kenhuis moet zijn een chirurg en wij
hebben er een, wiens verleden ge
toond heeft, dat hij de rechte man op
de rechte plaats is, dan gevoel ik er
niets voor om hem ontslag te verlee
nen. Daartoe zal ik nooit medewer
ken.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. In de notulen van die geheime ver
gadering staat duidelijk, wat de
opinie is van dr. Wortman over de
aan het ziekenhuis verbonden perso
nen, maar het bezwaar is, dat al die
dingen geheim zijn. Ik blijf er bij,
de toestand is niet zuiver zoolang dat
alles niet publiek wordt.
De heer HOFFMAN: Ik acht het
mijn plicht in openbare vergadering
te bevestigen wat de heer Kolijn ge
zegd heeft. Ik kan met absolute ze
kerheid verklaren ik zou er een
eed qp kunnen afleggen -- dat dr.
WorUnan in die bewuste geheime
vergadering verklaard heeft, dat naai
zij n meening dr. Montagne voor het
ziekenhuis behouden moest bliiven.
De heer VAN DER TORREN: M.
de V. Ik geloof, dat de gang van
zaken in deze niet de meest gewensch-
te is. ,3.»,
Voorgesteld wordt om ontslag te
verleenen aan den chirurg; verder
om een nieuwen chirurg te benoe
men en eindelijk om een nieuwe ont-
werp-instructie voor den heelkundige
vast te stellen. Ik had gedacht, dat
de loop van zaken aldus zou zijn, dat
eerst de ontwerp-instructie werd
vastgesteld. In art. 5 van die ont
werp-instructie wordt aan den heel
kundige het doen van operaties bui
ten het ziek/enhuis verboden, behou
dens in uitzonderingsgevallen. Wij
willen dus daarmede vastleggen, dat
er een chirurg zal komen uitsluitend
voor het ziekenhuis.
Wanneer deze bepaling tot stand
komt, dan is het gevolg daarvan, dat
dr. Montagne zal moeten kiezen. Hij
zal óf solliciteeren naar de betrekking
van chirurg van het ziekenhuis en
dus zijne andere chirurgische werk
zaamheden elders vaarwel moeten
zeggen, óf hij zal zeggenmijne ope
raties elders geven mij meer voor
deel of zijn m\j sympathieker: dus
ik solliciteer, niet onder de nieuwe
verordening. Vandaar dat ik dacht,
dan die ontwerp-instructie voor den
heelkundige in de eerste plaats he
den behandeld zou worden.
Wanneer wij die ontwerp-instructie
vastgesteld zouden hebben, dan zou
daaraan vanzelf aansluiten, dat dr.
Montagne als zoodanig niet meer aan
het ziekenhuis verbonden was; dat
dan een oproeping van sollici
tanten zou plaats hebben, dat
dr. Montagne, als hij geen bezwaar
had om onder de nieuwe instructie
als chirurg aan het ziekenhuis op te
treden, zich dan moest aanmelden, en
dat dan in een volgende vergadering
zou worden overgegaan tot de benoe
ming van een chirurg.
Hier ia men een anderen weg ge
gaan. Eerst begint men met te ont
slaan; vervolgens wil men eer nieu
wen chirurg benoemen en dan pas
wil men de nieuwe instructie vaststel
len.
Ik zou in overweging willen geven
ik weet niet, of ik my op glad ys
begeef dat wy heden in de eerste
plaats tohandelen de ontwerp-instruc
tie voor den heelkundige. Wordt die
aldus aangenomen, dan sluit zich
ïaarby als van zelf aan, dat de chi
rurg, die volgens de oude verorde
ning benoemd is, moet kiezen of dee-
len of hy zich al dan niet aan de
nieuwe veroruening wil onderw< rpen.
Van zelf is daarin begrepen, dat de
tegenwoordige chirurg, doordat er
een nieuwe verordening is. zyn ont
slag moet hebben, aangezien hy on
der de oude verordening is benoemd.
Heeft hy zyn ontslag, dan bestaat er
voor hem gelegenheid om volgens de
nieuwe verordening te solliciteeren.
Wil Dr. Montagne solliciteeren, dan
is het goed, wil hy dat niet doen, dan
wordt de zaak anders. Hier echter be
gint men met iemand zyn ontslag te
geven, een voordracht op te maken en
dan te zeggen, dat men zich aan die
verordening moet onderwerpen.
Ik geloof, dat het In het belang' van
de zaak is, dat wy een nieuwe veror
dening vaststellen neem mij niet
kwalijk, M. d. V., dat ik door dit voor
stel te doen in uw rechten treed
dat wy daarna dr. Montagne zyn
ontslag geven en vervolgens een
nieuwe oproeping doen. Wij kunnen
dan zien of dr. Montagne zich al dan
niet als sollicitant voor de nieuwe be
trekking aanmeldt. Dat had de gang
van zaken moeten zyn.
De heer HOFFMAN: M. d. V. Dat
is de reden geweest, waarom ik
straks heb gezegd, dat het zoo dwaas
zou zijn geweest van dr. Montagne
om te bedankener was geen nieuwe
verordening. Hetgeen de heer van der
Torren heeft gezegd vind ik zóó lo
gisch, dat wij ons moeten haasten
dien weg op te gaan. Het komt meer
malen voor, dat men na t>enoeming
van een ambtenaar zijn instructie
vaststelt. Men leest dat vaak in de
bladen en daarom is my in dit geval
het onlogische niet opgevallen, maar
na hetgeen de heer van der Torren
in het midden heeft gebracht stem ik
toe, dat het eigenlijk een dwaasheid
is om een instructie vast te stellen
nadat een ambtenaar benoemd is.
De VOORZITTERIk begin met te
zeggen, dat ik in hooge mate betreur
de moeilijkheden, die het betreden
van het pad der reorganisatie met
zich brengt. De bedoeling is van den
aanvang af geweest het ziekenhuis,
dat, als wy het in den tegen voordi-
gen staat houden, vrijwel een misluk
king is te noemen, in rechte banen
te leiden, waarbij wij ons onder de
leiding van dr. Wortman zeker niet
iy een slecht gezelschap bevonden,
maar helaas elke stap, die vooruit ge
zet moest worden, is steeds met groo-
te moeilijkheden gepaard gegaan. De
toestand, zooals die thans aan het
ziekenhuis bestaat, kan niet onver
anderd blijven: hoe py'nlyk er. moei
lijk het ook is, de zaak van de reor
ganisatie moet voorwaarts gebracht
worden en men moet trachten haar
tot een goed einde te doen komen.
Ik heb in de eerste plaats een adres
van dr. Montagne aan den Raad,
waarin geschreven wordt:
„dat hy daarvan dat hy niet
zou solliciteeren aan den Burge
meester een onderhoud op 24 Juli
1919 mededeeling heeft gedaan,
laat aan Uwen Raad de beooidee-
ling over van de gedragslijn, welke
B. en W. gemeend hebben tegenover
een bij Raadsbesluit van 25 Februari
1910 benoemden heelkundige, dr. A.
Montagne, te moeten volgen.
Tegen deze woorden van dr. Mon
tagne moet ik in de allereerste plaats
ernstig bezwaar maken, omdat de
weg, dien B. en W. behandeld heb
ben, hun feitelijk was voorgeschreven
door de motie, welke in de Raadsver
gadering van 15 April j.l. is aange
nomen. In die vergadering wenschte
de heer van Eyk den Raad te doen
uitspreken, dat van de drie hoofd
functionarissen, die aan het zieken
huis verbonden waren, niemand stil
zwijgend zou worden gecontinueerd.
Ten aanzien van dr. de Yoogt was
reeds een beslissing genomende be
slissing ten aanzien van de directrice
lag by de Regenten van het zieken
huis, zoodat alleen dr. Montagne
overbleef, wat den heer van Eyk toen
aanleiding gegeven heeft de volgende
motie voor te stellen
„Ondergeteekende stelt voor Bur
gemeester en Wethouders te machti
gen sollicitanten op te roepen voor de
vervulling van de betrekking van chi
rurg aan het Gemeente-Ziekenhuis
zoodra de benoeming van een genees
heer-directeur heeft plaats gehad,
alsmede de instructie voor dien func
tionaris vast te stellen."
Die motie is, hoewel de heeren van
Galen en Jongenburger hadden mede
gedeeld, dat z\j zich niet met de strek
king ervan konden vereenigen, b(j
acclamatie aangenomen.
Welke gedragslijn bleef er te de
zen aanzien anders voor B. en W.
te volgen over dan om een oproepihg
van sollicitanten te doen en om üit
de sollicitanten, die zich aanmeldden
voor de betrekking, een aanbeveling
op te maken
De betrekking wordt toch inder
daad van gansch anderen aard.
Bij den toestand, zooals die op het
oogenblik nog is, waarbij de Gemeen
teraad aan een te Gouda gevestigd en
medicus de waarneming van de chi
rurgische praktijk in het ziekenhuis
opgedrage heeft, is dit geheel en al
een nevenbetrekking. Door dr. Wort
man is destijds gezegd: een chirurg
moet uitsluitend chirurg zyn en dus
wanneer de reorganisatie tot stand
komt moet het Ziekenhuis uitsluitend
een chirurg hebben.
Er heeft nu een oproep van sollici
tanten plaats gehad. Dr. Montagne
spreekt van een onderhoud met den
Burgemeester, maar het is meer dan
een toevallig elkander ontmoeten ge
weest; tot dat onderhoud heb ik dr.
Montagne ten stadhuize uitgenoo-
digd, toen de oproep voor sollicitan
ten naar de betrekking van chirurg
aan het ziekenhuis m het vakblad ge
plaatst was. Ik heb dat gedaan om
dr. Montagne in de gelegenheid te
stellen naar de betrekking te sollici
teeren, opdat die mogelykheid zou
kunnen bestaan later niet gezegd
zou kunnen worden: ik weet heele-
maal niets van een advertentie af, die
geplaatst is voor de oproeping van
sollicitanten voor de betrekking van
chirurg aan het ziekenhuis.
Dr. Montagne heeft toewaai ge
maakt om te solliciteeren, zeggende
dat hij zich een brevet zou geven om
naar Meerenberg gebracht te wor
den, wanneer hy een sollicitatie in
zond naar een betrekking, welke hy
bekleedde.
Ik heb getracht dr. Montagne te
overtuigen, dat hy niet juist was in
dat standpunt Het ontslag kon fei
telijk pas verleend worden nadat
vaststond de datum waarop het zou
ingaan en zoo is zelfs aan dr. de
Voogt pas in deze vergadering ont
slag verleend, ofschoon zijn opvolger
reeds benoemd is, wat met dr. Mon
tagne nog niet het geval is. Ik heb
dr. Montagne trachten aan te toonen,
dat de betrekking, welke hy op dit
oogenblik bekleedt, een gansch an
dere is dan de totrekking van chirurg
aan het ziekenhuis in de toekomst zal
zijn.
De Raad heeft als zijne meening te
kennen gegeven, dat niemand stil
zwijgend in zijne betrekking zou wor
den gecontinueerd en met het oog
daarop was de eenige oplossinr, dat
dr. Montagne solliciteerde naar de to
trekking,. die op het oogenblik wel
nog niet vacant was, maar dan toch
in elk geval vacant zou komen; dat
stond vast.
Dr. Montagne heeft echter geper
sisteerd by zyne bezwaren en ge
zegd, dat hy geene sollicitatie zou
inzenden.
Nu. mag het dan toch wel als vast
staand worden aangenomen, dat als
gevolg van die omstandigheid B. en
W. zich hadden te bepalen tot de sol
licitanten, die zich voor het zieken
huis beschikbaar gesteld hadden. Er
waren er oorspronkelijk 7; er is
ik meen het te mogen veronderstellen
op die sollicitanten wel invloed uit
geoefend om te trachten hen daarop
te doen terugkomen, wat ook tenge
volge heeft gehad, dat wy eerst drie
en tenslotte slechts twee sollicitanten
hebben overgehouden. De inlichtin
gen, in het bijzonder die welke wij
omtrent den heer Steffelaar hebben
gekregen, zijn aflergunstigst en wy
meenden, dat zyn benoeming voor
het ziekenhuis zeker een aanwinst
zou zijn. EL en W. zyn ook van oor
deel, dat de aanwezigheid van een
tweeden chirurg in Gouda zeker van
niet te miskennen belang zou zyn,
waar tot dusver de vervanging van
den tegenwoordigen chirurg steeds
tot moeilijkheden en complicaties
heeft aanleiding gegeven.
In ieder geval, het is myn bedoe
ling geweest, aan te toonen, dan on
danks hetgeen te dien opzichte is ge
zegd, o.a. ook in het adres van dr.
Montagne, B. en W. ten deze geen
anderen weg hebben kunnen be
wandelen dan hun door de motie, wel
ke by acclamatie in den Raad was
aangenomen, was voorgeschreven.
De heer van Galen heeft straks als
zyn meening te kennen gegeven, dat
in de allereerste plaats de directrice
behoorde te verdwijnen. Welnu, de
directrice zal verdwijnen, maar een
tohoorljjke opzeggingstermijn is noo-
dig: het ontslag is haar reedt aan
gezegd. Regenten hebben waardee
ring voor haar goede eigenschappen,
maar zy mist zonder twijfel de eigen
schappen, die noodig zijn om het zie
kenhuis hier op den duur populair te
maken. Hoe moeilijk het haar ook
valt, zy zal plaats moeten maken voor
een ander. Haar verdwijnen Van het
ziekenhuis is zeker.
Tenslotte een woord tot den hep-
van der Torren. De ontwerp-instruc
tie en de concept-verordening zijn ais
bijlagen bij het voorstel gevoegd en
nu was de bedoeling deze. eerst be
slissen ter zake van het ontslag, dan
de instructie aan de orde stellen en
wanneer deze was behandeld, over
gaan tot de benoeming van een chi
rurg, omdat ik er volkomen mede in
stem, dat, alvorens de benoeming
plaats heeft, de instructie moet zijn
vastgesteld. Die volgorde had ik mij
ook gedacht, want zy lijkt mij de
meest logische.
De heer KOLIJN: M. d. V. Wan
neer volgens uw toezegging eerst de
instructie zal worden behandeld, is
dan niet de aangewezen weg die, wa.
ke door den heer van der Torren ia
aangegeven, namelijk, dat wy er dan
een punt achter zetten en dan zien
of dr. Montagne genegen is volgens
die nieuwe instructie als chirurg aan
het ziekenhuis te blijven? Wij be
wandelen dan een meer logischen weg
en de heer Montagne weet waaraan
hy toe is met de nieuwe instructie
voor den chirurg.
De VOORZITTER: Wordt er een
voorstel van gemaakt?
De heer VAN DER TORREN: M.
d. V. Dat wil ik wel doen.
De heer DONKER: Ik wil dat
voorstel steunen.
De heer KOLIJN: Ik ook.
De VOORZITTER: Is het de be
doeling, dat wy ons nu zullen bepa
len tot de vaststelling van de instruc
tie?
De heer VAN DER TORREN: M.
d. V. Als de instructie is vastgesteld,
dan volgt daaruit het ontslag geven
aan dr. Montagne op grond van de
oude instructie en het doen van een
nieuwe oproeping.
De VOORZITTER: Het voorstel
strekt dus om in deze vergadering
over te gaan tot het vaststellen van
de instructie, feitelijk het ontslag van
dr. Montagne, en dan een nadere op
roeping te doen teneinde dr. Montag
ne in de gelegenheid te stellen in ver
band met die instructie te sollicitee
ren. Ik wil hieraan dit toevoegenik
heb dr. Montagne, toen ik hem op het
stadhuis ontboden heb, de instructie
aangeboden, zooals die door Bf en
Ingevolge de motie-van Eyk was ont
worpen, maar hij heeft er toen wel
als belangstellend lezer kennis van
willen nemen, doch niet als sollicitant.
In hoeverre het dus zal baten hem die
gelegenheid nog te geven, laat ik in
het midden.
Maar in elk geval, ik zal het voor
stel van den heer van der Tonen, om
de verschillende voorstelen te behan
delen in de volgorde, die hy aangege
ven heeft, in omvraag brengen.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Het voorstel van den heer van der
orren, dat ook door verschillende an
dere heeren ondersteund wordt, zal,
voor zoover ik het kan tooordeelen,
toch niet de oplossing brengen want,
zooals door U straks terecht opge
merkt is, feitelijk is gebleken, dat dr.
Montagne zich niet by de nieuwe in
structie zau willen nederleggen.
Daarop komt het toch feitelijk neder.
Wy moeten de zaak niet verdraaien:
het gaat er hier op het oogenblik om
dat is de zaak om aan dr. Mon
tagne geen ontslag te verleenen. Dat
is feitelijk hetgeen dr. Montagne wil
en dat is feitelijk ook de bedoeling
welke bij de heeren voorzit. En wan
neer wy nu de reeds zoo langdurige
geschiedenis van het ziekenhuis na
gaan er wy weten, dat dr. Montagne
ales vooruit geweten heeft, dan zie ik"
geen aanleiding om nu opnieuw die
zaak weder te vertragen en misschien
het gevaar te scheppen, dit wij geen
enkelen sollicitant meer krijgen. Dit
is nog zeer goed mogelijk.
De heeren moeten niet vergeten,
dat de sollicitanten, die ziel terugge
trokken hebben, dat gedaan hebben
op verzoek en hoe die verzoeken zijn
ingekleed, er zijn misschien heeren in
den Raad, die dat weten en als zy het
weten of er kennis van hebben op een
of andere wijze, dan stel ik er prijs
op, dat zy dat zeggen.
Het voorstel van den heer van der
Torren is een gewichtig voorstel en
.een voorstel dat feitelijk de geheele
zaak in de war kan sturen.
Wat is by de bespreking van de zie-
kenhuisquaestie in de geheime verga
dering ten duidelijkste gebleken Dat
de verordening, zooals die thans luidt,
in elk geval niet kan blijven. De per
sonen staan er verder bij mij geheel
buiten; maar ten duidelijkste is ge
bleken, dat wanneer een chirurg aan
het ziekenhuis benoemd werd, onver
schillig of het dr. Montagne of een
ander zou zijn, in elk geval de veror
dening zou gewijzigd moeten worden
en dat de positie van dr. Montagne
in het ziekenhuis, wanneer deze
eventueel zou worden benoemd, ook
een geheel andere zou moeten zyn.
Dat blykt ook uit wat in die vergade
ring door dr. Hoffman en anderen is
gezegd.
Dat alles wyst erop, dat men heeft
aangestuurd op een algemeene reor
ganisatie van het ziekenhuis. Ik
kryg den indruk, dat het hier niet
zoozeer gaat om de reorganisatie van
het ziekenhuis dan wel om de perso
nen, en dezen staan er bij my buiten.
Ik bewandel den weg, zooals die be
hoort te zyn volgens ons besluit en
wanneer dr. Montagne zich er niet
aan wil onderwerpen, dan moet hij
dat zelf weten en ik zal hem de hand
niet boven het hoofd houden, omdat
hy met de gewijzigde instructie
eventueel zich niet zou willen ver-
èenigem
De heer VAN GALEN. M. d. V.
Ik kan mij wel vereenigen met het
voorstel om eerst de instructie van
heelkundige te behandelen, maar m.i.
behoeft daarmede niet tevens ge
paaid te gaan het geven van ontslag
aan dr. Montagne. Wanneer wy deze
instructie vaststellen en zy is niet
naai- zyn zin, dan staat het aan hem
om te zeggenik wil niet langer chi
rurg van het ziekenhuis blijven.
Daarom hebben wy hem niet te
ontslaan dat moet in geenen deele.
Het staat te zijner beoordeeling, of
hy onder de nieuwe instructie wil
werken dan wel niet.
Het is voor my op het oogenblik
niet duidelijk, om welke reden dr.
Montagne uit het ziekenhuis zou moe
ten verdwijnen
De heer VAN EIJK: Neen, dat'
heb ik toch duidelijk gezegd.
De heer VAN GALEN: Neen, dat
hebt U niet duidelijk gezegd.
Dat zou moeten zitten m formeele
redenen, maar dat kan toch geen be
zwaar zyn om dr. Montagne te hand
haven.
De heer VAN EIJK: Dat is niet
juist. Ik heb duidelijk gezegd waar
om ik de motie heb voorgesteld, na
melijk omdat ik de toleediging voor
dr. de Voogt en voor de directrice
veel te groot vond. Gij hebt gezegd,
dat dr. Montagne eergevoel heeft,
maar deze menschen hebben evenzeer
eergevoel en plichtsbesef.
J>e - heer VAN GALEN: Ik wil
rop antwoorden, dat het ontslag
van dr. de Voogt alleen hierin zyn
oorzaak vindt, dat de Raad hem niet
de krachtige persoonlijkheid vond om
aan het hoofd van die inlichting te
staan. Niemand in den Raad heeft er
aan getwyfeld of dr. de Voogt zou
niet in staat zijn geweest daar als di
recteur op te treden. Dat geldt ech
ter niet van dr. Montagne, want deze
heeft steeds getoond de rochte.man
op de rechte plaats te zijn.
De heer KNUTTEL: M. d. V. Ik
Ik vraag het woord.
De VOORZITTERIk wil den heer
Knuttel wel het woord geven, als hij
maai' niet terugtreedt in een bespre
king over het ontslag van dr. de
Voogt, want dat ontslag is nu een
maal verleend.
De heer KNUTTEL: M. d. V. Ik
zal dat niet doen, maar ik kan het
niet over mijn kant laten gaan, waar
de heer van Galen zegt, dat men dr.
de Voogt heeft ontslagen, omdat hij
geen genoeg krachtige persoonlijk
heid was. Dat is absoluut onjuist. Ik
heb de notulen van die bewuste ver
gadering niet bij my het spijt mij
nog, dat die niet gepubliceerd mogen
worden maai' ik geef don heeren
de verzekering, dat die bewering van
den heer van Galen niet juist is. Ve
len met mij waren in die vergade
ring van oordeel, dat dr. de Voogt
wel de aangewezen man in het zie
kenhuis was, waar hij zoovele jaren
was geweest. Hij had, zooals gezegd
werd, een massa bewijzen geleverd,
dat hy de rechte man op de rechte
plaats was. Ook dr. Hoffman heeft
toen gezegd, dat dr. de Voogt wel aan
het hoofd van het ziekenhuis kon
staan. Dr. Hoffman wilde eenige
voorwaarden stellen, waaraan had
kunnen worden voldaan, maar met de
persoon, de figuur en het optreden
van dr. de Voogt had dat niets te ma
ken.
De heer DONKER: M. d. V. Ik ge
loof, dat wy verstandig zouden doen
het advies van den heer van der Tor
ren te volgen. Wat voor kwaad kan
het de zaak aldus te behandelen La
ten wy nu over de vraag of de schuld
by B. en W. dan wel by dr. Montagne
ligt, een vraag welke wij nie« hebben
te beslissen, niet spreken, maar ieder
een zal met mjj gevoelen, dat de zaak
zoo staat, dat, waar men op een gege
ven oogenblik ontslag geeft, de gele
genheid voor dr. Montagne om te sol
liciteeren er niet is, terwyl hem die
gelegenheid toch dient geboden te
worden. Dat komt mij voor de reëele
weg te zyn en, als wij het daarover
eens zijn, dan is er geen bezwaar drie
weken met de benoeming te wach
ten.
De heer IJSSELSTIJN: Het ge
volg kan zyn, dat er geen enkele sol
licitant komt.
De heer DONKERIk ben van een
tegenovergesteld gevoelen als de heer
van der Want, die zooeven heeft ge
zegd, dat het misschien schadelijk
zou zyn, omdat wy dan geen enkelen
sollicitant voor chirurg zouden krij
gen. Als wy een nieuwe en vrije op
roeping krijgen, zullen er meer solli
citanten komen dan tot dusverre. Dat
is niet slechts een onderstelling,
maar een feit. Waar er eeist zeven
sollicitanten zijn geweest en ten slot
te nog: slechts twee zyn overgebleven,
ia daardoor is bewijs geleverd, dat de
weg, dien wy willen gaan bewande
len, de juiste weg is. Zooals ik reeds
zeide, is tegen een uitstel viui 14 da
gen of drie weken geen bezwaar.
Ik hoop, dat het voorstel van den
heer yan der Torren by den Raad
ingang zal vinden, opdat wij van die
netelige kwestie afkomen.
De heer KNUTTEL: M. d. V. Nog
maals de zaak-dr. Montagne. Dr.
Montagne is jaren lang chirurg aan
het van Iterson-Ziekenhuis en heeft
getoond daar de rechte man op de
rechte plaats te zyn, wiens capacitei
ten ten zeerste worden gewaardeerd.
Hij heeft daar zeer belangrijke opera
ties verricht.
Het gevolg is dan ook geweest, dat
in den loop van de jaren de chirur
gische patiënten naar het ziekenhuis
toestroomden. Twee, drie jaar terug
werd, naar mij medegedeeld is, aan
verpleegkosten van in hoofdzaak
chirurgische patiënten ontvangen
ongeveer 8000.in een jaar. Toen
dr. Montagne zich vry gevoelde van
een belofte, welke hy aan wijlen bur
gemeester Martens gedaan had, om
ook niet te gaan opereeren aan andere
inrichtingen is de opbrengst van die
verpleeggelden kolossaal teruggeloo-
pen, naar my is ihedegedeeld tot min
der dan 1000.
Nu wil ik niet zeggen dat geloof
ik trouwens ook niet dat dr. Mon
tagne zijne patiënten bij voorkeur
laat komen naar de Wijkverpleging.
Daarvoor heb ik geen enkel bewys:
de patiënten, die dr. Montagne 1 be
handelt komen niet alleen van hem
zelf hij is ook huismedicus maar
worden ook gestuurd door andere
doktoren.
Wanneer het verschil in de op
brengst der verpleeggelden in het
ziekenhuis zoo groot is als ik aan
gaf, dan zou ik zeggen dat het in
het belang is niet alleen van het zie
kenhuis maar ook van de gemeente,
dat een chirurg, die door de ge
meente betaald wordt, opereert in het
gemeente-ziekenhuis en niet in hoofd
zaak in een particuliere inrichting.
Niet dat ik iets tegen die particu
liere ziekeninrichting heb. ik heb
nooit anders dan vol lof daarover
hooren spreken. Maar wanneer de
gemeente jaarlijks een groot bedrag
daarvoor beschikbaar stelt, dan
mag zy ook wel vergen, dat de
patiënten, als zy althans goed behan
deld worden, geopereerd worden in
de inrichting, welke daarvoor ge
maakt is en welke per slot van reke
ning aan alle eischen voldoet wat be
treft het verrichten van operaties.
Het is dan ook van het hoogste be
lang voor het ziekenhuis, voor de pa
tiënten en speciaal voor de gemeen
tekas, dat een knap, hoogstaand ch<
ruig verbonden wordt aan hot zie
kenhuis, een chirurg, die alleen in
noodgevallen toestemming kryg} om
in andere inrichtingen te opereeren,
doch die verder in hoofdzaak zyne
operaties verricht in het gemeentelijk
ziekenhuis.
M. de V. Ik zou gaarne van u ver
nemen, of de cijfers, welke my zyn
medegedeeld en die ik genoemd heb,
juist zjjn. Mocht dit het geval zijn,
dan hoop ik, dat de leden var. den
Raad dat zeer ernstig onder de oogen
zullen zien en by het besluit, dat
straks genomen moet worden, daar
mede rekening zullen houden.
De VOORZITTER: In antwoord
op de vraag van den heer Knuttel
kan ik het volgende mededeeien.
De cijfers, welke ik hier noemen
zal, heb ik van den Penningmeester
van het college van Regenten. De
cijfers uit de goede jaren van het
ziekenhuis zyn my niet persoonlijk
bekend, want ik was toen nog geen
Voorzitter van het college van Re
genten; ik moet ze dus van méde-
deelingen hebben.
Het ziekenhuis heeft jaren gehad,
dat door de klasse-patiënten en
dat zijn voor een groot deel chirur
gische patiënten aan verpleeggel
den in totaal ongeveer 8000.werd
betaald, terwijl verleden jaar tot en
met de maand Juli de opbrengst van
die verpleeggelden nauwelijks 1000
bedroeg. In den verderen loep van het
jaar is er mper bijgekomen hoeveel
het precies geworden is, weet ik niet;
maar het zal vermoedelijk tusschen
de 2000.en 3000.zyn. In elk
geval is er een zeer belangrijke ver
mindering in de opbrengst van de
verpleeggelden voor de klassepatiën
ten in het ziekenhuis.
Voor het denkbeeld, door den heen
van der Torren aan de hand gedaan,
is inderdaad wat te zeggen; maar
anderzijds schijnt het my eeniger-
mate een gevaarlijke weg te zyn, om
dat het eind ztni kunnen zyn, dat èn
dr. Montagne ten antwoord gneftop
de instructie, die thans voor den heel
kundige ia vastgesteld, solliciteer ik
niet: èn de andere sollicitanten1 te
kennen geven ook bezwaar te maken
om ie solliciteeren, zoodat er geen
geschikte sollicitanten koma 1.
De volgorde van behandeling, zoo
ms zij door B. en W. is aangegeven,
schijnt my logisch toe.
Dr. Montagne is in de gele£enheid
geweest te solliciteeren. Had hy te
gen de instructie, zooals die door B.
en W. was ontworpen, bezwaar, dan
was dat altijd nog voor bespreking
vatbaar geweest en dan was te zien
geweest in hoeverre aan die Ixzwa-
«en ken worden tegemoet gekomen.
Bi volgorde, zooals door B. en W,
voorgesteld, is logisch: eerst ontslag,
dan instructie, daarna benoeming.
De heer BROEKHUIZEN M. de
V.! Ik geloof, dat wy door hetgeen
door u en door den heer Knuttel is
gezegd vrijwel ingaat tegen het ad
vies van Dr. Wortman. Datgene,
waarom volgens den heer Knuttel de
zaak draait, is, dat min of meer door
den invloed van Dr. Montagne de
patiënten eigenlijk naar de Wijkver
pleging gaan en het ziekenhuis dien
tengevolge schade lijdt. Mijns inziens
is dat de zaak op den kop zetten. Zoo
is de zaak niet en dat is ook gemak
kelijk te begrijpen. Wie stuurt de pa
tiënten naar den chirurg? Dat zyn
de huisartsen. Wij hebben hier dus
te doen met den invloed van de huis
artsen en Dr. Montagne staat daar
geheel buiten. Als een huisarts een
patiënt aanraadt naar een professor
te Utrecht te gaan, zal die patiënt
dat itieèStal wel doen. Het oordeel
Van dén huisarts over een operateur
of een ziekeninrichting legt voor tal
van patiënten veel gewicht in de
schaal. Nu zoekt men bij Dr. Mon
tagne de oorzaak van den achteruit
gang der verpleeggelden.
De heer KNUTTEL: Bij zijn in-
De heer BROEKHUIZEN Mijns
inziens is dat juist niet het geval.
Men moet die ooi-zaak zoeken waar
zij te vinden is, namelijk bij datgene
waarover de klacht altijd is gegaan,
de verpleging in het ziekenhuis. Die
klacht is altijd geweest: de verple
ging is zoo slecht en daarom gaan de
patiënten niet naar het ziekenhuis.
Over den chirurg werd echter niet
gesproken. Dat is de zaak waarom
het draait. Men moet niet aan Dr.
Montagne de schuld geven, maar aan
de verpleging. De medici op de dor
pen hebben weieens tot mij gezegd:
ik stuur nooit meer een patiënt naar
het ziekenhuis te Gouda, niet om Dr.
Montagne, maar om de ellendige ver
pleging, die daar is. Dat is de redeh
waarom de reputatie zich niet zoo
ver heeft kunnen herstellen, dat zy
daartegen kon oproeien.
Zooals ik zeide, zijn de heer Knut
tel en u, M. de V.I ingegaan tegen
het rapport van Dr. Wortman. Ik
mag het niet voorlezen en ik zal dat
dan ook niet doen, maar in de ge
drukte notulen van die geheime ver
gadering staat op bladz. 21 het te
genovergestelde van hetgeen gij hebt
gezegd. Gy acht het wel van belang,
dat in Gouda een tweede chirurg
komtje Dr. Wortman zegt juist het
tegenovergestelde; hij vreest moeie-
lykheden, omdat daarvoor de stad te
klein is.
In de tweede plaats is ook de heer
Knuttel ingegaan tegen het advies
van dr. Wortman, want ik zelf heb
aan Dr. Wortman gevraagd hoe hij
dacht over de vraag of een chirurg
van het gemeentelijk ziekenhuis in de
gelegenheid moest zyn ook aan an
der inrichtingen te werken, omdat ik
meende, dat hy daarvan een tegen
stander was. Dr. Wortman heeft
toen geantwoord men kan het op
bladz. 14 van die geheime notulen
vinden dat het juist goed was dat
een chirurg van het gemeentelijk zie
kenhuis aan andere inrichtingen
opereerde, omdat een gezonde concur
rentie goed was en het tegengaan van
zulk een concuirentie uit den booze
moest worden geacht. Dat is hetgeen
waarmede ik myn totoog begonnen
ben: de achteruitgang van de ver
pleeggelden zit niet in den operateur,
maar in de verpleging. Dr. Wortman
heeft gezegd: maak de verpleging
zoo goed, dat zy die van de wijkver
pleging overtreft. Die concurrentie is
er evengoed als er een gezonde con
currentie tusschen verschillende dok
toren is. Degeen, die het meest cons
ciëntieuze onderzoek verricht, zal er
in het algemeen bovenop komen.
Dat is het goede standpunt. Zoo
moet het ook bij het ziekenhuis zyn
de verpleging moet het doen. Als de
verpleging in het ziekenhuis een goe
den naam krijgt, dan gaat het floree-
renanders bloeit het ziekenhuis niet,
onverschillig wien men daar neemt.
Daarom draait de zaak en zoo is het
ook volgens het advies van dr. Wort
man.,
Ik heb dit naar voren gebracht?
omdat m.i. geheel wordt afgeweken
van de goede lijn, en ik spreek de
hoop uit, dan men zich aan die ad
viezen van dr. Wortman zal houden.
De VOORZITTER: Ik wil dr.
Broekhuizen alleen nog doen opmer
ken, dat ik mij steeds op dit stand
punt gesteld heb, dat, als er concur
rentie is tusschen verschillende in
richtingen, zij hierin moet bestaan
dat men moet trachten elkander te
overtreffen in goede verpleging.
Wat betreft de quaestie, of er een
nieuwe chirurg van buiten Gouda zou
moeten zijn, ik heb het alleen be
schouwd van het standpunt, dat her
haaldelijk de behoefte gevoeld is aan
een vervanger van den chirurg en
dat die tot dusver ontbroken heeft.
Ik kan mededeelen, dat een van de
sollicitanten, die als assistent te
Utrecht werkzaam geweest is, en
vroeger al ernstig over gedacht heeft
door de omstandigheden is het
veranderd zich te Gouda als chi
rurg te vestigen met het oog op het
zeer groot aantal chirurgische pa
tiënten uit Gouda en omstreken, die
hy in het ziekenhuis te Utrecht aan
trof en die toch even goed te Gouda
geopereerd hadden kunnen worden.
De heer VAN EIJK: Ik zal mis
schien in herhalingen moeten treden,
maar ik moet toch nog even iets zeg
gen naar aanleiding van het door den
heer van Galen gesprokene.
Het spy't mij te moeten zeggen,
maar hoe meer ik de dipcusaie volg
en ook die in de vorige vergaderin
gen gevolgd heb, hoe meer ik tot de
overtuiging kom, dat het hier meer
een personenquaestle wordt. Mis
schien heb ik het mis, maai- dien in
druk heb ik toch gekregen en nie
mand kan mij het recht ontzeggen
orn daaraan uiting te geven.
Het is bij mij alleen gegaan om de
reorganisatie van het ziekenhuis. Nu
zegt de heer van Galen, dat dr. Mon
tagne eergevoel had. Juist omdat ik
gevoel, dat alle bij het ziekenhuis be
trokkenen eergevoel en ook plichts
besef hebben, heb ik gemeend een
geheele reorganisatie van het zieken
huis te moeten voorstellendaarom
heb ik een motie voorgesteld, waar
mede alle heeren op twee na medege-
gaan zyn.
Naar aanleiding van het door dr.
Broekhuizen gesprokene zou ik U
willen vragen, M. d. V., of U als
Voorzitter van het college van Regen
en van het Ziekenhuis bekend is, dat
door dr. Montagne meermalen klach
ten zijn ingediend over de verpleging
daar.
By het onderhoud, hetwelk ik met
dr. Montagne gehad heb, heb ik hem
erop gewezen, dat naar myne mee
ning hij evengoed schuld had als de
anderen in het Ziekenhuis en toen
kreeg ik ten antwoord, dat het toch
niet zijne instructies waren om te ky
ken'of de toestand in het Ziekenhuis
wel gezond is. Maar ik heb hem ge
zegd. het moge niet uwe instructies
zyn om daarnaar te kijken, wanneer
U in zoo'n ziekenhuis belang stelt en
en daar geregeld opereert, dan ligt
het evengoed op Uw weg om, zoo gij
bemerkt, dat er verkeerde toestanden
heerschen, de personen, die daarin
verandering kunnen brengen, ervan
op de hoogte te stellen.
Dit kan door Dr. Montagne of door
wien ook anders ingezien worden,
mijne vaste overtuiging is het dat
iemand, die met anderen eeno inrich
ting moet besturen, ook den plicht
heeft om te spreken over datgene
wat hij ziet dat niet goed gaat in
zoo'n inrichting.
Daarom viaag ik u, M. de V., naar
aanleiding van de bewering van dr.
Broekhuizen dat het hier aan de ver
pleging ligt, of er klachten over de
veipleging ingekomen zijn. Zoo niet,
dan blijf ik er bij, dat dr. Montagne
evengoed schuld heeft. En om te
voorkomen, dat iemand in zijn eerge-
vóel gekwetst wordt, blijf ik er bij
dat het beter is dat allen ontslag
krijgen en dat een algeheele reorga
nisatie plaats heeft.
De heer HOFFMAN: M. de V.
Ondanks het door u ter zake mede
gedeelde blijf ik er op aandringen,
dat het voorstel van den heer van
der Torren door u straks in stem
ming worde gebracht, om namelijk
eerst die instructie te behandelen. Ik
ton het met den heer Donker eens,
dat wy niet bevreesd behoeven te
zyn voor de afname van het reeds
zoo gering aantal sollicitanten, wan
neer er eenmaal is een goede instruc
tie, zoodat iedereen weet, waaraan
hij zich te houden heeft. Wanneer die
instructie is aanvaard, geloof ik zelfs,
dat de medici in Gouda en omstre
ken geen moreelen rechtsgrond meer
hebben om zich dan nog te kunnen
kanten tegen een benoeming tot chi
rurg, want, indien er door den Raad
een nieuwe instructie wettig is vast
gesteld, kan Dr. Montagne, als hij
het met die instructie eens is, zich
als sollicitant aanmelden, wat in
mijn geest zou zijn. Doet hij dat niet,
dan is er voor de chirurgen in Neder
land geen moreele rechtsgrond meer
om niet te solliciteeren, natuurlijk
bedoeld in den collegialen zin des
woords. Laten wij dus een nieuwe
instructie maken. Ik houd met den
heer Donker vol, dat wij dan meer
sollicitanten krijgen, omdat dan de
reden is weggenomen, waarom meer
dere chirurgen zich hebben terugge
trokken.
De heer VAN DER WANT: M de
V.! Het zij mij vergund naar aanlei
ding van het gesprokene, in het bij
zonder door Dr. Broekhuizen, te doen
opmerken, dat uit hetgeen vroeger is
gepasseeerd duidelijk blijkt, dat al
tijd heeft voorgezeten een opioeping
te doen voor chirurg. Dr. Broekhui
zen is een van de eersten geweest,
die zich daarmede hebben vereenigd,
zooals duidelijk uit de notulen van
die geheime vergadering blijkt.
De VOORZITTER: Het komt mü
voor, dat de besprekingen zoo zacht
jes aan lang genoeg worden. Alleen
wil ik nog een antwoord geven op de
vraag van den heer van Eyk. Als ik
met myn geheugen te rade ga, weet
ik niet, dat bij het college van regen-
recte klachten over de verpleging zijn
ingekomen.
De heer BROEKHUIZEN- M. de
V.I Zooals vanzelf spreekt, ton ik
het eens met hetgeen die geheime
notulen bevatten als door my gespro
ken zijnde. Zooals de toestand nu is,
namelijk dat wy een chirurg hebben,
die tevens huisarts is, is geen goede
toestand, dat wy dan het gevaar loo-
pen, dat zoo iemand niet genoeg am
bitie heeft voor zyn werkzaamheden
als chirurg. De heer Montagne heeft
zich op het Btandpunt geplaatst, dat
hy geen nieuwe patiënten meer aan
nam, maar die, welke hij had, heeft
hy gehouden. Myns inziens had hij
ook die oude patiënten moeten laten
varen, maar dat heeft hij niet ge
daan.
Ik heb gemeend dat moest worden
vastgesteld, dat de chirurg geen con
current kon wezen voor de huisart
sen, en in de tweede plaats, dat hy
zich alleen aan zijn eigenlijk vak
wijdde.
Wat de bewering van den heer van
Eijk betreft, dat wij met zijn motie
zyn meegegaan, wijs ik er op, dat dat
op eigenaadige wyze is verloopen. Bij
verrassing, klinkt wat hard, het is
niet met opzet gebeurd, maar in een
drukke discussie, terwijl het al laat
was geworden, kwam de heer van
Eijk ineens met die motie. Toen heeft
niemand ook maai- één woord gezegd,
behalve de heeren van Galen en Jon
genburger, die, toen de voorzitter
vroeg of de heeren het goedvonden,
hebben geantwoord: neen, wij vin
den het niet goed. Meer is er niet
over gesproken.
De vraag van den heer van Eyk,
of dr. Montagne klachten over de
veipleging had, is een zeer moeilijke
vraag.
Het is volkomen juist: als iemand
iets ziet wat niet goed gaat, dan
moet hy er aanmerking op maken,
maar hoe gaat het in zoo'r geval"'
De heeren weten het, toen ik 4 faar
geleden kwam met klachten over het
ziekenhuis, welk een storm heb ik
toen niet moeten verduren! Van het
geen ik mededeelde was niets waai
en officieel van de zijde van Regen
ten én in den Raad werd uitgemaakl
dat van wat ik zeide niets waar was.
Nu is het alles wel waar.
Men begrypt, iemand die een min
of meer afhankelijke positie tokleedt,
komt niet met klachten die ingaan te
gen de opinie van Regenten, al is zelfs
de algemene opinie er wel voor. Dat
is de gi-oote moeilijkheidzoo iemand
houdt daii zyn mond. Ik keur het op
zich zelf niet goed, maar zoo is het
nu eenmaalgezien de storm, dien ik
zelf indertijd heb moeten ondergaan,
toen ik mijne mededeeling deed, kan
ik er best in komen, dat iemand die
minder vry staat zich stil houdt als
hy moeilijkheden ziet; anders maakt
hij ziin positie gewoonweg onmoge
lijk.
De toer VAN EIJK: Ik moet opko
men tegen de bewering van dr. Broek
huizen, dat myne motie een verras
sing zou geweest zijn.
Die motie is alleen voortgekomen
uit de besprekingen, welke toen ge
houden zijn. Zooals ik reeds gezegd
heb, ik vond het onbillijk, dat 1 of
2 personen zouden ontslagen worden,
terwijl het myn vaste overtuiging
was ik heb het tegen dr. Montag
ne persoonlijk gezegd dat hy even
goed schuld had.
Nu zegt dr. Broekhuizen, dat hij 4
jaar geleden over het Ziekenhuis ge
spreken heeft. Ik kan mij niet herin
neren, dat ik toen het Ziekenhuis ook
maar eenigermate verdedigd heb.
Maar als het is zooals dr. Broekhui
zen zegt, dan versterkt, dat myn
overtuiging, dat allen, die aan het
ziekenhuis verbonden zijn, schuld
hebben, ook dr. Montagne. Hy zal
toch toen alles wat over het zieken
huis gezegd en geschreven werd ge
volgd hebben en hij zal toch even
goed als dr. de Voogt en de direc
trice nebben moeten tooordeelen, of
dat al dan niet juist was. En als hij
de juistheid daarvan erkend hud, dan
had het ook op zyn weg gelegen om
te zorgen, dat er een betere teoestand
kwam.
Ik heb daarover ook gesproken in
het onderhoud, dat ik met dr. Mon
tagne gehad heb. Ik ben goed met
hem en ik spreek opzettelijk zoo om
te doen uitkomen, dat het bij mij niet
gaat om den persoon.
Ik heb toen gezegd: wanneer het
gaat om het ziekenhuis, dan guat het
om alle personen, om de directie,
waarvan dr. Montagne ook deel uit
maakt. Daarbij heb ik een vergelij
king gemaakt met een zaak met di
recteuren, twaarvan de een du admi
nistratie op zich neemt, de ander de
zaak en de derde weer wat anders.
Als in een van die afdeelingen iets
gebeurt, dan zyn zy alle drie aan
sprakelijk en zijn zij verplicht met el
kander voeling te houden en te zor
gen dat er, verbetering wordt ge
bracht in de afdeeling, waar de fout
zit Dat heb ik persoonlijk tot dr.
Montagne gezegd ëïi daarbij bl(jffk.
Toen dr. Broekhuizen 4 jaar gele
den met klachten kwam, had het op
den weg van alle leidende personen
in het ziekenhuis gelegen, ook op dien
van dr. Montagne, om na te gaan of
die klachten gegrond waren en zoo
ja om te zorgen dat er een betere
toestand kwam. Als dr. Montagne,
naar dr. Broekhuizen zegt, het me',
hem eons is dat het aan de veipleging
ligt, dan begrijp ik niet, dat de chi
rurg er geen werk van maakt Ik
geef de verzekering, dat in <V grootc
ziekenhuizen de chirurgen ook toe
zien op de verpleging.
De heer BROEKHUIZEN: M. de
V. Heden is de zaak herhaaldelijk
verkeerd gesteld, wat betreft de
quaestie van ontslag.
By het ontslag van dr. de Voogt
heb ik er meer dan eens op gewezen,
omdat gezegd werd dat het lag aan
de minder krachtige leiding, dat dit
niet de grond geweest is, maar de
onvoldoende veipleging. De grond
was niet de klacht over den genees
heer. Het ging absoluut niet om den
persoon van dr. de Voogt.
Ik heb gezegd: laat dr. de Voogt
er geheel buitendie is even goed als
een ander. Hij is geen specialist en
daarom kan hy geen directeur wor
den.
Met dr. Montagne is het geheel
iets anders, want die is wel specialist.
Dat is het verschil tusschen die beide
doktoren. Dit mag niet uit het oog
worden verloren.
De heer VAN GALEN: M. de V.I
Waar door den heer van Eyk is ge
zegd, dat hy den indruk kreeg, dat
het om de personen ging, wil ik var-
klaren, dat het by my om het belang
van het ziekenhuis, niet om de per
sonen gaat.
De heer VAN EIJK: Gy zegt, dat
Dr. Montagne eergevoel heeft, maar
dan zeg ik, dat Dr. de Voogt en zus
ter Blauw ook eergevoel en plichts
besef hebben.
De heer VAN GALEN: Ik hoop,
dat gy het zult aanvaarden, dat ik
in het belang van het ziokenhuis
spreek en het oog niet op personen
heb.
De VOORZITTER: Ieder van zyn
standpunt tracht het belang van het
ziekenhuis te behartigen, zooals hy
meent dat het moet geschieden. Het
spyt my, dat dat niet altüd zoo juist
wordt ingezien, anders hadden er
misschien in deze zaak minder harde
woorden behoeven te vallen.
De heer HOFFMAN: M. d. V. Ik
ton geen jurist en daarom zou ik U
willen vragen of het in den geest van
de Gemeentewet ligt in de openbare
vergadering voorlezing te doen van
hetgeen in de geheime vergadering is
gezegd. Gy weet, dat ik meermalen
heb gezegdlaten wy in hemelsnaam
geen geheime vergaderingen houden.
Gy ziet nu waartoe het leidt. Als men
geheime vergaderingen houdt, komen
de leden toch in de openbare zittjng
met al die dingen voor den dag en
geeft dat tot allerlei animositeiten
aanleiding, wat niet in het belang van
de zaak i8.
Ik verzoek U op die vraag een cate
gorisch antwoord.
De VOORZITTER: Ik wist niet uit
welke notulen werd geciteerd, ik heb
niet de notulen van al de geheime
vergaderingen in het' hoofd, maar, als
er geheimhouding is opgelegd, mag
van het verhandelde in zulk een ver
gadering geen mededeeling worden
gedaan in de openbare vergadering.
Ik ton gestoord in myn betoog door
hetgeen de heer Hoffman vroeg. Ik
had willen zeggen, dat het mij voor
komt, dat, hoe de reorganisatie ook
zal worden en al kunnen wb haar van
daag niet tot een einde brengen, wy
moeten trachten een stap voorwaarts
te komen.
Ik heb zooeven medegedeeld, dat
volgens myn oordeel de goede volg
orde om deze zaak af te doén was:
het ontslag van dr. Montagne en
daarna dé vaststelling van de ntetiwe
instructie, maar de heer van der Tor-