Opening GOUDA GOUDSCHE COURANT ZATERDAG MARKT Gemeenteraad van Gouda. Grutterswaren Koffie Thee en Boter 4127 800 'VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1919. Zitting van Dinsdag 26 Aug 1919. Voorzitter: Burgemeester ULBO J. MUS. Stenografisch Verslag. Aan de orde: De verdere voorstellen verband houdende niet de reorganisatie van het van Iterson- Ziekenhitis. No. 88|7ll.) De VOORZITTER: Bij deze voor stellen komt tevens in behandeling het heden ingekomen adres van dr. A. Montagne. De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer BROEKHUIZEN: M. d. V. Toen ik deze voorstellen in handen kreeg, stond ik erg verwonderd, dat er een nieuwe aanbeveling in dezen geest gemaakt was. Immers, het lijkt mij toch, dat wij het eigenlijke doel niet uit het oog moeten verlie zen, n.l. de goede verzorging van de patiënten en het belang van het zie kenhuis, het belang dat het zieken huis hiet te gronde gaat. M.i. is men ,op deze wijze op weg dat te doen, ge zien de oppositie van de Goudsche doktoren inzake de vorige quaestie en gezien de oppositie van de Goudsche doktoren inzake de vorige quaestie en gezien ook de populariteit van dr. Montagne, met wien het publiek in het algemeen tevreden is. Dat men nu toch een nieuwe aanbe- veilig gaat maken, lijkt mij toe niet te zqn in het belang van het zieken huis. De motiveering ervan lijkt mij ook verbazend zwak. Het is eigenlijk geene motiveering. Alleen wordt aangevoerd, dat dr. Montagne niet mede gesolliciteerd heeft. Dat is eigenlijk geen motief: dat is alleen een formeele quaestie, waarover in het honderd uit geredeneerd kan wór den. Men kan zeggen: hij had het moeten doen. Dr. Montagne staat nu eenmaal op het stahdpunt, dat hij niet kan solliciteeren, waar hij geen ontslag heeft en dus diezelfde be trekking nog bekleedt. Dat is mijn*- inziens een formeele kwestie, waar over men niet veel behoeft te spre ken. Tn elk geval had ik vernacht, dat Dr. Montagne op de aanbeveling zou gekomen zijn; dan was de zaak veel duidelijker geweest en veel bil lijker behandeld. Er bestaat geen re den om Dr. Montagne te ontslaan; was die reden er wel, dan was het anders geweest. Bij de benoeming van een directeur ston'd de zaak an ders; daarvoor had men een specia list-internist noodig en de tegenwoor dige directeur was dat met, evenmin als de andere aan het ziekenhuis ver bonden medici. Dat was dus een zui vere zaak, maar Dr. Montagne is als chirurg aan het ziekenhuis verbonden en er bestaat dus geen enkel motief om in ent stadium daarop aanmerk te maken. Bij deze algemeene beschouwingen zal ik er niet verder op ingaan, maar ik spreek de hoop uit, dat do Raad niet zoo onverstandig zal doen om Dr. Montagne op zijde te zetten. De heer HOFFMAN: M. de V.! Wat ik wil zeggen had ik willen me- dedeelen bij de behandeling van ar tikel 1 van de ontwerp-instructie voor den heelkundige, maar ik acht het van zooveel belang, dat ik meen mij in de sfeer van de algemeene be schouwingen te mogen verheffen. Totnogtoe heboen wij aan het ste delijk ziekenhuis gehad en op dit oogenblik hebben wij daar nog, niet een gewonen verloskundige, maar een obstreticus, een specialen verloskun dige. Nu is dat niet officieel als zoo danig omschreven, maar in de prak tijk is dat wel zoo. Wanneer b.v. dooi den van de heeren medici Óp dit oogenblik zoowel een van de hee ren medici, die als belangstellenden op de publieke tribune thans deze discussie aanhooren, als een van de medici, die de eer hebben lid van dij; college te zijn, zoomede de medici in de omlüggende gemeenten een ge val moet worden behandeld, dat be hoort tot hetgeen wjj met een vak term „obstetrie" noemen, dus een buitengewoon geval, dan wordt die patiënt zooveel mogelijk naar het ste delijk ziekenhuis gebracht teneinde daar de meer speciale hulp te kunnen ontvangen van Dr. Montagne, maar, indien wij een regeling krijgen zooals die thans wordt voorgesteld, zal dat anders worden. Als wij een .van de heeren, die op de voordracht voor komen, zouden stemmen, al was het no. 1, die misschien een voortreffelijk chirurg is, dan zouden wij geen ob- stetricus hebben, want M. d. V., wan neer ik U de vraag zou stellen welke waarborgen gij hebt, dat een van de voorgedragenen is een uitstekend obstetricus, waarmede ik bedoel een verloskundige met meer dan een ge wone mate van kennis op dat gebied, zooals wij die bij een medicus in d*e dagelijksche practijk mogen onder stellen, dan zoudt gij ten zeerste ver legen staan met een antwoord te ge ven, want de inlichtingen, welke ik daaromtrent heb ingewonnen, zijn van dien aard, dat ik veilig mag aan nemen en hier mag mededeelen, dat ,de voorgedragen nieuwe heelkundi gen de laatste jaren aan de obstetrie niets hebben gedaan. Wij zouden dus voor den toestand komen te staan, dht wij wel kregen een bekwaam chi rurg, hoewel niet bekwamer dan de tegenwoordige, in wien wij allen het volste vertrouwen hebben, maar niet hadden een specialen verloskundige. Ik moet dus tegen het opgaan van dien weg direct waarschuwen, omdat wij daardoor misschien weer een steen van het ziekenhuis zouden af breken, of wij moeten later een voor stel krijgen om een specialen verlos kundige te benoemen. M. d. V/Misschien is U niet vol doende bekend met onze vaktermen, zoodat U mij wellicht zult verwijzen naai* art. 1 van de ontwerp-instruc tie voor den heelkundige, waarin ge sproken wordt van gynaecologische" afwijkingen, maar gynaecologie is geen obstetrie. Dat is wel de hulp, de vrouwen betreffende, maar dat is .niet hetgeen wij in de gewone genees kunde de verloskunde noemen. Ik meen thans reeds te moeten waarschuwen, dat wij dien weg niet moeten opgaan. Wij hebben nu een heelkundige, die {daarbij obstetric uk is en een langduri ge ervaring heèft op het gebied van de behandeling van zeer moeilijke verlossingen, en wij zullen krijgen een specialen heelkundige, die dat dan nog leeren moet. Ik behoef niet te zeggen, dat dit niet ligt in de rich ting van de bevordering van de waar achtige belangen van het ziekenhuis. Meer wil ik er niet van zeggen. M. d. V. Dan zou ik nog dit willen vragen. Ik ben geen jurist; U zijt het ook niet, maar U zijt in die dingen meer thuis; maar zijt gij er zeker van, dat wij hier den zuiveren juri- Idischen weg bewandelen door ontslag te geven aan een heelkundige, die daarom niet gevraagd heeft? Men ikan zeggen: hem was bekend, dat hij opnieuw zou kunnen solliciteeren. Ik meen, dat dit in de ambtenaarswe reld meer voorkomt bij een verande ring van situatie in een ambt; maar volgens het gewone gezonde vevstand lijkt het toch eigenlijk iets vreemds, dat men een betrekking heeft waar voor men moet bedanken om dan on- j nidddellijk weder opnieuw te sollici teeren naar dezelfde btrekking. Ik geloof, dat men naast die twee brie ven een derden brief zou kunnen schrijven om advies van een psycha- ter, of men wel bij het hoofd was. Dit zal een van de redenen zijn waarom dr. Montagne niet gesollici teerd heeft naar een betrekking wel ke hij reeds-bekleedt. De VOORZITTER: Ik geloof, dat ik bij de behandeling der speciale punten vanzelf beantwoorden kan hetgeen bij de algemeene beraadsla ging door de heeren te berde ge bracht fs. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. Aan de orde: <1 iltt ontwerp besluit tot het verleenen van eervol ontslag als geneesheer van het ziekenhuis de gestichtm treyens opheffing der betrekking, en al» leider van den Ont- smettingsdienst, wegms het onderbrengen vuh dien tak van dienst bij den Keinighvgs diens! aan den heer II. J. de Voogt, ingaan de 1 October 1919. zulks onder dankbetui ging voor de aan de gemeente bewezen diensten. Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Aan de orde: liet ontwerp-besluit tot het verleenen van eervol ontslag als heelmeester van het ziekenhuis, negens opheffing der betrek king, aan den heev Dr.' 4. Montagne, Ui tgaande 1 October 1919, zulks onder dank betuiging voor de aan de gemeente bewegen diensten. De heer BROEKHUIZEN: M. de V. Het verwondert mij, dat niet meer dere leden hierover het woord ge vraagd hebben. Ik heb mijne opinie gezegd en ik zou ook gaarne eens de opinie van andere leden vernemen. Het betreft een gewichtige zaak, waarover wij niet zoo mogen heen- loopen. Het Goudsche publiek heeft er recht op de opinie van meer Raads leden over deze zaak te hooren; het mag toch weten, waarom dr. Mon tagne ontslagen wordt. De zaak is veel te serieus om het zoo maar te doen. De beer VAN GALEN: M. de V. Ik wil mijne opinie geven. Mijne opinie is, dat ik mij niet kan inden ken welke redenen er bestaan om dr. Montagne ontslag te verleenen als chirurg van het ziekenhuis. Mag ik eraan herinneren, dat in een vorige vergadering, toen die zaak van het ziekenhuis hier behandeld is, te elfder ure door den heer van Eijk nauwelijks een motie in de vergade ring geworpen is met de bedoeling om ook den chirurg het lag blijk baar in zijn bedoeling - zijn congé te geven. Dat is aan het slot van de vergadering geschied, toen wg allen vermoeid waren. Ik, en evenzoo de heer Jongenburgei^jheb rnjj toen mijn oordeel voorbehotlÜhmaar tot nog toe is mij niet RofcjMMAt achter te komen wat de reden ïsfrBt dr. Mon tagne zijn ontslag zou krijgen, en ik zou het op zeer hoogen prijs stellen, wanneer de heer Van Eijk wilde me- dedeeling doen vari de motieven waarom Dr. Montagne uit het zieken huis moet verdwijnen. Als er één man is, die recht heeft in zijn positie te worden gehandhaafd, dan is dat naar mijn bescheiden meening Dr. Mon tagne. Deze heeft altijd met den grootsten ijver en met de grootste energie zijn groote bekwaamheden gegeven om van het ziekenhuis te maken wat er van terechtgekomen is. Ik wil in het publiek wel even zeggen, dat de grootste aanleiding tot al de herrie, welke daar geweest is, is zus ter Blauw en die wordt tot nog toe in haar positie gehandhaafd. De heer VAN DER WANT: Dat is niet waar! De heer VAN GALENTotnogtoe is zij er en zij had het eerst moeten verdwijnen. Ik zal er nooit toe mede werken om Dr. Montagne zijn congé te geven en daarom zal ik uit volle 'overtuiging tegenstemmen. De heer HOFFMANM. de V.! Hierbij is het noodig mede te deelen, dat zich zeven chirurgen hebben aan gemeld; van die zeven hebben zich vier teruggetrokken en van een weet ik absoluut zeker ik heb gegronde reden aan te nemen, dat hetzelfde van die drie anderen geldt dat hij 'dat heeft gedaan, omdat hij, alles vernomèn hebbende, naar deze be trekking niet wenschfce te sollicitee ren. Een van die vier is een chirurg, die jarenlang als zoodanig werkzaam jis geweest aan de grootste ziekenhui zen in ons land, o.a. dan dat te Rot terdam, een zeer goed chirurg, met wien Gouda zich had Kunnen geluk- wenschen. Deze heeft echter, nadat hij zich had laten voorlichten, gewei gerd verdei- te solliciteeren. Het is u bekend, M. de V.!, het is ook mij speciaal bekend en de andere heeren moeten het vernemen, dat er chirur gen zijn, die niet wenschen te solli citeeren, omdat zij weten wat aan deze benoeming is voorafgegaan. De heer VAN EIJK: M. de V.! Naar aanleiding van hetgeen door den heer Van Galen is gesproken ge voel ik mij wel niet direct verplicht daarop te antwoorden, maar toch wil ik in antwoord daarop iets zeggen. Ik kan mij begrijpen, dat de heer van Galen opkomt voor den heer Montag- ne, maar ik kan mij niet indenken, ,dat, toen die zaak werd behandeld, een van de Raadsleden ook maar eenigszins het idee zal hebben gehad dat ik die motie had voorgesteld, om dat ik persoonlijk iets tegen Dr Mon tagne of tegen diens capaciteiten had. De heer van Galen zegt wel, dat de Raad toen vermoeid was en dat is wel mogelijk, maar, voor zoover ik f mij herinner, zaten wij allen goed in de zaak en hebben wij haar zoo breed voerig mogelijk besproken. Maar wat *is de reden geweest waarom ik die motie heb voorgesteld Er was spra ke van een reorganisatie van het zie kenhuis en toen ben ik er tegen op gekomen en toen ben ik er tegen op- schuld werd gegeven van den minder goeden gang van zaken aan het zie kenhuis. Ik vind het op dit oogenblik al weer niet prijzenswaardig van den heer van Galen, dat hij hier weer iemand speciaal de oorzaak noemt van het teniet gaan van het zieken- shuis. Het heeft mij destijds wqrkeljjk getroffen, dat eewrt~kv besloten ver gadering en later in het openbaar de oorzaak van dien slechten gang van zaken werd toegeschreven aan be paalde personen, van wie ik, gezien de rapporten, niet de overtuiging had dat zij de oorzaak daarvan waren. Ik heb toen als argument voor mgn mo tie genoemd, dat ik vond, dat, wan neer een reorganisatie moest plaats vinden, allen, die het ziekenhuis moesten beheeren, schuldig waren aan het niet goed gaan van het zie kenhuis. Ik heb een onderhoud gehad met den heer Montagne, die mij persoon lijk heeft bezocht en van mij wilde weten of ik persoonlijk iets tegen hem had. Ik heb een half uur of drie kwartier met hem gesproken en hij was volkomen voldaan, nadat ik hem do zaak had toegelicht. Hij had den indruk, dat het niet om zijn persoon was gegaan. Ik blijf er bij, dat, wanneer een reorganisatie van een of andere inrichting moet plaats hebben, allen, die aan die inrichting werkzaam zijn, ook al beweren zij, dat volgens hun instructie dit of dat hun werkkring was, aansprakelijk zijn voor het beheer van die inrich ting, en ik heb het een beleediging gevonden dat heb ik destijds ook gezegd zoowel voor de directrice als voor dr de Voogt, hoofdzakelijk voor laatstgenoemde, dat zu wel zou den ontslagen worden. Dit wil ik thans nog eens herhalen, omdat er zoo geschermd wordt met de tegenwoordigheid van h»»t publiek en omdat het publiek mag weten, dat ik persoonlijk niets heb tegen dr. Montagne en omdat ik ook niet zijne capaciteiten in twijfel trek. Ik heb ook tegen dr. Montagne, toen hij bij m\j was, gezegd: er staat voor U niets in den weg om te solliciteeren in elk geval zult U niet gehandhaafd kunnen worden omdat er een nieuwe instructie moet komen, duB eerst moet U gevraagd worden, of U die nieuwe instructie accepteert. Toen heeft dr. Montagne geantwoord: wan neer het mij gevraagd wordt, zal ik misschien wel'solliciteeren. De heer VAN DER WANT. Ik was niet van plan om op deze zaak in te gaan, toen ik had gehoord hetgeen dr. Broekhuizen in eersten termijn zeide. Die woorden waren zeer be knopt en deden vermoeden, dat de zaak, welke wij op het oogenblik te behandelen hebben, nog al kalm zou verloopen. Wat wij thans doen is feitelijk te rugkomen op een eenmaal genomen besluit. De heer van Galen zegt, dat het voorstel van den heer van Eijk inder tijd eenigszins rauw in de vergade ring is geworpen, op een laat uur. vDit moge juist zijn, er is in elk geval een-ligslissing, welke met ons aller medewerking genomen fs en waarvan w\j op het oogenblik de gevolgen uit werken. Ten einde een onjuisten schijn te vermijden en aan te geven, waarom ik niet zal medegaan met do voorstel len van B. en W., acht ik het ge- wenscht mijne meening in deze uiteen te zetten, opdat de heeren vreten wat zij in deze aan mij hebben. Ik blijf het betreuren, dat van den aanvang af de reorganisatie van het ziekenhuis niet in het openbaar be handeld is. Ik zou haast zeggen, dat dit feitelijk de grootste fout is, omdat juist in die geheime vergadering de fouten van het ziekenhuis naai voren gebracht zijn en men feitelijk aan de geheele leiding van het ziekenhuis, ■dr. Montagne inbegrepen, den niet goeden gang van zaken in het zieken huis geweten heeft. Er is nog meer gezegd, dat dr. Montagne ten nauwste raakt, en de genen, die dat gezegd hebb-n, moeten het des noods in het openbaar dui-ven herhalen. De notulen van die geheime verga dering, welke ons zijn toegezonden, zijn voor mij ook een richtsnoer ge weest. Verder hadden wij het rap port van dr. Wortman en aim de hand daarvan heb ik gemeend, dat het in het belang van het ziekenhuis zou zijn, dat er een reorganisatie tot stand kwam. In die geheime verga dering is ook gesproken van „een fi nale opruiming" in het ziekenhuis. Dat zijn de woorden van personen, die op dit oogenblik wellicht een an dere meening dan ik zijn toegedaan. Van den aanvang af heb ik het be treurd, dat de wijze, waarop de hee ren doktoren aan het ziekenhuis be handeld zijn, niet een andere geweest is. Al ga ik mede met de voorstellen van B. en W., ik betreur het toch, dat aldus gehandeld is gelijk geschied is: de wijze, waarop èn dr. de Voogt èn dr. Montagne ontslagen wor- den, is in geen enkel opzicht goed te keuren. De goede gang van zaken ware m.i. geweest, dat men natuurlijk eerat het ontslag van alle betrokken personen gelijktij dig behandeld had en dat men dan direct tot de benoeming ware overge gaan. Maar de groote fout in deze is, dat men eerst begonnen is met het eene en later met het andere. Wü kennen allen het verloop van de zaak. Het ontslag van dr. de Voogt is feite lijk nog vreemd80ortiger in zijn werk gegaan dan dat van dr. Montagne, en dat is ook een gevolg van het besluit, dat in de bewuste geheime vergade ring genomen is. Het stond dus voor mij vast, dat i men, om inderdaad zuiver te staan te genover de personen, die moesten be noemd worden, de personen, die een leidende positie in het ziekenhuis heb ben liekleed, zou hebben te ontslaan. Dr. Wortman en andere deskundi gen, die er over gehoord lijn, zijn unaniem de meening toegedaan, dat de gang van zaken zoo zou moeten zijn. De heer KOLIJNDat Dr. Mon tagne weg moet, staat niet in h*fc rapport. De heer VAN DER WANT: M. d. V. Ja, er staat duidelijk in, dat Dr. Montagne bij de tegenwoordige ver ordening niet zou kunnen worden ge handhaafd, wel echter als hij wilde solliciteeren op voet van de nieuw voorgestelde verordening. Dat kan de heer Kolijn er ook in leien. Nu zgn er oproepingen gedaan; ei* zijn verschillende sollicitaties ingeko men, maar, zooals dr. Hoffman reeds heeft medegedeeld, heeft een groot gedeelte dier sollicitanten lich om de ons bekende reden, welke wij allen wel betreuren, teruggetrokken. Dr. Montagne heeft echter gemeend niet te jamten solliciteeren. Nu moge meiihot formeel juist achteo^dat hij eerst het tijdstip moet afwÜBhten, waarop hU zijn ontslagbrief thuis krijgt, maar, waar alles tevoren was besloten en waar dr. Montagne van alles op de hoogte was, zou niemand het hem kwalijk hebben genomen, in dien hij gesolliciteerd had. Wij moe ten, dunkt mij, de zaak zoo zuiver mogelijk houden door in elk geval de personen, die behooren tot een groep, welke men beschuldigt van de oor zaak te zijn van den niet goeden gang van zaken in het ziekenhuis, niet op den ouden voet te handhaven. Dat is bij mij no. 1 en dat ia uit een oog punt van rechtvaardigheid noodzake lijk zoowel tegenover dr. de Voogt als tegenover de directrice. De heer KOLIJN: M. d. V. Ik meen toch dit nu ook weer aan het adres van den heer van dei- Want dat de juiste toedracht van de zaak wel eenigszins vertroebeld i wordt. De heer van der Want zeide onder meer, dat hij het ontslag van dr. de Voogt en van dr. Montagne niet kon goedkeuren en, wanneer hij nu desondanks, indien het eene vol gens zijn overtuiging niet is gegaan zooals het moest gaan, verder gaat en met het badwater het kind over boord gooit, dan is dat een redenee ring, welke aan zuiverheid van con sequentie heel wat te wenschen :overlaat, waarbij nog komt, dat de positie van den chirurg en die van den geneesheer van de inrichtingen hier ter stede niet op één lijn zijn te stellen. Dat zou eenvoudig een ab surditeit zijn, welke niemand zou aandurven. Dat is ook wel gebleken. Ik roep al de heerert tot getuigen: aan den heer dr. Wortman is naar diens opinie gevraagd omtrent dr. Montagne en toen heeft hjj de posi tieve stelling verkondigd, dat dr. Montagne voor het ziekenhuis moest behouden blijven. Waar de zaak zoo staat de an dere heeren kunnen mij controleeren meen ik, dat wij niet een parallel mogen trekken waai- die niet te trek ken is. Nu kan de heer van der Want wel zeggenlaat dr. Montagne maar over alle mogelijke formaliteiten heen stappen, zeggen, dat hij toch wel chi rurg van het ziekenhuis wil worden en alsnog solliciteeren, doch de heer van der Want rekent er toch wel mede, dat dr. Montagne iemand is met eergevoel. Er is straks gezegd, door den heer van Galen, dat de heer Montagne van af den aanvang, flat hij zich aan deze aangelegenheid heeft gewijd, d. i. ruim negen jaar, met den meesten ijver en accuratesse zich heeft gegeven aan de chirurgie te Gouda. Het profijt daarvan is ge weest, dat dr. Wortman het optreden van dr. Montagne als chirurg volko men voor zijn rekening heeft geno men, hetgeen tui niet heeft gedaan ten opzichte van dr. de Voogt. En waar dat dus niet gelijk staat De heer VAN DER WANT: Dat is wel waar. De heer KOLIJN: Dat heeft dr. Wortman niet gedaan. Hi) heeft eischen gesteld voor een geneesheer- directeur en die eischen waren bij dr, de Voogt niet te vinden. Laten de heeren mü controleeren en tegenspreken, maar niet zeggen: het is niet waar. Juist uit de andere uitspraken van dr. Wortman ten aanzien van dr. Montagne komt dat glashelder naar voren. Het is niet waar, voegt de heer van der Want mij toe. Bewijs dat dan. ik ben bezig het bewjjs te leveren, dat het standpunt van den heer van dei- Want onjuist is en dat hjj de quaeatie vertroebelt. Wanneer er werkelijk aan het zie-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1919 | | pagina 3