OEF acten, (kN. .1 Zaterdag 9 Juli 1921. No. 14668 TER. :oop. 60e Jaargang.’ exx Omstxeksn. MANT Nieuws- ezx ,^<d.^ert©aa.tie'bl©-dt -rroor Q-oxcd.©. sling I DOtlOl I merman EERSTE BLAD. I FEUILLETON. DE ROODE ZEE. ichette ERDER Weenen” Ids 7 Va uur welwillende mede- Zomer en Vacantie. BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. VERSCHIJNT DAGELIJKS 1—4 «tel. ƒ1.06, elke regel meer fOM. AM, Kelzer.tr 61 Redactie: Telef. Interc. 545. Administratie: Telef. Interc. 82. Bureau: MARKT GOUDA. Dit nummer beslaat uit twee bladen ch beleefd aan. 2847 25 asterdam G 10 JULI. geji kun I BINNENLAND. 118 HOOFDSTUK XIV. 56) 1ENDA. (Wordt vervolgd.) eten. LLING. amiIs Ambriofcu INGEZONDEN MEDEDEEUNGENx Op de voorpagina 50 hooger. Gewone advertentiën an ingezonden mededeeUngen b(j contract tot mar garedn- ceerden prjja Groot® letten an randen worden berekend naar plaatsruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soliede Boekhan delaren, Advertentiebureau» en onze Agenten. opderdag wegens 3814 60 Roman van CLARA VIEBIG. met autorisatie vertaald door Mevr. J. P. WESSELINK—v. ROSSUM. (Nadruk verboden.) Shilling Mark Frank (België) Frank (Frankrijk) Dollar Hij ging weer zitten. „Spaar uw steen. Ik hoor het liever niet. Hat eenige wat mü rust, ik zou haast zeggen, vreugde geeft, is dat ik ten minste voor mjjn vaderland gedaan heb. wat ik kon. Dat ie de eenige vergoeding voor blinde O verkrijgbaar bij den Kerk. 3302 40 oc. „De Réunie”. Liefda- t. c. Ons Genoegen. Bella- AG 14 JULI, land. per- 'en, zol- in zyn oeid lijnt ERENDORF. de Limburgsche heuvelen, langs meren en over de Drentache hei- Oisterwyksche Utrechtsche lanen of in de gezaai (jkbaar abt men haalt de Henry Asselin, Ie” waarin hij de volk beschrijft. boek leest, ge leid van hetgeen oogen en verminkte ledematen. In dit be wustzijn hebben wü one loon ontvangen. «edodde hü het werkelijk zooals hü het aei? Of was het bittere hoon? Zacht streelde zij over zijn hand. Zij zou hem graag hebben gekust, hem aan haar hart getrokken, hü was immers haar zoon, haar geliefde zoon, haar eenige, maar een ze kere schroom hield haar ver van hem. In de eerste dagen van zijn wanhopende stem ming we* h(j hear nador geweest, begreep eü hem beter dan nu. Dat hü zoo buiten gewoon kalm was, maakte, dat xü vreemd tegenover hem stond. Was het de kalmte der vertwijfeling of reeds die der verla tenheid? Haar oogen, gescherpt door moe derliefde, waren vast op ham gericht. Neen wanhopig wee hij niet meer. Zyn voor hoofd, zijn jeugdig voorhooft!, was door- ploegri als een akker, maar toch was het helder. En dien nacht had zü hem ook rus tig hooren ademhalen in een geiükmatigen slaap. Och, als hü er zich maar eerst ge heel in had gevonden, zich in zün lot ge schikt! Met vreugde zouden zij alles vóór hem doen, alnchts voor hem leven; Lili en zü- Het vemchrikte haar btfna, dat hij, als had hü hare gedachten geraden, nu aaide: „Ik dank u, moeder. Ja, u zult geduld met my hebben.” Hü glimlachte even: „Moe ders hebben immers altjjd geduld. Van u neem ik het ook kalm aan. Maar over Lili wü ik nu met u spreken. Kom heel dicht bü mü zitten!” Hü trok haar stoel dich ter naar zich toe. Spitsbergen. BÜ den tekst van de vragen, die mr. Dresselhuya den minister van buitenland- sche zaken in zake de kolenmünregeling op Spitsbergen heeft gestald, toekent Mor- genWadet van Christiania aan: „De zaak staat, gelük men weet, zoo: Het Noorscfae ontwerp van een münre- (iOlDSCHE COURANT VERSCHIJNT DAGELIJKS BEHA ter bespre- en be- 1 in die provincie -aanleg en uitvoe- werken. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt Franco per post per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80. Abonnementen worden dagely’ks aangenomen aan ons Bureau: Markt 31, GOUDA, DÜ onze agenten, den boekhandel en de postkantoren. ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring) 1—5 regels ƒ1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring: 1—5 regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20 by slag op den prys. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den pry's. te GOUDA OMITÉ i be Drukkerij fc ZOON - GOBDA. „Lees my de courant voor, moeder,” vroeg Heinz Bartholdi. „Zal het ie niet te zeer opwinden?” Hedwig was hlÜ, dat haar zoon het vroeg. God zü dank, hü toon de weer belangstelling, maar toch zag ey' er tegen op. Wat moest het hem op winden, neerdrukken, wat daar alles stond! Hem nog meer dan anderen. Hü had het kostbaarste wat een mensch bezit, het licht zijner oogen opgeofferd. En waarom?! Aarzelend begon »Wü hebben om wa penstilstand verzocht, ik weet niet of je dat al weet?" „Ik weet het." „Hoe dan?” Zy was zeer verbaasd. Men had angstig vermeden hem op te winden; in zy'in tegenwoordigheid werd nooit over politiek gesproken. Het samenzün wae daardoor dikwü'ls zwygnaam geworden, maar wie zou den moed gehad hebben, hem te zeggen: allee is verloren, wy rijn overwonnen. „Lieve moeder, dat de oorlog voor ons verloren is, vjeet ik”, zeide hü ernstig. „Afllee is uit” „Wie heeft je dat gezegd?” Zy was ge heel onteteld. „Dat behoefde niemand my te zeggen. Dat zie ik al, al zie ik ook niet ik zie dat aan uw stemmen. Als ik die hoor, zie ik ook. Ik zie uw terneergeslagen uitdrukking, uw kommer; die geld dezen keer niet al leen my. Ik weet ook, dat wü mi om vrede vragen.” Een groata verlegenheid overvid Hed wig: „had hü dus allee gehoord?” Zü had er toch maar heel stil mst haar man over I'JriB iiMiuiiiiiu *1-1 Hermine van Voigt kon en wilde het niet gelooven. Men streed immers nog aan het front. Er werd slechts over wapenstil stand onderhandeld, misschien gelukte het toch nog, den vy'and weder zoo ver terug te dringen, als hü voortrit geschoven was, de vroeger bezette en zoo lang zegevie rend gehouden linie weder in te nemen. De eerste schaansche Novemberzon scheen door het venster en dierp, bedrie- gelijke warmte voorwendend, lichtplekken °P de gezichten van de schilderijen der voorouders. De vrouw van den generaal keek naar hen op: die hadden het goed ge had; in hun tyd was Pruisen nog klein geweest, maar het had de vryheidsoorio- gen doorgemaakt en was groot geworden. Nu was Duitschland groot, maar was het niet veel kleiner dan toen? Heden ging het weer, evenals toen, om de vrijheid hoe zou deze vryheid er uitzien? Nooit was er zooveel ais in deze dagen gespro ken en geschreven over de vryheid van de volken en over de groote en nieuwe te ver vullen plichten, die het Duitsche volk te wachten stonden. Het scheen de vrouw, die met verlangend angatiigen blik voor gesproken. Een iheete bflos steeg haar naar het hoofd: had hy ook gehoord, hoe zü aan den hals van haar man had gesnikt: ,mijn Heinz, mijn arme Heinz?" „U moet zachter spreken, als ik iets niet moet hooren; mün ooren zün akelig scherp geworden. Maar het is niet erg, moeder”, hü legde zün hand op de hare, „üe liefde er in heeft mü toch goed ge daan. Al is het bitter, medelijden te voe len. Lees, als het u belieft.” En zoo las zü hem dan voor. Een blo® bleef op haar gelaat; meer dan eens keek zij van het blad op en snel naar haar zoon. Die zat heel rustig; alleen de hand, die op zyn knieën lag, bewoog nu en dan, alsof er een trilling door ging. Zy' las hem voor van de wisseling van nota's tumchen de oorlogvoerende mogendeheden, van het ein de van het Osmaansche en Habsburgache ryk, van een rechtvaardigen en duuraa- men vrede op Wilson’s veertien punten. Toen beefde haar stem een weinig, vol zorg keek zy naar haar zoon. Maar die zat nog heel rustig. Maar toen zü laa: „hoop op betere dagen”, werd hü onrus tig. Heinz schudde het hoofd. En toen stond hü in zün ganache slanke lengte op, rekte zich diep ademhalend» alsof iets hem de borst bddemde. „Praatjes.” „Zal ik niet verder lezen" vroeg zQ half angstig. „Neen.” stesn. BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. DLXIV. Het is altijd moeilijk om een algemeen beeld van een stad en van haar bewoners te ontwerpen; nog moeielüker wordt het een gansch volk te schetsen in zyn doen-en-la- ten, zün hebbelükheden en onhebbelykhe- den. Er zyn zoo weinig eigenschappen alge- njeen dat men ze als volks-bizondere ka raktertrekken kan aanmerken. Wanneer men ze dan. toch als algemeenheden gaat geven, wordt het beeld licht een caricatuur. Misschien heeft de lezer reeds kennis ge- deze voorouders stond, alsof zy met fünen spot glimlachten. Hoeveel moeilüker was het nu om te le ven! In deze onzekerheid. Zoo tusschen oorlog en vrede. Aan het front nog stryd, maar in het land geen wil meer om te overwinnen. Aller oogen van het front af gewend, en gericht op het Algemeen Kies recht, op de nieuwe regeering der meer derheidspartijen, op persvrijheid, amnestie, ,en recht tot vergaderen, op de rechten, die van den keizer op de Volksvertegenwoor- degdng ovengingen, op de verandering van Duitschland in een voïksstaai. Was dat dan nu het belangrykste Ach, alles, alles was zoo verward! De vrouw sloeg een onrustigen blik door het raam op de straat. Zy' zag dat op het tegenovergestelde trottoir twee honden blaffend vochten. Zy beten elkaar woedend om een stuk brood. Hoe kwam het brood op de straat? Nu had toch niemand brood te veel. Een kind had het misschien ver loren, op weg naar school. Een man kwam voorby, in kleeren, die hem veel te wüd waren geworden; hü bleef staan, keek eerst een ooganblik naar de honden, sloeg ze daarna met een stok en verjoeg de blaf fende beesten. Het brood raapte hü op. Nu poetste hy er op, dan veegde hy het aan zyn ja<s af, en nu God in den hemel hy beet er in? De oogen van de vrouw werden voch tig; het bloed schoot haar naar het hoofd; maar het was alsof haar hart met een yzeren hand werd gegrepen. maakt met het boek val „La Hollande dans le mou4 ziel en het leven van on| Wie dit zeer interessant^ voelt al spoedig de juistl wü hier in den aanvang zl De schryver heeft drie vertoefd en in den Hate gewo grootste deel van zün infrukken dus wel in de residentie *p. Wan zyn beschrijvingen en bespiegeling- ryst telkens de vraag m ons o: heusch zóó in den Haag i*. Wann k. Liefdladütheidflconcei't. :en wy gergeld tydig gen ontvangen van ver- rten, vermakelijkheden, ize agenda te vermelden. straatjongen wel vaak juist en raak in zijn typeering maar of nu de straatjongen zelf het type van het Hollandsche karakter weergeeft, valt te betwijfelen. Het is wel juist in dit geval, naar wy meenen, dat de overgroot© massa van Nederland afkeer heeft van alle militaire gedoe. Nu en dan maakt Asselin een opmerking die juist is en raak, maar hü is in het alge meen beter in het beschrijvende gedeelte dan in het beschouwende. In dit opzich staat hü ten achter bü de aardige beschrüving die in 1898 Madame Ratazzi onder den ti tel La petite Reine heeft geschreven van de Kroningsfeesten en het volk gelük het zich daarby gedroeg. In het boekje vah deze handige journaliste treft het herhaaldelük hoe zü de uitingen begreep en zy zag al het geen waarin het feestvierend volk verschil de van dat van andere landen. Het is ook wel zonderling dat de heer Asselin de Ne- derlandsche taal niet verstaat hetgeen na- tuurlük een beletsel moet zün vwr een grondige kennismaking. Algemeenheden zün zoo licht onjuist en Asselin vervalt er steeds weer in. Wanneer hü zegt dat er nog altijd een kaste-geest in Holland heerscht typeert het te veel den geest in één of twee kasten. Van het intieme huiselyk leven heeft hü niet veel gezien. Misschien alleen hetgeen hü zag in de enkele woningen van het klei ne kringetje menschen waarmede hü placht om te gaan en dat uiteraard een kring was van voorname lieden waar men het hem gemakkelük maakte door in het Fransch te converseeren. Het aantal personen dat daar toe in staat is, is uiterst gering en het aan tal dat meer dan één moderne taal machtig is is nog kleiner. Men kent er juist zooveel van dat men alledaagsche woorden begrijpt. Toch is het boek van Asselin in vele op zichten een voortreffelijk boek. In zijn be schrijvingen van Holland en het beste daar van is hü prachtig geslaagd. Het boek zal indruk maken op de buitenwereld, maar wie mocht denken dat hü er de Hollanders uit kan leeren kennen, vergist zich. Daarvoor is de beschrüving te algemeen. Goed is zün beschrijving van Holland's houding tüdens den oorlog maar zeer vaag is zyn karak teristiek van het leven in de groote steden. Voor dit laatste heeft hy te veel zy'n licht opgestoken bü personen die even buiten het eigenlüke leven staan. In zün kring gaven de interieurs misschien blyk van smaak en versieringskunst, daarbuiten is het met bei de deugden povertjes gesteld. Laten wü eindigen met de lezing van dit boek, dat voor Holland van veel beteekenis kan zyn, aan te bevelen. Die aanbeveling verdient het ondanks zün vele gebreken. HAGENAAR. Drastieche maatregelen te Wormerveer. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hadden aan den gemeenteraad medegedeeld, dat het besluit tot het aangaan van een geldleening en tot het aanleggen van een Weg niet kon goedgekeurd worden, in ver band waarmede het college van burgemees ter en wethouders besloten heeft een pro- testschrüven tot h«t provinciaal bestuur te richten en de correspondentie in de couran ten en op de aanplakborden te publiceeren. Er zal volgens den wethouder, B. W. Bin- nendük, om een einde te maken aan'het Bsboteerea van de besluiten van den ge meenteraad door den minister van Binnen- landsche Zaken, Gedeputeerde Staten, den burgemeester, den inspecteur van de Volks gezondheid en andere autoriteiten tot nog meer drastische maatregelen worden overgegaan. Bestrijding der werkloosheid. De minister van Arbeid had gisteren een conferentie met een commissie uit Gedepu teerde Staten van Friesland, ter king van middelen ter voorkoming striding van werkloosheW door wegen- en kanaletf-as ring van andere dergelljke FINANCIEEL MBÊRICHTEN. De wisselkoersen van buitenlandache bankbiljetten, gouden en zilveren munten op de stations der Nederlandsche spoorwe gen zün thans vastgesteld op: Papier. Goud. Zilver. 0.54H ƒ0.80 ƒ0.48* „0.03 „0.59 „0.18 „0.22 „0.48 „0.18 „0.22 „0.48 „0.18 uotiar 2.80 „2.60 „1.90 6 pence ƒ0.23. Darlehenskassenscheine groot 50, 20, 5, 2 en 1 Mark werden aangenomen tegen 0.04 per M. aar in Holland gewoond. Het i deed hü Wanneer wü ïgelingen lezen, of het nu ,/anneer Ase- lin bot-weg zegt, dat de Hollander geen hartstocht en geen idealisme heeft en dat alleen zün zin voor waarheid en waarheid groot is, dan gevoelen we toch duidelijk, dat generaliseeren een groot gevaar is. Van de vrouwen en meisjes vertelt hü dat de vrouw zeer geëmancipeerd is, zeer ge hecht aan haar huishouden en haar keuken, maar ook zeer beschaafd, seer toegankelük voor geestelyke zaken, zeer op de hoogte van het menschelyk denkwerk; zij leest veel, in vier talen maar liefst, kent filoso fie en litteratuur en stelt zich op de hoogte van wetenschappelijke stroomingen. De meisjes van twintig jaar studeeren letteren, wetenschappen, kunst en doen aan sport. ZÜ bekommeren zich weinig om hun toilet, fietsen, spelen tennis en golf, loopen concer ten af, lezen Fransche romans enz. Bü dergelüke beschrijvingen krabt zich achter de ooren en zegt: waar man het vandaan? Wy hebben nog nooit een meisje ontmoet die aan theologie „deed” en we kennen er zeer vele die vele uren aan hun toilet besteden. Een typisch staaltje van vergissingen zü het volgende: In den Haag, vertelt hij, vindt ge op de meeste huisdeuren een bord je met het opschrift „Armenzorg”. Aan die deuren komen op gezette*tiiden heeren met lange zwarte jassen die geld cotiecteeren, in open schalen. Hoe komt Asselin er bü Juist daar waar een bordje „Armenzorg” staat geeft men niet voor de armen aan de deur. Het zyn de bordjes die aanduiden dat de bewoner via de vereeniging voor armen zorg aan de liefdadigheid geeft. Nu is deze vergissing niet belangryk maar er zün er andere van andere soort en die wel belang ryk zün. Bot-weg te beweren dat er geen litteratuur bestaat gaat wel wat ver. Men kan het niet veel zaaks vinden wat er op het oogenblik wordt geproduceerd, maar het totaal te verguizen gaat over de schreef. Eén der Nederlandsche litteratoren, Frede- rik van Eeden, is al tegen dezen uitval op gekomen. Soms concludeert de schrijver wel eens wat al te gauw. Hü vertelt dan dat de Hollanders niets van militairisme moeten hebben en als een merkwaardig staaltje van die antipathie verhaalt hü wat een officier met wien hy wandelde, overkwam. Een straatjongen riep den officier iets toe, dat niet van het vrien- delykste bleek te zyn. Op zyn uitdrukkeiyk verzoek om te mogen weten wat die jongen zeide vernam hü dat het was: „Ik ben niet bang voor je mooien sabel, jy met je stom men snoet”. Zoo ongeveer zal het in het tjollandsch wel geluid hebben. Nu is een Zoo de lente voor ons het verlangen sonifiëert en de vernieuwing van het level de zomer is de vervulling, de volheid, de vg, daanheid. Het zyn de dagen, wanneer onze Ndordelyker streken het leven tot r volste heerlykheid en kracht is uitgegroe en in volsten wasdom all^s om ons schü te barsten van levenskracht, wanneer de zon brandt aan het wit-geblakerde blauw van •en wolkenloozén hemel en over onze velden en wegen de dichte loofmassa’s donkeren, wanneer de rozen bloeien en de vruchten rij pen en onze meren en vaarten en plassen overglansd liggen van zonnekiatering. Het zyn de morgens van goudbrokaat en dauw- pareling en de avonden, dat het licht uit schiet in vlammend oranje en de paarlemoe ren glanzend tot in den nacht den Wester- hemel verhelderen. Het zün de nachten, dat het zonnegoud aarzelt aan verren kim en de gouden^ maanschüf stygt boven bedauwde landen, dat een zoele zucht huivert door de loome lucht en we, buiten zittend, droomend luisteren naar het nauwhoorbare ruischen in de verre boomtoppen. Het is de heerlykheid en de pracht van den volsten uitbloei, het is het talmen van het leven in de zaligheid van het niets doen na het bereiken, de rust van de volheid. En wy, menschen, strekken de handen niet meer in verlangen, we den ken aan verleden noch toekomst, maar ge venons over aan de genietingen van het he den, dat .onze lyven behagelyk koestert en onze verlangens, onze wenschen voor korten tüd in slaap wiegt, we houden op met ons koortsachtig willen en leggen een oogenblik het werk en den arbeid uit onze handen. De zomer beteekent vacantie. Niet voor iedereen, neen. Er zün er, die van geen zo mer, geen herfst, geen winter en geen lente weten in hun eenvormig zwoeg-bestaan dan voorzoover ze lüden onder ^armte of koude. Maar hun aantal vermindert en is niet zoo heel groot meer. Ook de arbeiders hebben zich voor een goed deel een vacantie ver overd, al is het er dan oók een van enkel da gen, of kunnen zich die, desnoods met een kleine opoffering hunnerzüds, verschaffen. Men ziet het, juist vooral wanneer men bui ten woont, hoe ze ook uitzwermen over ons land per fiets of per spoor in kortere of lan gere uitstapjes. Maar de eigenlyke vacantie blyft toch vooral voor anderen, voor de meer bezitten- den en de ambtenaren en... voor de jeugd. De jeugd, arm of ryk, geniet een deel van den zomer althans in zalige vryheid en niets doen. En ze behoeft niet eens rijk to zÜn> om dien zomer buiten te genieten, al valt het voor de werkelyk armen nog moeilyk- Vacantie-kolonies, kinder-tehuizen, het vrije uittrekken en bivakkeeren in de open lucht helpen velen aan een vacantie buiten op het veld of aan zee. En zoo’n vacantie is toch feitelyk voor oud en jong, het eenig ware. Alleen buiten heeft de zomer zün volle heerlükheid en den vollen maat van zy’n ge- neuchten. Daar bloeit in diep-blauw de azu ren hemel en schaduwen der zware boomen. Daar is de koele avond als een lafenis en als een wondere stilte in het rumoer van ons leven. Daar ruischt het goud-gele graan in den morgenwind en tierelieren de vogels hun luide zangen. Maar daar vooral in de lichaamsterkende frischheid van het vrüe en ruime, onbevangene en smettelooze, hervin den we voor onze vermoeide zenuwen de rust, die het bedrijvige leven ons veelal niet gunt. Daar komen we tot ons zelven van die bedrijvigheid, buiten den razenden jacht om geld en eer en macht. Dat beginnen ook de stadsmenschen steeds meer te begrijpen. En wanneer met de volheid van den zomer de vacantiemaan- den zün begonnen, wanneer de officieele zo mer, die immers 21 Juni pas begint, ook de officieele vacantie heeft ingeluid, dan ziet men ze komen overal in de Geldersche bos- schen en op de Friesche den, bü de Oisterwyksche vennen en in de Utrechtsche lanen of in de vele badplaatsen, die langs ons strand gezaaid liggen. Maar ze hebben het toch blükbaar nog maar zeer onvolledig begrepen. Want het is wonder- lük, maar bü hunnen trek naar buiten schü- nen te niet allereerst het werkely’ke buiten, de landelijkheid, de rust van de natuur te zoeken, maar veeleer de stad op het land, dat wil zeggen, die plekken, waar een veel vuldig bezoek de luxe en het verkeer, maar ook de onrust en het gemaniëreerde en de vormen van het stadsleven heeft gebracht. Men blyft hangen in of voor de hotels, waar misschien aï een strijkje ter opluiste ring zich hooren laat, langs de groote hoofd wegen met hun zenuwachtig verkeer, in plaats van uit te zwermen langs de bosch- paadjes en veldweggetjes, waar de stilte en de rust der natuur den gejaagden stadsmen schen de ontspanning kunnen schenken en nieuwe rust en kracht by’ brengen. En daar om is het toch ten slotte met onze vacantie te doen. We moeten een oogenblik af gespan nen worden en in zorgelooze vryheid van het zomerleven en zün vele heerly’kheden genieten. Daartoe vinden we in het echte, landelyke buiten, niet jn de rumoerigheid van het zomerverkeer, de beste gelegenheid. Wanneer hy’, die vacantie neemt, vooral wanneer hü niet meer tot de jeugd behoort, dat beter begreep, zou hy niet alleen van zün vacantie, maar ook van den zomer meer profiteeren en zou zün vacantie buiten zeker meer aan haar doel beantwoorden. K. glement voor Spitsbergen U de verdrag»- inogendheden waaronder Nederland nog niet voovgelegd, omdat er teer lang- durige onderhandelingen met de Engel- sche overheden over zün gevoerd, van wel ke ondetttandeüngen het onlangs heette, dat ze hun einde naderden. Monrenbladet bracht destüde te berd», dat er vwn Noer- jiche aüde reden was een snelle afwikke- JiDg van de aaa kin de eene of andere richting te wewehen, opdat het lot van de eilandgroep en Noorwegen® veifcouding daartoe niet nog een winter in het onzekere jbleven. Voorname EngeUche Walen gaven onze meening weer en stelden er zich seer welwillend tegenover. Het valt nauwerijka aan te nemen, dat bovengenoemde inter pellatie (van mr. D.) in de afdoening van de zaak zal leiden tot een nieuwe vertra ging, <Ue In niemand® belang «>u zijn.” Uit welk betoog men zou moeten op maken, dat me» in Noorwegen het onnoo- dig vindt, nog bezwaren van Nederland- «che züde aan te hooren, als men het met de Engelsche belanghebbenden eens is ge- worden. Een opvatting waarmee men hku- te lande moeilijk genoegen zal kunnen ne men. -»'•*

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1921 | | pagina 1