gü
I
i
Heter
60e Jaargang.
No. 14598
Zaterdag 16 April 1921.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
DE LILA HOED.
---
i Kruiden
a 2
’s Pillen
-voox Gro-ccd-SL Oxxxö,txe3xièxx-
---
eisterd door
Nierziekten,
een klaagt.
Voorjaarswsslde.
aksblad”
1
geredu
Redactie: Telef. Interc. 545.
Bum: MAR
n, GOWDA.
AdministratieTelef.
brieven.
Dit nummer bestaat nit twee bladen
aardt
Mr. K.
kenteekenen van nier-
ik in den mond bij het
„ik vraag
ANTON
(Wordt vervolgd.
af wot*i'
we
Gewone advertentiën an ingezonden mededeelingen bjj contract tot teer
ceerden prijs. Groot* latten an randan worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomat van «oliede Boekhan
delaren, Advertentiebureau* en onze Agenten.
of een nieu-
i doet glim-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN:
Op de voorpagina 50 hooger.
J voldoende
«ener zaak,
r veruuMd
nis als oir
lei tegen-
alleen net
pekela.
dt franco na ont-
rag. 5765 45
Naar bet Schetsch van S. R. CROCKETT.
Vertaald door
I. P. WESSELINK-'v. ROSSUM.
(Nadruk verboden.)
1—4 regels ƒ2.05, elke regel meer ƒ1.50.
ik op dit
punt merkwaardige waarneming* i gemaakt
die ook voor ons leerrijk kunnen xyn. la
Duitschland is wat ik aanvankelijk niet
dan ’s morgens,
ronds een weinig
eroemde, genees-
javo..
ieldej
gevolgd wordt, inaar alge
niet en dat willen juist zoo-
>s de ontvangers der fooien
schynen onder een geheime smart te lijden.
Mijnheer Welsh van de pastorie, die mij
liefhad en mij zoo verwende, toen ik een
klein meisje was, praat zelfs niet meer te
gen me. Mén zou zeggen, dat een donkere
wolk zich over mij uitbreidt!” zei Winnie
droevig, maar zonder zich zwak te toonen.
„Welke die wolk kan zjjn'’» vervolgde ze,
„ik weet het niet; maar grootvader heeft
eens gezegd, dat het onweer zou losbarsten
boven den man, die mij zou liefhebben, en...
ik wil niet dat het over jou zal zjjn. Ralph.”
Ralph, die de hand van Winnie iii de zjjne
gevangen hield en wel vrijwillig gevan
gen zou veel gegeven hebben, als hy haar
hak kunnen naderen.
„Liefste Winnie", zei hij (hij geloofde
misschien, dat ze omdat ze weende, het bij
voegelijk naamwoord niet zou opmerken),
„liefste Winnie, zou het niet beter zijn
dat dit onweer over ons samen losbarste dan
over jou alleen?"
„O, neen, Ralph, niet over jou!” herhaal
de ze met een vuur, dat evenveel waard was
als een belofte.
Maar die dwaas van een Ralnti had het
vervolg van zijn toespraak al voorbereid.
„O, Winnie! daar je zoo weinig vrienden
hebt, om lief voor je te zijn, laat mij degene
zijn, die je waarlijk en voor het leven mag
liefhebben. Ik ben niets ongerust; we zullen
tezamen zijn met ons beiden tusschen de
overige menschheid, lieveling."
Winnie werd verlegen, het was de eerste
maal dat men haar van liefde sprak met zul
ke teedere woorden. Ze trok haar hand te
rug, niet haastig, maar beslist.
,Jk heb een besluit genomen, ik heb een 1
ons iets gefoeo-
daarvan geven
ranneer de
leuze ook
lig hersteld.
iper huismiddelen
zenden hebben er
inden en zij zullen
fortelboer’s Krui-
Pillen verdrijven
igheid, maag- en
en eetlust op, be-
rertering, regelen
liveren het bloed,
len enz. Wortel-
I) cent per pakje,
60 cent per doos,
Overal verkrjjg-
rgovtm
sing on
kellner
i verbo-
irma-
j bezoeker
lachten; Ik
van een
ver-
iwezigheid
die in de
>men. In vele
iweaig-
swaren.
i klach-
ien op
wordt
inds gerui-
isseljjkheid,
een lust
dan
31)
Dit lachen bracht hen nader tot elkaar.
Hun vroolijkherid scheen zoo natuurlijk in
den straJenden vrede van dien schoonen
zomerdag. Boven uit een berkenboom liet
een roode eekhoorn schilletjes van denne-
appels op hen neervallen en keek uit zijn
schitterende oogjes strak naar de twee ge
liefden.
„Ik vond heit prettig u straks over uw
vader te hooren spreken,” zei Winnie. „Wat
een gelonk een vader te hebben, aan wien
men ztfn hart kan uitstorten. Ik kan mjj
mijn ouders zelfs niet herinneren.’1
Haar blik verloor zich in de ruimte: de
diepe, teedere smart daarin sprak recht
streeks tot hert hart van Ralph. Die tak
was werkelijk afschil wel ijk.
„Weet u,” hernam Wünnie,
me af of uw vader destijds mijn moeder
met heit een of andere verdriet heeft aan
gedaan. Grootmoeder was er eens met mij
over begonnen, maar plotseling brak ze
h«t gesprek af en wilde het niet voortzet-
Un. Ik geloof dat het was omdat groot
vader naar haar keek."
>Jk wist niet dat mijn vader ooit uw
■»*Ur «Mmud bad," antwoord* Rafoh.
rschynselen
meest
's dar
tworm scheidt waar-
ilde omstandigheden
en deze laatsten zou-
smde verschijnselen te
abonnementen on
aangenomen voor
diw'v
Berkenwoudeu
-Achterbroek door
•iersche. Stolwijk.
„eze ellende en narigheid kan Men
besparen, als men weigert ongaar
varkerisvleesch te nuttigen.
ledé heb ik, naar ik meen, een en an-
loende over dit onderwerp toegelicht.
kwaal dring al dieper
it de arme lijder ont-
iek is, maar dan is het
i nierkwaal? Kunt U
tn deze kwaal lijdt of
.75 per doos.
Gouda b(j:
31 en Mej. S. L. VAN
ie Drukkerij
t ZOON - GOUD*.
het gezicht van die vrouwentranen. Zacht,
met een lichte en flinke hand, veegde hij
de wangen van Winnie af, waarbij hij bij
instinct de lieve woordjes mompelde, die ze
nooit meer gehoord had sinds den dag, zoo
lang geleden, dat haar moeder zich over
haar wiegje bukte.
Nog een oogenblik en zonder twijfel zou
Ralph haar in zijn armen genomen hebben;
maar het jonge meisje duwde hem zacht
weg.
„O, Ralph, Ralph, je moet niet meer aan
mij denken, je moet nu gaan", smeekte ze.
„Wat wil je zeggen, Winnie? Ik weet
zeker dat je je vergist, mijn vader kan te
gen niemand hard zijn geweest. Maar waar
om je daarover te verontrusten, Winnie?”
Hoe zoet scheen haar haar naam, zoo met
zachte stem uitgesproken! Ze was opgestaan
en liep nu naar de opening van het dal.
„Winnie”, drong Ralph aan, je weet wel,
dat ik van je houd, nietwaar?”
Winnie bleef zwijgen.
„Ben je boos, Winnie?” vervolgde hj^ter-
wjjl hjj zijn lange gestalte neerboog, on
der den lila hoed te kijken.
Winnie schudde het hoofd.
„Boos niet, Ralph, maarzoo bedroefd!"
Ze wendde zich tot hemjxn stak hem een
hand toe, die Ralph zich haastte in de zijne
te nemen, maar hy voelde in dat gebaar het
besluit van een slagboom tusschen hen te
leggen licht, maar vast.
„Luister, Ralph”, zei ie, ,Jk wil dat je
alles weet; het schijnt dat ik ongeluk breng
over hen, die mjjn liefhebben. Mjjn moeder
stierf, toen ik nog heel klein was; mijn
vader heb ik nooit gekend; mjjn grootouders
GOIDSCHE COURANT.
VERSCHUKT DAGELIJKS BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal J3.25, per week 17 oent, met Zondag^lad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco por post per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt tl, GOUDA,
bjj onze agenten, den boekhandel en de postkantoren.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (beboerende tot den beaorgkring)
1—5 regels ƒ1.80. elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
1—5 regels 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20
bijslag op den prijs.
nden hun adres aart
CHOEMEIJER, Ain-
ngen gratis 2 weken
5183 14
ibele en ongewoon ge-
een gevoel van zwakte
vallen onder de oogen
ie aan pijn in den nig,
ipjicht, nier- en W»*8'
e blaas, spieren en ge-
i hieronder gebukt als
toestand hunner zwak-
jlen beteekenen, dat de
zijn. Zij moeten ver
arden.
>t te laat is. Gast on-
drogist en vraagt hem
s Nier- en Blssspülen.
nier- en blaasziekten
volkomen genezen, va
men door deze ziekte
,r vooral op letten, dat
ITT’s pillen ontvangt in
i blauw met goudgeel
ia! blauw zegel op de
moeilijkheden bij het
chte DE WITT’S Nier-
rvinden, zendt dsn het
tt Co. Ltd., Den Haag
jk een flacon wordt toe-
-1-
Interc. 82.
nrtrb o.a., na
tnxieiuyice
,jben, net
zullen ge
aan. nierziekte breidt
Duizende en duizen-
alle steden en dorpen
•n door deze doodelijke
„Ik had geen enkele reden het u te ver
tellen,” mericte Winnie gevat op, „maar
grootmoeder bezit een ovaal miniatuur
portretje, dat uw voorstelt, toen hij heel
jong was en de naam van moeder is ach
terop gegrift.”
„Haar meisjesnaam?” vroeg Ralph.
Ze knikte bevestigend, toen zei ze plot
seling na een stilte:
„Is uw vader wel eens hard?”
•en beetje gekwetst richtte Ralph zich
op, maar de glans van teederheid, die hij
in de oogen van Winnie zag schitteren,
kalmeerde hem onmiddellijlk.
„Mijn vader,” zei hij., „is zeer zwijgzaam,
zeer gesloten, zooals ik zelf was voor ik
hier kwam”; hij had willen zeggen:
„voor ik jou kende, liefste,” maar hij durf
de niet ,/toch is hij niet m staat tot
hardheid jegens wie ook, behalve mis
schien in datgene wat de Marowjjnsche kerk
betreft, zijn geloof en zijn gezag. Maar
waartoe deze vraag, juffrouw Winnie?”
„Omdat” ze zweeg, terwijl ze de oogen
neersloeg, die zich met tranen vulden
„omdat grootyader zich eens een woord liet
ontvallen toen hjj zeer ziek was; en sedert
heb ik mjj altijd afgevraagd, wat er voor
ernstigs gebeurd kon zijn tusschen mjjn
moeder en uw vader.
Twee groote tranen ontsnapten aan de
bruine oogharen van Winnie en liepen over
haar wangen. Ralph zat nu aan den anderen
kant van den tak, naast Winnie, die het niet
scheen te merken. Hij had een zakboekje in
de hand, met kant omzoomd, dat aan zijn
moeder behoord had en alles wat teeder en
ridderlijk in hem was werd opgewekt door
;oud-doorschot
„omen, roerloos in
~wtvende knoppen.
den dalendei
geluid der
alles
blijken te zyn en wanneer kelin<,__
eerst op deze wyze een zéér aam
loonsverhooging verkregen te heb)
vernederende plotseling niet ineei
voelen en opnieuw op fooien jaan a*«ni.
Want dan ontwikkelt zich, in ze<J-
tempo, precies dezelfde geschiede r
van het ontstaan en den groei I
woordige fooien en zal tenslotte i
publiek de dupe zyn, dat dan èn verhoogde
prijzen èn fooien moet betalen.
Op reis door Duitschland heb
Op myn schrijftafel geuren in eèn licht
teer vaasje wat rose voorjaarsbloesems.
Voor myn open raam licht als een reuze-
bouquet een groote pereboom in eerste
bloeseming. Ginds langs den weg staan
roerloos onder een goud-doorschoten lucht
de nog bladerlooze boomen, roerloos in een
vreemd waas van uitbottende knoppen. En
in de vredige stilte van den dalenden avond
kwettert van overal het geluid der vogels.
Hoe komt het, dat .dit alles my zoo ge
lukkig maakt? Het is een dier zeldzame
avonden van het vroege voorjaar, waardoor
al de zoele adem van den naderenden zo
mer schynt te huiveren en waarin het licht
schijnt te aarzelen, als wilde de dag niet
scheiden van de nog schuchter bloeiende
aarde. Maar waarom wekken deze vreemde,
aarzelende schemerstilte, waarin het leven
zelf schynt stil te staan, deze luwe lente
adem en zachte bloesemgeuren in myn hart
een ongewoon gevoel van weelde en wonde
ren lust, van ongekend behagen, als was mij
een bizonder geluk te beurt gevallen? Het
leven, myn leven zyn toch als gisteren en
eergisteren. Myn levenstoestand is niet an
ders en mijn levensuitzichten zyn niet ge
wijzigd. Geen enkel bizonder geluk, dat ik
zou kunnen noemen, geen enkel voordeel,
geen enkele nieuwe hoop heeft in myn le
ven of in myn vooruitzichten een aanwijs
bare verandering gebracht. En toch is daar
dat nieuwe geluksgevoel als een bizonder
welbehagen, alleen omdat de avondlucht zqo
wonderlijk kleurt on de vogels zingen en de
bloesems gfeuren. Waarom? Want als bij
my is het by anderen. Hier, ginds, overal
zitten menschen, jonge en oude, en staren
in de wondere schemer stilte van dezen geu-
rigen lenteavond en in hun hart stijgt dat
wonder weeldegevoel, dat de wereld nieuw
doet schijnen en het leven anders. Daar zijn
er wien droefheid de keel toeschroefde, wan
hoop een vervloeking op de lippen bracht,
wien het leven donker scheen en zonder ver
schiet. En nu is het plotseling
we lust, een nieuwe hoop hen o
lachen tegen den vredigen lenteavond, of
schoon toch alles gebleven is als het was
en geen enkele reilen van droefheid of wan
hoop is weggenomen.
Wonderlijk, niet? Maar bewijst het niet,
dat niet in de dingen of gebeurtenissen bui
ten ons, maar in ons zelven de oorzaak ligt
van ons geluksgevoel en ons welbehagen?
Want een simpele lenteavond, die geurt,
doet ons anders ademen en veel treurnis
en leed en zorg vergeten. Maar die lente
avond brengt ons geen tastbaar geluk, kan
op zichzelf van het gewekte geluksgevoel
niet de oorzaak zyn in dien zin als van een
beantwoorde liefde het is of een verlies de
oorzaak is van ons ongeluk. Hij is enkel de
oorzaak van een stemming. En die stem
ming doet in ons dat wonderlijk weeldege
voel ontstaan, dat we niet kunnen defini-
eeren, maar dat we toch als geluk ervaren.
Hij maakt ons gelukkig niet om iets dat we
die ook voor ons leerrijk kunnen zyn
Duitschland is wat ik aanvankelijk
wist sedert Juni 1919 het foiensteisd
afgeschaft; ieder ontvangt nu
loon of aandeel in de opbrengst «c
om de fooien te kunnen missen. In Bomnug*
hotels wordt den gast nog een bepaald per
centage zijner \ertenngen in rekening ge
bracht (meestal 15 A 20 in andere ho
tels en m alle restautrants zyn de prysen
zooveel verhoogd, dat de bediening er in
den prys begrepen is.
Ook déür zal als hoofdmotief gegolden
hebben, dat het aannemen van fooien ver
nederend is. Hoe is nu de practyk, nog green
2 jaren na de invoering van deze wyzigftg?
Niet alleen neemt het personeel weer even
dankbaar en gracieus als vroeger de verne
derende fooien uan, maar het begint er
zelfs weder op te azen. Aanvankelijk onbe
kend met de radicale afschaffing der fooien,
gaf ik er nog geregeld en die werden even
geregeld geëmpocheerd. Sterker: nadat ik
bemerkt had, dat te Hamburg het fooien
stelsel was af geschaft, maar nog niet wist,
dat dit voor geheel Duitschland gold, vroeg
ik by de betaling in een restaurant in een
andere stad den kellner, hoe het er d4Ai
mee stond. „O, neen”, was het bescheid,
„hier zyn ze nog niet afgeschaft”. Waar
op natuurlijk een behoorlijk drinkgeld
volgde. By ’t verlaten van dat restaurant
viel echter mjjn oog op een kaart, waarop
na de vermelding van het af schaffen der
Trinkgelder nog eens met koeien van let
ters stond gedrukt, dat niemand fooien
mocht aannemen!
Het bekende treuzelen met 't terug]
van geld vindt eveneens weer toepassi)
zelfs begint men weer ontevreden 1
gezichten te zien, wanneer de toch
den fooi uitblyft! Ik hob dun <x;k meel
Ion waargenomen, dat ook andere
den kellner nog èens extra bed»
zelf deed dat later niet meer, tenzij do man
mij eenigen extra-dienst bewezen had
En toch ligt ook in dit laatste weer het
begin van 't fooien-stelsel als normaal ge
bruik, als een soort recht, waartegen do af
schaffing op den duur niets zal vermogen.
Ik heb dit voorgaande even willen vast-
leggen om twee redenen:
lo. als ook in Nederland de fooien wor
den afgeschaft, laten we ons dan ook strikt
daaraan houden en van de bedienden vlotte
en goede bediening uischen, zonder daar
voor extra toeslag te betalen;
2o. desniettemin zy geprofeteerd, dat zoo
wel van de zijde der kellners als van de zjj
de van het publiek,van den uanvang
zal worden aangestuurd op geleidelijke
der-invoering der toch zoo vernederendei
fooien. HANS
gelofte algelegd”..
Hier zweeg ze en keek Ralph eenigBiin»
uittartend aan. Zeker zou h(j nu op meester,
achtigen toon spreken en verklaren, dat hij
zich niets om haar geloften of besluiten be
kommerde.
Maar Ralph bezat nog niet genoog stout
moedigheid en nam de minste van haar
woorden veel te ernstig op. Hij stelde «iel»
tevreden met naar haar te kyken en dex**
beslissing of te wachten met even veel ang><
alsof het lot van het heelal er van afhing
Toen sprak Winnie dien alouden voliui
uit, zoo dikwijls herhaald en die den eom
bersten mensch doet glimlachen:
„Ik heb besloten om niet te trouwen.”
Een ander man, wijzer of veniorventu,
zou gelachen hebben, de waarde van een der
gelyk besluit kennende; maar Ralph had
nog volstrekt geen ondervinding. Hjj boog
het hoofd als voor een uitspraak van hei
noodlot. Als Winnie’s grootmoeder er b(j
geweest was, zou ze hem de ooren gewas>
schen hebben over zooveel domheid.
„Maar dat belet nog niet je lief te hebben.
Winnie", zei hij zacht.
„O ja, zeker wel, je moogt zelfs niet nteor
om mij denken. Je moet vertrekken."
„Ik xal vertrekken als jij het mjj beveelt,
Winnie. Maar geloof niet dat drt voidoewde
is, om mij je te doen vergeten.”
„Toch xul je vertrekken."
„Ja", zal Ralph, dia er niets geen plan
op had.
R WINKELIERS
ANVERWANTEN
M en SIGARETTEN,
tenswaardig vakblad,
lim 8000 lezers. Laas
krjjgen, maar doordat er in
ren gaat. Wat dat iets is,
we ons op dat oogenblik geen rekenschap.
We zien andere lenteavonden misschien van
lang geleden en onze herinnering dwaalt be-
geerig door de velden van ons verleden. Het
is, of we weer zitten op den lenteavond voor
het open raam en om ons de adem geurt
van een lentetuin achter het hooge huis,
waar we als kind speelden. We dwalen
weer door de paadjes van het oude dorp,
waar de hagen groenen en in de kleine tui
nen de vruchtboomen bloesemen. We wan
delen hand in hand onder een besterde lucht
en terwjjl om ons de lucht geurt, schitteren
naast ons kwee glanzende sterren in een
lief gelaat. We staan op het kleine perron
van een stationnetje en terwjjl om ons een
lenteadem huivert, wuiven we onzen zoon
of onze dochter toe, wier gelukkig glim
lachend gezicht zich nog uit het portier
raampje buigt. Of ook misschien dichtbij,
zoo dichtbij, dat het is, alsof we hem rui
ken konden, zien we een lenteavond der toe
komst met een. nieuw geluk, waarvan we
7xx>lang al droomden. Herinneringen zjjn
het en toekomstbeelden, vaag of helder om-
lynd, die even voor onze starende opgen op
rijzen. Maar zij ztfn het niet, niet de ge
beurtenissen althans, die we ons herinne
ren, waardoor dat geluksgevoel gewekt
wordt. Zy verschuiven en verglijden, maar
de stemming, het weeldegevoel blyft. En
xvanneer we willen trachten het te ontleden,
da?t glipt het, als angstig, weg: tusschen
onze tastende vingers. Maar iets worden we
toch gewaar en dat iets verklaart ook,
waarom ook meer den andere uren juist de
lenteavond ons deze geluksstemming zoo
sterk suggereert. Het is, wat een zoo groot
bestanddeel uitmaakt van al ons geluk,
waardoor ook ontstaan, de verwachting, het
verlangen. We weten niet, hoe en waaraan,
maar terwijl we staren in de wazige sclie-
merstilte van dezen lentestond, is het of
schuchter en aarzelend een nieuwe hoop ons
hart binnensluipt. In den schemerigen schijn
van ons eigen vaag geluksgevoel zien we ze
niet, maar nieuwe verwachtingen rijzen op
in ons hart en spreiden over de toekomst-
velden van ons leven een nieuwen schijn.
We zyn het ons in deze oogenblikken niet
bewust, maar toch is het zoo, dat, wat het
leven ons ook aan droefheid en teleurstel
ling gebracht heeft, we een nieuw geluk
hopen en verwachten als in de dagen van
lang geleden. En het verlangen, dat altijd
in ons leeft, strekt opnieuw de armen uit en
glimlacht vertrouwend de toekomst tegen.
Het is de onuitroeibare zucht naar geluk,
die zich, nu alle leven zich vernieuwt, op
nieuw sterker dan ooit in onze harten open
baart. Het is de verwachting der voorjaars-
weelde, die de slechts sluimerende ver
wachting van nieuwe levensweelde in ons
wakker maakt. Deze verwachting glim
lacht in ons hart. En het is die glimlach
wel het meest, die in ons dit geluksgevoel
wekt, als een vage afschaduwing van het
geluk, dat wjj hopen.
Dio«a, «Hl.
is. In dit
zjjn, dat
bljjven voor infectie met lintwor
wordt nu een besmetting zeer gei
ja er wordt niet zelden min of
gespot.
Het valt niet te ontkennen dat sommi
gen weinig of geen last hebben van
lintworm, die in hun maagdarmkanaal
toeft, terwijl wij toch zijn aanv’*
kunnen aantoonen uit de eieren, die in d«
faeces van den patiënt voorkomen. In velt
gevallen echter veroortaakt de aan\
heid van den Taenia velerlei bezv
Soms uiten de lyders uitsluitend vage
ten, zoodat alleen de aandacht van d«
merkzamen onderzoeker gevestigd
op een lintworm. Men klaagt sinds
men tyd doorgaans over wat mia__^,
moeheid en matheid. Men heeft geei
tot werken en is wat kieskeuriger dan an
ders. Slechts het onderzoek der faecaliën
van onzen patiënt kan by zulke vage klach
ten uitsluitsel geven op de vraag of moge-
lyk ook een lintworm hiervan de oorzaak is.
Niet altjjd wordt het ons echter zoo moeilijk
gemaakt, doch klaagt de patiënt vaak over
vrij heftige buikpijnen, terwijl de ontlas
ting zeer ongeregeld is. De eetlust is soms
buitengewoon groot, doordat de lintworm
veel voedsel aan het lichaam onttrekt.
Naast deze bezwaren, die onze aandacht op
het maagdarmkanaal plegen te vestigen,
hebben wij vaak typische lintwormsympto-
men, waarvan ik u enkelen wil noemen. Al
lereerst hebben wy het kietelend gevoel in
den neus, alsof er met een veertje in den
neus gepeuterd wordt, verder klaagt onze
patiënt over hartkloppingen, hetgeen by
nerveuse personen aanleiding geeft tot
angst voor een hartgebrek. Voorts wordt de
Ijjder door heftige hoofdpjjnen gekweld (mi
graine aanvallen). Wat zoo de allerbelang-
ste verschijnselen zijn. Langen tyd heeft
men gemeend, dat al deze z.g. lintworm-
Den vorige® kaer ittbben
een groote rol de vro*rw s]
ding van het varken wiee»
de mag zfj niet met de ha:
bljjven zitten. Waar dij qve
is op het bereiden van vai
het dan ook nog maar ten
deze ook volgen op die van het rundvleesch,
en ik ben er van overtuigd, dat ik by mijn
lezeressen hier niet te vergeefs aanklop.
Zonder uw kookkunst gering te schatten,
neem ik toch de vrijheid te veronderstel
len dat de meesten uwer uit onwetendheid
handelen. Welnu ï^rhit uw rundvleesch
gedurende IVi minuut voortaan tot een tem
peratuur van 50 graden Celsius, dan is het
voorstadium van de Taenia Saginata zeker
dood. Alleen zult gjj mij vragen: hoe weet
J,_x tempera_
itgesteld is geweest,
iltfk altijd eeö ther-
Br naast mijn biefstukje in de pan
leggen. Dit is niet noodig, geachte lezeres.
Men laat het stukje vleesch zoo lang bra
den, dat wanneer men het er uit neemt, het
bloéd, dat er uit looipt donkerrood gekleurd
geval kan men er van verzekerd
de huisgeftooten gespaard zullen
1 _)fm. Meestal
ering geteld,
meer mede
symptomen reflectorische vers
waren. Tegenwoordig hechten de meeaten
meer aan een vergiftiging. De in ons darm
kanaal vertoevende lintworm scheidt waa
schijnlijk onder bepaalde omstandlghedi
vergiftige stoffen ai r
den de bovengenoer
weeg bréngen.
Het meest voor de hand ligt om den on.
genooden gast met een laxeermiddel te ver
drijven. Dit lijkt eenvoudig. Alleen komen
wjj daarmede niet altjjd klaar, daar de lint
worm zich soms zeer stevig in onzen darm
windt, door middel van zyn zuignoppen en
kaken, vasthecht. Wy beschikken echter
nog over middelen, die de lintworm kun
nen bedwelmen, waardoor deze loslaat en
op deze wjjze onzen darm verlaat. In som
mige gevallen biedt hjj een zoodanig^n
weerstand, dat wjj den patiënt op dieet
moeten stellen, alvorens deze middelen toe
te passen.
Al dez«
zich
rund- en
Hiermi
der voldo
ende deelen van het
FooiaS).
Reeds verscheidene jaren is ook in Ne
derland een streven bemerkbaar, om de
fooien speciaal die aan hotel- en restau-
rant-personeel af te schaffen. Dit streven
is uitgegaan van dat personeel zelf, onder
de leuze, dat het aannemen van fooien ver
nederend zou zyn, maar dat die geldge
schenken eerst gemist kunnen worden, wan
neer aanmerkelijk beter loonsbepulingen
verkregen zullen zjjn. Het publiek staat
sympathiek tegenover dit streven, omdat
het de belofte inhoudt van ’t verdwynen van
een misverstand èn van veel last. De fooi is
een bepaalde factor by allerlei uitgaven ge
worden, doch de verdeeling van het totale
bedrag over een zeker aantal „rechthebben
den” (zooals by de betaling van een hotel
rekening) geeft nog dikwjjis moeilijkheden
en om die moeilijkheden te ontgaanver
hoogt men maar weer het oorspronkelijk
uitgetrokken bedrag over de drinkgelden.
Reeds een twintigtal jaren geleden kende
men in enkele hotels in het buitenland het
systeem, om een bepaald percentage op de
rekening te leggen, dat dan een afkoopsom
voor de lastige fooien was en ter verdeeling
bestemd werd onder het personeel, eene ver
deeling, waarmee de gast dus geen bemoeie
nis meer had. Thans zyn er ook in Neder
land enkele hotels, waar deze inderdaad
goede gewoonte g
meen is zjj nog nii
wel de gevers als
zoo gaarne bereiken.
Is en b 1 ij f t het standpunt der bedien
den, dat het aannemen van een fooi verne
derend is, dan zal ieder gaarne berusten in
en zelfs medewerken aan de noodzakelyke
verhooging der restaurant- en hotelprtfzen;
het geldt dan slechts een verplaatsing van
uitgaven, die elkaar niet zooveel zullen ont-
loopen.
Iets anders wordt het echter, wi
door de bedienden aangeheven I
werkelijk niets anders dan een leuze zal
m wjj gezien, welk
jpeelt bjj de berei-
leesch, doch daarme-
handen in de schoot
overwinning behaald
irkensvleesch, zjj
deele, zoo moet
van het run<‘
^aigd, dat ik
hier niet te vergeefs
Rokkunst gering te i
de vrjflieid te
■'fcr
itvooi
graden Celsius, d
de Taenia Sagim
<ioou. aneen zuil gy «nij
ik dat het'stukje vleesch
tuur van 50 gr. C. blootgesteli
want ik kan toch moeir.:’
roometer naast mjjn biefstukje in
leggen. Dit is niet noodig,
vlees
i het