het
Rijksschooltoezicht en de school kan
in dien geest worden gerestaureerd.
De VOORZITTER: Ter aanvulling
zou ik den heer van der Want de toe
zegging kunnen geven, dat wij niet
zullen nalaten om met den Inspecteur
van het Middelbaar Onderwijs in
overleg te treden, ter verzekering,
dat er geene conflicten kunnen ont
staan.
Een adres, van Hoofdambtenaren
der Gemeente, houdende verzoek tot
instelling van eène Commissie tot
herziening der jaarwedden van de
ambtenaren en verleening van een
voorschot in afwachting dier herzie
ning (no. 708).
Het adres luidt
Aan
den Raad der gemeente
Gouda.
Geven met verschuldigden eerbied
te kennen, ondergeteekenden, allen
ambtenaren in dienst der gemeente
Gouda, in vergadering bijeen den 12
Juni 1919;
dat de thans aan de verschillende
categorieën van ambtenaren dier Ge
meente toegekende salarissen nog
steeds op een zoodanig laag peil
staan, dat daarmede zelfs niet de
kosten van de voor hen meest nood
zakelijke levensbehoeften kunnen
worden bestreden;
dat dit ooV door het College van
Burgemeester on Wethouders in z(jn
aan Uw Raad gedaan voorstel van 21
Mei j.I. No. 52 wordt erkend;
dat zij, in verband daarmede, eene
zoodanige herziening dier wedden,
waarbij tevens de onderlinge ver
houdingen daarvan nauwkeurig on
der de oogen worden gezien, zeer ur
gent achten, weshalve zy U verzoe
ken om, zooals ook in andere gemeen
ten is geschied, over te gaan tot de
benoeming van eene Commissie uit
Uw midden, die zich ten spoedigste
zal willen belasten met het ontwer
pen van de noodige voorstellen aan
Uw College, die als grondslag voor
eene behoorlijke regeling zouden
kunnen gelden
dat zy echter in afwachting van die
voorstellen, mede in verband met het
geen door de Staats-Commissie aan
de Gemeentebesturen wordt in over
weging gegeven, Uw Raad beleefd
doch dringend verzoeken, ten einde
aan den door de lage bezoldiging ont-
stanen achtefstand in de gezinnen
van de ambtenaren op eenigszins
merkbare wijze tegemoet te komen,
om terstond na Uwe beslissing in de
zen, indien mogelijk, op 1 Juli a.s.
voorloopig aan alle ambtenaren in
dienst der gemeente Gouda een toe
slag te verleenen ten bedrage van 30
der thans geldende jaarwedden,
gerekend te zijn ingegaan op 1 Janu
ari 1919.
J. P. ANEMAET
en 9 anderen.
Zal gesteld worden in handen van
Burgemeester en Wethouders ter
fine van praeadvies.
Aan de orde:
De benoeming van een onderwijzer aan
de tweede Burgerschool voor Jongens.
(No. 62|628).
De VOORZITTER: Mag ik de hee-
ren Bokhoven, van Veen en Spit ver
zoeken het stembureau te willen vor
men?
Wordt benoemd met algemeene
(16) stemmen de heer A. Verweij.
Aan de orde
De benoeming van een Boekhouder-Op
zichter bij de Fabricage.
(No. 56|587).
Worden uitgebracht 16 stemnfen,
waarvan 13 op den heer G. P. Pel en
3 op den heer G. M. B. Scholten, zoo
dat benoemd is de heer Pel.
De VOORZITTER: Ik dank de
Commissie van stemopneming voor
den verleenden bijstand.
De rekeningen, dienst 1918, der
Hoffman's gestichten en der Stads-
Bank van Leening met de rapporten
der betrokken Raadscommissie van
onderzoek.
Worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Aan de orde:
De ontwerp-verordening tot wijziging der
Algemeene Politie-Verordening.
(Na 372).
Wordt van de agenda afgevoerd.
Aan de orde
Het voorstel nopens de loonen der ge
meentewerklieden. (No. 52|631).
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Het is niet zoozeer naar aanleiding
van dit voorstel van B. en W., dat ik
het woord heb gevraagd, als wel naar
aanleiding van de verschillende adres
sen, de salarieering der ambtenaren
betreffende, die heden by den Raad
zyn ingekomen en naar aanleiding
van dat gedeelte van het voorstel van
B. en W., waarin wordt gezegd, dat
B. en W. het billijkheidshalve nood
zakelijk achten, dat het salaris van
de ambtenaren en beambten in dienst
der Gemeente naar evenredigheid
zullen moeten worden verhoogd.
M. d. V. Wanneer er vroeger voor
stellen kwamen om de salarissen van
hoogere ambtenaren te verhoogen,
dan heb ik mij daar altijd tegen ver
zet, wanneer het niet gepaard ging
met eene herziening ook van de sa
larissen van de daaronder staande
ambtenaren, omdat de verhouding
daardoor immers steeds onbillijker
werd. Hetzelfde standpunt neem ilc
ook in, wanneer er nu eehe belang
rijke herziening plaats heeft van de
loonen van de lagere ambtenaren, dat
daarmede gepaard moet gaan ook
eene herziening van de salarissen
van hen, die daarboven staan. Dat is
m.i. niet meer dan billijk.
Wanneer men de verschillende
grenzen nagaat, zooals die thans zijn
nedergelegd in het aanhangige voor
stel, dan gevoelt men vanzelf reeds,
dat de verhouding niet goed wordt.
Het doet my daarom genoegen, dat
van den kant van B. en W. de toezeg
ging is gekomen, dat het in hun be
doeling ligt om dienaangaande ten
spoedigste met voorstellen te komen.
Nu weet ik niet, of ik het goed be
grepen heb, maar wanneer ik het
voorstel lees, meen ilc, dat het de be
doeling is om die verhooging onge
veer gelijk te stellen met de verhoo
ging in salaris van de verschillende
arbeiders, dat wy nu gaan behande
len.
M. d. V. Het is ons allen bekend,
dat verschillende salarissen noodza
kelijk verbetering vereischen en ook
eene betere regeling. Wij hebben
daarover hier al zoo dikwijls gespro
ken, maar wij zijn toch verplicht om
met den tyd mede te gaan. En nu zou
ik aan B. en W. willen vragen of het
de bedoeling is, dat wanneer die voor
stellen dan komen, aan die nieuwe sa
larisregeling terugwerkende kracht
zal worden gegeven tot 1 April en of
het tevens de bedoeling is, dat die sa
larissen zullen worden verhoogd in
verband met het bedrag van de sala
rissen en niet in verband met het be
drag, dat op de loonen van de arbei
ders zal worden gelegd
Ik zou er in ieder geval ,prys op
stellen, dat B. en W. beslist de toe
zegging geven, dat die terugwerken
de kracht tot 1 April zal worden ver
leend.
M. d. V. Dan wil ik tegelijkertijd,
waar hier over de ambtenaren en be
ambten wordt gesproken, eene andere
vraag daaraan vastknoopen en dat
betreft wel de wyze van behandelen
van het adres van den Commissaris
van Politie aan de Koningin en het
antwoord daarop van Provinciale
Staten.
Dat verzoek is 5 Februari inge
diend en Gedeputeerde Staten heb
ben de Regeering met den uitslag in
kennis gesteld en B. en W., den Raad
gehoord, worden verzocht hun gevoe
len omtrent die zaak kenbaar te ma
ken. Die brief is den volgenden dag
reeds beantwoord, dat aan dat ver
zoek gevolg zou worden gegeven.
Toen hebben wy 28 Maart eén schrij
ven van B. en W. gekregen, waarin
staat: „het is ons aangenaam om in
de eerstvolgende vergadering dien
aangaande Uw gevoelens te verne
men."
M. d. V. In dien tyd zyn er reeds
zoovele vergaderingen geweest. Het
komt er niet op aan of men er voor of
tegen is om het salaris te verhoogen,
maar tegenover dien betfokken amb
tenaar acht ik het noodzakelijk, dat
B. en W. inderdaad in een volgende
vergadering met een voorstel komen.
En daarom zou ik de toezegging wil
len verkrijgen, dat omtrent dit punt
inderdaad in de eerstvolgende ver
gadering beslist zal worden.
De VOORZITTER: Op deze wijze
voortgaande, zouden wy ver afdwalen
van het punt, dat thans aan de orde
is. Ik wil den heer van der Want
evenwel met een enkel woord ant
woorden.
Wat betreft de door den heer van
der Want gevraagde garantie, dat
aan de salarisverhooging der ambte
naren eveneens terugwerkende
kracht zal worden verleend tot 1
April, merk ik op, dat B. en W. daar
omtrent slechts voorstellen kunnen
doen, maar dat het geven van garan
tie het werk is van den Raad. De
Raad zal te beslissen hebben of en tot.
wanneer er terugwerkende kracht zftT
verleend worden aan de salarisver
hooging der ambtenaren. Waai' B. en
W. de billijkheid hiervan gevoelen t.
o. v. de werklieden, daar mag men
toch wel aannemen, dat zy dezelfde
idee zijn toegedaan waar het betreft
de verhooging van het salaris'der
ambtenaren. Betreffende de voorstel
len tot salarisverhooging, die by B.
en W. nog in overweging zyn, kan ik
thans geene mededeeling doen.
Wat betreft de vraag aangaande
het verzoek van den Commissaris van
politie, deel ik mede, dat waar eene
regeling der salarisverhooging han
gende was, B. en W. het gewenscht
hebben geacht de beantwoording van
dat verzoek uit te stellen tot de sala
risregeling zou zyn afgedaan.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Ik ben het niet geheel met U eens.
Dat ik op het oogenblik verder ga
dan het punt, dat op het oogenblik
aan de orde is, dat is volkomen waar.
Bij den aanvang der vergadering heb
ik evenwel reeds gezegd, dat ik mij
de vrijheid voorbehield op dit punt te
rug te komen bij dit punt van de
agenda. Wat het salaris van den
Commissaris van politie aangaat, is
U bekend, dat reeds menigmaal de
wenschelykheid is uitgesproken, dat
het salaris van den Commissaris zou
worden geplaatst op een lijn met dat
van de drie hoogste ambtenaren der
Gemeente. Dit komt ook voor in de
stukken, welke thans moeten worden
béhandeld. Wordt dit voorstel aange
nomen, dan zal de salarisregeling van
den Commissaris worden een geheel
apart voorstel los van de andere
voorstellen tot salarisverhooging. Ik
zie de noodzakelijkheid er niet van in,
om hiervan een apart voorstel te mar
ken. Ik zou daarom willen, dat de
Raad er zich over uitsprak of de sala
risregeling van den commissaris een
apart voorstel zal moeten worden of,
dat de zaak bij het oude zal bffjven.
De VOORZITTER: Ik zal Uw
wensch aan het Collége van B. en W.
overbrengen.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Ik heb hier voor mij een brief van
B. en W., waarin wordt gezegd, dat
in de volgende vergadering een ant
woord zal worden gegeven. Sinds
dien zijn er reeds verscheidene ver
gaderingen gehouden en daarom acht
ik het niets meer dan billijk, dat in
de volgende vergadering door B. en
W. deze kwestie zal worden bespro
ken en eene verklaring zal worden
afgelegd.
De VOORZITTER: Ik heb hierover
niet met het College van B. en W.
gesproken. Ik spreek dan ook niet na
mens B. en W., maar namens mij zelf.
Ik wil U evenwel toezeggen over
deze zaak met B. en W. te spreken.
De heer KOLIJN: M. d. V. Bij de
bestudeering van dit voorstel zyn by
mij verschillende vragen gerezen.
Mijn eerste vraag is deze, of de ur
gentie om de loonen van de gemeente
werklieden te herzien van dien aard
moet worden geacht te zijn, dat zy
vooraf moet gaan aan dien van de
andere categorieën van menschen in
dienst der Gemeente, want bij mij is
de vraag gerezen, waarom deze par-
tieele herziening op deze manier moet
worden behandeld.
Ik had gedacht, dat de heer van der
Want straks nog wat anders bedoel
de toen hij opmerkte, dat het hier
vroeger veelal de gewoonte was om
eene zekere onevenwichtigheid te be
stendigen tusschen de lagere en de
meer hoogere ambtenaren in deze Ge
meente. Ik dacht, dat de heer van
der Want toen verder zou gaan en
zou vragen: welk begrip heeft de
Raad dan nu, dat dit straks niet op
nieuw zal plaats vinden? Want wan
neer vanmiddag deze regeling tot
stand komt, is dat wat men zou kun
nen noemen af. Maar er komt straks
weder aan de orde de salarisherzie
ning van de hoogere ambtenaren en
wie zal ons dan waarborgen, dat wy
weder niet opnieuw in het oude euvej
vervallen, ondanks ons zelf, dat wy
krijgen eene onsystematische toepas
sing in de verhoudingen? Daarom
gevoel ik er zoo heel veel voor om
alleen t.o.v. deze groep personen van
middag tot eene afdoende regeling k
geraken.
WaqpK"' niet voor my heb een
systematisch plan over de heele linie,
dan kan ik my niet voorstellen, dat
de Raad vanmiddag werk doet, waar
van men zou kunnen zeggennu is
het ook af.
Indien men my tegemoet voert
denk er om, wanneer de zaak van
middag niet wordt behandeld, dan
wordt die termijn van de terugwer
kende kracht tot 1 April op de lange
baan geschoven, dan is dat zeker niet
1 van eenige beteekenis, want dan kom
ik terug op den heer van der Want.
Hij heeft dat al gevoeld en gezegd-
wanneer die herziening straks na
zooveel weken of maanden want
M. d. V., wy weten, dat het hier niet
vlug gaat komt, geldt die dan ook
van 1 April af? Ik weet niet, wat de
Wethouder van Financiën daarop zal
zeggen. Wanneer hij financieele be
zwaren heeft voor den een, moet hij
dat ook voor den ander hebben. Hy
kan dat maar niet uitschakelen en
zeggen: wij zijn er nu van af, dat
maken wij straks wel in orde.
Waht dan komt opnieuw dringend
naar voren de gedachte, dat er be
slist systeem in die herzieningen
moet zitten. Apders blijven wy hier
altijd door bezig aan dat lapwerk,
waardoor wy er toch niet komen, on
danks alle andere goede dingen, waar
wij wezen moeten.
Daarom zou ik gaarne de meening
van den Raad willen hooien, of hy in
derdaad niet met my van oordeel is,
dat het eigenlijk niet noodzakelijk is
om dat eene nu te behandelen, maar
dat het veel meer noodig is om te ko
men tot eene algeheele herziening en
laten wy dan hopen, dat dit niet te
lang zal duren.
Daarbij komt nog iets. Er zijn hier
genoemd 5 groepen, n.l. die van de
Gasfrabriek, de Electriciteitsfabriek,
Gemeentewerken, Bruggendienst en
Gemeentereiniging.'
Er is ons medegedeeld, dat wy dan
zullen komen op dezen grondslag, dat
de minima van de salarissen voor de
verschillende groepen respectievelijk
zullen zijn10, 19, 20, 22, 24
en 28.
Hedenmiddag is bij den Raad inge
komen een adres van de vereeniging
van politie-ambtenaren te dezer ste
de. Ik heb my afgevraagd, wat het
standpunt zal zyn, dat door het hoofd
der politie, B. en W., den Minister van
Financiën van Gouda en den Raad te
GDzichte zal worden ingenomen.
In wélke groep denkt men ae politie
onder te brengen? Wanneer wy dit
voorstel dezen middag zonder meer
aannemen, staat de politie buiten de
ze regeling, terwijl de politie straks
zal moeten worden ondergebracht
volgens dezelfde schaal in een of an
dere groep. Onze politie, al is deze
kwestie thans niet aan de orde, toch
meen ik het ter verduidelijking te
moeten zeggen van wat ik bedoel,
heeft op het oogenblik 8 uur dienst
per dag. Men is evenwel 7 dagen in
dienst, zoodat de werktijd niet is 45,
malft* 56 uur per week. Dien dienst
tijd van 56 uur moeten wy wat nader
beschouwen, omdat het in verband
staat met de indeeling in een bepaal
de groep en omdat ik wil aantoonen
het bezwaar, dat ik heb tegen behan
deling van dit voorstel dezen middag.
Die 56 uur worden dienst gedaan
door een bepaalde groep in normaal
dienstverband. Er is evenwel een an
dere ploeg, die nachtarbeid heeft te
verrichten en omtrent nachtarbeid is
de algemeene opinie, dat er een toe
slag dient te worden gegeven van 50
Dan is er nog een gedeelte, dat
Zondagsarbeid heeft te verrichten en
die Zondagsdienst wordt betaald met
een toeslag van 100 op het nor
male loon, dat men ontvangt. Wan
neer ik ga calculeeren het loon, dat
dé politie op het oogenblik verdient,
dan kom ik tot een bedrag van ruim
28 cent per uur. Nu zal ieder gevoe
len, dat om aan deze menschen een
goede sociale positie te verschaffen
het noodzakelijk is rekening te hou
den met de vraag: onder welke groep
moeten de politieagenten worden on
dergebracht? Er is een verzoek inge
komen van de administratieve ambte
naren der Gemeente. In verband met
dat verzoek komt de vraag naar vo-
den, onder welke groep deze men
schen moeten worden gerangschikt.
Het zal door ieder worden erkend, dat
het noodzakelijk is, dat er een ander
systeem van salarieering moet wor
den ingevoerd, beter dan het systeem,
dat tot heden is gevolgd geworden. Ik
zou daarom willen, dat ons verstrekt
werd een totaal overzicht, opdat wij
weten, waar wij mede af zullen zijn.
Waar wy mede af zullen zijn, zegt
de geachte Wethouder railleerend. Ik
weet het wel, wij zijn hiermede er
met van af, want wanneer een vol-
jend jaar de levensvoorwaarden van
men aard zijn geworden, dat er weer
hy moet, dan zullen wy het immers
geven. Ieder heeft op zijne manier
hiervoor te zorgen. De Raad heeft te
zorgen voor de menschen in dienst by
de Gemeente, terwijl de Wethouder
van Financiën wel een middel zal
weten te vinden om het benoodigde
geld te verkrijgen. Als het zoover is
zullen wy wel ontdekken, op welke
wyze hy het benoodigde wenscht bij
een te brengen. Het gaat hier om het
belang van de Gemeen12 zelf. Daarom
moeten wy maar niet deze zaken
voorby loopen, maar moeten ze
nauwkeurig onderzoeken.
Het heeft my getroffen, om te ko
men tot de kwestie van de indeeling
zelf, dat in groep 4 van de gemeente
werken, ook voorkomt een man met
den titel van tuinman-machinist.
M. d. V. Het is misschien 4 of 5
jaar geleden, uat de heer Jongenbur
ger in dezen Raad heeft bepleit eene
betere bezoldiging voor den arbeid
van dezen man. Het is nu de tuinman,
die tevens belast is met de bediening
van 't stoomgemaal in de K. Akkeren.
En nu is het myne meening, dat
deze man, naar hetgeen hy moet do n
en volgens dq voorwaarden, waarop
hij in dienst is genomen, niet is inge
deeld by de juiste groep, want ik
meen, dat hy had moeten worden on
dergebracht by groep 5 en daarom
zou ik aan B. en W. willen vragen of
zy dit punt nog eens nader onder
oogen zouden willen zien en of zy
niet eens zouden kunnen nagaan, of
die man niet alleen de Bezoldiging
heeft van een gewoon tuinman, maar
of hy ook behoorlyk gesalarieerd is
voor de bediening van dat stoomge-
maaltje?
M. d. V. Ik zal op Jiet oogenblik ein
digen. Ik zou dus gaarne de meening
van den Raad hooren of hy niets
voelt voor myne bezwaren t. a. v.
de behandeling van dit punt in deze
vergadering.
De VOORZITTER: De heer Ko
lyn heeft den wensch uitgesproken,
dat er in de herziening van de salaris
sen systeem zou zyn. Daar dit het
geval is, zal de heer Kolyn zeker van
harte toejuichen, dat dit, waar het
betreft de salarissen van de Arbei
ders, nu feitelyk voor de eerste maal
is gedaan, door de voorgestelde groe
penindeeling, iets wat mij persoonlijk
ook inderdaad voorkomt eene groote
irbetering te zijn.
Diezelfde groepenindeeling, die in
tal van gemeenten voorkomt voor de
gemeentewerklieden, vindt men voor
tföover mij bekend is, niet t.o.v. de
overige ambtenaren, omdat hetgeen
van een ambtenaar gevorderd wordt,
zoozeer uiteenloopt, dat eene goede
groepenindeeling vry wel tot de on
mogelijkheden behoort.
Wanneer eerlang de salarissen van
de ambtenaren aan de orde komen,
zal zeker door B. en W. gestreeft
worden om daarin zooveel mogelijk
systeem te brengen, maar dat dit zaï
kunnen geschieden op eene wyze als
dat t.o.v. de arbeiders is geschied,
durf ik niet te voorspellen, omdat dat
mij voorkomt vrijwel praktisch onuit
voerbaar te zijn.
De heer Kolyn zou de politieagen
ten ook onder een van de B-groepen
willen zien ondergebracht. Maar dan
moet ik toch opmerken, dat die per
sonen niet géacht kunnen worden
deel uit te maken van de arbeiders,
maar meer tot de ambtenaren be-
hooren en dat t.o.v. ook hunne sala
risherziening aan de orde komt bij
de herziening van het traktemen*
van de ambtenaren.
De heer Kolyn heeft gepleit voor
het uitstellen van de behandeling van
dit punt, totdat te zijner tyd de her-
zii tiing van de loonen van de ambte-
na< en en beambten aan de orde zal
komen.
B. en W. zyn Van een andere mee
ning geweest. Tusschen arbeiders en
ambtenaren bestaat in het algemeen
eene zeer sterke splitsing. Iedereen is
meer bepaald of tot de eene öf tot dn
andere soort te rekenen. En nu kwam
het B. en W. voor, dai waar die be
hoefte aan eene herziening der sala
rissen bestaat, zy zeker bij de werk
lieden niet in de minste plaats wordt
gevoeld. B. en W. achten het beter
om te beginnen met de salarisherzie
ning van de gemeentewerklieden ten
einde te voorkomen, dat door de voor
bereiding van de voorstellen betref
fende de herziening van de salarisre-
geliiig der gemeente-ambtenaren en
-beambten, de werklieden zouden
moeten wachten, zoodat zij de dupe
van de gelijktijdige behandeling dei-
salarisherzieningen zouden worden.
Dit achten B. en W. allerminst ge
wenscht en waar er eene groote schei
ding bestaat tusschén de categorieën
van ambtenaren en werklieden in
dienst der Gemeente, daar komt het
B. en W. voor niet bezwarlijk te zyn
om de salarisherzieningen partieel te
doen plaats hebben en dan het voor
stel betreffende de herziening van de
salarissen der gemeentewerklieden
het eerst in behandeling te nemen.
M.i. is er geen enkele reden om met
de behandeling van dit voorstel niet
voort te gaan.
De heer KOLIJNM. d. V. Ik zou
niet gaarne willen, dat de Raad in do
meening zou geraken, dat het myne
bedoeling is om de salarisherziening
te verschuiven naar een verre toe
komst. Dat is toch mijne bedoeling
niet. Waar U zegt, dat het voor de
werklieden voordeelig is om dadelyk
eene loonsverhooging te ontvangen,
daar moet ik zeggen, dat ik daar vol
strekt niet tegen ben. Ik heb ook al
leen maar gevraagd: waarom hebben
wy alle voorstellen tot salarisherzie
ning niet tegelijk gekregen. Ik heb
er op gewezen, dat, wanneer wy
thans behandelen dit voorstel de
werklieden betreffende, wy over eeni-
gen tyd een dergelijk voorstel zullen
te behandelen krygen betreffende de
ambtenaren en wie verzekeri ons dan,
dat wy niet zullen krygen eën even
schril contrast als er op het oogen
blik tusschen beide loonregelingen
bestaat? Ik zeg dit niet alleen, want
er zyn tal van stemmen uit den Raad
opgegaan, die daarop hebben gewe
zen, speciaal wanneer by vacatures
het tractement moest worden ver
hoogd. Het is derhalve geene nieuwe
kwestie, die ik thans ter sprake
breng. Ik heb ook gezegd, dat, waar
bepaald is tot wanneer het voorstel
terugwerkende kracht zal hebben, het
ervoor de betrokkenen niets toe doet
of dit voorstel een maand, desnoods
later wordt behandeld. T.o.v. de po
sitie van de werklieden kan men hier
tegen geen principieel bezwaar heb
ben. Gisteren is in de Tweede Kamer
gestemd over de salarièwet van Mi
nister de Visser. Dit wetsvoorstel
heeft terugwerkende kracht tot 1 Ja
nuari 1919, terwijl wy op het oogen
blik toch reeds zyn in de zesde maand
van het jaar. Wanneer U zegt, dat
de werklieden niet langer mogen
wachten, dan ben ik ioo vry met I'
van meening daaromtrent te verschil-
I len. Wanneer de arbeider maar w%et,
dat hij loonsverhooging krijgt met
1 terugwerkende kracht tot 1 April,
dan doet het er niets toe, wanneer
dit voorstel in behandeling komt.
Men zegt, dat de arbeiders het eerst
geholpen moeten worden, omdat zij
het het meeste noodig hebben. Onder
de kleine ambtenaren en beambten
zijn er die salarisverhooging min
stens even hard noodig hebben als de
gewone arbeider. Ik kan er my in
bet geheel niet mede vereenigen, dat
men altijd schermt met het zoo noo
dig moeten helpen van de arbeiders
met voorbijzien van de andere cate
gorieën. Dit acht ik een manier om
den dans te ontspringen. Men kan
derhalve- verschillen van meening
over de vraag, wanneer dit voorstel
behandeld zal moeten worden. Ik voor
mij acht het beter dit voorstel heden
middag niet te behandelen, maar te
gelijk met de andere voorstellen ten
einde een overzicht over het geheel te
kunnen verkrijgen. Ik zie niet in,
waarom het zoo lang zou moeten du
ren, alvorens die voorstellen kunnen
worden behandeld.
De menschen die hier in deze ta
bel genoemd zyn, maken uit het
hoofdbestanddeel van de personen,
die in dienst van de Gemeente zyn.
Dan hebben ^y de politie en de per
I sonen met administratieve bezighe
den ten stadhuize. Dan zijn er nog
enkele andere personen by, die ais
het ware op eigen gelegenheid hier
of daar eene verantwoordelijke be
trekking hebben. Dat is b.v. het per
soneel bij de Bank van Leening en
enkele anderen.
Ik kan nu niet inzien, dat dit zoo
lang zou duren en waar hier onze
stem wordt gevraagd voor een be
drag van ƒ81500, zou ik heel graag
wenschen, dat de Raad voelde voor
het door mij gesprokene, wat in het
geheel niet bedoelt een achterstellen
van de belangen van onze werklieden,
maar dat integendeel beoogt eene
goede verhouding te scheppen in de
groepsverdeeling van de verschillen
de personen, in dienst by deze Ge
meente
De heer KNUTTEL: M. d. V. Het
spijt mij werkelijk, dat de heer Kolyn
nu met een voorstel komt om eene
urgente zaak als deze eenigen tijd uit
te stellen. De heer Kolijn zegt wel,
dat het zijn bedoeling niet is om de
zaak op de lange baan te schuiven en
dat het over 3 of 4 weken misschien
al kan worden behandeld, maar ik
vind een uitstel van drie weken al
voor een arbeider, die gerekend heeft
op een hooger salaris, een langen tijd.
Men moet bedenken, dat een werk
man iemand is, die niets achter de
hand heeft in den tegenwoordige!!
tijd. Vroeger was dat wat anders.
De heer KOLIJN: Dat heeft hy
nog nooit gehad
De heer KNUTTEL: De levensmid
delen zijn zoo gestegen, dat daarvan
in den tegenwoordigen tyd tenminste
zeker geen sprake kan z{jn. De arbei
ders wachten dus met ongeduld op
de behandeling van hunne salarisver-
betering hier in den Raad.
En nu verwijfde heer Kolijn B. en
W., dat zij niet zijn gekomen met de
andere categorieën; dan had de zaak
in eens kunnen worden behandeld.
Eene dergelijke zaak heeft echtei
eene groote voorbereiding noodig en
dan spreekt het vanzelf, dat de sala
rissen, die het laagst zyn, het eerst in
aanmerking komen om te worden
verbeterd, want de levensmiddelen
zijn niet progressief in prijs geste
gen, maar iedereen moet dat dragen.
Zoowel de arbeiders als de personen,
die het beter kunnen doen, moeten
t.o.v. daarvan denzelfden prys beta
len. Daarom hebben B. en W. zich het
eerst bemoeid met die categorie, die
4at het meest noodig had.
En nu komt het my voor, dat het
niet opgaat om met de behandeling
van die herziening te wnchten, totdat
de voorbereiding van de andere sala
risherziening gereed is. 'Integendeel,
deze svoorstellen moeten naar myne
meening nog hedenmiddag worden
behandeld. Het is bovendien volstrekt
niet zeker, dat dit voorstel zal wor
den aangenomen. De arbeider kan
dus niet rekenen op een toekomstig
salaris, al krygt hy het vanaf 1
April, omdat het nog niet als een paal
boven water staat, dat hy het zal
krygen. Eerst moet toch de Raad het
voorstel goedgekeurd hebben.
B. en W. hebben medegedeeld, dat
het hun plan is om zoo spoedig mo
gelyk met die andere salarisvoorstel-
len te komen, zoodat de heer Kolyn
kan verwachten, dat dit te zijner tyd
zal komen. De heer Kolyn kan nu
wel zeggen: waarom zyn B. en W.
dan niet vroeger met hun voorstellen
gekomen, dan had alles in eens kun
nen worden behandeld, maar hy weet
ook, dat dit niet best mogelijk was,
omdat niet was na te gaan, wanneer
feitelyk de prijzen van de levensmid
delen niet meer zouden stijgen en hun
toppunt zouden hebben bereikt, zoo
dat men redelyker wyze kon ver
wachten, dat zy stationnair zouden
blijven.
In dit verband kan ik toch zeggen,
dat b.v. by andere takken van dienst
in den laatsten tyd al twee-, driemaal
de salarissen zyn herzien.
Telkens denkend te »yn gekomen
op het punt, waarop de.levensmidde-
lenpryzen niet meer stygen, bleek
het,, dat de pryzen nog stegen. In den
laatsten tyd zyn de pryzen vry wel
stationair gebleven. De prys van en
kele dingen is nog gestegen maar
van anderen daarentegen weer ge
daald. Op het oogenblik staan wy op
het niveau waarop voor enkele maan
den, althans het salaris kan worden
vastgesteld.
Zoodra B. en W. hiervan overtuigd
waren, zyn zy met spoed aan het
werk getogen. By het Gemeentebe
stuur gaat het evenwel nooit zoo vlug
als in het particulier bedrijf. Daar
heeft men te maken met de markt,
wat het Gemeentebestuur niet heeft.
Het Gemeentebestuur moet evenwel
de verschillende vooistellen om ad
vies zenden aan verschillende com
missies. Er moet onderling overleg
worden gepleegd, totdat men tot een
allen bevredigend resultaat is geko
men. Ik zou het dan o6k zeer betreu
ren, wanneer dit zeer urgente voorstel
van de agenda werd afgevoerd. Wan
neer de Raad het wenscht, dan brengt
de beleefdheid mede, dat B. en W.
hieraan gevolg geven. Ik geloof even
wel niet, dat het zou zyn in het be
lang van de zaak zelve.
Men heeft in ieder geval de behan
deling van dit voorstel niet uit te
stellen, totdat de andere voorstellen
zyn ingediend, want ik geef de ver
zekering, dat de andere voorstellen
zeer spoedig zullen volgen.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Wat de vraag van den heer Kolyr.
betreft, wil ik verklaren, dat ik er
niet voor ben om dit punt van de
agenda af te voeren. Ik ben het
evenwel met den heer Kolyn eens,
dat het beter ware geweest wanneer
alle voorstellen Jsetreffende salaris
herziening tegelyk behandeld hadden
kunnen worden. Waar dit voorstel
evenwel aan de orde is gesteld en ik
van niemand heb vernomen, dat hy
een bepaald bezwaar heeft tegen de
bedragen of de groepenindeeling,
daar zou ik niet weten, waarom dit
voorstel niet heden behandeld zou
kunnen worden. Het argument, dat
de arbeiders het zoo lang niet zouden
kunnen uitzingen, is een argument,
dat den doorsldg' niet moet geven.
Waar het by my om ging was, of de
ambtenaren en beambten zouden
worden vergeten. Waai' door B. en
W. daaromtrent toezegging is gedaan
en waar ik mag aannemen, dat de
Raad de komende voorstellen evensoo
zal behandelen als dit voorstel, al
weet ik niet, of dit voorstel zal wor
den aangenomen, daar kan ik het be
zwaar van den heer Koltjn niet dee
len. Ik geef er dan ook de voorkeur
aan, dit voorstel hedenmiddag te be
handelen. Waar men aan dit voorstel
wil verbinden de bepaling, dat het
zal hebben terugwerkende kracht tot
1 April 1919, daar ben ik er zekec
van, dat b(j volgende Voorstellen
evenzeer aan die regel.ngen eene to*
rugwerkende kracht zal worden ver
leend tot 1 April. De hoofdzaak is
derhalve, dat B. en W. met den
grootst mogel(jken spoed komen me.
de andere voorstellen, opdat eene sa
larisherziening kan plaats hebben
voor allen, die in dienst der Gemeente
zyn.
De heer JONGENBURGERM. d.
V. Het was my persoonlijk niet be
kend, dat de heer Kolyn dit voorstel
zou doen en daarom bevreemdt het
mU, dat hy dit voorstel doet
De heer KOLIJN: ik heb reen
voorstel ingediend.
De heer JONGENBURGER: De
heer Kolyn heei't de meening van den
Raad gevr aagd met de bedoeling om
als er leden van den Raad het met hem
eens zyn, met een voorstel te komen.
Het betreft dus een gradueel vér-
schil al zou hy peraooniyk dit voor
stel gaarne zien aangehouden. Nu
maakt de heer Kolyn er B. en W
een zacht verwyt van, dat zy aleehta
met dit voorstel zijn gekomen, omdat
er een massa ambtenaren en beamb
ten z«n, die even goed salarisverhoo
ging noodig hebben. Terecht heeft de
heer van der Want er op gewezen,
dat de Voorzitter verklaard heeft, dat
het de bedoeling is van B. en W. om,
wanneer dit voorstel is aangenomen,
zoo spoedig mogelyk te komen met
een voorstel tot salarisverhooging
van de ambtenaren en beambten in
dienst der Gemeente. Dat verwyt had
derhalve achterwege kunnen biyven.
Dat had misschien een massa tyd
bespaard. De heer Kolyn had zoo
gaarne systeem gezien, zoodat wy er
eens van af whren.
f- v-zaak heeft ook eene
historie. Verleden jaar hebben wy
dan het systeem, dat den heer Kolyn
zoo toelacht, eens toegepast en heli-
ben wp er 5 of 6 avonden aan besteed
om alle salarissen eens te herzien.
Uren lang hebben wy toen tot in den
nacht zitten vergaderen en toen heb
ben wjj gezegd: nu zün wy er van
af. Doch nu blykt weder, dat dit
systeem ook niet meer past en dat
W0 evengoed gedeelteiyk kunnen
werken dan in het geheel.
Om een voorbeeld te noemen wüs
ik In dit verband slechts op de sala
rissen van de politieagenten, die ver
leden jaar zyn verhoogd. Toen is het
corps bovendien nog uitgebreid en
wy waren het er allen over eens, dat
wy de salarissen van de politie goed
hadden geregeld en thans hooren wy
den heer Kolyn weder zeggen: het
lokt naar niets, want het is maar
28. cent per uur. Ik kan dat op het
oogenblik niet conrtoleeren
De heer KOLIJN: Controleer het
maar
De heer JONGENBURGERToen
was de heer Kolyn echter tevreden.
Ook maakt het hier een groot ver
schil uit, dat dit voorstel, zooals het
thans voor ons ligt het werk is van
de Raadscommissie en verschillen
de ambtenaren. De Raad was t.a.
daarvan als het ware genoegzaam
verdeeld in de ver-schillende commis
sies. B. en W. hebben toch gezegd:
Iaat de Raadscommissie en verschil
lende chefs over het voorstel oordee-
len.
Waa.1- dit voorstel eene dergelyke
nauwgezette voorbereiding heeft ge
had, komt het m« zakeiyk voor, dat
B. en W. hier aldus handelen en ik
zou het betreuren, wanneer de Raad*
mocht besluiten om de behandeling
nog uit te stellen, want het is terecht
opgemerkt, dat wanneer wy deze
zaak uitstellen, het zeker nog 2 k 8
maanden kan duren, alvorens het
weder kan worden behandeld. En
ia dat nu in het belang van de arbei
ders? Daarop zou ik het antwoord
niet bevestigend willen geven. In
dien de huismoeders niet weten ten
slotte, wat de man thuis zai bren
gen en men steeds in de verwachting
moet leven de chefs hebben er im
mers met de arbeiders over gespro
ken; zü weten, dat het voorstel is
ingediend dan zou ik een uitstel
in deze niet wenscheiyk achten. Ik
vind dat de paarden achter d i wa
gen spannen. Laat ons nu toch door
werken I
De heer KOLIJNDe heer Jong i -
burger is een man, dien men niet zoo
gauw scherp beantwoorden kan. Ho
ls zoo'n recht gemoedeiyk mensch.