SOUDSCHE COURANT
ren is tot een omgekeerde volgorde
gekomen en wil eerst de nieuwe in
structie vaststellen. Principioel heb ik
daartegen geen bezwaar. Kan de heer
van der Torren zich er mede vereeni
gen, dat wij beginnen met de instruc
tie vlast te stellen en daarna zien hoe
wy verder handelen
De heer VAN DER TORREN: Ja,
M. d. V.
De VOORZITTERDan stel ik aan
de orde de artikelsgewijs behande
ling van de ontwerp-instructie voor
den heelkundige van het van Iterson-
Ziekenhuis.
Beraadslaging over artikel 1, lui
dende:
„Den heelkundige is de behande
ling in het Ziekenhuis opgedragen
van alle lijders met chirurgische en
gynaecologische afwijkingen en
voorts van hen die niet aan inwendi
ge of besmettelijke ziekten lijden."
De heer HOFFMAN: M. d. V. In
eerste instantie heb ik medegedeeld,
dat ik het van groot belang achtte,
dat de chirurg obstetrische kennis
bezat, omdat wij anders half werk
verrichten. Dr. Montagne is obstetri-
cus. Nu zou men kunnen zeggen, dat
als wij dr. Montagne in ons midden
hielden, wij niet den specialen chirurg
zouden hebben. Dat weet ik wel,
maar in een stad van deze grootte is
dat toch niet te krijgen, W\j moeten
hebben een chirurg, die een speciale
obstetricus is en dr. Montagne is dat
niet. Of dr. Cleyndert, die in Middel-
hamis en op Goeree en Overflakkee
verlossingen heeft verricht, een ob
stetricus is, tot wie* wij ons in moei
lijke gevallen zouden kunnen wenden,
laat ik in het midden, maar Dr. Mon
tagne kan wel als zoodanig worden
l>eschouwd; hu is een verloskundige
van uitstekende bekwaamheden, tot
wien wij ons vol vertrouwen wenden
met verloskundige patiënten, die
moeilijke gevallen vertegenwoordi-
gen.
Ik zou daarom artikel 1 gaarne al
dus gelezen willen zien
„Den Heelkundige is de behande
ling in het Ziekenhuis opgedragen
van alle lijders met chirurgische, gy
naecologische en obstetrische afwij
kingen" enz.
Doen wij dat niet, dan kunnen wij
later beginnen met het benoemen van
een obstetricus.
In ben daarvan zoo overtuigd, dat
ik gaarne zou willen, dat het artikel
in dien zin werd gewijzigd.
De heer VAN KIJK: Ik begeef mij
misschien op glad ijs, maar ik wil
toch aan dr. Hoffman deze vraag
stellen of, als hetgeen hij wenscht in
dit artikel opgenomen wordt, de ca
paciteit van den chirurg er misschien
minder om zou kunnen zijn. Leggen
de tegenwoordige chirurgen zich toe
op verloskunde?
De heer HOFFMAN: M. d. V. Ik
heb het reeds gezegd, toen ik sprak
van speciale specialistische deskundi
gen, wanneer wij dat dooi-voeren, dan
krijgen wij den toestand, die er reeds
in het jaar 3000 v. C. bij ae Chi neeeen
bestond, n,l. dat wij krijgen voor elk
speciaal vak een zeer groote groep
van specialisten. Bij de Chineezen
had men b.v. 8 of 9 soorten van huid
specialisten. Had men een huidziekte
zonder blaasvorming, dan werd men
behandeld door specialist A, had men
een huidziekte met blaasvorming, dan
werd men door een ander behandeld.
Zoo was het ook bij de Assyriërs en
Babyloniërs.
Ik acht het een zaak van het hoog
ste belang voor ons ziekenhuis, dat in
de plaats van een persoon, die wel
obstetricus is niet komt iemand, die
het niet is. Wat hebben wij aan een
eerste rangs man op het gebied der
chirurgie, aan een specialen specia
list, als wü daarnaast niet hebben een
obstetricus? Waar moeten wij, medi
ci van Gouda en omstreken, heen met
onze moeilijke obstetrische gevallen?
Wjj zouden dan verder op dit pad
moeten gaan en in een volgende ver
gadering benoemen een specialen spe-
cialist-obstetricus. Dan wordt het
duurder, maar dan wordt het nog be
ter en meer gespecialiseerd.
De heer VAN EIJK: M. d. V. Dr.
Hoffman is wel een 5000 jaren terug
gegaan in de geschiedenis, maai' hij
heeft mij geen antwoord gegeven op
mijn vraag betreffende den toestand
van tegenwoordig, n.l. of de tegen
woordige chirurgen zich ook toeleg
gen op de verloskunde.
Als wu een chirurg benoemen, die
tevens verloskundige is en als daar
door de chirurgie moet lijden, dan
ben ik er voor om alleen een chirurg
te benoemen, die niet op de hoogte
van de verloskunde is. Er zün in de
stad zeer weinig chirurgen, maar ge
lukkig verloskundigen genoeg.
De heer HOFFMANWanneer wij
willen benoemen een specialen chi
rurg, dan voorzeker moeten wij be
noemen een chirurg, die niet speciaal
tevens zijn vak maakt van de obste-
triedan moeten wij ook later zorgen
voor een afzonderlijken obstetricus.
Wanneer onze vrouwen in verloskun
digen nood verkeeren, dan moet de
gelegenheid in het Ziekenhuis be
staan voor een goede obstetrische be
handeling.
Wij hebben een chirurg die goed is.
Men moet niet al te veel waarde toe
kennen aan te ver voortgeschreden
specialisatie. Daartoe leze men eens
er op na de rede, door prof. Nolens
op het laatste Natuur- en Geneeskun
dig Congres te Leiden gehouden.
Wij moeten thans een stap verder
gaan door in art. 1 ook de obstetri
sche afwijkingen op te nemen. Later
kan dan tevens benoemd worden een
speciale obstetricus. Anders gaat het1
Ziekenhuis achteruit en kunnen wij
onze vrouwen er niet meer heen zen
den.
Voor de eer van mijne collega's kan
ik verklaren, dat zeer velen van Hen
goede verloskundigen zijn, maar dat
zijn verloskundigen in den gewonen,
letterlijken zin des woords, maar toch
kunnen zich omstandigheden voor
doen, dat de patiënten in het Zieken
huis moeten komen, waar het noodige
instrumentarium is. Eenige jaren ge
leden heb ik het geval gehad, dat ik
midden in den nacht een vrouw naar
Leiden moest brengen. Wij hebben
thans den waarborg voor een goede
behandeling van obstetrische geval
len in ons Ziekenhuis, maar dien zul
len wij, als df. Montagne weggaat,
verliezen.
De heer VAN EIJK: M. d. V. Er
worden groote woorden gesproken,
mlar ik moet het opnemen voor de
medici hier ter stede, al is het
vreemd, dat ik als koopman dat moet
doen. Ik moet verklaren, dat ik zel
den in Gouda van een ongelukkig ge
val heb gehoord en ik wijs er op, dat,
als zich bijzondere gevallen voordoen,
de chirurg zelf de patiënten naar Lei
den stuurt.
De heer BROEKHUIZEN: Ik ge
loof, dat er een misverstand bestaat
tusschen de heeren van Eijk en Hoff
man. De heer Hoffman bedoelt de
operatieve verloskundige gevallen en
die worden noch dóór den huisarts,
noch door den gewonen verloskundi
ge behandeld.
De heer VAN EIJK: Dr. Montagne
heeft zijn eigen vrouw naar Leiden
gestuurd.
De heer VAN DER WANT: M. d.
V. Die ontwerp-instructie is opge
maakt in overleg met dr. Cleyndert
en met dr. Wortman, zoodat wij ge
rust kunnen zeggen, dat zij is samen
gesteld door twee personen, die min
stens even goed op de hoogte zijn als
de heeren Broekhuizen en Hoffman.
Dit neemt echter niet weg, dat, als
wij van die zijde een goeden wenk
krijgen, wij dien gaarne ter harte ne
men. Dr. Hoffman legt er zoo den nar
druk op, dat die ontwerp-instructie
zoo moet worden gemaakt, dat zij
aanpast aan de capaciteiten, welK
men wil toeschrijven aan den tetren-
woordigen functionaris. Dat vind ik
niet goed. Ik stel mij de zaak zoo
voor, dat wanneer wij volgens arti
kel 1 een oproeping doen, B. en W.
in overleg met de daarvoor- aangewe
zen personen uit de sollicitanten den
besten chirurg nemen. Kunnen zij er-
een krijgen, die al die eigenschappen
in zich vereenigt, dan kunnen zij dien
kiezen, maar ik acht de omschrijving
van artikel 1 voldoende en zie de
noodzakelijkheid niet in die ingewik
kelder te makendat zou ten nadeele
van de oproeping komen en daarom
kan ik er mij niet mede vereenigen.
De VOORZITTER: Het komt mij
voor, dat waar wij uit den mond van
dr. Hoffman vernemen, dat de tegen
woordige chirurg niet is een speciale
verloskundige, het gevaarlijk is dien
eisch er in artikel I van ae instructie
bij te voegen. Later zullen wij dan
kunnen overwegen in hoeverre het
noodzakelijk is een afzonderlijken
verloskundige te benoemen.
De heer HOFFMAN: M. de V. Ik
wil nog een kleine toelichting geven.
Als gij dan niet den obstetricus wilt
opnemen, doe dat dan ook niet met
den gynaecoloog, omdat vólgens de
huidige wetenschap een goede chi
rurg niet tevens een gynaecoloog is;
die vakken zijn gescheiden. Een eer-
ste-rangs chirurg is niet tevens een
eerste-rangs gynaecoloog. Dan is mijn
bezwaar weggenomen, want dan kun
nen wü binnenkort een afzonderleken
obstetricus-gynaecoloog benoemen;
die vakken behooren bü elkander.
De VOORZITTER: Ik geloof, dat
die gynaecologische afwijkingen er
speciaal bijgevoegd zijn met de bedoe
ling, dat zou blijken tot wiens taak
de behandeling van die gevallen zou
behooren, tot die van den internist
dan wel tot die van den chirurg.
De heer HOFFMANWaar wilt gij
dan den obstetricus bü voegen, want
die moet er dan ook bü gevoegd wor
den
De VOORZITTER: Wanneer art. 1
blijft zooals het is voorgesteld, dan
kunnen wij, gehoord de toelichting
welke dr. Hoffman gegeven heeft,
overwegen, of het noodig is de zaak
nader onder de oogen te zien. Dit is
thans zeer moeilük, daar wü niet di-
ïect advies kunnen vragen.
Handhaaft de heer Hoffman zün
„voorstel om in art. 1 de woorden „en
obstetrische" in te voegen
De heer HOFFMAN: Ja, M. d. V.
De heer KNUTTEL: Gesteld, dat
die woorden er in komen en dat, als
een nieuwe oproeping van sollicitan
ten plaats gehad heeft, blu'kt, dat
iemand die aan de dan gestelde
eischen voldoet niet bestaat, dat men
zoo iemand niet kap krijgen. Dan
wordt de geheele zaak belachelük. La
ten wü ons houden aan deze ontwerp-
instructie, die voorgesteld is door
twee doktoren, die specialisten zün in
dergelü'k werk.
De heer HOFFMAN: Dat zijn ab
soluut geen specialisten daarin. Daar
tegen protesteer ik.
De heer KNUTTEL: Dr. Hoffman
protesteert er tegen, dat ik zeg, dat
dr. Wortman specialist is.
De heer HOFFMANDe heer
Cleyndert is geen specialist.
De heer KNUTTEL: Dr. Wortman
in elk geval wel.
De heer HOFFMAN: De heer
Knuttel sprak van 2 doktoren.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer
Hoffman komt in stemming en wordt
met 11 tegen 7 stemmen verworpen.
TEGEN stemden de heeren: van
Eijk, Spit, van der Want, Kolün, van
Veen, van der Torren, Bokhoven,
Knuttel, van der Ree, IJsselstün en
de Jong.
VOOR stemden de heeren Donker,
Muülwük, Hoffman, Broekhuizen,
Vingerling, Dercksen en van Galen.
Art. 1 wordt zonder hoofdelüke
stemming aangenomen.
De heer DERCKSEN: M. d. V. Ik
zou willen vragen, of het niet langza
merhand tijd wordt, om te eindigen,
Als wü bü elk artikel zoo lang werk
hebben, dan zitten wü hier om 8 uur
nog.
De VOORZITTER: Ik vermoed,
dat de overige artikelen niet zoo lang
zullen ophouden.
De artikelen 24 worden achter
eenvolgens zonder beraadslaging en
zonder hoofdelüke stemming aange
nomen.
Beraadslaging over art. 5, luiden
de:
„Hem is het doen van operaties
buiten het Ziekenhuis verboden, ten-
zü vervoer naar of opneming in het
Ziekenhuis overwegende bezwaren
oplevert. In dit geval moet door hem
daarvan onmiddellijk kennis worden
gegeven aan den Voorzitter van het
College van Regenten.
Het geven van consulten, voor zoo
ver daaraan geen operatiën verbon
den zün, is hem veroorloofd.
Onder het geven van consult wordt
verstaan het houden van een vrü
spreekuur voor loopende zieken eh
het afleggen van bezoeken aan bedle
gerige zieken in overleg met den huis
arts."
De heer BROEKHUIZEN: M. d. V.
Dit artikel betreft een quaestie, die
•voor een jaar of vier hier ook behan
deld is.
Op mün voorstel is men er toe over
gegaan te bepalen het wus vrü wel
»de algemeene opinie dat de chirurg
van het Ziekenhuis ook zou mogen
opereeren in de Wükverpleging.
Dit heb ik indertijd in dezer voege
•gemotiveerd, dat het in het belang
van de zieken is, dat zü mogen kiezen
waar zü opgenomen worden.
Een patiënt geneest in het alge
meen het best. als hü ergens is waar
hü met het meeste genoegen is. uus
wil een patiënt het liefst in een of an
dere inrichting Verpleegd worden,
dan moet hem de vrijheid daartoe
gegeven worden en moet hü niet ge
dwongen worden, doordat er geen an
dere operateur is, om ergens anders
opgenomen te worden. De concurren
tie mag dus alleen bestaan in een
voortreffelüke verpleging.
Dit is toenmaals met algemeene
instemming aanvaard en nu begrijp
ik niet, hoe men thans weder het te
genovergestelde wil.
Zoo even heb ik reeds gememo
reerd wat het advies van dr. Wort
man is. Ik meende indertüd uit zü'ne
woorden te moeten opmaken, dat hü
er tegen was. Toen heb ik hem ge
vraagd: fle heb indertüd voorgesteld,
dat de chirurg aan het Ziekenhuis
ook zou mogen opereeren in de Wük
verpleging; wat is Uwe opinie daar
omtrent? Dr. Wortman antwoordde:
het is niet verkeerd, wfint ik vind die
concurrentie een zeer nuttig ding.
Hoe kan men nu afwijken van het
geen door dr. Wortman is gezegd?
Dat begrijp ik niet.
De VOORZITTER: Dr. Wortman
was van oordeel, dat in elk geval de
bevoegdheid van den chirurg, daar
hü zou worden een ambtenaar, ge
heel ten dienste van het Ziekenhuis,
om naar buiten op te treden eeniger-
mate aan banden gelegd diende te
worden, zoodat het bestuur van het
Ziekenhuis of B. en W. de Rjn in
handen zouden houden, in ieder geval
zoo, dat de vrijheid, welke de chirurg
genoot, niet zou kunnen strekken tot
het geven van een voorsprong aan
een andere inrichting boven het van
Iterson-Ziekenhuis. De bepaling, zoo
als die ia opgenomen, gelijkluidend
aan die, welke voorkomt in de ver
ordening van den Haag. Bü overwe
ging is het ons toegeschenen, dat
deze bepaling feitelijk de meest milde
is, welke men kan treffen, als men
uitgaat van het standpunt, dat men
de lijn eenigermate in handen moet
houden. De chirurg is krachtens deze
bepaling verplicht om als ambtenaar
van het Ziekenhuis in de eerste plaats
de belangen van die inrichting voor
te staan. Wü hebben ambtenaren
noodig, die zich geheel aan de belan
gen van het Ziekenhuis wüden; zü
moeten als het ware trachten de zaak
vooruit te brengen. Maar is het, om
welke reden dan ook, noodig, dat er
buiten het Ziekenhuis een operatie
geschiedt, dan heeft; de chirurg alleen
'met zü'n geweten te raadplegen en
kan hü dat doen zonder dat daarvoor
toestemming noodig is. Dat is ons
juist in de Haagsehe bepaling zoo
mooi toegeschenen:
„Hem is het doen van operaties bui
ten het Ziekenhuis verboden, tenzü
vèrvoer naar of opneming in het Zie
kenhuis overwegende bezwaren ople
vert."
Welke die bezwaren zün, heeft hü
te beoordeelen en dan moet hij met
zün geweten uitmaken of die bezwa
ren voldoende zün.
De heer BROEKHUIZEN: Dat er
in de verordening van den Haag een
of andere clausule daaromtrent wordt
opgenomen, is te begrijpen. In den
Haag zün chirurgen genoeg, zoodat
de menschen kunnen gaan waar zü
willen, maar dat is in een kleine stad
als Gouda niet mogelük. Daarom ver
valt 'het motief, ontleend aan het feit,
dat de zaak in den Haag op dezelfde
wu'ze is geregeld. Als waar is, wat gü
zegt omtrent dr. Wortman, dan moet
ik verklaren, dat dr. Wortman vier
kant van opinie is veranderd, want,
zooals men op bladz. 14 van de notu
len van die geheime vergadering kan
lezen, heb ik hem zelf de vraag ge
steld en heeft hü volmondig geant
woord, dat hü er voor was, dat de
chirurg van het gemeentelijk Zie
kenhuis ook aan andere ziekeninrich-
tingen operaties verrichtte.
De VOORZITTER: Deze bepaling
is niet van dr. Wortman, maar deze
was wel van oordeel, dat niet als het
ware een absolute vrijheid aan den
chirurg moest worden gelaten, welke
voor hem een middel kon zün om door
zün werkzaamheden aan een andere
inrichting het gemeentelu'k Zieken
huis te bestrijden. Dat geval moest
naai* het oordeel van dr. Wortman
voorkomen worden. Wanneer de con
currentie van den eigen ambtenaar
tegenover de eigen inrichting te sterk
werd, moest men kunnen zeggentot
zoover en niet verder! Deze bepaling*
schijnt zeer draconisch, maar in wer
kelijkheid is zü het niet.
De heer BROEKHUIZEN: M. d. V.
Wanneer gü" toestemt, dat de chirurg
b.v. in de Wükverpleging mag ope
reeren de patiënten, welke de dokto
ren hem sturen, dan is het in orde.
De VOORZITTER: Hij heeft reke
ning te houden met zijn eigen gewe
ten en daarop komt het aan.
De heer BROEKHUIZENDe men
schen zün dus gebonden. Men rekent
met het belang van het Ziekenhuis,
niet met dat van de zieken, ofschoon
dit laatste toch overwegend is en de
vraag op den voorgrond moet staan
hoe de patiënten het spoedigst beter
worden.
Nu de vraag of het Ziekenhuis er
nadeel van kan ondervinden. Als de
verpleging goed is, hoe zou de Wük
verpleging met haar zes bedden kun
nen concurreeeren tegen een zoo
grootsch opgezette inrichting als het
Ziekenhuis? Dr. Wortman spréékt
juist in tegenovergestelden zin als de
bedoeling van deze bepaling is.
De VOORZITTER: Deze bepaling
is niet van Dr. Wortman. Deze heeft
wel gezegd, dat er eenige beperking
der bevoegdheid moest zü'n, maar de
vorm is gevonden in de bepaling van
de verordening in den Haag.
De heer BROEKHUIZEN: Dr.
Wortman heeft dat niet gewild, om
dat hü anders met zün eigen woorden
en opinie in strijd kwam, en nu gaat'
het toch niet op om de meening wm
de heeren regenten, welke ik hier
weergeef, te bestrijden met de opinie
van Dr, Wortman.
De VOORZITTER: Ik geloof, dat
in het belang van het ziekenhui»
daarmede rekening gehouden moet
worden.
De heer HOFFMAN: Ik wil u
herinneren aan het beginsel van de
vrije verplegingskeuze, dat, evenalg
het beginsel van de vrüe artsen
keuze, in ons moderne leven meer en
meer ingang vindt.
Er zün menschen, die niet in een
of ander ziekenhuis willen gaan, niet
om het ziekenhuis als zoodanig, maar
omdat het een neutrale inrichting jg.
Men dwingt die menschen echter
toch zich in dat ziekenhuis te laten
opnemen, als daaraan verbonden is
een chirurg, die niet buifen het zie
kenhuis mag opereeren, want er ig
dan in een andere inrichting geen
chirurgische hulp te verkrijgen; en
dat terwijl toch het salaris van dien
chirurg en ook alle andere kosten
van dat ziekenhuis bestreden woixjen
uit de belastingpenningen van de ge
heele burgerij.
M. d. V.U als hoofd der gemeente
moet niet alleen het belang van het
ziekenhuis in het oog- houden, maar
ook het levend beginsel van de vrije
verplegingskeuze van een groot deel
der burgerjj', een beginsel, dat meer
en meer ingang vindt ook in ons land
en dat ook reeds sinds lang ingang
gevonden heeft in andere landen.
Krachtens dat beginsel is het, dat
in het buitenland chirurgen van
naam, zelfs eerste rangs-chirurgen,
wereldberoemde chirurgen, ondanks
hunne speciale voorkeur voor een
bepaald ziekenhuis iedere arts en
chirurg heeft een bepaalde voorkeur
voor een of andere inrichting ook
elders opereeren. Tal van eerste
rangs chirurgen, ook hoogleeraren,
opereeren ook buiten het ziekenhuis,
waaraan zy verbonden zün.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 5 komt in stemming en wordt
met 10 tegen 8 stemmen aange
nomen.
VOOR stemden de heer van Eijk,
Spit, van der Want, van Veen, van
der Torren, Bokhoven, Knuttel, van
der Ree, IJsselstün en de Jong.
TEGEN stemden de heeren Don
ker, Muu'lwfjk, Hoffman, Kolün,
Broekhuizen, Vingerling, Dercksen
en van Galen.
De artikelen 610 worden ach
tereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelüke stemming aan
genomen.
De heer HOFFMAN: M. d. V.! In
velschillende artikelen van deze in
structie wordt telkens gesproken
van„op de ziekenzalen" en „op de
operatie-afdeeling". Dit is wel de
vaktaal van de medici, maar het is
geen Nederlandsch. Het moet zü'nin
dt ziekenzalen en in de operatie-af-
deeling. Het is geen mooie redactie.
De VOORZITTER: Er bestaat
.geen bezwaar om aan de bedenking
van den heer Hoffman tegemoet te
komen en „op" in „in" te wijzigen.
Wordt over de ontwerp-instructie.
voor den heelkundige in haar geheel
stemming gevraagd?
De heer DONKER: Ja, M. d V.!
De ontwerp-instructie voor den
heelkundige in haar geheel komt in
stemming en wordt met 10 tegen 8
stemmen aangenomen.
VOOR stemden de heeren van Eijk,
Spit, van der Want, van Veen, van
der Torren, Bokhoven. Knuttel, van
der Ree, IJsselstün en de Jong.
TEGEN stemden de heeren Don
ker, Muülwük, Hoffman, Kolün,
Broekhuizen, Vingerling, Dercksen
en van Galen.
De VOORZITTER: Aan de orde
is thans de vraag, door den heer van
der Torren te berde gebracht, of in
deze vergadering aan dr. Montagne
ontslag zal verleend worden als chi
rurg aan het ziekenhuis en of hü dan
in de gelegenheid gesteld zal worden
alsnog bü deze nieuwe instructie te
solliciteeren.
In de eerste plaats het ontslag.
B. en W. stellen voor (Bülage 5)
aan dr. Montagne ontslag te verlee-
nen.
Het voorstel van B. en W., op ver
zoek van den heer Van Galen in
stemming gebracht, wordt met 14 te
gen 4 stemmen aangenomen.
VOOR stemden de heeren: Don-
ker, Van Eük, Spit, Van der Want,
Hoffman, Kolün, Van Veen, Van der
Torren, Bokhoven, Vingerling, Knut
tel, Van der Ree, IJsselstün
Jong,
TEGEN stemden de heeren:
Muülwük, Broekhuizen, Dercksen en
Van Galen.
VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1919.
DERDE BLAD.
(Vervolg van het Tweede Blad).
De VOORZITTER: Alzoo is aan
Dr. Montagne eervol ontslag verleend
onder dankbetuiging voor de aan de
gemeente bew« zen diensten. Dat ont
slag zou feitelijk oj 1 October a.s. in
gaan. Mag ik aan den heer Van der
lorren viagen, of het zün bedoeling
is, dat na deze beslissing Dr. Mon
tagne in (ie gelegenheid zal worden
gesteld te solliciteeren Er ia gespro-
kon van een nieuwe oproeping, maar
inü dunkt, dat die vrü wel overbodig
is te achten.
De heer VAN DER TORRENIk
wil een nieuwe oproeping.
De heer DONKER: Zü mogen het
nu openbaar lezen. Gü hebt kans, dat
gü er vier meer krügt.
De heer HOFFMANIk heb ge
zegd, dat ik behandeling van die in
structie wilde om een rijker aanbod
to krijgen. Wü hebben, nu de nieuwe
instructie is vastgesteld, een vaste-
i-en grondslag.
De VOORITTERMag ik aan den
heer Van der Torren vragen hoe zün
\oorstel in dit opzicht is?
De heer VAN DER TORREN:
MÜn voorstel is om een nieuwe op
roeping te doen voor sollicitanten
volgens deze verordening.
Het voorstel van den heer Van der
Torren wordt voldoende ondersteund
en maakt derhalve een onderwerp
van beraadslaging uit.
De VOORZITTER: Ik zou het
voorstel zoo willen opvatten, ik
denk ook, dat dat de bedoeling is
dftt de sollicitanten, die aanbevolen
zijh, niet naar huis worden gestuurd,
maar dat die sollicitaties gestand
blü'ven gedaan.
De heer VAN EIJK: M.d.V. Ik
zou in overweging geven te zorgen,
dat niet buitenaf verkeerde gevolg
trekkingen worden gemaakt. Is het
niet wenschelük, dat bekend wordt
gemaakt bü de oproeping, dat het
besluit vaii den Raad is geweest een
nieuwe oproeping te doen, nu de
nieuwe instructie is vastgesteld? Dan
gebeurt het niet naar aanleiding van
de discussie, welke heeft plaats ge
had.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Van der
Torren wordt in stemming gebracht
en met op één na algemeene stemmen
die van den heer IJsselstijn, aange
nomen.
De VOORZITTER: Nu blijft ons
nog over de behandeling van de ont-
werp-verordening tot vaststelling
van de voorwaarden voor de opne
ming en verpleging van patiënten in
het Van Iterson-Ziekenhuis.
De heer KOLIJNM.d.V. Ik zou
het voorstel willen doen deze verga
dering vanavond voort te zetten. Kan
dat niet?
De VOORITTER: Dat zal zeer
l>ezwaarlük zün.
Aan de orde:
De ontwerp-verordening tot vantHtelling
van de voorwaarden voor de opneming en
verpleging van patiënten in het van Iter-
zon-Ziekenhuis (bijlage 1).
De artikelen 14 worden achter
eenvolgens zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Beraadslaging over art. 5, luidende:
„De opneming van lüders, tot wier
verpleging wegens den aard hunner"
kwaal het Ziekenhuis ongeschikt is',
wordt geweigerd."
De heer HOFFMAN: M.d.V. Ik
wensch te vragen, wat met deze be
paling bedoeld wordt. Heeft men
daarmede het oog op krankzinnigen?
De VOORZITTER: Dit voor
schrift is opgenomen in' overeen
stemming ftiet de bestaande verorde
ning, waarin het geheel gelü'kluidend
v lorkomt.
Natuurlek moet ten aanzien van
de opneming van lijders eenig toe
zicht uitgeoefend worden. Er kunnen
b v. wilde krankzinnigen zü'nhun
plaats is niet in het ziekenhuis. Zij
kunnen wel tü'delü'k in een cel plaats
vinden, maar zü kunnen daar niet
ris zieken verpleegd worden.
Ook zü'n er wel gerinnen, waar
nen met een ouden vader of oude
moeder zit, waarmede men niet goed
raad weet. Dikwijls bestaat er een
proote neiging om die personen, al
zijn ze niet bepaald ziek, naar het
ziekenhuis af te schuiven, en wan-
i eer ze daar eenmaal zijn kan
ze niet wegkrügen.
Met het oog daarop moet er eenig
middel zijn om de lü'n in handen te
houden.
Dat is de practük en dat heeft nooit
tot moeilü'kheden aanleiding gegeven.
De beraadslaging wordt gesloten
en art. 5 zonder hoofdelüke stem
ming aangenomen.
De artikelen 6 en 7 worden ach
tereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelüke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over art. 8, lui
dende
„Aan de verpleegden der le klasse
wordt verstrekt
een afzondertük vertrek met serre,
voorzien van wat in ziekenkamers
vereischt wordteene in de onmiddel
lijke nabü'heid Verbluf houdende ver
pleegster, geneeskundige hulp van
den geneesheer-directeur en, wanneer
eene. operatie is ondergaan, heelkun
dige nabehandeling door den heelkun
dige der inrichting, baden en naar
behoefte, voedsel volgens de voor
schriften van den geneesheer-direc
teur.
De verbandstoffen, de geneesmid
delen, de wijn, de wasch en eventu
eel e kosten van buitengewone bewa
king of andere buitengewone voor
zieningen zün voor rekening van den
verpleegde.
De verpleegkosten bedragen voor
ingezetenen 8.en voor niet-inge-
zetenen 7.50 per dag, bü termü'nen
"an 14 dagen vooruit te betalen.
Voor bü'zondere verrichtingen, niet
behoorende tot de nabehandeling
eener operatie, en het verleenen van
bijstand bü die verrichtingen kunnen
de heelkundige en de geneesheer-di
recteur in rekening brengen onder
scheidenlijk ten hoogste het zesvou
dige en ten hoogste het viervoudige
van de maximum-bedragen, door de
Rijksverzekeringsbank voor die ver
richtingen en dien bü stand vastge
steld in haar tarief bedoeld bü artikel
2 van het Koninklük besluit van 14
Juli 1902 (Staatsblad No. 153).
De heer BROEKHUIZENM.d.\
In de lafitste alinea van dit artikel
T,raarin de maximumbedragen van do
tarieven vastgesteld worden, wordt
verwezen naar de bedragen, vastge
steld in het Kon. besluit van 1902.
Dit is een oud besluit en het is sedert
cikwijls gewu'zigd.
De VOORZITTER: Ik doe der.
heer Broekhuizen opmerken, dat het
tarief niet in het Kon. Besluit is op
genomen. In de laatste alinea wordt
g-sproken van het tarief, bedoeld bü
artikel 2 van bedoeld Koninkjjjk bo
s'uit. Dus het is niet irKhet artikel
oj genomen maar er wordt naar ver
wezen.
Naar aanleiding van dit artikel 8
en de beide volgende Artikelen heb :'k
>tg een opmerking te maken.
In het reglement, zooals het op dit
oogenblik geldend is, komt feitelük
oen inconsequentie voor. Volgens dal
reglement mag de chirurg bü pa
tiënten 1ste klasse voor de nabehan
deling niets in rekening brengen,
maar bü de patiënten 2de en 3de
klasse wel. Dit is een toestand, die
niet direct onder de oogen gezien m
en -die redres behoeft. De logische
weg is, dat de chirurg voor de nabe
handeling wiel in rekening kan bren
gen aan de 1ste en 2de klasse pa-
t.ënten en dat de 3e klasse-patiënten
vrü zün.
Da heer DONKER: M.d.V. Het
komt op hetzelfde neder. Dan rekent
de chirurg meer voor de operatie. Als
d patiënt uit het ziekenhuis gaat,
krijgt hü altü'd een rekening. Ik heb
het zelf bü ondervinding.
De VOORZITTER: Een zonder
linge inconsequentie in het tegen
woordig reglement is, dat de chirurg
voor de nabehandeling mag reken e i
bü 2de en 3de klasse-patiënten en niet
bü 1ste klasse-patiënten.
Met het oog daarop zou ik in art.
8 deze wü'ziging willen aanbrengen,
dat aan het slot van de eerste alinea,
waar staat: „baden en, naar behoef
te, voedsel volgens de voorschriften
van den geneesheer-directeur", toe te
voegen: „of den heelkundige".
Dat kunnen bijzondere voorschrif
ten zijn voor iemand, die geopereerd
is.
De heer MUIJLWIJK: M. d. V.!
De zaak is toch veel te belangrijk om
haar met alle geweld er door te ja
gen. Ook staat er na deze zaak nog
een ander belangrü'k punt op de
agenda.
Wü kunnen dat niet maar even on
der den hamer door laten gaan. Ik
stel voor naar huis te gaan en van
avond terug te komen.
De VOORZITTER: Het is bezwa
rend om vanavond terug te komen.
Deze bepalingen zü'n in hoofdzaak uit
de oude verordening overgenomen.
De heer DERCKSENIk steun
het voorstel van den heer Muülwük
gaarne.
De heer MUIJLWIJK: Ik maak er
een voorstel van.
De heer HOFFMAN: Als de hee
ren denken, dat zü het volgende punt
van de agenda zonder beraadslaging
kunnen afdoen, begrijpen zfj blijk
baar niet, wat de kweétie van de vrije
artsenkeuze beteekent in ons maat-
schappelük leven.
Voortgegaan wordt met de behan
deling van artikel 8.
De heer HOFFMAN: M. d. V.! Ik
lees in dit artikel, dat aan de ver
pleegden der le klasse wordt ver
strekt: m
„een afzonderlek vertrek met
serre, voorzien van wat in ziekenka
mers vereischt wordt; eene in de on
middellijke nabijheid verblijf hou
dende verpleegster, geneeskundige
hulp van den geneesheer-directeur
en, wanneer eene opératie is onder
gaan. heelkundige nabehandeling
door den heelkundige der inrichting,
baden en, naar behoefte, voedsel vol
gens de voorschriften van den ge
neesheer-directeur."
Volgens artikel 9 is hetgeen aan de
patiënten der 2e klasse wordt ver
strekt wat minder en volgens artikel
10 hetgeen de 3e klasse patiënten
krijgen weer iets minder.
Zouden wü in dezen democrati-
schen tüd niet te kük loopen, als wü,
waar wü te doen hebben met zieken,
die allen in ernstige omstandigheden
verkeeren, in het reglement precies
gaan opnoemen, datamand, die toe
vallig, omdat hü geld heeft, tot de le
klasse patiënten belioort, moet heb
ben „voedsel volgens de voorschrif
ten van den geneesheer-directeur?"
Daaruit zou volgen, dat menschen
van de 2e en 8e klasse geen voedsel
kregen overeenkomstig die voor
schriften. Ik lees in de tweede alinea
van het artikel ook over „wün". Wü
moeten dat 'niet *oo specialiseeren.
De VOORZITTER: De woorden:
„naar behoefte, voedsel volgens, de
voorschriften van den geneesheer-di
recteur" kunnen verballen.
De beraadslaging wordt gesloten
en het gewu'zigd artikel 8 zander
hoofdelüke stemming aangenomen.
De artikelen 9 tot en met 17 wor
den achtereenvolgen^ zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 18, lui
dende
„De verpleegden tran alle klassen
kunnen door de getetelüken hunner
gezindten te allen tu'de worden be
zocht, wanneer dit door de verpleeg
den wordt geVenscht of door den
geneesheer-directeur wordt noodig
geacht."
De heer HOFFMAN: M.d.V. fir
kunnen omstandigheden zün, dat b.v.
iemand, die tot den Roomsch-Katho-
lieken godsdienst behoort, die ziek
ligt en in gevaar van sterven ver
keert, maar niet het bewustzü'n be
zit, dat hü geestelüke hulp moet
hebben, dat wel inziet, als hü er op
gewezen wordt. Nu zü'n er ten op
zichte van de Roomsch-Katholieken
ten deze nooit bezwaren geweest en
ik breng dan ook in dat opzicht hulde
aan de directie van het ziekenhuis,
maar, nu wü artikel 18 opnieuw
gaan formulieren, zou ik gaarne
zien, dat het niet zoo streng werd
genomen en er gelegenheid werd
geschapen voor de geestelijken van
de verschillende gezindten om de pa
tiënten te bezoeken, al spreken de
zen er niet over. Het gebeurt dik
wijls, dat een man of vrouw, die
er zelf niet over spreekt, later, als er
een geestelüke is gekomen, daarmee
zeer bly is. Was zulk een geestelüke
niet gekomen, dan zou de patiënt er
niet op gewezen zün, want de ge
neesheer-directeur spreekt er niet
over.
Ik zou dus gelegenheid willen
scheppen voor de dienaren van de
verschillende gezindten om de zie
ken te bezoeken, ook al zeggen dezen
het niet.
De heer KNUTTEL: Het mag niet
opgedrongen worden.
De VOORZITTER: Volgens de be
palingen betreffende het bezoek heb
ben de geestelüken, evenals de an
dere bezoekers, gelegenheid de zieken
te bezoeken. Dit is een bepaling o:n
te zorgen, dat rekening zal worden
gehouden met de wenschen van de
patiënten.
De heer HOFFMAN: M.d.V. Ik
heb in mün practük tal van geval
len gehad, dat speciaal Katholieken
er zelf niet over spraken en er dan
ook aan hun ziekbed nooit een geeste
lüke zou zün gekomen, als ik hun
aandacht er niet op gevestigd had,
terwü'l zü later mü de beide handen
drukten uit dankbaarheid, dat het
wel was geschied. Dergelüke geval
len komen voor en daarom zou ik aan
het artikel ruimte willen geven. Men
behoeft niet bang te zün, dat de zie
ken overloopen zullen worden, want
die geestelüken zün menschen van
verstand en van hooge opvoeding.
De heer DERCKSEN: M.d.V. Ik
zag zoo juist, dat de heer Van der
Want een exemplaar van de notulen
der geheime vergadering aan een
van de stenografen ter hand stelde.
Mag dat?
De VOORZITTER: Dat gaat niet.
Dat mag niet.
De heer DERCKSEN: Het zal zijn
om over te nemen hetgeen daaruit
door den heer Van der Want aan
gehaald is, maar ik zou liever zien
dat de heer Van der Want het even
opschreef.
De heer VAN DER WANT: Ik
heh aan één van de stenografen op
zü'n verzoek die notulen ter hand ge
steld om daaruit hetgeen ik heb aan
gehaald over te nemen. Als daarte
gen bezwaar bestaat, zal ik het stuk
terugnemen.
De VOORZITTER: Die notulen
mogen niet uit handen van de Raads
leden gaan.
De heer HOFFMAN: Ik heb be
merkt, dat in die notulen lang niet
alles staat, wat gezegd is en dat wat
er gezegd is ook in zeer vele opzich
ten verkeerd is weergegeven. Dus
ook om die reden moet men voor
zichtig zü'n.
De VOORZITTER: Dit is een in
terludium. Wü zün bezig aan art. 13
betreffende het bezoeken der ver
pleegden.
De heer Muülwük stelt voor om
achter „verpleegen" in te voegen
„of hunne naaste betrekkingen".
Dit levert ook bezwaar op. Dan
kan een verpleegde bezoek krügen
van iemand, van wien hij dat niet
wenscht. Dat kan men dan niet b»1-
letten.
De heer IJSSELSTIJNM. d. V.
De bepaling heeft nooit bezwaar op
geleverd.
De heer HOFFMANVroeger wel.
De VOORZITTER: Ik zou zeg
gen: dit is een bepaling, welke aan
gevuld wordt door de voorschriften
omtrent het bezoeken en door de re
gelen, welke daaromtrent worden
vastgesteld. In dat opzicht zullen de
noodige instructies gegeven worden
en ik wil gaarne met dr. Hoffman
in overleg treden, hoe het geregeld
zal moeten worden.
De heer VAN GALEN: M. d. V
Wü zouden dit artikel zoo kunnen le
zen, dat de verpleegden door de gees
telüken hunner gezindte te allen
tijde kunnen worden bezocht, en ver
der wanneer het door de verpleegden
wordt gewenscht of door den genees
heer-directeur wordt noodig geacht.
De VOORZITTER: Dan zou een
geestelüke ook een patiënt kunnen
gaan bezoeken, die dat bezoek niet
wenscht en dat is ook iets, wat voor
komen moet worden. Het zal niet
veel voorkomen, maar die mogelijk
heid bestaat.
Ik geloof, dat de oplossing, die aan
de hand gedaan is, in de practük wel
bevredigend zal blijken te zün.
De beraadslaging wordt gesloten
en art. 18 zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Art. 19 wordt zonder beraadsla
ging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De ontwerp-verordening in haar
geheel wordt zonder hoofdelüke stem
ming aangenomen.
De VOORZITTER: Ik geef ii
overweging het er op aan te sturen,
dat de gereorganiseerde dienst met
I October in werking treedt. Het is
noodig, dat er voortgang wordt ge
maakt, want wü moeten het tü'dstip
weten, waarop de nieuwe functiona
ris hier moet zün.
Aldus besloten.
De VOORZITTERAan de orde is
thans het praeadvies van B. en W.
op het voorstel van den heer Broek
huizen c.s„ in zake de geneeskundige
armenzorg. Het is blijkbaar de
wensch van de heeren, dat dit prae
advies thans niet meer behandeld
wordt. Men wenscht de vergadering
verdaagd te zien en ik ben daartoe
gaarne bereid, maar het is voor m(j
uiterst bezwaarlük vanavond te ver
gaderen. Ik weet dus niet hoe en
wanneer die vergadering moet wor
den voortgezet.
De heer HOFFMAN: Vanavond.
Ik ben er expres voor van mün va-
cantie teruggekomen.
De VOORZITTER: Een zoo groot
aantal leden is vanavond verhinderd.
De heer DERCKSENKunnen wtf
het niet op een anderen dag zetten?
De VOORZITTER: Laten wtf
trachten het deze week nog te doen.
De heer VAN EIJK: Kan het niet
door den nieuwen Raad gebeuren?
Dé VOORZITTER: Vrüdagavond.
Het wordt een heel lastig geval: ik
had gaarne de besprekingen achter
elkander laten af loopen, want van
avond hebben wü kans op een niet
voltallige vergadering.
De heer KNUTTEL: Vrijdag!
De heer IJSSELSTIJN: Münheer
Broekhuizen, deze zaak is niet nieuw
voor den Raad. Wenscht gü haar op
nieuw te bediscusaieeren
De VOORZITTER: Er is twee ja
ren een discussie over geweeat, die
boekdeelen beslaat.
De heer VAN EIJK: De heer
Hoffman neemt sitting in den nieu
wen Raad; het is eigenlük logischer
geredeneerd, dat men den nieuwen
Raad uitspraak laat doen dan dat
men nu weer met het oude begint;
er zün in den ouden Raad breedvoe
rige discussies over gevoerd.
De VOORZITTER: Ik wensch
even mede te deelen, dat tegen het
denkbeeld van den heer Van Eük
te minder bezwaar bestaat, omdat
er feiteljjk dezen avond toch niet an
ders dan een prineipieele beslissing
over de vraag vrüe artsenkeuze of
niet kan genomen worden. De ver
ordening, zooals die twee jaren ge
leden was ontworpen, was een vol
ledige verordening, die, als zü was
aangenomen, had kunnen worden
ingevoerd, maar aan het voorstel
van den heer Broekhuizen ontbreekt
het financieele gedeelte; dus, als de
Raad zich vanavond uitspreekt, ligt
daarmede de zaak niet vast en moet
dc. financieele regeling nakomen,
waarover dan de nieuwe Raad zün
stem zal moeten laten hooren. Met
het oog daarop verdient het dunkt
mü aanbeveling, dat de nieuwe Raad
voor het geheele vraagstuk wordt
gesteld.
De heer BROEKHUIZEN: M.d.V.
Als gü vanavond van half acht tot
half negen vergadert, kunnen wü in
dat uurtje de zaak wel afdoen.
De VOORZITTER: Ik hoor van
alle kanten roepen: ik kan niet! La
ten wü daarom de bespreking thans
houden en alleen een prineipieele be
slissing nemen dan behoeft er niet
veel over gepraat te worden.
Wü zü" h«t er, geloof ik, vrüwel
over eens, dat dat wü de vergade
ring nog een oogenblik moeten voort
zetten. omdat over dit onderwerp
destüds, nog niet zoo heel lang ge
leden, een zeer breedvoerige discus
sie is gevoerd, welke allen nog versch
in het geheugen ligt. Met het oog
daarop komt het mü aanbevelens
waardig voor een beginseluitspraak
uit te lokken.
Wenscht de heer Broekhuizen zün
voorstel nader toe te lichten?
De heer BROEKHUIZEN: M. d.
V.Ik kan er mü hü nederleggen dat
deze zaak door den nieuwen Raad
behandeld wordt. Dan sta ik er ge
heel buiten.
De VOORZITTER: Dan vermeldt
de agenda nog het eerste aanvul
lingskohier 1919 der pl&atselüke di
recte belasting naar het inkomen.
Is het de bedoeling van den Wet
houder van Financiën, dat dit punt
nog in deze vergadering behandeld
wordt of kan het aangehouden
worden
De neer IJSSELSTIJN: M. d. V.!
Dit kohier kan ook door den nieuwen
Raad behandeld worden.
De VOORZITTER: Dan is Üians
het oogenblik genaderd om de verga
dering te sluiten.
Müne Heeren! Het is u allen be
kend, die sluiting is ditmaal een zeer
büzondere. Immers, wanneer de
Raad de volgende maal büeenkoint,
dan zullen er van de 19 leden, die
deel van dit college uitmaken, er
maar 8 terugkeeren, terwül de 11
anderen door anderen vervangen
zün.
Het is altüd een eenisgzins moei
lijk oogenblik om te scheiden. Zoo
gaat het ook hier en zoo zal het ook
velen van de heeren gaan, die vele
jaren in den gemeenteraad zitting
gehad hebben.
Ik heb een lü»tje laten maken om
eens na te gaan, hoelang de verschil
lende heeren achtereenvolgens in
deze vergadering zitting gehad heb
ben. Gebleken is ik kan de heeren
niet allen persoonlük noemen dat
de heer de Jong, hoewel de nestor
van de vergadering, wat zün leeftüd
aangaat, niet het langst zitting in d»
vergadering heeft gehad. HU is lid
van den Raad geweest van 1904 tot
1908 en verder van 1909 tot 1919:
totaal 14 jaren.
De nestor van de vergadering is
feitelijk de heer Donker. Deze heeft
reeds in 1898 zitting in den Raad ver
kregen en is lid gebleven tot 1907.
Vervolgens heeft hü zitting gehad
van 1914 tot 1919. Dat is dan ook in
totaal 14 jaren.
Ook de heer Bokhoven ia 14 jaar
Raadslid geweest.
Het langst hebben zitting gehad
de heeren Jongenburger en Van Eük.
De heer Jongenburger is Raadslid
geweest van 1902 tot 1905 en van
1906 tot 1919; de heer van Eijk on
afgebroken van af 1903.
De overige heeren zijn sedert löll,