JOUT s> tt No. 14397 Zaterdag 21 Augustus 1920. 59e Jaargang. Tnmiü abrieken Eerste Blad. Feuilleton. De Vrouwe van Darracourt door CHARLES GARVICE Geauthoriseerde vertaling van I P WESSELINK-v RO88UM (Nadruk verboden exx -b.ï^.o--ve"blsudL voor O-e-ctcLeL VERSCHIJNTDAGELUKS N merk W.L. Voedingswaarde, ouden Medailles. De Zundagsdwang van Ruys. BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. 1—4 regels ƒ2.06, elke regel meer /•J5O. Redactie: Telef. Interc. 545. Administratie: Telef. Interc. 82. Dit nummer bestaat uit twee bladen Ie naar ■g w m HAGENAAR. BINNENLAND. it dus om de „godsdienstige zijde BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. len de r de beroemde gene- 71 I den geen bedrieger”, (Wordt vervolgd). dat dat jij en ik.' Sinclair uitte een ongeduldig gebrom. Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen bjj contract tot zeer geredu- ceerden prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaetzruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door -tussehenkomst van traliede Boekhan delaren, Advertentiebureau* en onze Agenten. IILLIJK. >«xorgcli p INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: Op de voorpagina 50 hooger. zeg- hebt 34 STER” en W.L. x m c m X b 'opvoei spelen, ling, toeschou- Ultgezonderd groepje is groep is de weer ■ighei op de beste niet heel i Huiskamermeu- oelen, Linnenkas- ilderjjen, Thoeta- uffettea. Boekaa- la. Zijden pluche erameilblementen, lollen- en Satün- ssen. enz. enz. WBS1I! «0 X)E JONGELUI K8P LANNEN. ■UUtUMih Mefoon 12800. je’ moi loof dat gezellig boel ouders hadden dkaar F aren en de j ‘tonden verst i was „Waar is miss Verner?” vroeg me vrouw Dalton, toen men zich naar de een miss gaan zou ik groote veldheer dit ir ook zoo buitenee ndere spoorslags te- s keizers overbracht aar geestdriftig den e Oostenrjjkers tw in een wilde vlucht onder elkander te ijen letters onder el- lie, de eerste rjj van n daarna de tweede joven gelezen, een luwen geleden dat ia dsche knaap uit het en deerlijk gewond tanden op elkaar en Gustaaf Adolf reed it allee gebeuren, in- mgen en voorzpelde ben groote toekomst eg waa naar Egypte oproerig omdat sg epen. Zij bedreigden Napoleon hoorde dat er beraadslaagden, hun midden: „solda- generaals, „soldaten, om met u allen één naar uw getal i» te an te jagen. Ik» uW nblikkelijk uiteen te GOUDSCHE COURANT. zei hij Er is waarvan 3e geheime ge- staat in dit len en vrouwen. slag leverde bjj Ma- generaals hem mel- leger moest terug verloren was. de wenkbrauwen en t?” rier uur klaar te zijn, uur om de zaak te ibeerde zakken. ontworp-Ruys anders? t niemand ter kerke te ire wijze aan religieuse te geven, maar wat regeling, dan verbod J-kelljke geringe groep 20 v< T ens door zeeroover» en genomen. De roo- jlaten voor 20 goud- of De Twee Steden, deftig is het in een commissie voor een liefdadigheidstentoon- stelling te zitten, deftig is het je leveran ciers lang op hun geld te laten wachten... enz. Zoo was het dan indertijd ook deftig om Fransch te spreken; dat was in den zelfden tijd toen het verhaal van den hou ten ham in de wereld kwam en van het menu voor Zondag dat muziek in het Bosch als hoofdschotel had. Die tijd is nu eehter wel voorbij: de befaamde hgm siert nu de etalage van den spekslager en het bjjwonen van de muziek in het Bosch is verschrik kelijk ordinair geworden. Zoo veranderen de tjjden nu eenmaal. Vroeger was op Scheveningen een „montagne Russe" het hoogste vermaak. Thans moet een vliegde- monatratie een attractie vormen. Alsof er nog nimmer gevlogen ia, zoo amuseert men zich met de halsbrekende toeren in de lucht. Van het oude, van het eertijds deftige blijft niets over. Maar vèr-af ontstaat wel weer iets anders dat straks „en vogue" is. Wat het nu zal zjjn? Misschien wordt wan delen wel weer deftig, nu meneer de loop jongen op een motorfiets zit en de baas- knecht een auto huurt, nu zal de eigenaar wel gedwongen zjjn om te wandelen. Deftig is wat een klein groepje doet als het geheel afwijkt van wat de groote me nigte pleegt te doen. En als dan het kleine aangewassen tot een groote deftigheid er af. Dan komt er wat nieuws en zoo cirkelgangt de def tigheid. mpelde zij liefkozend. „Ik'ge- je met mij zou willen wegHoo- pen en mij met geweld trouwen. Daar zij aaide hem in het gezicht „heb nog, een paar maanden geduid. Sinclair, bente, en dan m>» ik zal maar niet zeggen wat dan. Maar nu moet je niet langer blijven; het huis is vol menschen.”' „Dat weet ik”, zei hij mistroostig. „Allemaal fatten, en zeker jou allemaal naloopend, ik fweet het. O, Marie, hoe kun je zoo gevoelloos zijn!” „Onizln! die denken» geen oogenblik aan een arme gezelschapsdame. Tiet is de groote miss Darracourt, voor wie zij alleen oog hebben. Ga nu, heste, het wordt laat en men mocht je eens zien!” „Ik geef er niets om. Daar is slechts één man, voor wien Ik bang hen”, zei hij gemelijk, een groote jachtopziener. Hij ent ik hadden een twist samen toen ik hier de laatste maal was. Ik wil hem liever niet tegenkomen „Harry Herne”, zei Marie bedaard. „Rij is voor goed weg Je behoeft niet bang te zijn hem tegen te komen. Maar de plaats is vol jachtopzieners on bedienden, je moet nu gaan, lieve!” „Goed,” stemde hij toe, haal knor rig kussend, toen scheen hij om zijn metgezel te denken. „Ik ben niet alleen gekomen”, mom pelde fiij. „Niet alleen?‘Wil je daarmee gen. dat je aan iemand verteld Jol IH An ilr eetzaal begaf. „Misn Verner heeft zware hoofd^jn, mevrouw”, zeide een bediende. ()ji dat oogenblik stond Marie Ver ner met Sinclair in hot heester boschje. „Wat ben je roekeloos' en dwaas! mompelde zij, leunend tegen zijn arm en kjjkend naar zijn zwarten knevel, alsof zij hem aanbad. „Waarom kun je toch niet geduldig zijn, lieve?” „Geduldig! hervatte hij, haar met 'de oogen verslindend. -Ben ik dan niet geduldig geweest? Heb ik dan niet ge daan wat je mij vroeg?” „Ja, ja. je bent een lieve, goede jongen!” njompelde zij verzoenend.. „Maar waarom kwam je nu eigenlijk hier? Waarom kon je niet nog paar jweken wachten? Wij Darracourt en nog anderen1 spoedig naar Londen en dan je gezien hebben.” „Ik kon niet langer waohtep”, on derbrak hij haar driftig. „Ik snakte om je gezicht te zien. O, Marie, als je kon zien, hoe ik we! een uw lang staar op je portret in mijn eenzame kamer! Marie, ik kan niet langer-wach ten. ik ben gekomen om je dat te zeg gen. Je moet mijn vrouw worden! Het gaat mij nu zeer goed, mijn salaris is verhoogd, en ik word heroemd, Ma rie. Tk kanj, ik wil niet wachten. Be paal den dag”. Zij ging vnh hem weg,’ zelfs haar lippen werden bleek, maar toch glim lachte zij valsch. „Wat een vurige koppige Jongen ben •dde: Dat is te wei- uw macht is, is meer »r wel merken." Eb ukken, alles wat hjj vrij was, onderdruk- trengheid de «eeroo- die hem eene in hun gevangen genome» „Ja, ja, dat doe ik,’ zeide Pollard vermoeid, - „ik weet er alles van, ik ken de geheel® geschiedenis hij druk te de hand tegen het voorhoofd en hield die daar een oogenblik „maar nu is het weg weg!” Sinclair sloeg ongeduldig met stok tegen* de bank. „Hoor eens.” zei hij, half vleierig, halt dreigend, „hebt u mij voor den gek gehouden? Weet u iets, dat de moeite waard is, of niet? Bent u wer kelijk een oude bedrieger, ol kunt u het zich niet herinneren? De ohde min keek naar hem, met een gezicht zonder eenige uitdrukking, waarop niet het minste spoor van boos heid was. -Ik ben geen bedrieger”, dof. „Wat ik zeide, wist ik. geen huis, schiedenis geschreven hoofd.” Hij hield op en bracht de hand weer langzaam aan zijn voorhoofd. ,.U wist het, maar u bent het ver geten!” zeide hij boos. „Nu, het is maar goed, dat ik niet alleen voor dit onde-wijven-gepraat hier gekomen ben. Ik lieh hier nog andere zaken. Blijf hier zitten wachten- Ik moet iemand spreken. Begrijpt u, u moet hier wachten”. De o wie man leunde achterover en knikte. „Ik wil wachten”, zeide ,hij luste loos, en zijn oogen werden starend, zonder uitdrukking. Lucille had werkbui gel ijk geluis terd, zonder de minste belangstelling, en toen de jongere van de twee weg ging, keerde zij zich om, en de stoep afgaande, ging zij naar de steenen bank, waarop de otnde man zat. „Wilt u niet naar binnen gaan, om wat te rusten?” vroeg zij op een zadhteren toon dan zij sinds weken gewoon was. Hij sloeg de oogen naar haar op en keek haar een oogenblik zwijgend aan. „Neen. Lady Merle, neent”, zeide hij toen. „Ik wil hier blijven zitten, zoo- als ik beloofd heb”. Lucille schrikte en zij bloosde over den naam, dien hij haar gaf. Besloten <»m een der bedienden naar hem toe te zdnden, ging zij vlug de stoep weer op. Vele menschen waren op het ter ras gekomen en wachtten op haar; een oogenblik daarna luidde de etensbel en het voorval ontging haar. DX1X. Den Haag als wereldcentrum is weer ty pisch gekarakteriseerd door het houden van het Esperanto-congres, waarop eenige hon derden personen uit alle deelen der wereld zjjn bjjéén gekomen. De congressisten wa ren gemakkelijk te herkennen aan het in signe en de vreemde types leverden weer een aardige decoreeripg van de straten. Van het congres zelf kunnen we alleen memo- reeren, dat er veel geestdrift heerschte en dat onverwoestbaar bjj allen leeft het ge loof, dat de universeering van de taal niet alleen een vergemakkeling van het we reldverkeer is, maar ook een schitterend middel om de toenadering en verbroedering te bewerken, welke zoo dringend noodig is voor den wederopbouw van de gansche we reld. Of die eenheid van taal zoo’n machti gen invloed zal hebben, valt eenigermate te betwijfelen, gezien het feit dat de broeder schap onder elk volk zelf, al spreekt het dan dezelfde taal, over het algemeen veel premier aldus voort: „Het spreekt nochtans vanzelf, dat de Christelijke levensbeschouwing, welke den Zondag als den door God verordenden rust dag erkent, niet door de wet kan worden opgedrongen.” Zoo’n verstandige Regee- ring! Zij meent het volstrekt niet zoo kwaad. Geen dwang, volledige vrjjheid voor een ieder. Hoor maar: „Ieder bljjve volko men vrjj dien dag te besteden gelijk met zijne inzichten strookt.” Dat klinkt alles heel aardig, maar het is in flagranten strijd met de geheele wet en zelfs met den considerans. Het ontwerp vangt aldus aan: „Wjj Wilhelmina enz., al- zoo wjj in overweging genomen hebben, dat het wenscheljjk is bij de wet regelen te stellen in het belang der heiliging van den Zondag”. Wat is het nu anders dan een spelen met woorden, in casu een spel met wat velen heilig is, door te beweren, dat men bij wettelijke regeling tot heiliging van den Zondag niets wil opdringen en iedereen volkomen vrjj wil laten om wijze, die hij verkiest, zjjn Zondag te den? En wordt dit woordenspel ergerljjk, wanneer men in de ontworpen wetsartikelen leest, dat, wordt dit ontwerp wet. duizenden belet zal worden op Zondaig iets op fatsoenlijke wijze te verdienen en dat aan tienduizenden voortaan zal worden liken thans een con- Hing, een bof tentoonstel- volgens Ruy» F strafbaar (er I straffen tegen hopenbare Ver man deel te ne- M te verschaf- «egt uitdruk- hvennakelijkhe- oen ueza wei, »egrej»e»«*ordt „alle ten- i toonstellingen, vertooning^n, ‘opvoeringen, .uitvoeringen, wedstrijden an spelen, waar- (toe, al dén niet tegen beuling, toeschou wers worden toegelaten.* Uitgezonderd zjjn alleen openluchtspelen, doch als deze 'het karakter van wedstrijden dragen of er een entrée van bjjv. een dubbeltje of kwartje wordt gevraagd, vallen ze weer wèl onder Ruy< verbod en kunt ge niet alleen als ondernemer, ook als deelnemer uw licha- meljjke ontspanning met eed maand hech tenis of een boete van ƒ200 bekoopen. Zal niet ieder menschenkenner toestem- men, dat van die duizenden 'van sportvelden en uit concertzalen verjaagden, die zich voortaan op order van Ruy» moeten verve- len, zeer velen in drankgelegenheden zullen belanden of hun vele vrije uren zullen be steden op een wijze, die lichamelijk en gees telijk nog gevaarlyker is? Over deze, zoo voor de hand liggende ge volgen, zwijgt Ruys. Het schijnt hem niet te deren. Hem* is het om een gebaar te doen voor de Duytnaera en tegen zijn naaste vrienden, die van deze zijn schepping nidt gediend zijn, knipoogt hjj veelbeteekenend en merkt hü met zjjn sarcastisch lachje op, dat hij wel met een plechtig gezicht alles en nog wat op den Zondag verbiedt, maar dat hfj tegelijkertijd aan iederen gemeenteraad alle vrijheid laat om in een verordeninkje de Zondags-„heiliging” op zffdé W Betten. Aan dit soort wetgeving doen wij niet mee. Het is zoo onoprecht, dat de scherpste op positie daartegen geboden is. te wenschen overlaat. Maar, optimisme is altijd een schoone zaak en wie iets nieuws niet begint met een vast en onwrikbaar ge loof in de schitterende werking van zjjn ideaal, kan wel thuis blijven. Voor de Es perantisten hopen wjj er dus het beste van en gezien het enthousiasme op hun con gres zal er nog heel wat tot stand gebracht kunnen worden. Op taalgebied valt er voor al voor den Hollander nog wel iets goeds te doen. Iedere stad heeft zoo ongeveer haar eigen taal en het platteland heeft legio dialecten. Zelfs het chique den Haag waar van men kon hopen dat het keurig netjes op zjjn taal was, schiet in de zuiverheid der tale loelyk tekort. Vaak hoort men hier een Nederlandsch spreken dat allesbehalve fraai ia Zelfs is de taal der Haagsche juf fers eenigermate befaamd om haar geaffec teerdheid. 'tValt niet ganscheljjk te ont kennen dat er wat aan hapert, maar het Haagsche dialect is toch altijd nog heilig bjj het Amsterdamsch en het Rotterdamsch, waar een ruw element, een vergroving van de fijnere klanken is ingeslopen. In den Haag probeert men juist de fijnere nog fij ner en de ietwat hardere wat zachter te doen klinken, ’t Is natuurlijk geen van allen goed maar als je moet kiezen Een afgrijselijk dialect spreekt de Sche- veningsche bevolking. Wat in dat dorpje toch de uitwerking is van alle onderwijs? Het is erbarmelijk een ^verhaal van een Scheveninger te moeten aanhooren; zjjn taal Ijjkt evenveel op Hollandsch als boe- ren-Friesch er op lijkt Men beweert altijd dat de taal in de visschersplaatiüA> onder invloed heeft gestaan van vreemde talen maar dan is die invloed toch zeer zonder ling. Het zou de moeite waard z(jn om een Scheveninger esperanto te hooren praten. Bij een internationale taal Is het natuurlek zaak dat de klanken altijd zuiver worden uitgesproken. Er is letterlijk niet ééne klank, dien de Schëvèlrfngrr wtrfver - uit- spreekt. In den Haag werd vroeger veel Fransch gesproken. Die mode is on te genzegge lijk veelal verdwenen. Dat is een deftig-doenerjj geweest,die voorbij is- Hetgeen maar geluk- kig is, want de verhalen over de kwaliteit van het Fransch dat er gesproken werd moet niet al te best geweest zijn. Daarover heeft de oude professor Jan ten Brink, in zijn typeering van de Haagsche dames en heeren indertijd een gezellig boekje van open gedaan. Vele ouders hadden de ge woonte om onder elkaar Fransch te spre ken zoodat de kinderen en de gedienstigen de gesprekken niet konden verstaan. Paeda- gogisch noch tactisch was het, maar het was deftig. Vreemd dat het woord deftig zoo alles uitdrukt en toch niet nader omlijnd kan worden wat het beteekent. Deftig is weer iets anders dan voornaam; er rit altijd iets van ironie jn het gebruik van het woord deftig, veelal iets van quasi-voornaam, van gewild-chique, van opzettelijk gewichtig. Een cheveninger met een hoogen hoed op vindt zich zelf deftig; een ambtenaar met een uitgestreken gezicht en een gekleede jas, is deftig. Deftig is het laat te eten, naar Mengelberg te gaan luisteren, Kur- haus te bezoeken, thee te drinken in Royal Vragen van Kamerleden. De volgende ingediende vragen zün he den aan de Regeering medegedeeld: Va» de» teer Ter Hall aan den Mi nister van Binnenlandsche Zaken: 1. Kan de Minister, die meer malen o.a. bjj de behandeling der Staatdbegroo- ting voor het loopetuïe dienstjaar en in zjjn antwoord in het Aanhangsel, bladz. 209 in het vooruitzicht gesteld heeft, dat het rapport van de Staatscommissie tot herziening van de salarissen van het «e- meentepersoneel nog in het eerste halfjaar van 1920 zou verschijnen, thans, nu het rapport nog steeds niet verschenen is. me delieden hoe het staat met de voltooiing van de werkzaamheden dier Staatscom missie 2. Bezit de Minister, nu zijn verwach ting omtrent den tijd van verschijnen van het rapport is beschaamd, de overtuiging, dat deze Staatscommissie den vereischten spoed betracht 3. Wil de Minister casu quo doen on derzoeken of er iets hapert aan de werk wijze der commissie en is hij. zoo hem dit mocht blijken, bereid eventueele stoornis sen in haar arbeid uit den weg te ruimen, opdat de voorstellen der Staatscommissie die door duizenden belangatellenden ver beid worden, spoedig kunnen worden tege moet gezien? Van den heer Marchant aan den Mi nister van Buitenlandsche Zaken: ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt. Franco per post per kwartaal 2.75, met Zondagsblad 3.40. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 31, GOUDA, bjj onze agenten, den boekhandel en de postkantoren. ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot dien bezorgkring) 1—5 regels 1.30, elke regel meer 0.25. Van buiten Gouda en ddn bexorgkring: 1b regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertentiën van publieke 'vermakelijkheden .15 cent per regel. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20 bjjsl^g op den prjjs. ---4- MARKT 21,SOUP A. te ie» l.nX jeen deel van hun Zondag j eert, een komedie ef open bioscoop, een sportweteW ling te gaan. Cat riles 9 niet meer. Het is voorts wofdeh zelfs bijzonder ho< bedreigd) op Zondag eeni, imakeiykheia te honden, di Imeft of daarvoor gelegen J fen. En ’t befaamde «rtA kelijk, wat onder „opente den” in deze wet begrepei vóorgeschreven, wat zij op Zondag niet mo- gen doen Alvorens hierop nog even in te gaan, veroorloven wij ons hier af te schryven, I wat in 1910 de toenmalige premier thans Ruys’ collega als minister van rechtvaar digheid over deze kwestie heeft gezegd. Minister Heemskerk sprak toen (op 29 November) als volgt: „Het spreekt wel vanzelf, dat de over heid tot Zondagsheiliging niet kan dwin gen en nimmer zal mogen beproeven ie dwingen Wat nu doet het Zeker, men dwingt gaan of zich op andei overpeinzingen over anders beoogt deze van wat aan een betrekkelijke geringe Nederlanders (zeg 20 voorkomt in strjjd te zjjn met hun wijze van heiliging van den Zondag. De Regeering is begaan met het lot van degenen, die in het gareel gebracht worden (om de uitdrukking van den heer Ruys te gebruiken) om op Zondag te arbeiden door de uitspanning van anderen. Dit argument schijnt sterker dan het is, daar in haast alle gevallen de betrokkenen zelven dien Zondagsarbeid, die hun vaak in staat stelt te leven, niet gaarne zouden missen. Er is bovendien iets in deze', zaak, wat ons hindert, omdat een r.-kat\oliek het zelf niet zoo gevoelt. Reist de héér Ruys de Beerenbrouck zelf niet op Zondag; is er i één r.-katholiek in zjjn geliefd Limburg, die ’t hem euvel duidt, wanneer hij een Zondag naar zjjn provincie overwipt? Heeft één r.- katholiek er been in gezien om bij de laatste verkiezingen in de residentie een roomsche straatbetooging en openlucht-verkiezings- meeting te houden, waarbij de Zondagsrust leeljjk in de knel kwam en velen arbeid moesten verrichten, die als twee druppelen np bjj- sportwedstrijden en kunstvoorstellingen Enz. De Regeering merkt aan het slot van haar toelichting op, dat niet de gedachte heeft voorgezeten, dat door louter wets- dwang veel zoude kunnen worden bereikt. Zij zegt ook hier de oude vraag, wat de wetten beteekenen, als de zeden haar niet stutten en schragen, gesteld en overdacht te hebben. Hoe is het dan mogeljjk met zoo’n ont werp te komen Want als iets vaststaat, dan zeker dit, dat dit dwang-ontwerp, dat alleen den ech ten Kuyperiaan in het gevlei komt, niet door onze «eden wordt gestut en ge schraagd. Er is nog een punt, dat ons bevreemdt. De premier neemt een eervolle plaats in de beweging voor drankbestrijding in. Wat denkt Z.Ex. dat het gevolg zal zjjn van zjjn ontwerp, dat op Zondag allerlei fatsoen lijken arbeid en dito ontspanning voor lichaam en geest verbiedt? De oude Zon dagswet behelsde nog een bepaling op plaatsen, waar drank verkocht wordt.. Het ontwerp-Ruys spreekt er niet van. Het laat niet alleen de gelegenheid om des Zon dags, van 's morgens vroeg tot ’s avonds laat zich te bedrinken, het bevordert zonder eenigen twijfel het drankmisbruik en haast even zeker de onzedelijkheid. „Man on vrouw zullen worden Neon”, antwoordde hij norsch, „dat heb ik ndot." i „Wie is het dan?' vroeg zij. „Och, alleen een oude uuui y ant woordde hij met voorgewende zorge loosheid, die haar niet orUginguj „Hij woont in hetzelfde huis ais ik. Zij glimlachte tegen hem, inaar nam hem scherp op. „Heli je hem als gezelschap meege- bracht? Dat is juist iets voor jou, al tijd zoo bedachtzaam voor anderen. Nu moet ik gaaner wordt vanavond een groot diner gegeven en ik heb gezegd dat ik hoofdpijn heb, maar eenige van de bedienden zouden mij kunnen »ien Nu, zij1» duldde dat hij haar in do ar men sloot en een kus op de l|npen drukte. „Denk er aan. Wadht geduldig, nog een poosje! Het hoesterbosehje bereikt hel>bend, wachtte ’/Hj tot hij wegging'.! volgde hem toen op een veiligen afstand, bo scout door de heg van rhododendrons. De wijzo waarop hij haar vraag be treffende zijn makker, beantwoord had. maakte'haar achterdochtig en achtér- dochtig te zijn en haar vermoedens niet na te sporen, was Iets ónmoge lijks voor Marie; dus wilde zij den vriend van haar bezwarendrin min naar’ row zien. Gaarne lossen wjj onze toezegging in, om onze meening over het ontwerp-Zondags- wet nader uiteen te zetten. Er zitten aan dit fatale plan tal van kan ten, welke verdienen belicht te worden. De toelichting reeds van Ruys’ ontwerp zit vol onwaarheid en onwaarachtigheid. Het ontwerp, men vergete het niet, is geen sociaal ontwerp, het is een religieus voorstel. De Regeering zegt ’t zelve: de so ciale beteekenis van Zondagsrust behoort bjj de Arbeidswet, winkelsluiting en andere so ciale voorzieningen; „de Regeering kan zich dus, nu eene herziening van de geheel ver ouderde Zondagswet van 1 Maart 1815 meer en meer urgent is geworden, bepalen tot een voorstel, dat uitsluitend de godsdiensti ge zjjde van het vraagstuk betreft.” Hier valt een onwaarheid te signaleeren. Het is absoluut in strijd met de feiten, dat herziening van de Zondagswet meer en meer urgent is geworden. Wij tarten den premier, ook maar één feit te noemen, waaruit de urgentie, laat staan, de toegeno men urgentie, is gebleken. Het omgekeerde is waar en de Regeering geeft dit fefteljjk toe, door er op te wjjzen, dat de sociale beteekenis van de Zondagsrust door den wetgever in den laatsten tjjd volkomen is erkend. Maar tot zulke kunstgrepen komt men, wanneer men de ware motieven niet kan noemen, die tot deze voorstellen hebben geleid. Het gaat dus om de „godsdienstige zjjde van het vraagstuk". Na dit geconstateerd te hebben, gaat de .water geleek

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1920 | | pagina 1