JOUT
s>
tt
No. 14397
Zaterdag 21 Augustus 1920.
59e Jaargang.
Tnmiü
abrieken
Eerste Blad.
Feuilleton.
De Vrouwe van Darracourt
door
CHARLES GARVICE
Geauthoriseerde vertaling van
I P WESSELINK-v RO88UM
(Nadruk verboden
exx -b.ï^.o--ve"blsudL voor O-e-ctcLeL
VERSCHIJNTDAGELUKS
N merk W.L.
Voedingswaarde,
ouden Medailles.
De Zundagsdwang van Ruys.
BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
1—4 regels ƒ2.06, elke regel meer /•J5O.
Redactie: Telef. Interc. 545.
Administratie: Telef. Interc. 82.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
Ie
naar
■g
w m
HAGENAAR.
BINNENLAND.
it dus om de „godsdienstige zijde
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
len
de
r de beroemde gene-
71
I
den
geen bedrieger”,
(Wordt vervolgd).
dat dat jij en ik.'
Sinclair uitte een ongeduldig gebrom.
Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen bjj contract tot zeer geredu-
ceerden prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaetzruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door -tussehenkomst van traliede Boekhan
delaren, Advertentiebureau* en onze Agenten.
IILLIJK.
>«xorgcli p
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN:
Op de voorpagina 50 hooger.
zeg-
hebt
34
STER” en W.L.
x
m
c
m
X
b 'opvoei
spelen,
ling, toeschou-
Ultgezonderd
groepje is
groep is de
weer
■ighei
op de
beste
niet heel
i Huiskamermeu-
oelen, Linnenkas-
ilderjjen, Thoeta-
uffettea. Boekaa-
la. Zijden pluche
erameilblementen,
lollen- en Satün-
ssen. enz. enz.
WBS1I! «0
X)E JONGELUI
K8P LANNEN.
■UUtUMih
Mefoon 12800.
je’ moi
loof dat
gezellig boel
ouders hadden
dkaar F
aren en de j
‘tonden verst
i was
„Waar is miss Verner?” vroeg me
vrouw Dalton, toen men zich naar de
een
miss
gaan
zou ik
groote veldheer dit
ir ook zoo buitenee
ndere spoorslags te-
s keizers overbracht
aar geestdriftig den
e Oostenrjjkers tw
in een wilde vlucht
onder elkander te
ijen letters onder el-
lie, de eerste rjj van
n daarna de tweede
joven gelezen, een
luwen geleden dat ia
dsche knaap uit het
en deerlijk gewond
tanden op elkaar en
Gustaaf Adolf reed
it allee gebeuren, in-
mgen en voorzpelde
ben groote toekomst
eg waa naar Egypte
oproerig omdat sg
epen. Zij bedreigden
Napoleon hoorde dat
er beraadslaagden,
hun midden: „solda-
generaals, „soldaten,
om met u allen één
naar uw getal i» te
an te jagen. Ik» uW
nblikkelijk uiteen te
GOUDSCHE COURANT.
zei hij
Er is
waarvan 3e geheime ge-
staat in dit
len en vrouwen.
slag leverde bjj Ma-
generaals hem mel-
leger moest terug
verloren was.
de wenkbrauwen en
t?”
rier uur klaar te zijn,
uur om de zaak te
ibeerde zakken.
ontworp-Ruys anders?
t niemand ter kerke te
ire wijze aan religieuse
te geven, maar wat
regeling, dan verbod
J-kelljke geringe groep
20 v< T
ens door zeeroover»
en genomen. De roo-
jlaten voor 20 goud-
of De Twee Steden, deftig is het in een
commissie voor een liefdadigheidstentoon-
stelling te zitten, deftig is het je leveran
ciers lang op hun geld te laten wachten...
enz. Zoo was het dan indertijd ook deftig
om Fransch te spreken; dat was in den
zelfden tijd toen het verhaal van den hou
ten ham in de wereld kwam en van het
menu voor Zondag dat muziek in het Bosch
als hoofdschotel had. Die tijd is nu eehter
wel voorbij: de befaamde hgm siert nu de
etalage van den spekslager en het bjjwonen
van de muziek in het Bosch is verschrik
kelijk ordinair geworden. Zoo veranderen
de tjjden nu eenmaal. Vroeger was op
Scheveningen een „montagne Russe" het
hoogste vermaak. Thans moet een vliegde-
monatratie een attractie vormen. Alsof er
nog nimmer gevlogen ia, zoo amuseert men
zich met de halsbrekende toeren in de lucht.
Van het oude, van het eertijds deftige
blijft niets over. Maar vèr-af ontstaat wel
weer iets anders dat straks „en vogue" is.
Wat het nu zal zjjn? Misschien wordt wan
delen wel weer deftig, nu meneer de loop
jongen op een motorfiets zit en de baas-
knecht een auto huurt, nu zal de eigenaar
wel gedwongen zjjn om te wandelen.
Deftig is wat een klein groepje doet als
het geheel afwijkt van wat de groote me
nigte pleegt te doen. En als dan het kleine
aangewassen tot een groote
deftigheid er af. Dan komt er
wat nieuws en zoo cirkelgangt de def
tigheid.
mpelde zij liefkozend. „Ik'ge-
je met mij zou willen wegHoo-
pen en mij met geweld trouwen. Daar
zij aaide hem in het gezicht
„heb nog, een paar maanden geduid.
Sinclair, bente, en dan m>» ik zal
maar niet zeggen wat dan. Maar nu
moet je niet langer blijven; het huis
is vol menschen.”'
„Dat weet ik”, zei hij mistroostig.
„Allemaal fatten, en zeker jou allemaal
naloopend, ik fweet het. O, Marie, hoe
kun je zoo gevoelloos zijn!”
„Onizln! die denken» geen oogenblik
aan een arme gezelschapsdame. Tiet is
de groote miss Darracourt, voor wie
zij alleen oog hebben. Ga nu, heste,
het wordt laat en men mocht je eens
zien!”
„Ik geef er niets om. Daar is slechts
één man, voor wien Ik bang hen”, zei
hij gemelijk, een groote jachtopziener.
Hij ent ik hadden een twist samen
toen ik hier de laatste maal was. Ik
wil hem liever niet tegenkomen
„Harry Herne”, zei Marie bedaard.
„Rij is voor goed weg Je behoeft
niet bang te zijn hem tegen te komen.
Maar de plaats is vol jachtopzieners
on bedienden, je moet nu gaan, lieve!”
„Goed,” stemde hij toe, haal knor
rig kussend, toen scheen hij om zijn
metgezel te denken.
„Ik ben niet alleen gekomen”, mom
pelde fiij.
„Niet alleen?‘Wil je daarmee
gen. dat je aan iemand verteld
Jol IH An ilr
eetzaal begaf.
„Misn Verner heeft zware hoofd^jn,
mevrouw”, zeide een bediende.
()ji dat oogenblik stond Marie Ver
ner met Sinclair in hot heester boschje.
„Wat ben je roekeloos' en dwaas!
mompelde zij, leunend tegen zijn arm
en kjjkend naar zijn zwarten knevel,
alsof zij hem aanbad. „Waarom kun je
toch niet geduldig zijn, lieve?”
„Geduldig! hervatte hij, haar met
'de oogen verslindend. -Ben ik dan niet
geduldig geweest? Heb ik dan niet ge
daan wat je mij vroeg?”
„Ja, ja. je bent een lieve, goede
jongen!” njompelde zij verzoenend..
„Maar waarom kwam je nu eigenlijk
hier? Waarom kon je niet nog
paar jweken wachten? Wij
Darracourt en nog anderen1
spoedig naar Londen en dan
je gezien hebben.”
„Ik kon niet langer waohtep”, on
derbrak hij haar driftig. „Ik snakte
om je gezicht te zien. O, Marie, als
je kon zien, hoe ik we! een uw lang
staar op je portret in mijn eenzame
kamer! Marie, ik kan niet langer-wach
ten. ik ben gekomen om je dat te zeg
gen. Je moet mijn vrouw worden! Het
gaat mij nu zeer goed, mijn salaris
is verhoogd, en ik word heroemd, Ma
rie. Tk kanj, ik wil niet wachten. Be
paal den dag”.
Zij ging vnh hem weg,’ zelfs haar
lippen werden bleek, maar toch glim
lachte zij valsch.
„Wat een vurige koppige Jongen ben
•dde: Dat is te wei-
uw macht is, is meer
»r wel merken." Eb
ukken, alles wat hjj
vrij was, onderdruk-
trengheid de «eeroo-
die hem eene in hun
gevangen genome»
„Ja, ja, dat doe ik,’ zeide Pollard
vermoeid, - „ik weet er alles van, ik
ken de geheel® geschiedenis hij druk
te de hand tegen het voorhoofd en
hield die daar een oogenblik „maar
nu is het weg weg!”
Sinclair sloeg ongeduldig met
stok tegen* de bank.
„Hoor eens.” zei hij, half vleierig,
halt dreigend, „hebt u mij voor den
gek gehouden? Weet u iets, dat de
moeite waard is, of niet? Bent u wer
kelijk een oude bedrieger, ol kunt u
het zich niet herinneren?
De ohde min keek naar hem, met
een gezicht zonder eenige uitdrukking,
waarop niet het minste spoor van boos
heid was.
-Ik ben geen bedrieger”,
dof. „Wat ik zeide, wist ik.
geen huis,
schiedenis geschreven
hoofd.”
Hij hield op en bracht de hand
weer langzaam aan zijn voorhoofd.
,.U wist het, maar u bent het ver
geten!” zeide hij boos. „Nu, het is
maar goed, dat ik niet alleen voor dit
onde-wijven-gepraat hier gekomen ben.
Ik lieh hier nog andere zaken. Blijf
hier zitten wachten- Ik moet iemand
spreken. Begrijpt u, u moet hier
wachten”.
De o wie man leunde achterover en
knikte.
„Ik wil wachten”, zeide ,hij luste
loos, en zijn oogen werden starend,
zonder uitdrukking.
Lucille had werkbui gel ijk geluis
terd, zonder de minste belangstelling,
en toen de jongere van de twee weg
ging, keerde zij zich om, en de stoep
afgaande, ging zij naar de steenen
bank, waarop de otnde man zat.
„Wilt u niet naar binnen gaan, om
wat te rusten?” vroeg zij op een
zadhteren toon dan zij sinds weken
gewoon was.
Hij sloeg de oogen naar haar op en
keek haar een oogenblik zwijgend aan.
„Neen. Lady Merle, neent”, zeide hij
toen. „Ik wil hier blijven zitten, zoo-
als ik beloofd heb”.
Lucille schrikte en zij bloosde over
den naam, dien hij haar gaf. Besloten
<»m een der bedienden naar hem toe te
zdnden, ging zij vlug de stoep weer
op. Vele menschen waren op het ter
ras gekomen en wachtten op haar; een
oogenblik daarna luidde de etensbel en
het voorval ontging haar.
DX1X.
Den Haag als wereldcentrum is weer ty
pisch gekarakteriseerd door het houden van
het Esperanto-congres, waarop eenige hon
derden personen uit alle deelen der wereld
zjjn bjjéén gekomen. De congressisten wa
ren gemakkelijk te herkennen aan het in
signe en de vreemde types leverden weer
een aardige decoreeripg van de straten. Van
het congres zelf kunnen we alleen memo-
reeren, dat er veel geestdrift heerschte en
dat onverwoestbaar bjj allen leeft het ge
loof, dat de universeering van de taal niet
alleen een vergemakkeling van het we
reldverkeer is, maar ook een schitterend
middel om de toenadering en verbroedering
te bewerken, welke zoo dringend noodig is
voor den wederopbouw van de gansche we
reld. Of die eenheid van taal zoo’n machti
gen invloed zal hebben, valt eenigermate te
betwijfelen, gezien het feit dat de broeder
schap onder elk volk zelf, al spreekt het
dan dezelfde taal, over het algemeen veel
premier aldus voort:
„Het spreekt nochtans vanzelf, dat de
Christelijke levensbeschouwing, welke den
Zondag als den door God verordenden rust
dag erkent, niet door de wet kan worden
opgedrongen.” Zoo’n verstandige Regee-
ring! Zij meent het volstrekt niet zoo
kwaad. Geen dwang, volledige vrjjheid voor
een ieder. Hoor maar: „Ieder bljjve volko
men vrjj dien dag te besteden gelijk met
zijne inzichten strookt.”
Dat klinkt alles heel aardig, maar het
is in flagranten strijd met de geheele wet
en zelfs met den considerans. Het ontwerp
vangt aldus aan: „Wjj Wilhelmina enz., al-
zoo wjj in overweging genomen hebben, dat
het wenscheljjk is bij de wet regelen te
stellen in het belang der heiliging van den
Zondag”. Wat is het nu anders dan een
spelen met woorden, in casu een spel met
wat velen heilig is, door te beweren, dat
men bij wettelijke regeling tot heiliging
van den Zondag niets wil opdringen en
iedereen volkomen vrjj wil laten om
wijze, die hij verkiest, zjjn Zondag te
den? En wordt dit woordenspel
ergerljjk, wanneer men in de ontworpen
wetsartikelen leest, dat, wordt dit ontwerp
wet. duizenden belet zal worden op Zondaig
iets op fatsoenlijke wijze te verdienen en
dat aan tienduizenden voortaan zal worden
liken thans
een con-
Hing, een
bof tentoonstel-
volgens Ruy»
F strafbaar (er
I straffen tegen
hopenbare Ver
man deel te ne-
M te verschaf-
«egt uitdruk-
hvennakelijkhe-
oen ueza wei, »egrej»e»«*ordt „alle ten-
i toonstellingen, vertooning^n, ‘opvoeringen,
.uitvoeringen, wedstrijden an spelen, waar-
(toe, al dén niet tegen beuling, toeschou
wers worden toegelaten.* Uitgezonderd
zjjn alleen openluchtspelen, doch als deze
'het karakter van wedstrijden dragen of er
een entrée van bjjv. een dubbeltje of kwartje
wordt gevraagd, vallen ze weer wèl onder
Ruy< verbod en kunt ge niet alleen als
ondernemer, ook als deelnemer uw licha-
meljjke ontspanning met eed maand hech
tenis of een boete van ƒ200 bekoopen.
Zal niet ieder menschenkenner toestem-
men, dat van die duizenden 'van sportvelden
en uit concertzalen verjaagden, die zich
voortaan op order van Ruy» moeten verve-
len, zeer velen in drankgelegenheden zullen
belanden of hun vele vrije uren zullen be
steden op een wijze, die lichamelijk en gees
telijk nog gevaarlyker is?
Over deze, zoo voor de hand liggende ge
volgen, zwijgt Ruys. Het schijnt hem niet
te deren. Hem* is het om een gebaar te
doen voor de Duytnaera en tegen zijn naaste
vrienden, die van deze zijn schepping nidt
gediend zijn, knipoogt hjj veelbeteekenend
en merkt hü met zjjn sarcastisch lachje op,
dat hij wel met een plechtig gezicht alles en
nog wat op den Zondag verbiedt, maar dat
hfj tegelijkertijd aan iederen gemeenteraad
alle vrijheid laat om in een verordeninkje de
Zondags-„heiliging” op zffdé W Betten.
Aan dit soort wetgeving doen wij niet
mee.
Het is zoo onoprecht, dat de scherpste op
positie daartegen geboden is.
te wenschen overlaat. Maar, optimisme is
altijd een schoone zaak en wie iets nieuws
niet begint met een vast en onwrikbaar ge
loof in de schitterende werking van zjjn
ideaal, kan wel thuis blijven. Voor de Es
perantisten hopen wjj er dus het beste van
en gezien het enthousiasme op hun con
gres zal er nog heel wat tot stand gebracht
kunnen worden. Op taalgebied valt er voor
al voor den Hollander nog wel iets goeds te
doen. Iedere stad heeft zoo ongeveer haar
eigen taal en het platteland heeft legio
dialecten. Zelfs het chique den Haag waar
van men kon hopen dat het keurig netjes
op zjjn taal was, schiet in de zuiverheid der
tale loelyk tekort. Vaak hoort men hier
een Nederlandsch spreken dat allesbehalve
fraai ia Zelfs is de taal der Haagsche juf
fers eenigermate befaamd om haar geaffec
teerdheid. 'tValt niet ganscheljjk te ont
kennen dat er wat aan hapert, maar het
Haagsche dialect is toch altijd nog heilig
bjj het Amsterdamsch en het Rotterdamsch,
waar een ruw element, een vergroving van
de fijnere klanken is ingeslopen. In den
Haag probeert men juist de fijnere nog fij
ner en de ietwat hardere wat zachter te
doen klinken, ’t Is natuurlijk geen van allen
goed maar als je moet kiezen
Een afgrijselijk dialect spreekt de Sche-
veningsche bevolking. Wat in dat dorpje
toch de uitwerking is van alle onderwijs?
Het is erbarmelijk een ^verhaal van een
Scheveninger te moeten aanhooren; zjjn
taal Ijjkt evenveel op Hollandsch als boe-
ren-Friesch er op lijkt Men beweert altijd
dat de taal in de visschersplaatiüA> onder
invloed heeft gestaan van vreemde talen
maar dan is die invloed toch zeer zonder
ling. Het zou de moeite waard z(jn om een
Scheveninger esperanto te hooren praten.
Bij een internationale taal Is het natuurlek
zaak dat de klanken altijd zuiver worden
uitgesproken. Er is letterlijk niet ééne
klank, dien de Schëvèlrfngrr wtrfver - uit-
spreekt.
In den Haag werd vroeger veel Fransch
gesproken. Die mode is on te genzegge lijk
veelal verdwenen. Dat is een deftig-doenerjj
geweest,die voorbij is- Hetgeen maar geluk-
kig is, want de verhalen over de kwaliteit
van het Fransch dat er gesproken werd
moet niet al te best geweest zijn. Daarover
heeft de oude professor Jan ten Brink, in
zijn typeering van de Haagsche dames en
heeren indertijd een gezellig boekje van
open gedaan. Vele ouders hadden de ge
woonte om onder elkaar Fransch te spre
ken zoodat de kinderen en de gedienstigen
de gesprekken niet konden verstaan. Paeda-
gogisch noch tactisch was het, maar het
was deftig.
Vreemd dat het woord deftig zoo alles
uitdrukt en toch niet nader omlijnd kan
worden wat het beteekent. Deftig is weer
iets anders dan voornaam; er rit altijd iets
van ironie jn het gebruik van het woord
deftig, veelal iets van quasi-voornaam, van
gewild-chique, van opzettelijk gewichtig.
Een cheveninger met een hoogen hoed op
vindt zich zelf deftig; een ambtenaar met
een uitgestreken gezicht en een gekleede
jas, is deftig. Deftig is het laat te eten,
naar Mengelberg te gaan luisteren, Kur-
haus te bezoeken, thee te drinken in Royal
Vragen van Kamerleden.
De volgende ingediende vragen zün he
den aan de Regeering medegedeeld:
Va» de» teer Ter Hall aan den Mi
nister van Binnenlandsche Zaken:
1. Kan de Minister, die meer malen
o.a. bjj de behandeling der Staatdbegroo-
ting voor het loopetuïe dienstjaar en in
zjjn antwoord in het Aanhangsel, bladz.
209 in het vooruitzicht gesteld heeft, dat
het rapport van de Staatscommissie tot
herziening van de salarissen van het «e-
meentepersoneel nog in het eerste halfjaar
van 1920 zou verschijnen, thans, nu het
rapport nog steeds niet verschenen is. me
delieden hoe het staat met de voltooiing
van de werkzaamheden dier Staatscom
missie
2. Bezit de Minister, nu zijn verwach
ting omtrent den tijd van verschijnen van
het rapport is beschaamd, de overtuiging,
dat deze Staatscommissie den vereischten
spoed betracht
3. Wil de Minister casu quo doen on
derzoeken of er iets hapert aan de werk
wijze der commissie en is hij. zoo hem dit
mocht blijken, bereid eventueele stoornis
sen in haar arbeid uit den weg te ruimen,
opdat de voorstellen der Staatscommissie
die door duizenden belangatellenden ver
beid worden, spoedig kunnen worden tege
moet gezien?
Van den heer Marchant aan den Mi
nister van Buitenlandsche Zaken:
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal 2.75, met Zondagsblad 3.40.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 31, GOUDA,
bjj onze agenten, den boekhandel en de postkantoren.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot dien bezorgkring)
1—5 regels 1.30, elke regel meer 0.25. Van buiten Gouda en ddn bexorgkring:
1b regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertentiën van publieke 'vermakelijkheden
.15 cent per regel. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20 bjjsl^g op den prjjs.
---4-
MARKT 21,SOUP A.
te ie» l.nX
jeen deel van hun Zondag
j eert, een komedie ef open
bioscoop, een sportweteW
ling te gaan. Cat riles 9
niet meer. Het is voorts
wofdeh zelfs bijzonder ho<
bedreigd) op Zondag eeni,
imakeiykheia te honden, di
Imeft of daarvoor gelegen
J fen. En ’t befaamde «rtA
kelijk, wat onder „opente
den” in deze wet begrepei
vóorgeschreven, wat zij op Zondag niet mo-
gen doen
Alvorens hierop nog even in te gaan,
veroorloven wij ons hier af te schryven,
I wat in 1910 de toenmalige premier thans
Ruys’ collega als minister van rechtvaar
digheid over deze kwestie heeft gezegd.
Minister Heemskerk sprak toen (op 29
November) als volgt:
„Het spreekt wel vanzelf, dat de over
heid tot Zondagsheiliging niet kan dwin
gen en nimmer zal mogen beproeven ie
dwingen
Wat nu doet het
Zeker, men dwingt
gaan of zich op andei
overpeinzingen over
anders beoogt deze
van wat aan een betrekkelijke geringe
Nederlanders (zeg 20 voorkomt in
strjjd te zjjn met hun wijze van heiliging
van den Zondag.
De Regeering is begaan met het lot van
degenen, die in het gareel gebracht worden
(om de uitdrukking van den heer Ruys te
gebruiken) om op Zondag te arbeiden door
de uitspanning van anderen. Dit argument
schijnt sterker dan het is, daar in haast
alle gevallen de betrokkenen zelven dien
Zondagsarbeid, die hun vaak in staat stelt
te leven, niet gaarne zouden missen.
Er is bovendien iets in deze', zaak, wat
ons hindert, omdat een r.-kat\oliek het
zelf niet zoo gevoelt. Reist de héér Ruys
de Beerenbrouck zelf niet op Zondag; is er
i één r.-katholiek in zjjn geliefd Limburg, die
’t hem euvel duidt, wanneer hij een Zondag
naar zjjn provincie overwipt? Heeft één r.-
katholiek er been in gezien om bij de laatste
verkiezingen in de residentie een roomsche
straatbetooging en openlucht-verkiezings-
meeting te houden, waarbij de Zondagsrust
leeljjk in de knel kwam en velen arbeid
moesten verrichten, die als twee druppelen
np bjj- sportwedstrijden
en kunstvoorstellingen Enz.
De Regeering merkt aan het slot van
haar toelichting op, dat niet de gedachte
heeft voorgezeten, dat door louter wets-
dwang veel zoude kunnen worden bereikt.
Zij zegt ook hier de oude vraag, wat de
wetten beteekenen, als de zeden haar niet
stutten en schragen, gesteld en overdacht
te hebben.
Hoe is het dan mogeljjk met zoo’n ont
werp te komen
Want als iets vaststaat, dan zeker dit,
dat dit dwang-ontwerp, dat alleen den ech
ten Kuyperiaan in het gevlei komt, niet
door onze «eden wordt gestut en ge
schraagd.
Er is nog een punt, dat ons bevreemdt.
De premier neemt een eervolle plaats in de
beweging voor drankbestrijding in. Wat
denkt Z.Ex. dat het gevolg zal zjjn van zjjn
ontwerp, dat op Zondag allerlei fatsoen
lijken arbeid en dito ontspanning voor
lichaam en geest verbiedt? De oude Zon
dagswet behelsde nog een bepaling op
plaatsen, waar drank verkocht wordt.. Het
ontwerp-Ruys spreekt er niet van. Het
laat niet alleen de gelegenheid om des Zon
dags, van 's morgens vroeg tot ’s avonds
laat zich te bedrinken, het bevordert zonder
eenigen twijfel het drankmisbruik en haast
even zeker de onzedelijkheid.
„Man on vrouw zullen worden
Neon”, antwoordde hij norsch, „dat
heb ik ndot." i
„Wie is het dan?' vroeg zij.
„Och, alleen een oude uuui y ant
woordde hij met voorgewende zorge
loosheid, die haar niet orUginguj „Hij
woont in hetzelfde huis ais ik.
Zij glimlachte tegen hem, inaar nam
hem scherp op.
„Heli je hem als gezelschap meege-
bracht? Dat is juist iets voor jou, al
tijd zoo bedachtzaam voor anderen. Nu
moet ik gaaner wordt vanavond een
groot diner gegeven en ik heb gezegd
dat ik hoofdpijn heb, maar eenige van
de bedienden zouden mij kunnen »ien
Nu, zij1» duldde dat hij haar in do ar
men sloot en een kus op de l|npen
drukte. „Denk er aan. Wadht geduldig,
nog een poosje!
Het hoesterbosehje bereikt hel>bend,
wachtte ’/Hj tot hij wegging'.! volgde
hem toen op een veiligen afstand, bo
scout door de heg van rhododendrons.
De wijzo waarop hij haar vraag be
treffende zijn makker, beantwoord had.
maakte'haar achterdochtig en achtér-
dochtig te zijn en haar vermoedens
niet na te sporen, was Iets ónmoge
lijks voor Marie; dus wilde zij den
vriend van haar bezwarendrin min
naar’ row zien.
Gaarne lossen wjj onze toezegging in, om
onze meening over het ontwerp-Zondags-
wet nader uiteen te zetten.
Er zitten aan dit fatale plan tal van kan
ten, welke verdienen belicht te worden.
De toelichting reeds van Ruys’ ontwerp
zit vol onwaarheid en onwaarachtigheid.
Het ontwerp, men vergete het niet, is
geen sociaal ontwerp, het is een religieus
voorstel. De Regeering zegt ’t zelve: de so
ciale beteekenis van Zondagsrust behoort bjj
de Arbeidswet, winkelsluiting en andere so
ciale voorzieningen; „de Regeering kan zich
dus, nu eene herziening van de geheel ver
ouderde Zondagswet van 1 Maart 1815 meer
en meer urgent is geworden, bepalen tot
een voorstel, dat uitsluitend de godsdiensti
ge zjjde van het vraagstuk betreft.”
Hier valt een onwaarheid te signaleeren.
Het is absoluut in strijd met de feiten, dat
herziening van de Zondagswet meer en
meer urgent is geworden. Wij tarten den
premier, ook maar één feit te noemen,
waaruit de urgentie, laat staan, de toegeno
men urgentie, is gebleken. Het omgekeerde
is waar en de Regeering geeft dit fefteljjk
toe, door er op te wjjzen, dat de sociale
beteekenis van de Zondagsrust door den
wetgever in den laatsten tjjd volkomen is
erkend. Maar tot zulke kunstgrepen komt
men, wanneer men de ware motieven niet
kan noemen, die tot deze voorstellen hebben
geleid.
Het gaat dus om de „godsdienstige zjjde
van het vraagstuk".
Na dit geconstateerd te hebben, gaat de .water geleek