Opening
GOUDA
GOUDSCHE COURANT
ZATERDAG
MARKT
Gemeenteraad van Gouda.
Grutterswaren
Koffie Thee en Boter
4127 800
'VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1919.
Zitting van Dinsdag 26 Aug 1919.
Voorzitter: Burgemeester ULBO J. MUS.
Stenografisch Verslag.
Aan de orde:
De verdere voorstellen verband houdende
niet de reorganisatie van het van Iterson-
Ziekenhitis. No. 88|7ll.)
De VOORZITTER: Bij deze voor
stellen komt tevens in behandeling
het heden ingekomen adres van dr.
A. Montagne.
De algemeene beraadslaging wordt
geopend.
De heer BROEKHUIZEN: M. d. V.
Toen ik deze voorstellen in handen
kreeg, stond ik erg verwonderd, dat
er een nieuwe aanbeveling in dezen
geest gemaakt was. Immers, het
lijkt mij toch, dat wij het eigenlijke
doel niet uit het oog moeten verlie
zen, n.l. de goede verzorging van de
patiënten en het belang van het zie
kenhuis, het belang dat het zieken
huis hiet te gronde gaat. M.i. is men
,op deze wijze op weg dat te doen, ge
zien de oppositie van de Goudsche
doktoren inzake de vorige quaestie en
gezien de oppositie van de Goudsche
doktoren inzake de vorige quaestie
en gezien ook de populariteit van dr.
Montagne, met wien het publiek in
het algemeen tevreden is.
Dat men nu toch een nieuwe aanbe-
veilig gaat maken, lijkt mij toe niet
te zqn in het belang van het zieken
huis. De motiveering ervan lijkt mij
ook verbazend zwak. Het is eigenlijk
geene motiveering. Alleen wordt
aangevoerd, dat dr. Montagne niet
mede gesolliciteerd heeft. Dat is
eigenlijk geen motief: dat is alleen
een formeele quaestie, waarover in
het honderd uit geredeneerd kan wór
den. Men kan zeggen: hij had het
moeten doen. Dr. Montagne staat nu
eenmaal op het stahdpunt, dat hij
niet kan solliciteeren, waar hij geen
ontslag heeft en dus diezelfde be
trekking nog bekleedt. Dat is mijn*-
inziens een formeele kwestie, waar
over men niet veel behoeft te spre
ken. Tn elk geval had ik vernacht,
dat Dr. Montagne op de aanbeveling
zou gekomen zijn; dan was de zaak
veel duidelijker geweest en veel bil
lijker behandeld. Er bestaat geen re
den om Dr. Montagne te ontslaan;
was die reden er wel, dan was het
anders geweest. Bij de benoeming
van een directeur ston'd de zaak an
ders; daarvoor had men een specia
list-internist noodig en de tegenwoor
dige directeur was dat met, evenmin
als de andere aan het ziekenhuis ver
bonden medici. Dat was dus een zui
vere zaak, maar Dr. Montagne is als
chirurg aan het ziekenhuis verbonden
en er bestaat dus geen enkel motief
om in ent stadium daarop aanmerk
te maken.
Bij deze algemeene beschouwingen
zal ik er niet verder op ingaan, maar
ik spreek de hoop uit, dat do Raad
niet zoo onverstandig zal doen om
Dr. Montagne op zijde te zetten.
De heer HOFFMAN: M. de V.!
Wat ik wil zeggen had ik willen me-
dedeelen bij de behandeling van ar
tikel 1 van de ontwerp-instructie
voor den heelkundige, maar ik acht
het van zooveel belang, dat ik meen
mij in de sfeer van de algemeene be
schouwingen te mogen verheffen.
Totnogtoe heboen wij aan het ste
delijk ziekenhuis gehad en op dit
oogenblik hebben wij daar nog, niet
een gewonen verloskundige, maar een
obstreticus, een specialen verloskun
dige. Nu is dat niet officieel als zoo
danig omschreven, maar in de prak
tijk is dat wel zoo. Wanneer b.v. dooi
den van de heeren medici Óp dit
oogenblik zoowel een van de hee
ren medici, die als belangstellenden
op de publieke tribune thans deze
discussie aanhooren, als een van de
medici, die de eer hebben lid van dij;
college te zijn, zoomede de medici in
de omlüggende gemeenten een ge
val moet worden behandeld, dat be
hoort tot hetgeen wjj met een vak
term „obstetrie" noemen, dus een
buitengewoon geval, dan wordt die
patiënt zooveel mogelijk naar het ste
delijk ziekenhuis gebracht teneinde
daar de meer speciale hulp te kunnen
ontvangen van Dr. Montagne, maar,
indien wij een regeling krijgen zooals
die thans wordt voorgesteld, zal dat
anders worden. Als wij een .van de
heeren, die op de voordracht voor
komen, zouden stemmen, al was het
no. 1, die misschien een voortreffelijk
chirurg is, dan zouden wij geen ob-
stetricus hebben, want M. d. V., wan
neer ik U de vraag zou stellen welke
waarborgen gij hebt, dat een van de
voorgedragenen is een uitstekend
obstetricus, waarmede ik bedoel een
verloskundige met meer dan een ge
wone mate van kennis op dat gebied,
zooals wij die bij een medicus in d*e
dagelijksche practijk mogen onder
stellen, dan zoudt gij ten zeerste ver
legen staan met een antwoord te ge
ven, want de inlichtingen, welke ik
daaromtrent heb ingewonnen, zijn
van dien aard, dat ik veilig mag aan
nemen en hier mag mededeelen, dat
,de voorgedragen nieuwe heelkundi
gen de laatste jaren aan de obstetrie
niets hebben gedaan. Wij zouden dus
voor den toestand komen te staan,
dht wij wel kregen een bekwaam chi
rurg, hoewel niet bekwamer dan de
tegenwoordige, in wien wij allen het
volste vertrouwen hebben, maar niet
hadden een specialen verloskundige.
Ik moet dus tegen het opgaan van
dien weg direct waarschuwen, omdat
wij daardoor misschien weer een
steen van het ziekenhuis zouden af
breken, of wij moeten later een voor
stel krijgen om een specialen verlos
kundige te benoemen.
M. d. V/Misschien is U niet vol
doende bekend met onze vaktermen,
zoodat U mij wellicht zult verwijzen
naai* art. 1 van de ontwerp-instruc
tie voor den heelkundige, waarin ge
sproken wordt van gynaecologische"
afwijkingen, maar gynaecologie is
geen obstetrie. Dat is wel de hulp,
de vrouwen betreffende, maar dat is
.niet hetgeen wij in de gewone genees
kunde de verloskunde noemen.
Ik meen thans reeds te moeten
waarschuwen, dat wij dien weg niet
moeten opgaan.
Wij hebben nu een heelkundige, die
{daarbij obstetric uk is en een langduri
ge ervaring heèft op het gebied van
de behandeling van zeer moeilijke
verlossingen, en wij zullen krijgen
een specialen heelkundige, die dat
dan nog leeren moet. Ik behoef niet
te zeggen, dat dit niet ligt in de rich
ting van de bevordering van de waar
achtige belangen van het ziekenhuis.
Meer wil ik er niet van zeggen.
M. d. V. Dan zou ik nog dit willen
vragen. Ik ben geen jurist; U zijt het
ook niet, maar U zijt in die dingen
meer thuis; maar zijt gij er zeker
van, dat wij hier den zuiveren juri-
Idischen weg bewandelen door ontslag
te geven aan een heelkundige, die
daarom niet gevraagd heeft? Men
ikan zeggen: hem was bekend, dat hij
opnieuw zou kunnen solliciteeren. Ik
meen, dat dit in de ambtenaarswe
reld meer voorkomt bij een verande
ring van situatie in een ambt; maar
volgens het gewone gezonde vevstand
lijkt het toch eigenlijk iets vreemds,
dat men een betrekking heeft waar
voor men moet bedanken om dan on-
j nidddellijk weder opnieuw te sollici
teeren naar dezelfde btrekking. Ik
geloof, dat men naast die twee brie
ven een derden brief zou kunnen
schrijven om advies van een psycha-
ter, of men wel bij het hoofd was.
Dit zal een van de redenen zijn
waarom dr. Montagne niet gesollici
teerd heeft naar een betrekking wel
ke hij reeds-bekleedt.
De VOORZITTER: Ik geloof, dat
ik bij de behandeling der speciale
punten vanzelf beantwoorden kan
hetgeen bij de algemeene beraadsla
ging door de heeren te berde ge
bracht fs.
De algemeene beraadslaging wordt
gesloten.
Aan de orde: <1
iltt ontwerp besluit tot het verleenen
van eervol ontslag als geneesheer van het
ziekenhuis de gestichtm treyens opheffing
der betrekking, en al» leider van den Ont-
smettingsdienst, wegms het onderbrengen
vuh dien tak van dienst bij den Keinighvgs
diens! aan den heer II. J. de Voogt, ingaan
de 1 October 1919. zulks onder dankbetui
ging voor de aan de gemeente bewezen
diensten.
Wordt zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Aan de orde:
liet ontwerp-besluit tot het verleenen
van eervol ontslag als heelmeester van het
ziekenhuis, negens opheffing der betrek
king, aan den heev Dr.' 4. Montagne, Ui
tgaande 1 October 1919, zulks onder dank
betuiging voor de aan de gemeente bewegen
diensten.
De heer BROEKHUIZEN: M. de
V. Het verwondert mij, dat niet meer
dere leden hierover het woord ge
vraagd hebben. Ik heb mijne opinie
gezegd en ik zou ook gaarne eens de
opinie van andere leden vernemen.
Het betreft een gewichtige zaak,
waarover wij niet zoo mogen heen-
loopen. Het Goudsche publiek heeft
er recht op de opinie van meer Raads
leden over deze zaak te hooren; het
mag toch weten, waarom dr. Mon
tagne ontslagen wordt. De zaak is
veel te serieus om het zoo maar te
doen.
De beer VAN GALEN: M. de V.
Ik wil mijne opinie geven. Mijne
opinie is, dat ik mij niet kan inden
ken welke redenen er bestaan om dr.
Montagne ontslag te verleenen als
chirurg van het ziekenhuis.
Mag ik eraan herinneren, dat in
een vorige vergadering, toen die zaak
van het ziekenhuis hier behandeld is,
te elfder ure door den heer van Eijk
nauwelijks een motie in de vergade
ring geworpen is met de bedoeling
om ook den chirurg het lag blijk
baar in zijn bedoeling - zijn congé
te geven. Dat is aan het slot van de
vergadering geschied, toen wg allen
vermoeid waren. Ik, en evenzoo de
heer Jongenburgei^jheb rnjj toen mijn
oordeel voorbehotlÜhmaar tot nog
toe is mij niet RofcjMMAt achter te
komen wat de reden ïsfrBt dr. Mon
tagne zijn ontslag zou krijgen, en ik
zou het op zeer hoogen prijs stellen,
wanneer de heer Van Eijk wilde me-
dedeeling doen vari de motieven
waarom Dr. Montagne uit het zieken
huis moet verdwijnen. Als er één man
is, die recht heeft in zijn positie te
worden gehandhaafd, dan is dat naar
mijn bescheiden meening Dr. Mon
tagne. Deze heeft altijd met den
grootsten ijver en met de grootste
energie zijn groote bekwaamheden
gegeven om van het ziekenhuis te
maken wat er van terechtgekomen is.
Ik wil in het publiek wel even zeggen,
dat de grootste aanleiding tot al de
herrie, welke daar geweest is, is zus
ter Blauw en die wordt tot nog toe
in haar positie gehandhaafd.
De heer VAN DER WANT: Dat is
niet waar!
De heer VAN GALENTotnogtoe
is zij er en zij had het eerst moeten
verdwijnen. Ik zal er nooit toe mede
werken om Dr. Montagne zijn congé
te geven en daarom zal ik uit volle
'overtuiging tegenstemmen.
De heer HOFFMANM. de V.!
Hierbij is het noodig mede te deelen,
dat zich zeven chirurgen hebben aan
gemeld; van die zeven hebben zich
vier teruggetrokken en van een weet
ik absoluut zeker ik heb gegronde
reden aan te nemen, dat hetzelfde
van die drie anderen geldt dat hij
'dat heeft gedaan, omdat hij, alles
vernomèn hebbende, naar deze be
trekking niet wenschfce te sollicitee
ren. Een van die vier is een chirurg,
die jarenlang als zoodanig werkzaam
jis geweest aan de grootste ziekenhui
zen in ons land, o.a. dan dat te Rot
terdam, een zeer goed chirurg, met
wien Gouda zich had Kunnen geluk-
wenschen. Deze heeft echter, nadat
hij zich had laten voorlichten, gewei
gerd verdei- te solliciteeren. Het is u
bekend, M. de V.!, het is ook mij
speciaal bekend en de andere heeren
moeten het vernemen, dat er chirur
gen zijn, die niet wenschen te solli
citeeren, omdat zij weten wat aan
deze benoeming is voorafgegaan.
De heer VAN EIJK: M. de V.!
Naar aanleiding van hetgeen door
den heer Van Galen is gesproken ge
voel ik mij wel niet direct verplicht
daarop te antwoorden, maar toch wil
ik in antwoord daarop iets zeggen.
Ik kan mij begrijpen, dat de heer van
Galen opkomt voor den heer Montag-
ne, maar ik kan mij niet indenken,
,dat, toen die zaak werd behandeld,
een van de Raadsleden ook maar
eenigszins het idee zal hebben gehad
dat ik die motie had voorgesteld, om
dat ik persoonlijk iets tegen Dr Mon
tagne of tegen diens capaciteiten had.
De heer van Galen zegt wel, dat de
Raad toen vermoeid was en dat is
wel mogelijk, maar, voor zoover ik
f mij herinner, zaten wij allen goed in
de zaak en hebben wij haar zoo breed
voerig mogelijk besproken. Maar wat
*is de reden geweest waarom ik die
motie heb voorgesteld Er was spra
ke van een reorganisatie van het zie
kenhuis en toen ben ik er tegen op
gekomen en toen ben ik er tegen op-
schuld werd gegeven van den minder
goeden gang van zaken aan het zie
kenhuis. Ik vind het op dit oogenblik
al weer niet prijzenswaardig van den
heer van Galen, dat hij hier weer
iemand speciaal de oorzaak noemt
van het teniet gaan van het zieken-
shuis. Het heeft mij destijds wqrkeljjk
getroffen, dat eewrt~kv besloten ver
gadering en later in het openbaar de
oorzaak van dien slechten gang van
zaken werd toegeschreven aan be
paalde personen, van wie ik, gezien
de rapporten, niet de overtuiging had
dat zij de oorzaak daarvan waren. Ik
heb toen als argument voor mgn mo
tie genoemd, dat ik vond, dat, wan
neer een reorganisatie moest plaats
vinden, allen, die het ziekenhuis
moesten beheeren, schuldig waren
aan het niet goed gaan van het zie
kenhuis.
Ik heb een onderhoud gehad met
den heer Montagne, die mij persoon
lijk heeft bezocht en van mij wilde
weten of ik persoonlijk iets tegen
hem had. Ik heb een half uur of
drie kwartier met hem gesproken en
hij was volkomen voldaan, nadat ik
hem do zaak had toegelicht. Hij had
den indruk, dat het niet om zijn
persoon was gegaan. Ik blijf er bij,
dat, wanneer een reorganisatie van
een of andere inrichting moet plaats
hebben, allen, die aan die inrichting
werkzaam zijn, ook al beweren zij,
dat volgens hun instructie dit of dat
hun werkkring was, aansprakelijk
zijn voor het beheer van die inrich
ting, en ik heb het een beleediging
gevonden dat heb ik destijds ook
gezegd zoowel voor de directrice
als voor dr de Voogt, hoofdzakelijk
voor laatstgenoemde, dat zu wel zou
den ontslagen worden.
Dit wil ik thans nog eens herhalen,
omdat er zoo geschermd wordt met
de tegenwoordigheid van h»»t publiek
en omdat het publiek mag weten, dat
ik persoonlijk niets heb tegen dr.
Montagne en omdat ik ook niet zijne
capaciteiten in twijfel trek. Ik heb
ook tegen dr. Montagne, toen hij bij
m\j was, gezegd: er staat voor U
niets in den weg om te solliciteeren
in elk geval zult U niet gehandhaafd
kunnen worden omdat er een nieuwe
instructie moet komen, duB eerst
moet U gevraagd worden, of U die
nieuwe instructie accepteert. Toen
heeft dr. Montagne geantwoord: wan
neer het mij gevraagd wordt, zal ik
misschien wel'solliciteeren.
De heer VAN DER WANT. Ik was
niet van plan om op deze zaak in te
gaan, toen ik had gehoord hetgeen
dr. Broekhuizen in eersten termijn
zeide. Die woorden waren zeer be
knopt en deden vermoeden, dat de
zaak, welke wij op het oogenblik te
behandelen hebben, nog al kalm zou
verloopen.
Wat wij thans doen is feitelijk te
rugkomen op een eenmaal genomen
besluit.
De heer van Galen zegt, dat het
voorstel van den heer van Eijk inder
tijd eenigszins rauw in de vergade
ring is geworpen, op een laat uur.
vDit moge juist zijn, er is in elk geval
een-ligslissing, welke met ons aller
medewerking genomen fs en waarvan
w\j op het oogenblik de gevolgen uit
werken.
Ten einde een onjuisten schijn te
vermijden en aan te geven, waarom
ik niet zal medegaan met do voorstel
len van B. en W., acht ik het ge-
wenscht mijne meening in deze uiteen
te zetten, opdat de heeren vreten wat
zij in deze aan mij hebben.
Ik blijf het betreuren, dat van den
aanvang af de reorganisatie van het
ziekenhuis niet in het openbaar be
handeld is. Ik zou haast zeggen, dat
dit feitelijk de grootste fout is, omdat
juist in die geheime vergadering de
fouten van het ziekenhuis naai voren
gebracht zijn en men feitelijk aan de
geheele leiding van het ziekenhuis,
■dr. Montagne inbegrepen, den niet
goeden gang van zaken in het zieken
huis geweten heeft.
Er is nog meer gezegd, dat dr.
Montagne ten nauwste raakt, en de
genen, die dat gezegd hebb-n, moeten
het des noods in het openbaar dui-ven
herhalen.
De notulen van die geheime verga
dering, welke ons zijn toegezonden,
zijn voor mij ook een richtsnoer ge
weest. Verder hadden wij het rap
port van dr. Wortman en aim de hand
daarvan heb ik gemeend, dat het in
het belang van het ziekenhuis zou
zijn, dat er een reorganisatie tot
stand kwam. In die geheime verga
dering is ook gesproken van „een fi
nale opruiming" in het ziekenhuis.
Dat zijn de woorden van personen,
die op dit oogenblik wellicht een an
dere meening dan ik zijn toegedaan.
Van den aanvang af heb ik het be
treurd, dat de wijze, waarop de hee
ren doktoren aan het ziekenhuis be
handeld zijn, niet een andere geweest
is. Al ga ik mede met de voorstellen
van B. en W., ik betreur het toch, dat
aldus gehandeld is gelijk geschied is:
de wijze, waarop èn dr. de Voogt
èn dr. Montagne ontslagen wor-
den, is in geen enkel opzicht
goed te keuren. De goede gang
van zaken ware m.i. geweest,
dat men natuurlijk eerat het ontslag
van alle betrokken personen gelijktij
dig behandeld had en dat men dan
direct tot de benoeming ware overge
gaan. Maar de groote fout in deze is,
dat men eerst begonnen is met het
eene en later met het andere. Wü
kennen allen het verloop van de zaak.
Het ontslag van dr. de Voogt is feite
lijk nog vreemd80ortiger in zijn werk
gegaan dan dat van dr. Montagne, en
dat is ook een gevolg van het besluit,
dat in de bewuste geheime vergade
ring genomen is.
Het stond dus voor mij vast, dat
i men, om inderdaad zuiver te staan te
genover de personen, die moesten be
noemd worden, de personen, die een
leidende positie in het ziekenhuis heb
ben liekleed, zou hebben te ontslaan.
Dr. Wortman en andere deskundi
gen, die er over gehoord lijn, zijn
unaniem de meening toegedaan, dat
de gang van zaken zoo zou moeten
zijn.
De heer KOLIJNDat Dr. Mon
tagne weg moet, staat niet in h*fc
rapport.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Ja, er staat duidelijk in, dat Dr.
Montagne bij de tegenwoordige ver
ordening niet zou kunnen worden ge
handhaafd, wel echter als hij wilde
solliciteeren op voet van de nieuw
voorgestelde verordening. Dat kan de
heer Kolijn er ook in leien.
Nu zgn er oproepingen gedaan; ei*
zijn verschillende sollicitaties ingeko
men, maar, zooals dr. Hoffman reeds
heeft medegedeeld, heeft een groot
gedeelte dier sollicitanten lich om de
ons bekende reden, welke wij allen
wel betreuren, teruggetrokken. Dr.
Montagne heeft echter gemeend niet
te jamten solliciteeren. Nu moge
meiihot formeel juist achteo^dat hij
eerst het tijdstip moet afwÜBhten,
waarop hU zijn ontslagbrief thuis
krijgt, maar, waar alles tevoren was
besloten en waar dr. Montagne van
alles op de hoogte was, zou niemand
het hem kwalijk hebben genomen, in
dien hij gesolliciteerd had. Wij moe
ten, dunkt mij, de zaak zoo zuiver
mogelijk houden door in elk geval de
personen, die behooren tot een groep,
welke men beschuldigt van de oor
zaak te zijn van den niet goeden gang
van zaken in het ziekenhuis, niet op
den ouden voet te handhaven. Dat
is bij mij no. 1 en dat ia uit een oog
punt van rechtvaardigheid noodzake
lijk zoowel tegenover dr. de Voogt als
tegenover de directrice.
De heer KOLIJN: M. d. V. Ik
meen toch dit nu ook weer aan
het adres van den heer van dei-
Want dat de juiste toedracht van
de zaak wel eenigszins vertroebeld
i wordt. De heer van der Want zeide
onder meer, dat hij het ontslag van
dr. de Voogt en van dr. Montagne
niet kon goedkeuren en, wanneer hij
nu desondanks, indien het eene vol
gens zijn overtuiging niet is gegaan
zooals het moest gaan, verder gaat
en met het badwater het kind over
boord gooit, dan is dat een redenee
ring, welke aan zuiverheid van con
sequentie heel wat te wenschen
:overlaat, waarbij nog komt, dat de
positie van den chirurg en die van
den geneesheer van de inrichtingen
hier ter stede niet op één lijn zijn
te stellen. Dat zou eenvoudig een ab
surditeit zijn, welke niemand zou
aandurven. Dat is ook wel gebleken.
Ik roep al de heerert tot getuigen:
aan den heer dr. Wortman is naar
diens opinie gevraagd omtrent dr.
Montagne en toen heeft hjj de posi
tieve stelling verkondigd, dat dr.
Montagne voor het ziekenhuis moest
behouden blijven.
Waar de zaak zoo staat de an
dere heeren kunnen mij controleeren
meen ik, dat wij niet een parallel
mogen trekken waai- die niet te trek
ken is.
Nu kan de heer van der Want wel
zeggenlaat dr. Montagne maar over
alle mogelijke formaliteiten heen
stappen, zeggen, dat hij toch wel chi
rurg van het ziekenhuis wil worden
en alsnog solliciteeren, doch de heer
van der Want rekent er toch wel
mede, dat dr. Montagne iemand is
met eergevoel. Er is straks gezegd,
door den heer van Galen, dat de heer
Montagne van af den aanvang, flat hij
zich aan deze aangelegenheid heeft
gewijd, d. i. ruim negen jaar, met
den meesten ijver en accuratesse zich
heeft gegeven aan de chirurgie te
Gouda. Het profijt daarvan is ge
weest, dat dr. Wortman het optreden
van dr. Montagne als chirurg volko
men voor zijn rekening heeft geno
men, hetgeen tui niet heeft gedaan
ten opzichte van dr. de Voogt. En
waar dat dus niet gelijk staat
De heer VAN DER WANT: Dat is
wel waar.
De heer KOLIJN: Dat heeft dr.
Wortman niet gedaan. Hi) heeft
eischen gesteld voor een geneesheer-
directeur en die eischen waren bij
dr, de Voogt niet te vinden.
Laten de heeren mü controleeren
en tegenspreken, maar niet zeggen:
het is niet waar. Juist uit de andere
uitspraken van dr. Wortman ten
aanzien van dr. Montagne komt dat
glashelder naar voren.
Het is niet waar, voegt de heer van
der Want mij toe. Bewijs dat dan.
ik ben bezig het bewjjs te leveren, dat
het standpunt van den heer van dei-
Want onjuist is en dat hjj de quaeatie
vertroebelt.
Wanneer er werkelijk aan het zie-