SOUDSCHE COURANT ren is tot een omgekeerde volgorde gekomen en wil eerst de nieuwe in structie vaststellen. Principioel heb ik daartegen geen bezwaar. Kan de heer van der Torren zich er mede vereeni gen, dat wij beginnen met de instruc tie vlast te stellen en daarna zien hoe wy verder handelen De heer VAN DER TORREN: Ja, M. d. V. De VOORZITTERDan stel ik aan de orde de artikelsgewijs behande ling van de ontwerp-instructie voor den heelkundige van het van Iterson- Ziekenhuis. Beraadslaging over artikel 1, lui dende: „Den heelkundige is de behande ling in het Ziekenhuis opgedragen van alle lijders met chirurgische en gynaecologische afwijkingen en voorts van hen die niet aan inwendi ge of besmettelijke ziekten lijden." De heer HOFFMAN: M. d. V. In eerste instantie heb ik medegedeeld, dat ik het van groot belang achtte, dat de chirurg obstetrische kennis bezat, omdat wij anders half werk verrichten. Dr. Montagne is obstetri- cus. Nu zou men kunnen zeggen, dat als wij dr. Montagne in ons midden hielden, wij niet den specialen chirurg zouden hebben. Dat weet ik wel, maar in een stad van deze grootte is dat toch niet te krijgen, W\j moeten hebben een chirurg, die een speciale obstetricus is en dr. Montagne is dat niet. Of dr. Cleyndert, die in Middel- hamis en op Goeree en Overflakkee verlossingen heeft verricht, een ob stetricus is, tot wie* wij ons in moei lijke gevallen zouden kunnen wenden, laat ik in het midden, maar Dr. Mon tagne kan wel als zoodanig worden l>eschouwd; hu is een verloskundige van uitstekende bekwaamheden, tot wien wij ons vol vertrouwen wenden met verloskundige patiënten, die moeilijke gevallen vertegenwoordi- gen. Ik zou daarom artikel 1 gaarne al dus gelezen willen zien „Den Heelkundige is de behande ling in het Ziekenhuis opgedragen van alle lijders met chirurgische, gy naecologische en obstetrische afwij kingen" enz. Doen wij dat niet, dan kunnen wij later beginnen met het benoemen van een obstetricus. In ben daarvan zoo overtuigd, dat ik gaarne zou willen, dat het artikel in dien zin werd gewijzigd. De heer VAN KIJK: Ik begeef mij misschien op glad ijs, maar ik wil toch aan dr. Hoffman deze vraag stellen of, als hetgeen hij wenscht in dit artikel opgenomen wordt, de ca paciteit van den chirurg er misschien minder om zou kunnen zijn. Leggen de tegenwoordige chirurgen zich toe op verloskunde? De heer HOFFMAN: M. d. V. Ik heb het reeds gezegd, toen ik sprak van speciale specialistische deskundi gen, wanneer wij dat dooi-voeren, dan krijgen wij den toestand, die er reeds in het jaar 3000 v. C. bij ae Chi neeeen bestond, n,l. dat wij krijgen voor elk speciaal vak een zeer groote groep van specialisten. Bij de Chineezen had men b.v. 8 of 9 soorten van huid specialisten. Had men een huidziekte zonder blaasvorming, dan werd men behandeld door specialist A, had men een huidziekte met blaasvorming, dan werd men door een ander behandeld. Zoo was het ook bij de Assyriërs en Babyloniërs. Ik acht het een zaak van het hoog ste belang voor ons ziekenhuis, dat in de plaats van een persoon, die wel obstetricus is niet komt iemand, die het niet is. Wat hebben wij aan een eerste rangs man op het gebied der chirurgie, aan een specialen specia list, als wü daarnaast niet hebben een obstetricus? Waar moeten wij, medi ci van Gouda en omstreken, heen met onze moeilijke obstetrische gevallen? Wjj zouden dan verder op dit pad moeten gaan en in een volgende ver gadering benoemen een specialen spe- cialist-obstetricus. Dan wordt het duurder, maar dan wordt het nog be ter en meer gespecialiseerd. De heer VAN EIJK: M. d. V. Dr. Hoffman is wel een 5000 jaren terug gegaan in de geschiedenis, maai' hij heeft mij geen antwoord gegeven op mijn vraag betreffende den toestand van tegenwoordig, n.l. of de tegen woordige chirurgen zich ook toeleg gen op de verloskunde. Als wu een chirurg benoemen, die tevens verloskundige is en als daar door de chirurgie moet lijden, dan ben ik er voor om alleen een chirurg te benoemen, die niet op de hoogte van de verloskunde is. Er zün in de stad zeer weinig chirurgen, maar ge lukkig verloskundigen genoeg. De heer HOFFMANWanneer wij willen benoemen een specialen chi rurg, dan voorzeker moeten wij be noemen een chirurg, die niet speciaal tevens zijn vak maakt van de obste- triedan moeten wij ook later zorgen voor een afzonderlijken obstetricus. Wanneer onze vrouwen in verloskun digen nood verkeeren, dan moet de gelegenheid in het Ziekenhuis be staan voor een goede obstetrische be handeling. Wij hebben een chirurg die goed is. Men moet niet al te veel waarde toe kennen aan te ver voortgeschreden specialisatie. Daartoe leze men eens er op na de rede, door prof. Nolens op het laatste Natuur- en Geneeskun dig Congres te Leiden gehouden. Wij moeten thans een stap verder gaan door in art. 1 ook de obstetri sche afwijkingen op te nemen. Later kan dan tevens benoemd worden een speciale obstetricus. Anders gaat het1 Ziekenhuis achteruit en kunnen wij onze vrouwen er niet meer heen zen den. Voor de eer van mijne collega's kan ik verklaren, dat zeer velen van Hen goede verloskundigen zijn, maar dat zijn verloskundigen in den gewonen, letterlijken zin des woords, maar toch kunnen zich omstandigheden voor doen, dat de patiënten in het Zieken huis moeten komen, waar het noodige instrumentarium is. Eenige jaren ge leden heb ik het geval gehad, dat ik midden in den nacht een vrouw naar Leiden moest brengen. Wij hebben thans den waarborg voor een goede behandeling van obstetrische geval len in ons Ziekenhuis, maar dien zul len wij, als df. Montagne weggaat, verliezen. De heer VAN EIJK: M. d. V. Er worden groote woorden gesproken, mlar ik moet het opnemen voor de medici hier ter stede, al is het vreemd, dat ik als koopman dat moet doen. Ik moet verklaren, dat ik zel den in Gouda van een ongelukkig ge val heb gehoord en ik wijs er op, dat, als zich bijzondere gevallen voordoen, de chirurg zelf de patiënten naar Lei den stuurt. De heer BROEKHUIZEN: Ik ge loof, dat er een misverstand bestaat tusschen de heeren van Eijk en Hoff man. De heer Hoffman bedoelt de operatieve verloskundige gevallen en die worden noch dóór den huisarts, noch door den gewonen verloskundi ge behandeld. De heer VAN EIJK: Dr. Montagne heeft zijn eigen vrouw naar Leiden gestuurd. De heer VAN DER WANT: M. d. V. Die ontwerp-instructie is opge maakt in overleg met dr. Cleyndert en met dr. Wortman, zoodat wij ge rust kunnen zeggen, dat zij is samen gesteld door twee personen, die min stens even goed op de hoogte zijn als de heeren Broekhuizen en Hoffman. Dit neemt echter niet weg, dat, als wij van die zijde een goeden wenk krijgen, wij dien gaarne ter harte ne men. Dr. Hoffman legt er zoo den nar druk op, dat die ontwerp-instructie zoo moet worden gemaakt, dat zij aanpast aan de capaciteiten, welK men wil toeschrijven aan den tetren- woordigen functionaris. Dat vind ik niet goed. Ik stel mij de zaak zoo voor, dat wanneer wij volgens arti kel 1 een oproeping doen, B. en W. in overleg met de daarvoor- aangewe zen personen uit de sollicitanten den besten chirurg nemen. Kunnen zij er- een krijgen, die al die eigenschappen in zich vereenigt, dan kunnen zij dien kiezen, maar ik acht de omschrijving van artikel 1 voldoende en zie de noodzakelijkheid niet in die ingewik kelder te makendat zou ten nadeele van de oproeping komen en daarom kan ik er mij niet mede vereenigen. De VOORZITTER: Het komt mij voor, dat waar wij uit den mond van dr. Hoffman vernemen, dat de tegen woordige chirurg niet is een speciale verloskundige, het gevaarlijk is dien eisch er in artikel I van ae instructie bij te voegen. Later zullen wij dan kunnen overwegen in hoeverre het noodzakelijk is een afzonderlijken verloskundige te benoemen. De heer HOFFMAN: M. de V. Ik wil nog een kleine toelichting geven. Als gij dan niet den obstetricus wilt opnemen, doe dat dan ook niet met den gynaecoloog, omdat vólgens de huidige wetenschap een goede chi rurg niet tevens een gynaecoloog is; die vakken zijn gescheiden. Een eer- ste-rangs chirurg is niet tevens een eerste-rangs gynaecoloog. Dan is mijn bezwaar weggenomen, want dan kun nen wü binnenkort een afzonderleken obstetricus-gynaecoloog benoemen; die vakken behooren bü elkander. De VOORZITTER: Ik geloof, dat die gynaecologische afwijkingen er speciaal bijgevoegd zijn met de bedoe ling, dat zou blijken tot wiens taak de behandeling van die gevallen zou behooren, tot die van den internist dan wel tot die van den chirurg. De heer HOFFMANWaar wilt gij dan den obstetricus bü voegen, want die moet er dan ook bü gevoegd wor den De VOORZITTER: Wanneer art. 1 blijft zooals het is voorgesteld, dan kunnen wij, gehoord de toelichting welke dr. Hoffman gegeven heeft, overwegen, of het noodig is de zaak nader onder de oogen te zien. Dit is thans zeer moeilük, daar wü niet di- ïect advies kunnen vragen. Handhaaft de heer Hoffman zün „voorstel om in art. 1 de woorden „en obstetrische" in te voegen De heer HOFFMAN: Ja, M. d. V. De heer KNUTTEL: Gesteld, dat die woorden er in komen en dat, als een nieuwe oproeping van sollicitan ten plaats gehad heeft, blu'kt, dat iemand die aan de dan gestelde eischen voldoet niet bestaat, dat men zoo iemand niet kap krijgen. Dan wordt de geheele zaak belachelük. La ten wü ons houden aan deze ontwerp- instructie, die voorgesteld is door twee doktoren, die specialisten zün in dergelü'k werk. De heer HOFFMAN: Dat zijn ab soluut geen specialisten daarin. Daar tegen protesteer ik. De heer KNUTTEL: Dr. Hoffman protesteert er tegen, dat ik zeg, dat dr. Wortman specialist is. De heer HOFFMANDe heer Cleyndert is geen specialist. De heer KNUTTEL: Dr. Wortman in elk geval wel. De heer HOFFMAN: De heer Knuttel sprak van 2 doktoren. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Hoffman komt in stemming en wordt met 11 tegen 7 stemmen verworpen. TEGEN stemden de heeren: van Eijk, Spit, van der Want, Kolün, van Veen, van der Torren, Bokhoven, Knuttel, van der Ree, IJsselstün en de Jong. VOOR stemden de heeren Donker, Muülwük, Hoffman, Broekhuizen, Vingerling, Dercksen en van Galen. Art. 1 wordt zonder hoofdelüke stemming aangenomen. De heer DERCKSEN: M. d. V. Ik zou willen vragen, of het niet langza merhand tijd wordt, om te eindigen, Als wü bü elk artikel zoo lang werk hebben, dan zitten wü hier om 8 uur nog. De VOORZITTER: Ik vermoed, dat de overige artikelen niet zoo lang zullen ophouden. De artikelen 24 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelüke stemming aange nomen. Beraadslaging over art. 5, luiden de: „Hem is het doen van operaties buiten het Ziekenhuis verboden, ten- zü vervoer naar of opneming in het Ziekenhuis overwegende bezwaren oplevert. In dit geval moet door hem daarvan onmiddellijk kennis worden gegeven aan den Voorzitter van het College van Regenten. Het geven van consulten, voor zoo ver daaraan geen operatiën verbon den zün, is hem veroorloofd. Onder het geven van consult wordt verstaan het houden van een vrü spreekuur voor loopende zieken eh het afleggen van bezoeken aan bedle gerige zieken in overleg met den huis arts." De heer BROEKHUIZEN: M. d. V. Dit artikel betreft een quaestie, die •voor een jaar of vier hier ook behan deld is. Op mün voorstel is men er toe over gegaan te bepalen het wus vrü wel »de algemeene opinie dat de chirurg van het Ziekenhuis ook zou mogen opereeren in de Wükverpleging. Dit heb ik indertijd in dezer voege •gemotiveerd, dat het in het belang van de zieken is, dat zü mogen kiezen waar zü opgenomen worden. Een patiënt geneest in het alge meen het best. als hü ergens is waar hü met het meeste genoegen is. uus wil een patiënt het liefst in een of an dere inrichting Verpleegd worden, dan moet hem de vrijheid daartoe gegeven worden en moet hü niet ge dwongen worden, doordat er geen an dere operateur is, om ergens anders opgenomen te worden. De concurren tie mag dus alleen bestaan in een voortreffelüke verpleging. Dit is toenmaals met algemeene instemming aanvaard en nu begrijp ik niet, hoe men thans weder het te genovergestelde wil. Zoo even heb ik reeds gememo reerd wat het advies van dr. Wort man is. Ik meende indertüd uit zü'ne woorden te moeten opmaken, dat hü er tegen was. Toen heb ik hem ge vraagd: fle heb indertüd voorgesteld, dat de chirurg aan het Ziekenhuis ook zou mogen opereeren in de Wük verpleging; wat is Uwe opinie daar omtrent? Dr. Wortman antwoordde: het is niet verkeerd, wfint ik vind die concurrentie een zeer nuttig ding. Hoe kan men nu afwijken van het geen door dr. Wortman is gezegd? Dat begrijp ik niet. De VOORZITTER: Dr. Wortman was van oordeel, dat in elk geval de bevoegdheid van den chirurg, daar hü zou worden een ambtenaar, ge heel ten dienste van het Ziekenhuis, om naar buiten op te treden eeniger- mate aan banden gelegd diende te worden, zoodat het bestuur van het Ziekenhuis of B. en W. de Rjn in handen zouden houden, in ieder geval zoo, dat de vrijheid, welke de chirurg genoot, niet zou kunnen strekken tot het geven van een voorsprong aan een andere inrichting boven het van Iterson-Ziekenhuis. De bepaling, zoo als die ia opgenomen, gelijkluidend aan die, welke voorkomt in de ver ordening van den Haag. Bü overwe ging is het ons toegeschenen, dat deze bepaling feitelijk de meest milde is, welke men kan treffen, als men uitgaat van het standpunt, dat men de lijn eenigermate in handen moet houden. De chirurg is krachtens deze bepaling verplicht om als ambtenaar van het Ziekenhuis in de eerste plaats de belangen van die inrichting voor te staan. Wü hebben ambtenaren noodig, die zich geheel aan de belan gen van het Ziekenhuis wüden; zü moeten als het ware trachten de zaak vooruit te brengen. Maar is het, om welke reden dan ook, noodig, dat er buiten het Ziekenhuis een operatie geschiedt, dan heeft; de chirurg alleen 'met zü'n geweten te raadplegen en kan hü dat doen zonder dat daarvoor toestemming noodig is. Dat is ons juist in de Haagsehe bepaling zoo mooi toegeschenen: „Hem is het doen van operaties bui ten het Ziekenhuis verboden, tenzü vèrvoer naar of opneming in het Zie kenhuis overwegende bezwaren ople vert." Welke die bezwaren zün, heeft hü te beoordeelen en dan moet hij met zün geweten uitmaken of die bezwa ren voldoende zün. De heer BROEKHUIZEN: Dat er in de verordening van den Haag een of andere clausule daaromtrent wordt opgenomen, is te begrijpen. In den Haag zün chirurgen genoeg, zoodat de menschen kunnen gaan waar zü willen, maar dat is in een kleine stad als Gouda niet mogelük. Daarom ver valt 'het motief, ontleend aan het feit, dat de zaak in den Haag op dezelfde wu'ze is geregeld. Als waar is, wat gü zegt omtrent dr. Wortman, dan moet ik verklaren, dat dr. Wortman vier kant van opinie is veranderd, want, zooals men op bladz. 14 van de notu len van die geheime vergadering kan lezen, heb ik hem zelf de vraag ge steld en heeft hü volmondig geant woord, dat hü er voor was, dat de chirurg van het gemeentelijk Zie kenhuis ook aan andere ziekeninrich- tingen operaties verrichtte. De VOORZITTER: Deze bepaling is niet van dr. Wortman, maar deze was wel van oordeel, dat niet als het ware een absolute vrijheid aan den chirurg moest worden gelaten, welke voor hem een middel kon zün om door zün werkzaamheden aan een andere inrichting het gemeentelu'k Zieken huis te bestrijden. Dat geval moest naai* het oordeel van dr. Wortman voorkomen worden. Wanneer de con currentie van den eigen ambtenaar tegenover de eigen inrichting te sterk werd, moest men kunnen zeggentot zoover en niet verder! Deze bepaling* schijnt zeer draconisch, maar in wer kelijkheid is zü het niet. De heer BROEKHUIZEN: M. d. V. Wanneer gü" toestemt, dat de chirurg b.v. in de Wükverpleging mag ope reeren de patiënten, welke de dokto ren hem sturen, dan is het in orde. De VOORZITTER: Hij heeft reke ning te houden met zijn eigen gewe ten en daarop komt het aan. De heer BROEKHUIZENDe men schen zün dus gebonden. Men rekent met het belang van het Ziekenhuis, niet met dat van de zieken, ofschoon dit laatste toch overwegend is en de vraag op den voorgrond moet staan hoe de patiënten het spoedigst beter worden. Nu de vraag of het Ziekenhuis er nadeel van kan ondervinden. Als de verpleging goed is, hoe zou de Wük verpleging met haar zes bedden kun nen concurreeeren tegen een zoo grootsch opgezette inrichting als het Ziekenhuis? Dr. Wortman spréékt juist in tegenovergestelden zin als de bedoeling van deze bepaling is. De VOORZITTER: Deze bepaling is niet van Dr. Wortman. Deze heeft wel gezegd, dat er eenige beperking der bevoegdheid moest zü'n, maar de vorm is gevonden in de bepaling van de verordening in den Haag. De heer BROEKHUIZEN: Dr. Wortman heeft dat niet gewild, om dat hü anders met zün eigen woorden en opinie in strijd kwam, en nu gaat' het toch niet op om de meening wm de heeren regenten, welke ik hier weergeef, te bestrijden met de opinie van Dr, Wortman. De VOORZITTER: Ik geloof, dat in het belang van het ziekenhui» daarmede rekening gehouden moet worden. De heer HOFFMAN: Ik wil u herinneren aan het beginsel van de vrije verplegingskeuze, dat, evenalg het beginsel van de vrüe artsen keuze, in ons moderne leven meer en meer ingang vindt. Er zün menschen, die niet in een of ander ziekenhuis willen gaan, niet om het ziekenhuis als zoodanig, maar omdat het een neutrale inrichting jg. Men dwingt die menschen echter toch zich in dat ziekenhuis te laten opnemen, als daaraan verbonden is een chirurg, die niet buifen het zie kenhuis mag opereeren, want er ig dan in een andere inrichting geen chirurgische hulp te verkrijgen; en dat terwijl toch het salaris van dien chirurg en ook alle andere kosten van dat ziekenhuis bestreden woixjen uit de belastingpenningen van de ge heele burgerij. M. d. V.U als hoofd der gemeente moet niet alleen het belang van het ziekenhuis in het oog- houden, maar ook het levend beginsel van de vrije verplegingskeuze van een groot deel der burgerjj', een beginsel, dat meer en meer ingang vindt ook in ons land en dat ook reeds sinds lang ingang gevonden heeft in andere landen. Krachtens dat beginsel is het, dat in het buitenland chirurgen van naam, zelfs eerste rangs-chirurgen, wereldberoemde chirurgen, ondanks hunne speciale voorkeur voor een bepaald ziekenhuis iedere arts en chirurg heeft een bepaalde voorkeur voor een of andere inrichting ook elders opereeren. Tal van eerste rangs chirurgen, ook hoogleeraren, opereeren ook buiten het ziekenhuis, waaraan zy verbonden zün. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 5 komt in stemming en wordt met 10 tegen 8 stemmen aange nomen. VOOR stemden de heer van Eijk, Spit, van der Want, van Veen, van der Torren, Bokhoven, Knuttel, van der Ree, IJsselstün en de Jong. TEGEN stemden de heeren Don ker, Muu'lwfjk, Hoffman, Kolün, Broekhuizen, Vingerling, Dercksen en van Galen. De artikelen 610 worden ach tereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelüke stemming aan genomen. De heer HOFFMAN: M. d. V.! In velschillende artikelen van deze in structie wordt telkens gesproken van„op de ziekenzalen" en „op de operatie-afdeeling". Dit is wel de vaktaal van de medici, maar het is geen Nederlandsch. Het moet zü'nin dt ziekenzalen en in de operatie-af- deeling. Het is geen mooie redactie. De VOORZITTER: Er bestaat .geen bezwaar om aan de bedenking van den heer Hoffman tegemoet te komen en „op" in „in" te wijzigen. Wordt over de ontwerp-instructie. voor den heelkundige in haar geheel stemming gevraagd? De heer DONKER: Ja, M. d V.! De ontwerp-instructie voor den heelkundige in haar geheel komt in stemming en wordt met 10 tegen 8 stemmen aangenomen. VOOR stemden de heeren van Eijk, Spit, van der Want, van Veen, van der Torren, Bokhoven. Knuttel, van der Ree, IJsselstün en de Jong. TEGEN stemden de heeren Don ker, Muülwük, Hoffman, Kolün, Broekhuizen, Vingerling, Dercksen en van Galen. De VOORZITTER: Aan de orde is thans de vraag, door den heer van der Torren te berde gebracht, of in deze vergadering aan dr. Montagne ontslag zal verleend worden als chi rurg aan het ziekenhuis en of hü dan in de gelegenheid gesteld zal worden alsnog bü deze nieuwe instructie te solliciteeren. In de eerste plaats het ontslag. B. en W. stellen voor (Bülage 5) aan dr. Montagne ontslag te verlee- nen. Het voorstel van B. en W., op ver zoek van den heer Van Galen in stemming gebracht, wordt met 14 te gen 4 stemmen aangenomen. VOOR stemden de heeren: Don- ker, Van Eük, Spit, Van der Want, Hoffman, Kolün, Van Veen, Van der Torren, Bokhoven, Vingerling, Knut tel, Van der Ree, IJsselstün Jong, TEGEN stemden de heeren: Muülwük, Broekhuizen, Dercksen en Van Galen. VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1919. DERDE BLAD. (Vervolg van het Tweede Blad). De VOORZITTER: Alzoo is aan Dr. Montagne eervol ontslag verleend onder dankbetuiging voor de aan de gemeente bew« zen diensten. Dat ont slag zou feitelijk oj 1 October a.s. in gaan. Mag ik aan den heer Van der lorren viagen, of het zün bedoeling is, dat na deze beslissing Dr. Mon tagne in (ie gelegenheid zal worden gesteld te solliciteeren Er ia gespro- kon van een nieuwe oproeping, maar inü dunkt, dat die vrü wel overbodig is te achten. De heer VAN DER TORRENIk wil een nieuwe oproeping. De heer DONKER: Zü mogen het nu openbaar lezen. Gü hebt kans, dat gü er vier meer krügt. De heer HOFFMANIk heb ge zegd, dat ik behandeling van die in structie wilde om een rijker aanbod to krijgen. Wü hebben, nu de nieuwe instructie is vastgesteld, een vaste- i-en grondslag. De VOORITTERMag ik aan den heer Van der Torren vragen hoe zün \oorstel in dit opzicht is? De heer VAN DER TORREN: MÜn voorstel is om een nieuwe op roeping te doen voor sollicitanten volgens deze verordening. Het voorstel van den heer Van der Torren wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De VOORZITTER: Ik zou het voorstel zoo willen opvatten, ik denk ook, dat dat de bedoeling is dftt de sollicitanten, die aanbevolen zijh, niet naar huis worden gestuurd, maar dat die sollicitaties gestand blü'ven gedaan. De heer VAN EIJK: M.d.V. Ik zou in overweging geven te zorgen, dat niet buitenaf verkeerde gevolg trekkingen worden gemaakt. Is het niet wenschelük, dat bekend wordt gemaakt bü de oproeping, dat het besluit vaii den Raad is geweest een nieuwe oproeping te doen, nu de nieuwe instructie is vastgesteld? Dan gebeurt het niet naar aanleiding van de discussie, welke heeft plaats ge had. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Van der Torren wordt in stemming gebracht en met op één na algemeene stemmen die van den heer IJsselstijn, aange nomen. De VOORZITTER: Nu blijft ons nog over de behandeling van de ont- werp-verordening tot vaststelling van de voorwaarden voor de opne ming en verpleging van patiënten in het Van Iterson-Ziekenhuis. De heer KOLIJNM.d.V. Ik zou het voorstel willen doen deze verga dering vanavond voort te zetten. Kan dat niet? De VOORITTER: Dat zal zeer l>ezwaarlük zün. Aan de orde: De ontwerp-verordening tot vantHtelling van de voorwaarden voor de opneming en verpleging van patiënten in het van Iter- zon-Ziekenhuis (bijlage 1). De artikelen 14 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Beraadslaging over art. 5, luidende: „De opneming van lüders, tot wier verpleging wegens den aard hunner" kwaal het Ziekenhuis ongeschikt is', wordt geweigerd." De heer HOFFMAN: M.d.V. Ik wensch te vragen, wat met deze be paling bedoeld wordt. Heeft men daarmede het oog op krankzinnigen? De VOORZITTER: Dit voor schrift is opgenomen in' overeen stemming ftiet de bestaande verorde ning, waarin het geheel gelü'kluidend v lorkomt. Natuurlek moet ten aanzien van de opneming van lijders eenig toe zicht uitgeoefend worden. Er kunnen b v. wilde krankzinnigen zü'nhun plaats is niet in het ziekenhuis. Zij kunnen wel tü'delü'k in een cel plaats vinden, maar zü kunnen daar niet ris zieken verpleegd worden. Ook zü'n er wel gerinnen, waar nen met een ouden vader of oude moeder zit, waarmede men niet goed raad weet. Dikwijls bestaat er een proote neiging om die personen, al zijn ze niet bepaald ziek, naar het ziekenhuis af te schuiven, en wan- i eer ze daar eenmaal zijn kan ze niet wegkrügen. Met het oog daarop moet er eenig middel zijn om de lü'n in handen te houden. Dat is de practük en dat heeft nooit tot moeilü'kheden aanleiding gegeven. De beraadslaging wordt gesloten en art. 5 zonder hoofdelüke stem ming aangenomen. De artikelen 6 en 7 worden ach tereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelüke stemming aan genomen. Beraadslaging over art. 8, lui dende „Aan de verpleegden der le klasse wordt verstrekt een afzondertük vertrek met serre, voorzien van wat in ziekenkamers vereischt wordteene in de onmiddel lijke nabü'heid Verbluf houdende ver pleegster, geneeskundige hulp van den geneesheer-directeur en, wanneer eene. operatie is ondergaan, heelkun dige nabehandeling door den heelkun dige der inrichting, baden en naar behoefte, voedsel volgens de voor schriften van den geneesheer-direc teur. De verbandstoffen, de geneesmid delen, de wijn, de wasch en eventu eel e kosten van buitengewone bewa king of andere buitengewone voor zieningen zün voor rekening van den verpleegde. De verpleegkosten bedragen voor ingezetenen 8.en voor niet-inge- zetenen 7.50 per dag, bü termü'nen "an 14 dagen vooruit te betalen. Voor bü'zondere verrichtingen, niet behoorende tot de nabehandeling eener operatie, en het verleenen van bijstand bü die verrichtingen kunnen de heelkundige en de geneesheer-di recteur in rekening brengen onder scheidenlijk ten hoogste het zesvou dige en ten hoogste het viervoudige van de maximum-bedragen, door de Rijksverzekeringsbank voor die ver richtingen en dien bü stand vastge steld in haar tarief bedoeld bü artikel 2 van het Koninklük besluit van 14 Juli 1902 (Staatsblad No. 153). De heer BROEKHUIZENM.d.\ In de lafitste alinea van dit artikel T,raarin de maximumbedragen van do tarieven vastgesteld worden, wordt verwezen naar de bedragen, vastge steld in het Kon. besluit van 1902. Dit is een oud besluit en het is sedert cikwijls gewu'zigd. De VOORZITTER: Ik doe der. heer Broekhuizen opmerken, dat het tarief niet in het Kon. Besluit is op genomen. In de laatste alinea wordt g-sproken van het tarief, bedoeld bü artikel 2 van bedoeld Koninkjjjk bo s'uit. Dus het is niet irKhet artikel oj genomen maar er wordt naar ver wezen. Naar aanleiding van dit artikel 8 en de beide volgende Artikelen heb :'k >tg een opmerking te maken. In het reglement, zooals het op dit oogenblik geldend is, komt feitelük oen inconsequentie voor. Volgens dal reglement mag de chirurg bü pa tiënten 1ste klasse voor de nabehan deling niets in rekening brengen, maar bü de patiënten 2de en 3de klasse wel. Dit is een toestand, die niet direct onder de oogen gezien m en -die redres behoeft. De logische weg is, dat de chirurg voor de nabe handeling wiel in rekening kan bren gen aan de 1ste en 2de klasse pa- t.ënten en dat de 3e klasse-patiënten vrü zün. Da heer DONKER: M.d.V. Het komt op hetzelfde neder. Dan rekent de chirurg meer voor de operatie. Als d patiënt uit het ziekenhuis gaat, krijgt hü altü'd een rekening. Ik heb het zelf bü ondervinding. De VOORZITTER: Een zonder linge inconsequentie in het tegen woordig reglement is, dat de chirurg voor de nabehandeling mag reken e i bü 2de en 3de klasse-patiënten en niet bü 1ste klasse-patiënten. Met het oog daarop zou ik in art. 8 deze wü'ziging willen aanbrengen, dat aan het slot van de eerste alinea, waar staat: „baden en, naar behoef te, voedsel volgens de voorschriften van den geneesheer-directeur", toe te voegen: „of den heelkundige". Dat kunnen bijzondere voorschrif ten zijn voor iemand, die geopereerd is. De heer MUIJLWIJK: M. d. V.! De zaak is toch veel te belangrijk om haar met alle geweld er door te ja gen. Ook staat er na deze zaak nog een ander belangrü'k punt op de agenda. Wü kunnen dat niet maar even on der den hamer door laten gaan. Ik stel voor naar huis te gaan en van avond terug te komen. De VOORZITTER: Het is bezwa rend om vanavond terug te komen. Deze bepalingen zü'n in hoofdzaak uit de oude verordening overgenomen. De heer DERCKSENIk steun het voorstel van den heer Muülwük gaarne. De heer MUIJLWIJK: Ik maak er een voorstel van. De heer HOFFMAN: Als de hee ren denken, dat zü het volgende punt van de agenda zonder beraadslaging kunnen afdoen, begrijpen zfj blijk baar niet, wat de kweétie van de vrije artsenkeuze beteekent in ons maat- schappelük leven. Voortgegaan wordt met de behan deling van artikel 8. De heer HOFFMAN: M. d. V.! Ik lees in dit artikel, dat aan de ver pleegden der le klasse wordt ver strekt: m „een afzonderlek vertrek met serre, voorzien van wat in ziekenka mers vereischt wordt; eene in de on middellijke nabijheid verblijf hou dende verpleegster, geneeskundige hulp van den geneesheer-directeur en, wanneer eene opératie is onder gaan. heelkundige nabehandeling door den heelkundige der inrichting, baden en, naar behoefte, voedsel vol gens de voorschriften van den ge neesheer-directeur." Volgens artikel 9 is hetgeen aan de patiënten der 2e klasse wordt ver strekt wat minder en volgens artikel 10 hetgeen de 3e klasse patiënten krijgen weer iets minder. Zouden wü in dezen democrati- schen tüd niet te kük loopen, als wü, waar wü te doen hebben met zieken, die allen in ernstige omstandigheden verkeeren, in het reglement precies gaan opnoemen, datamand, die toe vallig, omdat hü geld heeft, tot de le klasse patiënten belioort, moet heb ben „voedsel volgens de voorschrif ten van den geneesheer-directeur?" Daaruit zou volgen, dat menschen van de 2e en 8e klasse geen voedsel kregen overeenkomstig die voor schriften. Ik lees in de tweede alinea van het artikel ook over „wün". Wü moeten dat 'niet *oo specialiseeren. De VOORZITTER: De woorden: „naar behoefte, voedsel volgens, de voorschriften van den geneesheer-di recteur" kunnen verballen. De beraadslaging wordt gesloten en het gewu'zigd artikel 8 zander hoofdelüke stemming aangenomen. De artikelen 9 tot en met 17 wor den achtereenvolgen^ zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over artikel 18, lui dende „De verpleegden tran alle klassen kunnen door de getetelüken hunner gezindten te allen tu'de worden be zocht, wanneer dit door de verpleeg den wordt geVenscht of door den geneesheer-directeur wordt noodig geacht." De heer HOFFMAN: M.d.V. fir kunnen omstandigheden zün, dat b.v. iemand, die tot den Roomsch-Katho- lieken godsdienst behoort, die ziek ligt en in gevaar van sterven ver keert, maar niet het bewustzü'n be zit, dat hü geestelüke hulp moet hebben, dat wel inziet, als hü er op gewezen wordt. Nu zü'n er ten op zichte van de Roomsch-Katholieken ten deze nooit bezwaren geweest en ik breng dan ook in dat opzicht hulde aan de directie van het ziekenhuis, maar, nu wü artikel 18 opnieuw gaan formulieren, zou ik gaarne zien, dat het niet zoo streng werd genomen en er gelegenheid werd geschapen voor de geestelijken van de verschillende gezindten om de pa tiënten te bezoeken, al spreken de zen er niet over. Het gebeurt dik wijls, dat een man of vrouw, die er zelf niet over spreekt, later, als er een geestelüke is gekomen, daarmee zeer bly is. Was zulk een geestelüke niet gekomen, dan zou de patiënt er niet op gewezen zün, want de ge neesheer-directeur spreekt er niet over. Ik zou dus gelegenheid willen scheppen voor de dienaren van de verschillende gezindten om de zie ken te bezoeken, ook al zeggen dezen het niet. De heer KNUTTEL: Het mag niet opgedrongen worden. De VOORZITTER: Volgens de be palingen betreffende het bezoek heb ben de geestelüken, evenals de an dere bezoekers, gelegenheid de zieken te bezoeken. Dit is een bepaling o:n te zorgen, dat rekening zal worden gehouden met de wenschen van de patiënten. De heer HOFFMAN: M.d.V. Ik heb in mün practük tal van geval len gehad, dat speciaal Katholieken er zelf niet over spraken en er dan ook aan hun ziekbed nooit een geeste lüke zou zün gekomen, als ik hun aandacht er niet op gevestigd had, terwü'l zü later mü de beide handen drukten uit dankbaarheid, dat het wel was geschied. Dergelüke geval len komen voor en daarom zou ik aan het artikel ruimte willen geven. Men behoeft niet bang te zün, dat de zie ken overloopen zullen worden, want die geestelüken zün menschen van verstand en van hooge opvoeding. De heer DERCKSEN: M.d.V. Ik zag zoo juist, dat de heer Van der Want een exemplaar van de notulen der geheime vergadering aan een van de stenografen ter hand stelde. Mag dat? De VOORZITTER: Dat gaat niet. Dat mag niet. De heer DERCKSEN: Het zal zijn om over te nemen hetgeen daaruit door den heer Van der Want aan gehaald is, maar ik zou liever zien dat de heer Van der Want het even opschreef. De heer VAN DER WANT: Ik heh aan één van de stenografen op zü'n verzoek die notulen ter hand ge steld om daaruit hetgeen ik heb aan gehaald over te nemen. Als daarte gen bezwaar bestaat, zal ik het stuk terugnemen. De VOORZITTER: Die notulen mogen niet uit handen van de Raads leden gaan. De heer HOFFMAN: Ik heb be merkt, dat in die notulen lang niet alles staat, wat gezegd is en dat wat er gezegd is ook in zeer vele opzich ten verkeerd is weergegeven. Dus ook om die reden moet men voor zichtig zü'n. De VOORZITTER: Dit is een in terludium. Wü zün bezig aan art. 13 betreffende het bezoeken der ver pleegden. De heer Muülwük stelt voor om achter „verpleegen" in te voegen „of hunne naaste betrekkingen". Dit levert ook bezwaar op. Dan kan een verpleegde bezoek krügen van iemand, van wien hij dat niet wenscht. Dat kan men dan niet b»1- letten. De heer IJSSELSTIJNM. d. V. De bepaling heeft nooit bezwaar op geleverd. De heer HOFFMANVroeger wel. De VOORZITTER: Ik zou zeg gen: dit is een bepaling, welke aan gevuld wordt door de voorschriften omtrent het bezoeken en door de re gelen, welke daaromtrent worden vastgesteld. In dat opzicht zullen de noodige instructies gegeven worden en ik wil gaarne met dr. Hoffman in overleg treden, hoe het geregeld zal moeten worden. De heer VAN GALEN: M. d. V Wü zouden dit artikel zoo kunnen le zen, dat de verpleegden door de gees telüken hunner gezindte te allen tijde kunnen worden bezocht, en ver der wanneer het door de verpleegden wordt gewenscht of door den genees heer-directeur wordt noodig geacht. De VOORZITTER: Dan zou een geestelüke ook een patiënt kunnen gaan bezoeken, die dat bezoek niet wenscht en dat is ook iets, wat voor komen moet worden. Het zal niet veel voorkomen, maar die mogelijk heid bestaat. Ik geloof, dat de oplossing, die aan de hand gedaan is, in de practük wel bevredigend zal blijken te zün. De beraadslaging wordt gesloten en art. 18 zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Art. 19 wordt zonder beraadsla ging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De ontwerp-verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelüke stem ming aangenomen. De VOORZITTER: Ik geef ii overweging het er op aan te sturen, dat de gereorganiseerde dienst met I October in werking treedt. Het is noodig, dat er voortgang wordt ge maakt, want wü moeten het tü'dstip weten, waarop de nieuwe functiona ris hier moet zün. Aldus besloten. De VOORZITTERAan de orde is thans het praeadvies van B. en W. op het voorstel van den heer Broek huizen c.s„ in zake de geneeskundige armenzorg. Het is blijkbaar de wensch van de heeren, dat dit prae advies thans niet meer behandeld wordt. Men wenscht de vergadering verdaagd te zien en ik ben daartoe gaarne bereid, maar het is voor m(j uiterst bezwaarlük vanavond te ver gaderen. Ik weet dus niet hoe en wanneer die vergadering moet wor den voortgezet. De heer HOFFMAN: Vanavond. Ik ben er expres voor van mün va- cantie teruggekomen. De VOORZITTER: Een zoo groot aantal leden is vanavond verhinderd. De heer DERCKSENKunnen wtf het niet op een anderen dag zetten? De VOORZITTER: Laten wtf trachten het deze week nog te doen. De heer VAN EIJK: Kan het niet door den nieuwen Raad gebeuren? Dé VOORZITTER: Vrüdagavond. Het wordt een heel lastig geval: ik had gaarne de besprekingen achter elkander laten af loopen, want van avond hebben wü kans op een niet voltallige vergadering. De heer KNUTTEL: Vrijdag! De heer IJSSELSTIJN: Münheer Broekhuizen, deze zaak is niet nieuw voor den Raad. Wenscht gü haar op nieuw te bediscusaieeren De VOORZITTER: Er is twee ja ren een discussie over geweeat, die boekdeelen beslaat. De heer VAN EIJK: De heer Hoffman neemt sitting in den nieu wen Raad; het is eigenlük logischer geredeneerd, dat men den nieuwen Raad uitspraak laat doen dan dat men nu weer met het oude begint; er zün in den ouden Raad breedvoe rige discussies over gevoerd. De VOORZITTER: Ik wensch even mede te deelen, dat tegen het denkbeeld van den heer Van Eük te minder bezwaar bestaat, omdat er feiteljjk dezen avond toch niet an ders dan een prineipieele beslissing over de vraag vrüe artsenkeuze of niet kan genomen worden. De ver ordening, zooals die twee jaren ge leden was ontworpen, was een vol ledige verordening, die, als zü was aangenomen, had kunnen worden ingevoerd, maar aan het voorstel van den heer Broekhuizen ontbreekt het financieele gedeelte; dus, als de Raad zich vanavond uitspreekt, ligt daarmede de zaak niet vast en moet dc. financieele regeling nakomen, waarover dan de nieuwe Raad zün stem zal moeten laten hooren. Met het oog daarop verdient het dunkt mü aanbeveling, dat de nieuwe Raad voor het geheele vraagstuk wordt gesteld. De heer BROEKHUIZEN: M.d.V. Als gü vanavond van half acht tot half negen vergadert, kunnen wü in dat uurtje de zaak wel afdoen. De VOORZITTER: Ik hoor van alle kanten roepen: ik kan niet! La ten wü daarom de bespreking thans houden en alleen een prineipieele be slissing nemen dan behoeft er niet veel over gepraat te worden. Wü zü" h«t er, geloof ik, vrüwel over eens, dat dat wü de vergade ring nog een oogenblik moeten voort zetten. omdat over dit onderwerp destüds, nog niet zoo heel lang ge leden, een zeer breedvoerige discus sie is gevoerd, welke allen nog versch in het geheugen ligt. Met het oog daarop komt het mü aanbevelens waardig voor een beginseluitspraak uit te lokken. Wenscht de heer Broekhuizen zün voorstel nader toe te lichten? De heer BROEKHUIZEN: M. d. V.Ik kan er mü hü nederleggen dat deze zaak door den nieuwen Raad behandeld wordt. Dan sta ik er ge heel buiten. De VOORZITTER: Dan vermeldt de agenda nog het eerste aanvul lingskohier 1919 der pl&atselüke di recte belasting naar het inkomen. Is het de bedoeling van den Wet houder van Financiën, dat dit punt nog in deze vergadering behandeld wordt of kan het aangehouden worden De neer IJSSELSTIJN: M. d. V.! Dit kohier kan ook door den nieuwen Raad behandeld worden. De VOORZITTER: Dan is Üians het oogenblik genaderd om de verga dering te sluiten. Müne Heeren! Het is u allen be kend, die sluiting is ditmaal een zeer büzondere. Immers, wanneer de Raad de volgende maal büeenkoint, dan zullen er van de 19 leden, die deel van dit college uitmaken, er maar 8 terugkeeren, terwül de 11 anderen door anderen vervangen zün. Het is altüd een eenisgzins moei lijk oogenblik om te scheiden. Zoo gaat het ook hier en zoo zal het ook velen van de heeren gaan, die vele jaren in den gemeenteraad zitting gehad hebben. Ik heb een lü»tje laten maken om eens na te gaan, hoelang de verschil lende heeren achtereenvolgens in deze vergadering zitting gehad heb ben. Gebleken is ik kan de heeren niet allen persoonlük noemen dat de heer de Jong, hoewel de nestor van de vergadering, wat zün leeftüd aangaat, niet het langst zitting in d» vergadering heeft gehad. HU is lid van den Raad geweest van 1904 tot 1908 en verder van 1909 tot 1919: totaal 14 jaren. De nestor van de vergadering is feitelijk de heer Donker. Deze heeft reeds in 1898 zitting in den Raad ver kregen en is lid gebleven tot 1907. Vervolgens heeft hü zitting gehad van 1914 tot 1919. Dat is dan ook in totaal 14 jaren. Ook de heer Bokhoven ia 14 jaar Raadslid geweest. Het langst hebben zitting gehad de heeren Jongenburger en Van Eük. De heer Jongenburger is Raadslid geweest van 1902 tot 1905 en van 1906 tot 1919; de heer van Eijk on afgebroken van af 1903. De overige heeren zijn sedert löll,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1919 | | pagina 5