OEF
acten,
(kN.
.1
Zaterdag 9 Juli 1921.
No. 14668
TER.
:oop.
60e Jaargang.’
exx Omstxeksn.
MANT
Nieuws- ezx ,^<d.^ert©aa.tie'bl©-dt -rroor Q-oxcd.©.
sling
I
DOtlOl
I
merman
EERSTE BLAD.
I
FEUILLETON.
DE ROODE ZEE.
ichette
ERDER
Weenen”
Ids 7 Va uur
welwillende mede-
Zomer en Vacantie.
BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
VERSCHIJNT DAGELIJKS
1—4 «tel. ƒ1.06, elke regel meer fOM.
AM, Kelzer.tr 61
Redactie: Telef. Interc. 545.
Administratie: Telef. Interc. 82.
Bureau: MARKT
GOUDA.
Dit nummer beslaat uit twee bladen
ch beleefd aan.
2847 25
asterdam
G 10 JULI.
geji
kun
I
BINNENLAND.
118
HOOFDSTUK XIV.
56)
1ENDA.
(Wordt vervolgd.)
eten.
LLING.
amiIs Ambriofcu
INGEZONDEN MEDEDEEUNGENx
Op de voorpagina 50 hooger.
Gewone advertentiën an ingezonden mededeeUngen b(j contract tot mar garedn-
ceerden prjja Groot® letten an randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soliede Boekhan
delaren, Advertentiebureau» en onze Agenten.
opderdag wegens
3814 60
Roman van CLARA VIEBIG.
met autorisatie vertaald door
Mevr. J. P. WESSELINK—v. ROSSUM.
(Nadruk verboden.)
Shilling
Mark
Frank (België)
Frank (Frankrijk)
Dollar
Hij ging weer zitten. „Spaar
uw steen. Ik hoor het liever niet. Hat
eenige wat mü rust, ik zou haast zeggen,
vreugde geeft, is dat ik ten minste voor
mjjn vaderland gedaan heb. wat ik kon.
Dat ie de eenige vergoeding voor blinde
O
verkrijgbaar bij den
Kerk. 3302 40
oc. „De Réunie”. Liefda-
t.
c. Ons Genoegen. Bella-
AG 14 JULI,
land.
per-
'en,
zol-
in
zyn
oeid
lijnt
ERENDORF.
de Limburgsche heuvelen, langs
meren en over de Drentache hei-
Oisterwyksche
Utrechtsche lanen of in de
gezaai
(jkbaar
abt men
haalt de
Henry Asselin,
Ie” waarin hij de
volk beschrijft.
boek leest, ge
leid van hetgeen
oogen en verminkte ledematen. In dit be
wustzijn hebben wü one loon ontvangen.
«edodde hü het werkelijk zooals hü het
aei? Of was het bittere hoon? Zacht
streelde zij over zijn hand. Zij zou hem
graag hebben gekust, hem aan haar hart
getrokken, hü was immers haar zoon, haar
geliefde zoon, haar eenige, maar een ze
kere schroom hield haar ver van hem. In
de eerste dagen van zijn wanhopende stem
ming we* h(j hear nador geweest, begreep
eü hem beter dan nu. Dat hü zoo buiten
gewoon kalm was, maakte, dat xü vreemd
tegenover hem stond. Was het de kalmte
der vertwijfeling of reeds die der verla
tenheid? Haar oogen, gescherpt door moe
derliefde, waren vast op ham gericht. Neen
wanhopig wee hij niet meer. Zyn voor
hoofd, zijn jeugdig voorhooft!, was door-
ploegri als een akker, maar toch was het
helder. En dien nacht had zü hem ook rus
tig hooren ademhalen in een geiükmatigen
slaap. Och, als hü er zich maar eerst ge
heel in had gevonden, zich in zün lot ge
schikt! Met vreugde zouden zij alles vóór
hem doen, alnchts voor hem leven; Lili
en zü-
Het vemchrikte haar btfna, dat hij, als
had hü hare gedachten geraden, nu aaide:
„Ik dank u, moeder. Ja, u zult geduld met
my hebben.” Hü glimlachte even: „Moe
ders hebben immers altjjd geduld. Van u
neem ik het ook kalm aan. Maar over Lili
wü ik nu met u spreken. Kom heel dicht
bü mü zitten!” Hü trok haar stoel dich
ter naar zich toe.
Spitsbergen.
BÜ den tekst van de vragen, die mr.
Dresselhuya den minister van buitenland-
sche zaken in zake de kolenmünregeling
op Spitsbergen heeft gestald, toekent Mor-
genWadet van Christiania aan:
„De zaak staat, gelük men weet, zoo:
Het Noorscfae ontwerp van een münre-
(iOlDSCHE COURANT
VERSCHIJNT DAGELIJKS BEHA
ter bespre-
en be-
1 in die provincie
-aanleg en uitvoe-
werken.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt
Franco per post per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80.
Abonnementen worden dagely’ks aangenomen aan ons Bureau: Markt 31, GOUDA,
DÜ onze agenten, den boekhandel en de postkantoren.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring)
1—5 regels ƒ1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
1—5 regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20
by slag op den prys. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den pry's.
te GOUDA
OMITÉ i
be Drukkerij
fc ZOON - GOBDA.
„Lees my de courant voor, moeder,”
vroeg Heinz Bartholdi. „Zal het ie niet te
zeer opwinden?” Hedwig was hlÜ, dat haar
zoon het vroeg. God zü dank, hü toon
de weer belangstelling, maar toch zag
ey' er tegen op. Wat moest het hem op
winden, neerdrukken, wat daar alles stond!
Hem nog meer dan anderen. Hü had het
kostbaarste wat een mensch bezit, het licht
zijner oogen opgeofferd. En waarom?!
Aarzelend begon »Wü hebben om wa
penstilstand verzocht, ik weet niet of je
dat al weet?"
„Ik weet het."
„Hoe dan?” Zy was zeer verbaasd. Men
had angstig vermeden hem op te winden;
in zy'in tegenwoordigheid werd nooit over
politiek gesproken. Het samenzün wae
daardoor dikwü'ls zwygnaam geworden,
maar wie zou den moed gehad hebben,
hem te zeggen: allee is verloren, wy rijn
overwonnen.
„Lieve moeder, dat de oorlog voor ons
verloren is, vjeet ik”, zeide hü ernstig.
„Afllee is uit”
„Wie heeft je dat gezegd?” Zy was ge
heel onteteld.
„Dat behoefde niemand my te zeggen.
Dat zie ik al, al zie ik ook niet ik zie dat
aan uw stemmen. Als ik die hoor, zie ik
ook. Ik zie uw terneergeslagen uitdrukking,
uw kommer; die geld dezen keer niet al
leen my. Ik weet ook, dat wü mi om vrede
vragen.”
Een groata verlegenheid overvid Hed
wig: „had hü dus allee gehoord?” Zü had
er toch maar heel stil mst haar man over
I'JriB
iiMiuiiiiiu *1-1
Hermine van Voigt kon en wilde het
niet gelooven. Men streed immers nog aan
het front. Er werd slechts over wapenstil
stand onderhandeld, misschien gelukte het
toch nog, den vy'and weder zoo ver terug
te dringen, als hü voortrit geschoven was,
de vroeger bezette en zoo lang zegevie
rend gehouden linie weder in te nemen.
De eerste schaansche Novemberzon
scheen door het venster en dierp, bedrie-
gelijke warmte voorwendend, lichtplekken
°P de gezichten van de schilderijen der
voorouders. De vrouw van den generaal
keek naar hen op: die hadden het goed ge
had; in hun tyd was Pruisen nog klein
geweest, maar het had de vryheidsoorio-
gen doorgemaakt en was groot geworden.
Nu was Duitschland groot, maar was het
niet veel kleiner dan toen? Heden ging
het weer, evenals toen, om de vrijheid
hoe zou deze vryheid er uitzien? Nooit
was er zooveel ais in deze dagen gespro
ken en geschreven over de vryheid van de
volken en over de groote en nieuwe te ver
vullen plichten, die het Duitsche volk te
wachten stonden. Het scheen de vrouw,
die met verlangend angatiigen blik voor
gesproken. Een iheete bflos steeg haar naar
het hoofd: had hy ook gehoord, hoe zü
aan den hals van haar man had gesnikt:
,mijn Heinz, mijn arme Heinz?"
„U moet zachter spreken, als ik iets
niet moet hooren; mün ooren zün akelig
scherp geworden. Maar het is niet erg,
moeder”, hü legde zün hand op de hare,
„üe liefde er in heeft mü toch goed ge
daan. Al is het bitter, medelijden te voe
len. Lees, als het u belieft.”
En zoo las zü hem dan voor. Een blo®
bleef op haar gelaat; meer dan eens keek
zij van het blad op en snel naar haar zoon.
Die zat heel rustig; alleen de hand, die op
zyn knieën lag, bewoog nu en dan, alsof
er een trilling door ging. Zy' las hem voor
van de wisseling van nota's tumchen de
oorlogvoerende mogendeheden, van het ein
de van het Osmaansche en Habsburgache
ryk, van een rechtvaardigen en duuraa-
men vrede op Wilson’s veertien punten.
Toen beefde haar stem een weinig, vol
zorg keek zy naar haar zoon. Maar die
zat nog heel rustig. Maar toen zü laa:
„hoop op betere dagen”, werd hü onrus
tig.
Heinz schudde het hoofd. En toen stond
hü in zün ganache slanke lengte op, rekte
zich diep ademhalend» alsof iets hem de
borst bddemde. „Praatjes.”
„Zal ik niet verder lezen" vroeg zQ half
angstig.
„Neen.”
stesn.
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
DLXIV.
Het is altijd moeilijk om een algemeen
beeld van een stad en van haar bewoners te
ontwerpen; nog moeielüker wordt het een
gansch volk te schetsen in zyn doen-en-la-
ten, zün hebbelükheden en onhebbelykhe-
den. Er zyn zoo weinig eigenschappen alge-
njeen dat men ze als volks-bizondere ka
raktertrekken kan aanmerken. Wanneer
men ze dan. toch als algemeenheden gaat
geven, wordt het beeld licht een caricatuur.
Misschien heeft de lezer reeds kennis ge-
deze voorouders stond, alsof zy met fünen
spot glimlachten.
Hoeveel moeilüker was het nu om te le
ven! In deze onzekerheid. Zoo tusschen
oorlog en vrede. Aan het front nog stryd,
maar in het land geen wil meer om te
overwinnen. Aller oogen van het front af
gewend, en gericht op het Algemeen Kies
recht, op de nieuwe regeering der meer
derheidspartijen, op persvrijheid, amnestie,
,en recht tot vergaderen, op de rechten, die
van den keizer op de Volksvertegenwoor-
degdng ovengingen, op de verandering van
Duitschland in een voïksstaai. Was dat
dan nu het belangrykste Ach, alles, alles
was zoo verward!
De vrouw sloeg een onrustigen blik door
het raam op de straat. Zy' zag dat op het
tegenovergestelde trottoir twee honden
blaffend vochten. Zy beten elkaar woedend
om een stuk brood. Hoe kwam het brood
op de straat? Nu had toch niemand brood
te veel. Een kind had het misschien ver
loren, op weg naar school. Een man kwam
voorby, in kleeren, die hem veel te wüd
waren geworden; hü bleef staan, keek
eerst een ooganblik naar de honden, sloeg
ze daarna met een stok en verjoeg de blaf
fende beesten. Het brood raapte hü op. Nu
poetste hy er op, dan veegde hy het aan
zyn ja<s af, en nu God in den hemel
hy beet er in?
De oogen van de vrouw werden voch
tig; het bloed schoot haar naar het hoofd;
maar het was alsof haar hart met een
yzeren hand werd gegrepen.
maakt met het boek val
„La Hollande dans le mou4
ziel en het leven van on|
Wie dit zeer interessant^
voelt al spoedig de juistl
wü hier in den aanvang zl
De schryver heeft drie
vertoefd en in den Hate gewo
grootste deel van zün infrukken
dus wel in de residentie *p. Wan
zyn beschrijvingen en bespiegeling-
ryst telkens de vraag m ons o:
heusch zóó in den Haag i*. Wann
k. Liefdladütheidflconcei't.
:en wy gergeld tydig
gen ontvangen van ver-
rten, vermakelijkheden,
ize agenda te vermelden.
straatjongen wel vaak juist en raak in zijn
typeering maar of nu de straatjongen zelf
het type van het Hollandsche karakter
weergeeft, valt te betwijfelen. Het is wel
juist in dit geval, naar wy meenen, dat de
overgroot© massa van Nederland afkeer
heeft van alle militaire gedoe.
Nu en dan maakt Asselin een opmerking
die juist is en raak, maar hü is in het alge
meen beter in het beschrijvende gedeelte
dan in het beschouwende. In dit opzich staat
hü ten achter bü de aardige beschrüving
die in 1898 Madame Ratazzi onder den ti
tel La petite Reine heeft geschreven van de
Kroningsfeesten en het volk gelük het zich
daarby gedroeg. In het boekje vah deze
handige journaliste treft het herhaaldelük
hoe zü de uitingen begreep en zy zag al het
geen waarin het feestvierend volk verschil
de van dat van andere landen. Het is ook
wel zonderling dat de heer Asselin de Ne-
derlandsche taal niet verstaat hetgeen na-
tuurlük een beletsel moet zün vwr een
grondige kennismaking. Algemeenheden
zün zoo licht onjuist en Asselin vervalt er
steeds weer in. Wanneer hü zegt dat er nog
altijd een kaste-geest in Holland heerscht
typeert het te veel den geest in één of twee
kasten.
Van het intieme huiselyk leven heeft hü
niet veel gezien. Misschien alleen hetgeen
hü zag in de enkele woningen van het klei
ne kringetje menschen waarmede hü placht
om te gaan en dat uiteraard een kring was
van voorname lieden waar men het hem
gemakkelük maakte door in het Fransch te
converseeren. Het aantal personen dat daar
toe in staat is, is uiterst gering en het aan
tal dat meer dan één moderne taal machtig
is is nog kleiner. Men kent er juist zooveel
van dat men alledaagsche woorden begrijpt.
Toch is het boek van Asselin in vele op
zichten een voortreffelijk boek. In zijn be
schrijvingen van Holland en het beste daar
van is hü prachtig geslaagd. Het boek zal
indruk maken op de buitenwereld, maar wie
mocht denken dat hü er de Hollanders uit
kan leeren kennen, vergist zich. Daarvoor
is de beschrüving te algemeen. Goed is zün
beschrijving van Holland's houding tüdens
den oorlog maar zeer vaag is zyn karak
teristiek van het leven in de groote steden.
Voor dit laatste heeft hy te veel zy'n licht
opgestoken bü personen die even buiten het
eigenlüke leven staan. In zün kring gaven
de interieurs misschien blyk van smaak en
versieringskunst, daarbuiten is het met bei
de deugden povertjes gesteld.
Laten wü eindigen met de lezing van dit
boek, dat voor Holland van veel beteekenis
kan zyn, aan te bevelen. Die aanbeveling
verdient het ondanks zün vele gebreken.
HAGENAAR.
Drastieche maatregelen te Wormerveer.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
hadden aan den gemeenteraad medegedeeld,
dat het besluit tot het aangaan van een
geldleening en tot het aanleggen van een
Weg niet kon goedgekeurd worden, in ver
band waarmede het college van burgemees
ter en wethouders besloten heeft een pro-
testschrüven tot h«t provinciaal bestuur te
richten en de correspondentie in de couran
ten en op de aanplakborden te publiceeren.
Er zal volgens den wethouder, B. W. Bin-
nendük, om een einde te maken aan'het
Bsboteerea van de besluiten van den ge
meenteraad door den minister van Binnen-
landsche Zaken, Gedeputeerde Staten, den
burgemeester, den inspecteur van de Volks
gezondheid en andere autoriteiten tot
nog meer drastische maatregelen worden
overgegaan.
Bestrijding der werkloosheid.
De minister van Arbeid had gisteren een
conferentie met een commissie uit Gedepu
teerde Staten van Friesland, ter
king van middelen ter voorkoming
striding van werkloosheW
door wegen- en kanaletf-as
ring van andere dergelljke
FINANCIEEL MBÊRICHTEN.
De wisselkoersen van buitenlandache
bankbiljetten, gouden en zilveren munten
op de stations der Nederlandsche spoorwe
gen zün thans vastgesteld op:
Papier. Goud. Zilver.
0.54H ƒ0.80 ƒ0.48*
„0.03 „0.59 „0.18
„0.22 „0.48 „0.18
„0.22 „0.48 „0.18
uotiar 2.80 „2.60 „1.90
6 pence ƒ0.23.
Darlehenskassenscheine groot 50, 20, 5, 2
en 1 Mark werden aangenomen tegen 0.04
per M.
aar in Holland
gewoond. Het
i deed hü
Wanneer wü
ïgelingen lezen,
of het nu
,/anneer Ase-
lin bot-weg zegt, dat de Hollander geen
hartstocht en geen idealisme heeft en dat
alleen zün zin voor waarheid en waarheid
groot is, dan gevoelen we toch duidelijk, dat
generaliseeren een groot gevaar is.
Van de vrouwen en meisjes vertelt hü dat
de vrouw zeer geëmancipeerd is, zeer ge
hecht aan haar huishouden en haar keuken,
maar ook zeer beschaafd, seer toegankelük
voor geestelyke zaken, zeer op de hoogte
van het menschelyk denkwerk; zij leest
veel, in vier talen maar liefst, kent filoso
fie en litteratuur en stelt zich op de hoogte
van wetenschappelijke stroomingen. De
meisjes van twintig jaar studeeren letteren,
wetenschappen, kunst en doen aan sport.
ZÜ bekommeren zich weinig om hun toilet,
fietsen, spelen tennis en golf, loopen concer
ten af, lezen Fransche romans enz.
Bü dergelüke beschrijvingen krabt
zich achter de ooren en zegt: waar
man het vandaan? Wy hebben nog nooit
een meisje ontmoet die aan theologie „deed”
en we kennen er zeer vele die vele uren aan
hun toilet besteden.
Een typisch staaltje van vergissingen zü
het volgende: In den Haag, vertelt hij,
vindt ge op de meeste huisdeuren een bord
je met het opschrift „Armenzorg”. Aan die
deuren komen op gezette*tiiden heeren met
lange zwarte jassen die geld cotiecteeren, in
open schalen. Hoe komt Asselin er bü
Juist daar waar een bordje „Armenzorg”
staat geeft men niet voor de armen aan de
deur. Het zyn de bordjes die aanduiden dat
de bewoner via de vereeniging voor armen
zorg aan de liefdadigheid geeft. Nu is deze
vergissing niet belangryk maar er zün er
andere van andere soort en die wel belang
ryk zün. Bot-weg te beweren dat er geen
litteratuur bestaat gaat wel wat ver. Men
kan het niet veel zaaks vinden wat er op
het oogenblik wordt geproduceerd, maar
het totaal te verguizen gaat over de schreef.
Eén der Nederlandsche litteratoren, Frede-
rik van Eeden, is al tegen dezen uitval op
gekomen.
Soms concludeert de schrijver wel eens
wat al te gauw.
Hü vertelt dan dat de Hollanders niets
van militairisme moeten hebben en als een
merkwaardig staaltje van die antipathie
verhaalt hü wat een officier met wien hy
wandelde, overkwam. Een straatjongen riep
den officier iets toe, dat niet van het vrien-
delykste bleek te zyn. Op zyn uitdrukkeiyk
verzoek om te mogen weten wat die jongen
zeide vernam hü dat het was: „Ik ben niet
bang voor je mooien sabel, jy met je stom
men snoet”. Zoo ongeveer zal het in het
tjollandsch wel geluid hebben. Nu is een
Zoo de lente voor ons het verlangen
sonifiëert en de vernieuwing van het level
de zomer is de vervulling, de volheid, de vg,
daanheid. Het zyn de dagen, wanneer
onze Ndordelyker streken het leven tot r
volste heerlykheid en kracht is uitgegroe
en in volsten wasdom all^s om ons schü
te barsten van levenskracht, wanneer de zon
brandt aan het wit-geblakerde blauw van
•en wolkenloozén hemel en over onze velden
en wegen de dichte loofmassa’s donkeren,
wanneer de rozen bloeien en de vruchten rij
pen en onze meren en vaarten en plassen
overglansd liggen van zonnekiatering. Het
zyn de morgens van goudbrokaat en dauw-
pareling en de avonden, dat het licht uit
schiet in vlammend oranje en de paarlemoe
ren glanzend tot in den nacht den Wester-
hemel verhelderen. Het zün de nachten, dat
het zonnegoud aarzelt aan verren kim en de
gouden^ maanschüf stygt boven bedauwde
landen, dat een zoele zucht huivert door de
loome lucht en we, buiten zittend, droomend
luisteren naar het nauwhoorbare ruischen in
de verre boomtoppen. Het is de heerlykheid
en de pracht van den volsten uitbloei, het is
het talmen van het leven in de zaligheid
van het niets doen na het bereiken, de rust
van de volheid. En wy, menschen, strekken
de handen niet meer in verlangen, we den
ken aan verleden noch toekomst, maar ge
venons over aan de genietingen van het he
den, dat .onze lyven behagelyk koestert en
onze verlangens, onze wenschen voor korten
tüd in slaap wiegt, we houden op met ons
koortsachtig willen en leggen een oogenblik
het werk en den arbeid uit onze handen.
De zomer beteekent vacantie. Niet voor
iedereen, neen. Er zün er, die van geen zo
mer, geen herfst, geen winter en geen lente
weten in hun eenvormig zwoeg-bestaan dan
voorzoover ze lüden onder ^armte of koude.
Maar hun aantal vermindert en is niet zoo
heel groot meer. Ook de arbeiders hebben
zich voor een goed deel een vacantie ver
overd, al is het er dan oók een van enkel da
gen, of kunnen zich die, desnoods met een
kleine opoffering hunnerzüds, verschaffen.
Men ziet het, juist vooral wanneer men bui
ten woont, hoe ze ook uitzwermen over ons
land per fiets of per spoor in kortere of lan
gere uitstapjes.
Maar de eigenlyke vacantie blyft toch
vooral voor anderen, voor de meer bezitten-
den en de ambtenaren en... voor de jeugd.
De jeugd, arm of ryk, geniet een deel van
den zomer althans in zalige vryheid en niets
doen. En ze behoeft niet eens rijk to zÜn>
om dien zomer buiten te genieten, al valt
het voor de werkelyk armen nog moeilyk-
Vacantie-kolonies, kinder-tehuizen, het vrije
uittrekken en bivakkeeren in de open lucht
helpen velen aan een vacantie buiten op het
veld of aan zee. En zoo’n vacantie is toch
feitelyk voor oud en jong, het eenig ware.
Alleen buiten heeft de zomer zün volle
heerlükheid en den vollen maat van zy’n ge-
neuchten. Daar bloeit in diep-blauw de azu
ren hemel en schaduwen der zware boomen.
Daar is de koele avond als een lafenis en
als een wondere stilte in het rumoer van ons
leven. Daar ruischt het goud-gele graan in
den morgenwind en tierelieren de vogels
hun luide zangen. Maar daar vooral in de
lichaamsterkende frischheid van het vrüe en
ruime, onbevangene en smettelooze, hervin
den we voor onze vermoeide zenuwen de
rust, die het bedrijvige leven ons veelal niet
gunt. Daar komen we tot ons zelven van die
bedrijvigheid, buiten den razenden jacht om
geld en eer en macht.
Dat beginnen ook de stadsmenschen
steeds meer te begrijpen. En wanneer met
de volheid van den zomer de vacantiemaan-
den zün begonnen, wanneer de officieele zo
mer, die immers 21 Juni pas begint, ook de
officieele vacantie heeft ingeluid, dan ziet
men ze komen overal in de Geldersche bos-
schen en op
de Friesche
den, bü de Oisterwyksche vennen en in de
Utrechtsche lanen of in de vele badplaatsen,
die langs ons strand gezaaid liggen. Maar ze
hebben het toch blükbaar nog maar zeer
onvolledig begrepen. Want het is wonder-
lük, maar bü hunnen trek naar buiten schü-
nen te niet allereerst het werkely’ke buiten,
de landelijkheid, de rust van de natuur te
zoeken, maar veeleer de stad op het land,
dat wil zeggen, die plekken, waar een veel
vuldig bezoek de luxe en het verkeer, maar
ook de onrust en het gemaniëreerde en de
vormen van het stadsleven heeft gebracht.
Men blyft hangen in of voor de hotels,
waar misschien aï een strijkje ter opluiste
ring zich hooren laat, langs de groote hoofd
wegen met hun zenuwachtig verkeer, in
plaats van uit te zwermen langs de bosch-
paadjes en veldweggetjes, waar de stilte en
de rust der natuur den gejaagden stadsmen
schen de ontspanning kunnen schenken en
nieuwe rust en kracht by’ brengen. En daar
om is het toch ten slotte met onze vacantie
te doen. We moeten een oogenblik af gespan
nen worden en in zorgelooze vryheid van
het zomerleven en zün vele heerly’kheden
genieten. Daartoe vinden we in het echte,
landelyke buiten, niet jn de rumoerigheid
van het zomerverkeer, de beste gelegenheid.
Wanneer hy’, die vacantie neemt, vooral
wanneer hü niet meer tot de jeugd behoort,
dat beter begreep, zou hy niet alleen van
zün vacantie, maar ook van den zomer meer
profiteeren en zou zün vacantie buiten zeker
meer aan haar doel beantwoorden. K.
glement voor Spitsbergen U de verdrag»-
inogendheden waaronder Nederland
nog niet voovgelegd, omdat er teer lang-
durige onderhandelingen met de Engel-
sche overheden over zün gevoerd, van wel
ke ondetttandeüngen het onlangs heette,
dat ze hun einde naderden. Monrenbladet
bracht destüde te berd», dat er vwn Noer-
jiche aüde reden was een snelle afwikke-
JiDg van de aaa kin de eene of andere
richting te wewehen, opdat het lot van de
eilandgroep en Noorwegen® veifcouding
daartoe niet nog een winter in het onzekere
jbleven. Voorname EngeUche Walen gaven
onze meening weer en stelden er zich seer
welwillend tegenover. Het valt nauwerijka
aan te nemen, dat bovengenoemde inter
pellatie (van mr. D.) in de afdoening van
de zaak zal leiden tot een nieuwe vertra
ging, <Ue In niemand® belang «>u zijn.”
Uit welk betoog men zou moeten op
maken, dat me» in Noorwegen het onnoo-
dig vindt, nog bezwaren van Nederland-
«che züde aan te hooren, als men het met
de Engelsche belanghebbenden eens is ge-
worden. Een opvatting waarmee men hku-
te lande moeilijk genoegen zal kunnen ne
men. -»'•*