I
Zaterdag 19 Februari 1921.
59e Jaargang.
No. 14552
’tl
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
Ï-.S
Lavendel en Oude Kant
HIER-
[TEN.
Trouwen’! I
uiskamermeu- I
m, Linnenkas- I
♦rijen, Theota- I
“tten, Boeken- I
Zijden pluche I
meublementen, I
mi- «n Satjjn- I
i, enz. «na, I
CSU! 20 I
It JONGELUI I
*LANNEN. I
o.t. I
■foon 12800. I
XTieTz-ws-exx-^-d.-v-extexxtïe'feleLdft. TrooxG-oTXd.su sxx Oxxx®txelc.exx.
VERSCHIJNT DAGELIJKS
Bezuiniging I
BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
1—4 regels ƒ2.05, elke regel meer ƒ0.40.
Redactie: Telef. Interc. 545.
Bureau: MARK? 31, GOUDA
Administratie: Telef. Interc. 83.
i
HAGENAAR.
ECONOMISCHE BERICHTEN.
ij
6452 27
Al.
de Réunie. Urf-
Wordt venrolgd.)
Dit nummer bestaat uit twee bladen
met inbegrip van de Kindercourant.
INGEZONDEN MEDE DEE LINGEN:
Op de voorpagina 50 booger.
in
op-
vburg, 8 Ar.
ling.
Naar het Engelsch van MYRTLE REED.
Geautoriseerde vertaling van
I. P. WESSELINK—v. ROSSUM.
(Nadruk verboden.)
Kon. Hol). Lloyd.
Gaasterland v. New York naar Amster
dam pass. 17 Febr. Lozard.
t de Réunie. Le-
ifcrale Ver. voor
-is uitgaat, het
W|j hebben al
wü het doel van
en
>ed
jet
imiddelen.
end middel te-,
.75, 6 b. ƒ9.50.
niet gebruikt
onvermijdelijk
ijk kas
ich »er-
■koaiea.
verfri*-
lossend
prikkel
getal der de vorige
exporteerde eieren
te schatten is.
te laten.
Kamer
het zal
resulta-
lingen werdenfi
de gebruikerats
m.
us de naam:
IRT COMP.,
'ontbua 103.
pothekers en
lieve men zich
IMP. COMP.
4456 31
van Uw Re-
een heel an-
blaaaziekten,
ruppelegewjjze
5, 6 b. 12.50.
ns in grootere
■er, terwijl het
nister,
lid zal
aan de
leeft dit
Regeering f
kg thans den piot
zetten en h<
het ook moge
GOOSCHE COIRANT.
SCHEEPVAARTBERICtll EN.
Stv. Mjj. Nederland.
Koningin der Nederlanden (thuisr.) arr.
14 Febr. te Suez.
Riouw (thuisr.) Vertr. 15 Febr. v. Sabang.
Kon. Weat-Ind. Maild.
Crjjnssen, vertr. 18 Febr. v. A’dam n. W.-
IndiS.
36)
„JA, juffrouw, een lange reis.” Daarna
keek hy haar voor het eerst aan en een
goedhartige uitdrukking kwam op zyn ge
laat. ,Je hebt heel mooi haar, nicht Ruth.",
ze; hü bewonderendmevrouw Ball heeft
maar een valsch toetje.”
De vrouw des huizers kwam o>p dat
oogenHik juist binnen en het valsche
toetje zat wat scheef. „De zei juist”, ver-
volgde mynheer Ball, „dat onze nicht er
Werkelijk heel goed uitniet.”
„Zy is je nicht, door je huwelijk”, ant
woordde zijn vrouw; „maar ze is geen
echte bloedverwante van je.
„Een nicht door het huwelijk is wel een
echte bloedverwante”, zei mijnheer Ball,
,*n ik zeg dut ze een knap meisje is, vindt
je dlat ook niet?”
„Ja, stellig. Zij lijkt op haar moeder.”
Tante Jane keek naar Ruth, alsof zij haar
«ister beklaagde, die blindelings de stem
van haar hart had gevolgd en zonder ver
giffenis was gestorven.
„Waarom hef u m(j geen bericht ge
zonden, dat u thuis kwam, tante Jane?”
vroeg Ruth. „Ik heb eiken dag naar een
brief uitgezien en ik had begrepen, dat u
pas met October zoudt komen.”
'G, tegen nier-
en-gruis) per
„Ik vertrouw, dat ik niet onwelkom ben
in mijn eigen huis?” was het wat ijzige
antwoord.
„Natuurlijk niet, tantetje, ik hoop, dat
u een prettigen tijd hebt gehad.”
„Wij hebben een heerlijken tijd gehad,
nietwaar James? Wy zyn op onze huwe
lijksreis geweest"
,Ja, wij zijn op onze huwelijksreis ge
weest, hebben gereisd in vreemde landen
en over vreemde wateren gezworven. Toen
wij naar huis kwamen, was mevrouw Balt
vreeselyk zeeziek.”
„In zeker opzicht", zei tattte Jane, „zyn
wij niet gehéél getrouwd. W|y werden door
een heidenschen priester in een heidenech
land getrouwd, het is dus eigenlijk geen
echte verbintenis, maar wij dachten, dat
het zou kunnen, totdat wy hier zouden
zijn en ingezegend werden door een waren
dienaar van het Evangelie; is het niet zoo,
James?”
„Het heeft den band tot nu toe hecht
gehouden”, zei hij zonder eenige aandoe
ning; „maar ik geloof, dat wij behoorlijk
overgetrouwd zullen moeten worden.*
„En ik heb mijn trouwjapon”, zei tante
Jane, „die nooit gedragen is. Het is een
prachtige japon, afgezet met kralen ban
den” nu voelde Rnth haar geweten
steken „ik wü daar heel stil in trou
wen, met niemand anders er bij dan jou
en Hepsey.”
„Wel, dat lykt op een roman, tantetje."
„Het is ook eigenlijk een roman”, viel
mijnheer Ball in, „en in sommige opzich
ten weer niet.”
„Ja Ruth”, vervolgde tante Jane, die
deed alsof zij de woorden van haar man
maal gereed was.
„Geef mij je arm, James”, zei mevrouw
Ball eti Ruth volgde hen naar dte eetka
mer.
De gewezen zeeman at vrij gulf.g en
w.erp zoo nu qn dan een bewaei lerenden
Wik naar den kant van Ruth of He-r»ey.
Het was de onschuld ge bewonler ng ven
een oud men voor die jeugd.
ukkerij
)N - GOUDA.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt
Franco per post per kwartaal 2.75, met Zondagsblad 8.40.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 11, GOUDA,
bij onze agenten, den boekhandel en de postkantoren.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring):
15 regels ƒ1.80, elke regel meer /0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
1—5 regels 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentiën in het Zaterdagnummer 29
bijslag op den prijs.
gulden woorden,
alle ambtenarij
ontrouw te maken. Je moet ook er Hi
schrijven, Ruth dat hy nauwelijks van
liefde durfde spreken, toen wy elkaar
weer ontmoetten, maar zonder woorden
voelde, dat zy nog steeds bereid was, hem
op zijn levenspad te vergezel!on en dat
daarna samen gelukkig leefden. Ie ‘t
niet zoo, James?”
„Ja, behalve, dat w geen bijzondere ver
liezen op zee geleden zijn, en wst <fce hei
densere vrouwen betreft, aooala jij zo
neemt, gezegend de vriendelijkheid,
die ze aan een ouden man betoonden.”
Manheer Ball bemerkte, dlat hy een doen
heid had begaan. Je hebt Kier in al dien
tyd niets veranderd, Jane", vervolgde hü
haastig, daar staat zelfs nog die paarden
haren sofa, ww wij Zaterdagsavonds op
zaten en daar zyn nog zooveel van die
kleine souvendre. die my aan dien gulden
tijd herinneren. ARes ia by hot oude ge
bleven, ndets is veranderd.”
Toen zp zoo over den ouden tijd aan
het spreken waren, kwam Hepsey om den
hoek van de deur roepen, dat het middag-
niet hoorde, ,jhet is een roman, een echte
'roman”, herhaalde zij, terwijl de harde
lijnen van haar gelaat werden verzacht.
„Wy zijn meer dan vyf-en-dtertig jaar ver
loofd geweest. James ging naar zee, om
fortuin te maken om mij alle mngelijke
weelde te kunnen geven. Het staat alles
geschreven in een brief dien ik boven heb
H®gen. Het zijn mooie brieven, en ik heb
bedacht, toen ik hier zat, dat jij van de
brieven van James misschien wel een boek
zoudt kunnen maken. Je schrijft immers?”
,Jla tante, ik schrijf voor de courant,
maar ik heb nooit een boek geschreven.”
„Heb je nooit een boek geschreven? Er
Ligt hier nu een groote hoeveelheid stof
qp je te wachten, ik geloof dat er wel meer
dlan honderd brieven zijn.”
„Mlaar tantetje”, viel Ruth in, „ik zou
mijn naam er toch niet onder kunnen zet
ten, omdht ik die brieven zalf niet heb ge
schreven.”
„Waarom niet?”
„Omdat het niet eerlijk zou zijn”, zei
Ruth, zich aan een stroohalm vastklam-
pend.
„Hij di<e de brieven schreef, nou de eer
er van moeten hebben en het geld1”,
voegde zy er hoopvol aan toe.
dat is wnar, hoor je het Jtanes?
het moet jouw boek worden... „De minne
brieven van een zeeman”, door James Ball,
met de opdracht voor in:
„Alan mijn veelgeliefde vrouw, Jane Ball,
geboren Hathaway, het zal prachtig zijn,
nietwaar James?”
„Ja, daar twijfel ik niet aan.*
„Herinner jij je nog, James, hoe je eens
een beitel hebt galeend van een «team
namen in graniet hebt
houwer en onze
vereeuwigd)
„D*at ben ik vergeten. Hoe ia het moge-
lyk dlat jij je dat nog herinnertI”
.jOimdat je dien beitel verforen hebt en
die bewuste steenhouwer me er tot op he
den om lastig valt. Ik zal je cens naar die
plek brengen; het is wel een geklim, maar
het zal ons met hinderen, al zijn we zoo
jong niet meer. Je zei tegen mij :,Jane,
lieveling, zoo lang deze letters in het gra
niet staan, zal ik je liefhebben.” En te
zyn er nog.”
,J^u, en ik ben hier ook, nietwaar", ant
woordde mijnheer Ball, dfie er in een licht
verwijt in voelde. „Ik kon altijd goed
steerihouwen.”
„Aan het eind van dat boek zal er iets
by gefantaseerd moeten worden, Ruth,
■iets, waaruit de goede afloop van den ro
man blykt. Ais je het niet geheel al lean
kunt, willen James en ik je met alle ge
noegen helpen. James was altijd een kraan
in het schrijven. Het sa! noodig zijn, dat
je er by vertok, dlat hü jarenlang ge
zwoegd heeft, zonder den moed te laten
Kakken en dertig jaar lang geen letter aan
het voorwerp .zijner liefde heeft durven
schrijven, oiH|at hy zich harer niet waar
dig voelde. 'uzJioe z(jna jaren gewacht
te hebben <lozyn vurige minnaars
afgewezen te hebben, op reds ging naar
vreemde landen en haar vroege ren gelief
de terugvoRuI, dóe een winkel hield in een
ihekiensch land, waar hy beproefde de ver
hezen die hy op zee geleden had, weer te
boven te komen en waar hy de verlokkin
gen van de heidensche vrouwen weerstond,
die alle pogingen in het werk stelden, hem
Daling van de eierprijzen.
De grootere aanvoeren op onze binnen-
landsche eiermarkten «cnanljd* en de
groote daling op de Engeluche markt, waar
«ie prys van 35 op 30 shilling per 120 terug
liep, anderzijds, hebben in ons land een be-
langrüke prijsdaling der eieren veroorzaakt.
Naar het „Weekblad voor den handel in
Kruidenierswaren” meldt, zün de exporteurs
tengevolge dezer daling er niet zonder
kleerscheuren af ge komen, temeer waar het
week naar Londen ge-
veilig op drie millioen
zonder aanzien des pewoons. Wie In dézen
financieel zoo benarden tijd „toevallig op
vattingen huldigt als hier door den Minis
ter in weinige woorde» zoo welsprekend ge
schetst, kan niet gekfedhaafd wordlta in
don Staatsdienst. De Minister, die hier een
afschrikwekkend voorhuid zal stellen, door
zulk een element nit den dienst te verwij
deren, zou het land een weldaad bewyzen
en den goeden ambtenaren, die thans niet
durven of niet kunnen, een hart on
der den riem steken. De Regeering krijgt
thans wellicht een goede kans om streng
op te treden, wanneer de Staatscommissie
een of .ander ergerlijk geval mocht publi-
ceeren van de wijze, waarop met lands
penningen wordt omgeaprongen. Zulke ge
vallen zjjn er en er behoort slechts eenige
moed toe om ze te durven aanpakken.
Of de bezuinlgingrinspectie, zooals de Re
geering zich deze vmmtelt, het beoogde re
sultaat zal bereiken, eehünt ons twijfelach-
*Hoofdzaak is echter, dat het vraagstuk
van de bestrijding van belastinggeldver-
spjlHng aan de orde la gesteld en 4-
orde zal bleven. Dé stille oppositie h<
niet Wsten te boetten. Dat Regee~’
VolksvertegenwoortHrini.
mogen hebben om door te
mes er in zetten wlen
wordenl
BRIEVEN üfr PK HOFSTAD.
DXLV.'
In de sfeer waarin men verwachten
mocht dat de harmonie het meest betracht
werd de sfeer der hooge kunst, blykt die
harmonie helaas maar al te dikwijls afwe
zig te ztyn. Of het komt omdat de mensche-
IJjke tnrvolmaaktheid zWr juist daar het
meest doet gevoelen waar men meent de
volmaaktheid het dichtste nabij te komen,
dan wel omdat de jalouzie en menige aan
verwante eigenschap nu eenmaal alty'd en
onder alle omstandigheden het menschdom
parten blijft spelen, wie zal het uitmaken?
De bladen hebben al breedvoerige mode-
deelingen gedaan over het verschil van
meening tusschen dr. Bredius en de direc
tie van het Mauritshuis, hetgeen er toe
leidt dat de eerste zü'n handen van het mu
seum aftrekt en niet langer de vele en zeer
waaj^e volle schilderyen daaraan in bruik-
iBejfjwil afstaan. Men kan natuurlek be
schouwingen houden over het effect van
deze represaille. Immers de schilderüen
staan daar niet ten toon voor de directie
haar genoegen, maar wel ter leering en op
voeding van het publiek. Wanneer ze dus
worden weggenomen, iydt het publiek er
onder en alleen kan de directie het onaan
gename hierin gevoelen, dat het aanzien van
het museum er mee daalt. Natuurlyk, de
bedoeling van de daad van dr. Bredius is
natuurlek gericht tegen de directie en dient
als een demonstratie om te toonen dat hy
de kunstwaardigheid van die directie in
twyfel trekt. Ernstiger zou het ztfn wanneer
de bedoelde schiderjjen het land verlieten.
Nu ze maar naar Amsterdam gaan, kun
nen wy hoewel we het betreuren dat deze
gen on congressen en juist behoort date na-
bü Scheveningen gesticht te worden. Het
tentoonstellingsterrein is daarvoor zeer ge
schikt omdat het ook nabü goede tramver-
biitdlngen ligt, die de stations met dit punt
verbinden. Het ia merkwaardig, dat de ver-
eenigingêu ter bevordering van vreemdelin
genverkeer nog niet haar aandacht op dit
punt hebben geconcentreerd. Ala er ieta is,
dat bihnen de sfeer van dergeiyke vereeni-
gingen ligt, dan is het wel het hierheen
trekken van congreaaen, omdat daaraan
steeds een lange nasleep volgt
In de kwestie van het verhuren van den
gemeentelijken schouwburg, een kwestie die
ook de gemoederen, ii’ beweging hield, is
geen wijziging gekomen. Het zonderlinge
geval! ia er, dat de gemeenteraad niets meer
te vertellen heeft over de verhuring; die
macht Is overgegeven aan een commissie.
Terwijl het verhuren van een gemeentewo-
ning altyd weer een raadsbesluit vereiacht
geeft de Raad een zoo belangryke beslis
sing, die zooveel stof doet opjagen uit
handen. En niet voor één jaar, maar voor
vüf jaer geeft de gemeente den schouwburg
uit handen, alleen afgaande op de reputatie
van den heer Eduard Verkade. Het is wel
een zware taak, dje deze op zich neemt,
want hij zal door zün prestaties niet alleen
moeten toonen, dat hü deze voorrechten
waard is maar vooral dat hy ze meer waard
is dan iemand anders. Hü zal dat moeten
doen met een troep die nog gevormd moot
worden. Indien dit niet op een mislukking
uitloopt, dan heeft Verkade inderdaad ge
toond niet alleen een voornaam regisseur te
zün, doch ook een commercieel leider van de
beste kwaliteiten. Maar zoover is het nog
niet en de oppositie die hij heeft ontketend
nog vóór hü begon, zal hü niet zoo gemak-
kelyk verteederen? Daarvoor zit er ook nog
te veel politiek in
Gewone advertentièn en- ingezonden mededeelingen bjj contract tot zeer geredn-
ceerden prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte. 1
AdvsrtentiMn kunnen worden ingeeonden door tusschenkomst van soliode Boekhan
delaren, Advertentiebareaux en ense Agenten.
èse< g
erf
en -
lllillllillllllllllllH
30
matigheid, zuinigheid en economie te toet
sen en de Minister stelt nu de vraag, of
het onderzoek der begrootingsontwerpen en
van andere wetsvoorstellen steeds voldoen
de door deze beginselen wordt beheerscht:
bjj de algemeene beschouwingen dringt men
op zuinigheid aan, bjj de daarop volgende
behandeling der artikelen gapt de aandrang
meestal voornamelijk in de richting van
verhooging der aangevraagde bedragen!
Deze critiek is veelszins juist, al dient
hierbij in het oog gehouden: le. dat de Re-
gooring het recht en den plioht behoudt om
zich tegen h.i. ongeoorloofde uitzetting der
uitgaven te verzetten en 2e. dat de Regee
ring, juister gezegd.de Departcments-
grooten, veelal het Parlement in zijn taak
van controleur door onvoldoende en ge
kleurde gegevens eer belemmeren dan steu
nen.
De Minister schijnt zeer wel te beseffen,
waar de schoen wringt. In zyn Memorie van
Toelichting merkt Z. Exc. o.a. op, dat de
ambtenaren, die aan het hoofd staan van
een deel of onderdeel van een tak van
Staatsdienst, zich allicht enkel bezig houden
met de belangen van dat deel en zich slechts
in zeer beperkte mate aansprakelijk achten
voor het geheel van de Staatstaak en dan I
volgen deze niet minder juiste wóórden:
„Onwillekeurig overschatten zy het belang
van hun eigen werk en komen zü er toe te i
trachten, zooveel mogelyk geld ten bate van
hun diensttak voor hooge salarissen, goede
huisvesting etc. etc. te kunnen aanwenden.
De werkelijke geldbesteding geschiedt in die
onderdeelen en gevoel voor ^e belangen van
het groote geheel is juist in die onderdee-
len het minst aanwezig.”
Men leze’en herleze deze gulden woorden,
waarmee de ellende van alle ambtenarij
precies is aangegeven. Men heeft in de „op-
derdeelen” der bureaucratie geen belang
bü bezuiniging, wèl by het tegendeel! Er is
gèen leiding, die er steeds op uit ia de
belangen der geldschieters te bevorderen;
wellhebben de heeren van de „onderdeelen”
belang bjj uitbreiding van het aantal amb
tenaren, mooiere bureaux enz.
Dit is de treurige waarheid!
Zyn er dan geen goed-willende ambtena
ren?
Zeer zeker! Maar die moeten tegen den
stroom oproeien en wat menschelyk is
roeit men niet uit. Is het niet een ontstel
lende bekentenis, wanneer de Minister als
de gewoonste zaak ter wereld neerschryft,
dat er zeker menig Departementsambtenaar
is, die er ernstig naar streeft, een doelma
tige geldbesteding te bevorderen, doch dat
liet „veelal van de toevallige opvattingen
van zyn chef afhangt, in hoeverre dit stre
ven resultaten kan opleveren”! Wat zegt ge
van deze „toevallige” opvattingen van de
saboteerende chefs? Moet deze kanker in.
ons openbare leven, welke in geen particu
lier bedrijf een dag geduld zou worden, als
een onvermijdelijkheid met berusting aan
vaard?
Uit zulke, in een Staatsstuk uiteraard
voorzichtlglyk geformuleerde, bekentenis
sen spreekt een mentaliteit, die in deze ern
stige tyden dubbel ergerlyk is. Hier kan
alleen scherp ingrijpen baten en ingrijpen
attractie nu het Mauritshuis uitj
niet zóó vreeselÜk vinden.
eens eerder uiteengezet, dat w
de musea anders nagestreefd wenschen te
zien en dat er meer op aangestuunl werd
om de kunst tot het publiek te brengen.
Wanneer dus de belangrijke stukken eens
verhuizen is dat op zich zelf geen dood-zon-
de, mits vaststaat dat zü voor ons land be
waard blijven.
Het ligt niet op onzen weg en binnen onxe
bevoegdheid om de kwestie die hier aan
leidende oorzaak is té beoordeelen. We kun
nen het geval slechts betreuren omdat het
van het grootste belang is dat een man als
dr. Bredius wiens reputatie verre buiten
de grenzen van ons land gaat als die van
een kunstkenner by uitnemendheid, niet in
zün liefde voor de vaderlandsche kunst
wordt gekrenkt Dr. Bredius heeft ontzag
lijk veel voor de museum-kunst gedaan en
al ware het thans, dat niet altijd op zün
kompas kon worden gevaren, men had een
^onflict met hem dienen te voorkomen.
MDoot het wegnemen van de in bruikleen
afgestane schilderüen iydt het Mauritshuis
een belangryk verlies, maar er blüft geluk
kig nog heel veel moois over, meer dan
genoeg om een bezoek aan dit museum te
brengen. Wat altyd weer in dit gebouw
treft, is het ongeëvenaarde licht, dat over
den vüver binnen komt en dat vooral bü
heldere lucht een bizonder effect geeft De
jongste wyziging in de opstelling der schil
derijen is zeer gelukkig: In het bizonder
v^lt het aardige Troost-kamortje te roemen,
waar onder andere de Nelri-groep en de
scène uit Jan Klaaz te bewonderen zij11-
Wanneer alsnog het conflict ware op te
lossen, zou het zeker aan zeer velen recht
aangenaam zün.
Een andere kwestie die de gemoederen
nogal heeft be>«g gehouden, is thans ook
opgelost. Het bqi><tf de vraag van het bou
wen van een een stadion op het
prachtige terran/ «Joy Scheveningen, het
terrein o.a. de Landbouwtentoon
stelling is geh<Mi<ieh. Alleen in een half-
waanzinnig, d«r sport ontredderd brein
kan een dergelyk plan opkomen om een van
de mooiste en waardevolle terreinen te ver
knoeien aan een stadion waaruit op gezette
tyden indianengeloei opstijgt, waarvoor
ieder fatsoenlijk mensch zich dood schaamt.
Zelfs waren, er die er een wielerbaan bij
wilden instellen. Bestaat er iets gruwelü-
kers, iets meer afstootend, meer walgelijk,
meer mensch-onwaardig dan een wieler
wedstrijd In de mooie duinen heeft jaren
lang als een gore vlek de houten wieler
baan gelegen, van waaruit Zondags een ge
brul placht op te stygen, dat tot diep in de
duinen resoneerde.
Het is gelukkig, dat onvoorwaardelük het
plan om een stadion op het tentoonstellings
terrein te bouwen is afgewezen. Dit terrein
dient voor tentoonstellingen e. d. gereser
veerd te blijven en de gemeente zal ver
standig doen met er een blüvend vergader
gebouw te stichten, opdat dit reeds dadel yk
een attractie vormt voor het houden van
congressen hier ter stede. Als er iets is
waaraan groot gebrek bestaat dan is het
wel een goede gelegenheid voor vergaderin-
Den 21en November 1919 heeft de Twee
de Kamer met algemeene stemmen een mo
tie voor bezuiniging aangenomen.
Thans is, d.d. 1 Februari 1921, bü de Ka
mer een wetsontwerp ingediend, beoogende
om aan den wensch der Kamer tegemoet te
komen. Veel haast heeft de Regeering er i
dus niet mee gemaakt; onnoodig is weer een
kostbaar jaar nfet „overwegen” heenge-1
gaan.
Wat de Minister van Financiën voorstolt,
is al heel simpel, éfh nieuwen post op zijn
begrooting (groot 22.000) voor de aan
stelling van vier bezuinigingsinspecteurs.
Het is bedoeld als een voorloopige maatre
gel, die, wanneer zün werking gunstig
blijkt, zal moeten uitgebreid worden.
Het doet eenigszins vreemd aan, dat de
Regeering tot dit voorstel komt en daarhan
vrij uitvoerige beschouwingen vastknoopt,
terwül zü even tevoren een Staatscommis-
sis heeft benoemd om dit vraagstuk te on
derzoeken. Men had, dunkt ons, de voorstel
len dier Staatscommissie behooren af te
wachten of deze Commissie als overbodig
en dus in stryd met het streven naar
bezuiniging I dienen achterwege t
Intusschen ligt het voorstel bü de
en het schijnt zeer de vraag, of deze
laten liggen, om te wachten op de i
ten der commissie-Rink.
Wat ons betreft, wü kunnen over het
voorstel-De Vries niet zeer enthousiast zijn.
Niet alleen omdat de late indiening twÜfel
wekt aan de ernstige overtuiging van de
noodzakelijkheid van bezuiniging, ook de in
houd van het ontwerp stelt tfljeur. Reeds
dadelyk treft het feit, dat deze voorloopige
maatregel zal beginnen met nieuwe uitga
ven te veroorzaken, „aanvankelük” 22.000,
vyor de vier inspecteurs, die den „grond
slag” zullen vormen voor een bezuinigings-
inspectie. Dat belooft dus nog heel waty
Welk een beteren indruk zou het gemaakt
hebben, indien de Regeering eenige reeds in
dienst zynde hoofdambtenaren en er zijp
Departementen, waar men over de referent
darissen e. d. als 't ware struikelt met
deze taak had belast. En had men dit niet
mogen verwachten van een Minister, dig
zelf neerschryft, dat „de practyk der finar?
ciëele administratie leert, dat vrywel overal
en altyd gevaren dreigen van verkwisting
en verkeerde besteding van gelden” en dat
dit geldt „zoowel de toewüzingen van gel
den voor toekomstige behoeften, waaronder
sommen kunnen voorkomen voor doeleinden
zonder of althans zonder voldoende nut, als
ook de wjjze en de mate v,an geldbesteding
Voor doeleinden van onbetwistbaar groot
nut.”
De Kamer, die om bezuiniging riep, krjjgt
dan in het voorbygaan een „sneer” te hoo-
ren. Zy heeft de door de Regeering voor
gestelde uitgaven aan beginselen van doel-