NIEUWS- EN AI tERGAMBACHT, berkenwoud [ERK a. d. U., OUDERKERK a. i. 14838 OUDERK] Dit blad verschijnt dagelijks behal EERSTE BLAD. BUITENLAND. FEUILLETON. - 1 Bit nummer bestaat uit 2 bladen Het VerJnrRn Tehuis de gewezen OVERZICHT. „Is U gids, meheer?" waagde één hun- FEUILLETON. eigen gelegenheid nee, root, weet u ook ongeveer of (Wordt vervolgd)., 6 zich len, ik me af, heel leheer de Gis, dame”, meende Usje, (in ’t begin vlot een ieuwe kennissen niet zoo wat ben door eene vriendschap Genie is de kunst in te spannen. 'tal ?nd Kopen De GOH Rome, de tweede gehad. De Hants vin heid te st< vervullen, ■women r d’Itelia heb het lijk var was al vooruit i Lloyd George verband met de conferentie der I Zekerheid I hen, I God, ontrouwen niet verklonken^ die blijken deskundig besprekins besluit var overeenkoi vaardbaar’ rifn, wann rijn onze tennaasteb zou Engel voor *t ve Het is ee’ voor de I «en besli ovfirwetrfnt ndn<r van te worden. lug in...” Nu moet straks als we voor staan, me voordoe „Hoe de SchooierBruigom werd." Motto: „Mensch durf te leven.’ door C. DE BLIJ, schrijver van „Drie Maanden Schooier". tot d^ genoe- A1 babbelend ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25. per kwartaal ƒ2.90, per week 22 cent, overal waa Franco per post per kwartaal ƒ3.15, met Zondags Abonnementen worden dagelyks aangenomen aa by onze agenten en loopers, den boekhandel en d Onze bureaux zyn dagelijks geopend van 9— Redactie TeL 545. deze zaal is de i de rykgebeeld- geen uiting van wees ik op een om zich voortdurend In stilte hoopte hy, dat *t by een illusie zou bljjven, maarwat had hij ’t mis. Ik stelde voor om den volgenden dag naar Gent te gaan, dien avond was er een uitnoodi- ging per post gekomen van den volgenden «.I l ..„am m... „In „a mm I n4- even gespi Wel. men houden! Ai den. Zij zo het leven z< getiteld: geDden no< te dit ook 1 werd geho door de de beïnvloeden Uk herim was prachti zwak. Wij die met vli« aankondigei men. Wat 1 diend dnn wij noodig Heiligen Ge wekkende e die onmidde maar slecht brengen var oefenden en plichtingen. een zachte onbewust dc en geloof m sen. Zie, hor leefd heeft! leven en de geweest Is.” „Veronder ingaan, als ethische pro De prediki U>e oorsp -r en het zo „Dat weet K Door de Engelsche bladen i I eengekondigd, dat de rede, die B Zaterdag j.l. in verband met de F coalitie-liberalen in de Central Hall van West- J minster heeft gehouden van historische be- teekenis zou zijn. Inderdaad heeft Lloyd Ge- - I erge, die de kunst verstaat om 't klavier der yerplichtir I x>lksconscientie te bespelen, aan de beide par- tijen, die zijn coalitie vormen, een nieuw ge- jj meenschappelijk doel aangewezen: het in *t leven I roepen van den vrede in heel de wereld ih 't be- r leng van Engeland zelf. In zijn rede heeft Lloyd George, die aan een National Liberal Party het aanzijn gaf, verkondigd, dat er thans in I *t belang van de nationale doeleinden op buitenlandsch politiek gebied geen partijpolitiek meer mocht bestaan en dat de nationale eenheid I diende te worden gehandhaafd^ Zoo lang niet I de vrede is hersteld, aldus betoogde hij, zijn wij g het grootste slachtoffer, moeten wij het meeste E leed dragen. En 't spreekt vanzelf, dat hij, om I zijn betoog kracht bij te zetten, gewaagde van de twee millioen werkloozen in Engeland. I De Frankf. Ztg., die zich met de rede bezig I houdt, is van oordeel, dat ook het buitenland de waarschuwing van Lloyd George zal weten te apprecieeren: het ziet nu duidelijk, dat Engeland ondanks de mislukking van de conferentie van Cannes besloten is vast te houden aan de begonnen politiek der internationale pacifi- door DAVID LÏALL. Uit het Engelsch doo I Mevr. J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM. 8 I „O, maar gelukkig is dat een onmogelijkheid!” E Beide de predikant bedaard. „Ik heb zeer vele i Zoogenaamde en zich noemende godloochenaars I ontmoet, maar als ge tot hun ziel doordringt, wat I vindt ge dan?” E _^en diep waPfro«wen, besluiteloosheid, on- en is ^et nwest-°P merken in die het luidruchtigst protesteerenf Eere zij de heilige vonk, die Hij onstoken heeft, «an nooit gebluscht worden." I (..5?^®* ^en^t u van hen, die leven in verheer- I J van zonde en daarin sterven?” vroeg I neriot belangstellend. I ”Z*j ontwijken de handen van den levenden I God niet. Hij gebnrikt hen ver over deze gren- zen- was het antwoord. L u ?Ot Stok met mulenkend gezicht en I oomeri?« oogen weer zijn sigaar aan. I Tv i ”aBr onze schapen terug to keeren. werkelijk dat tien menschen gewone menschen, zooals wij drieën bij voorbeeld (ik [Zznjook mede) - het duurt lang M terug is, niet? - werkelijk, in hun l**Mi»waftdel de Uer, wMrover V* en... ner. „Om u te dienen, ik reis met deze twee dames en dezen heer, maarzoo aan uw spraak te hooren... is u Hollander?” Zich öm wendend riep hy uiterst grappig: „Ie vraagt of ik Hollander bin; nee, ’k bin geen Hollander moet u zeggen...!” „Hè, dat is aardig”, ging ik onverstoorbaar voort,” al deze dames en heeren hier?” „Zouwe we gen Hollanders weze?” luidde de wedervraag. „Och, dat is merkwaardig, nu mag ik u dan een aangename reis toewenschen”.en... ’k deed of ik afscheid wilde nemen. „Maarrr”... de woordvoerder wendde zich tot Papa". Zou meheer er iets op tegen hebbe, as we ons bij uw gezjelschap ansloten; wy wy kenne zoo geen Fransch; we betalen dan mee an de „Gids”. Pa beet op z’n snor, een teek en-wan inwen dige pret; nu doorzag hy m’n plan... „Och neen heeren”, sprak hy, ,,’t is altyd aangenaam landgenooterf te ontmoeten, en me neer hier is in ’t plannen maken een „unicum”! (Was dat laatste geheel vry van sarcasme??) „En Meheer”, zoo schoot de aanvoerder van ’c troepje op mij af: „Wat zou u er voor reke nen, we binne met z’n twintige!” „Och, mynheer, mag ik misschien uw naam weten?” vroeg ik... „Waarom zou u me naam niet moge weten? Ik heet... Azynman..., handelaar in Metalen". „Ja,dat is niet dadelijk te zeggen, hoe groot m’n honorairum moet zyn; het hangt er van af, hoeveel dagen u wenscht te reizen.” „Nou, we wille graag Dinsdagavond thuis zyn, tegen een uur of zes." „Dat ndaag mee, drie dagen,” berekende ik. „Vandaag, «Ja’s al half.om, die zou ik dus- maar nie meerekene!” „O, wilde u vandaag op gaan?" vroeg ik onnoozel. „En we souwe met u mee!" deed de heer Azijnman quasie verwonderd. „Welnu, dan is 1 toch drie dagen, niet Waar; nu laten we zeggen: vier francs per persoon en per dag.” Vier francs? vier francs! meheer; d's een rykmakery; zoo’n baantje zou ’k ook wel wille. Da's dus twaalf francs de ipan... achenebbisj... twintig maal twaalf is tweehonderd veertig francs voor drie dagen!” „Juist, dat hebt u goed berekend!” zei ik la- koniek. „Dat heb 'k goed berekend! nou jy bent een handige „gooser”. Een dikke dame sprak gemoedelyk: „Laat de man ook wat verdiene; make jullie ’t af voor twéé honderd.” „Je hep ’t geld zeker maar ligge, asof zoo'n reis al niet genogt kos!” vond een ander. „Nou ik vin 't niet te veeL” zei een pafferig klein manneke met een gouden lorgnet op z’n haviksneus, „de man verslyt ’t an z’n schoe- ne!” ,,Biedt honderd en vijftig,” fluisterde 'n spichtig dametje, dat doorloopend chocola snoepte. „Nou meheer, wendde de edele handelaar in metalen (haast verschreef ik me) zich tot my: „We hebbe d’r nog is over gesproke (’t is voor u toch ook een mazzel astlat u ons nou juist most teugekomme) we zulle u tweehonderd franken betale en... as u uw bes doet... dan... (met een stoot in m’n ribben) valt er nog wel wat af...! Dit laatste was in myn oog voor dubbelen uitleg vatbaar. Dus goed begrepen," legde ik onze overeen komst vast: „U betaalt twee honderd franc en mzaal van 't fooi.” „As u je bes doet,” 'zei de spichtige. Toen keerde de man, de«*oo rd voerder, tot Papa: „Mag ik me “n voorstelle heet Azijnman en dit is m’n vrouw.” „Aangenaam" en Pa maakte zich bekend; met een handbeweging naar de dames: M’n vrouw en dochter.” „Zeer vereerd, zeer vereerd, ik ben bande- laar in metalen." „Zoo, zoo, zei Pa, ’s mans uitnoodiging om z ij n beroep mede te deelen, negeerend. Nog enkele heeren stelden zich voor, tot de heer Azijnman een einde maakte-aan 't ge snater. door my op de volgende geestige wijze aan t werk te zetten: „Ah, hou jullie nou allemaal je mond, -^nze gids zal nou vertelle wat we te zien kryge; de man verlangt te be ginne; anders is de dag by na om uit 1741 het ik maar voor wat ie was Slecht, even w«n ik op beeldwerk „De Romein Cinon die veroordeeld was den hon gerdood te sterven, en door zyn dochter werd gevoed. De spichtige vond dit geen voorstellen, die gaf. terwy 1 Mevrouw Azynman. zeer gwiehtig de opmerking maakte: „O! dat ia net ais die hongerlyer van Cork!” ’t is ipe toch wat!” Nu kwamen we in de Cataloniëstraat, voor de „Hallen". „Kom," stelde ik voor, „laten we beneden iets gaan drinken.” „Heb u al dors... Meheer het dors!” expli ceerde een der gasten, „nou wille we?”... dit laatste als noodend tegen de rest... „Meheer, wat kun j r kryge”, begonnen ze... „Hebbe ze „es” kou bier?” vroeg het dikke manneke, dat 't zóó met de warmte te kwaad had, dat z’n hoofd een dampenden waterketel geleek! Er werd besloten naar beneden te gaan. Pa keek me eens hoofdschuddend aan, alsof hy zeggen wilde: jongen, jongen, begonnen! Ma werd aangeklampt mevrouw Meijer, die haar van d’r wilde doen blyken, door ’t aanbieden van eau- de-cologne, waarvan Ma echter geen liefheb ster is. „Gebruik u ’t gerus, juffrouw, ’t is goeie, uit onzen winkel in de Breestraat; we hebbe drie zake, ziet u, in ongeregelde goederen. M’n man handelt in alles, ziet u, ook in man- nefakture; toevallig zeg ik zoo precies teuge me dochter: „Kind", zei ik, „die juffrouw lijkt nou sprekend op jouw tante Saar; dat kun je sou hebbe, hè?" Ma deed zeer vereerd, als dubbelgangster van tante Saar, by te brengen J gens van mevrouw Meyer!... dook dit tweetal in den kelder. Usje 'liep met een meissie van haar leeftyd. „Ik heet Rachel”, zoo was de kennismaking begonnen. ,^oo”, zei Usje, „dat is een mooie naam.” 4 „Ja, vin u niet, ik ben een tantezegster van de zuster ‘van me moeder, begrypt u, kijk I daar... en Usje de richting van haar wijsvinger volgend, kreeg de bedoelde tante van omvang rijke proporties in 't oog. ,,'t Lykt een aardige óm toch iets te zeggen gesprek tusschen ni< best, hè?) ,,’t Is een kreng; 't speet ons genoeg, asdat ze meeging, maar ze had d’r zinne er op gezet; ze maakt altyd heibel..." „Wil u een sausemangeltje, toe néemp u er een póar, ze binne pas vers!... Hoe vin u die gis? Ik vin ’m een „verschwarstér nar”!!! (opschepper). 'k Geloof niet, dat Usje 't met haai' eens was!... Pa liep tusschen twee heeren, 't bleken de heeren De Leeuw en De’ Haas. „Ik heet de Leeuw en hy de Haas, begon eerstgenoemde, kunt u niet direct ’t verschil zien, meheer?” „Och, meend| Pa (niet direct in ’t geval zijnde) u lijkt wel iets op elkaar!!!” „Wjj lijke op mekaar, hy zeit wat... nee, meheer, ik bedoel... ik, de Leeuw, ben groot, .en hy, de Haas, heefplatvoete!” Laatstgenoemde vond de aardigheid na zoo’n .korte kennismaking niet by ster gepast, en zei: „Hep jij nog meer geintjes... Ben je de lollig ste thuis... wat ’n geinponum. De kellner deed wanhopige pogingen om de bestellingen in ontvangst te nemen, want al len schreeuwden door elkaar. Daar kwam de moeder van Rachel, mevrouw Augurkjesman, op me af, heel zenuwachtig begon ze: „Och Meheer de Gis, ik hep m’n tassie verlore...” „O ja mevrouw waar?” As ik dat wis, hoefde ik 't u niet te vra gen. misschien wel in dat stadhuis, wil u effe met me meegaan?” Ma genoot, Pa verkneuterd?1 zich, hoopte dat ik er z o o gauw genoeg van zou krygen. „Is dat wel vertrotfwd? riep de Meine man, toen ie ons zag weggaan. „Is «lat wel fertrouwd? Is «lat wel fer- trouwd Ik mot m’n tassie toch hebbe, h y i* toch de Gis!" snibde mevrouw Augurkjesman... in zich zelf mompelend, „wat sjeg je me van die capsones.” We verlieten de Schepenzaal èn ging ik het gezelschap voor ojn de twee onderaardsche ge vangenissen te bezichtigen. „U is o«)k een gezellig mens as u nog meer van die dinge weef iemand op een plezier reis, de „gevang” te^late xien!” verontwaar digde de kleine lorgnetman. Na veel praten en uitleggen, soms over din gen waarvan ik zelf niet ’t minate begrip had, kwamen we weer buiten. Na een half uur zoeken kwamen we onver richter zake terug, m’n geleidster deed haar naam eer aan, zoo zuur keek ze... Haar echtgenoot vroeg belangstellend: „Hep ’t getonde?” „Nebbea?” inhoud: (voor my als journalist) „Het Gemeente-Bestuur van Gent n«K>digt den heer C. de Blij en Familie uit de historische monumenten en de museums der stad te bezoeken. Het Ste- delyk Inlichtingskantoor, gevestigd in het Belfort zal alle inlichtingen nopens de bezienswaardigheden van Gent en Oost Vlaanderen verschaffen" (woorde- lyk weergegeven). „Dat treft”, riep ik uit, „laten we morgen vroeg gaan, ik ben er niet happig op om tante, die mé wel eens kon nareizen, weer te ont moeten'k blyf liever uit 't fizier." „Goe«l jongen, een kostelijk idéé", vond Pa. Den volgenden morgen met den trein van ruim acht uur togen we naar Genf. We namen onzen intrek in hotel „Comte d'Egmont”, Ca- taloniestraat 9. „Nog meer Hollanders", hoorde ik den por tier tegen een collega zeggen. ’k Spitste m’n oorenEen blik in 't vreemdelingenboek overtuigde me van de waarheid „AzynmanCitroende Leeuw Snoekde HaasAugurkjesman 't Leek me op ’t eerste gezicht(!) een geestig stelletje bij elkaar. „Wat zoek je daar Cor, Ma en Pa willen de stad in...” „Ik kom, Us...” doch ze stond al vlak achter me en keek over m’n schouder in ’t boek. „Hé, wat zet je daar nu achter je naam Tou- risten, gids? „Mondje dicht, Us, straks zal'ik 't uitleg gen. noem me Mynheer als we langs den por tier komen...” We haalden Pa en Ma vluj u niet verbaas«l zyn, als ik sv een of ander standbeeld als uw gids.” Pa keek me hopeloos aan. „Zeg kerel, wat nu weer, haal nu geen onzin in je hoofd die grappemakerij met tante was toch ze ker wel genoeg, ik doe beslist nergens meer aan meeWat wil je nu weer?” „Dat is nu myn verrassing”. 'k Ben anders niets op je verrassingen ge steld, maar... wat is dat vool* een gebouw?" Nu ken ik Gent van voor den oorlog heel goed, en als liefhebber van alles wat bezïens- waardig is, kon ik vertellen... „Dat daar is 't Bisschoppelijk paleis en daar links de Natio nale Bank, ik meen me te herinneren door de Rijcke in 1905 gebouwd. Een mooi stujj bouw werk, vindt u niet?" We liepen door de Gerard Duivelstraat langs de St. Baafs (hoofdkerk), een monumentaal gebouw uit de 12de of 13de eeuw, en kwa men door de Hoogpoort op de Botermarkt, waar we het stadhuis bezichtigden. Ik had zoo tersluiks eens rondgekeken, ik m’n nieuwe prooi nog niet ontdekte... doch zonder succes. We stonden juist in de Scheper middeneeuwsch s&dhuis, of... daar klonken me geluiden in 't oot, die me deden denken aan... „Opgepast... nu verder Mynheer tegen me... ik ben van nu af „Uw Gids”, dit tegen m’n drietal reisgenóoten. „Kykt dames en heeren... d« schepenzaal, let u vooral op houwde stoelen... vindt u-dit i exquise kunst?” en*ïegelyk i der hooge zetels. De deur was opengegaan en... een twintigt dames en heeren kwamen luid dooreen prate: binnen. „Kijk es Bram is me dat geen jofel ameu blementje Autoritair riep ik: Een oogenblikje stilte, dames en heeren als u blieft, ik leg juist een en ander aan deze familie uit...” „Hy leit wat uit”, hoorde ik een van hen zeggen... doch toen was 't stil. „In deze zaal" ,glng ik voort, „vergaderden het college van de staten van Vlaanderen' te vens hield hier de bezetting, de Duitsche Pre fectuur, haar hoofdkwartier. Eenige der nieuw aangekomenen kwamen naderbij, keken me zeer geïnteresseerd aan in dezen lezen. Bovendi het progr; :n verban< oidercnti basis kan Wij herin melde pa? lieden var ve.-.llx-Jol ruimen en taat der c verdrag zi De Fr. de gedeli; in dezen nert er ai .erplichtii Duitschlai f>«kking t sluit: „De L paime 10 land moe het „moe< I.loyd Ge wat «Ie ni Duit^rhlai lijdt onde nalen ba Groot Br' afhangt, vang in 1 wereld’' nn Duitschlai I.ondenscl Te Canne kondigen voorloonit dreigt Du neer het 2 I.loyd Ge j catie. Nog waren de woorden van haat en het - --Z ----b ale DHJKW» F ait het regeeringsprogramma van PoincarfL of K daar verkondigde Lloyd George aan de volke- ren, dat het vraagstuk, waartegen Engeland en f de wereld zich zag geplaatst, in één woord was: I het herstel jran *t internationale vertrouwen. En F «fm vertrouwen te herstellen, moet men een K Werkelijken vrede in de wereltl tot stand bren- gen Het door ons geciteerde Duitsche blad K huldigt dan ook de meening, dat niets beter het H Verschil karakteriseert tusschen het beginsel, Waarvan het tegenwoordige Engeland uitgaat en E dat van ’t Frankrijk van Poincaré, het Frankrijk t der garanties, panden en sancties dan de geci- 11a leerde woorden van den Enqelschen eersten mi- nister. I En ook wat de methode betreft, hield E- Lloyd George aan zijn meening vast: terwijl Poincaré niets wil wet"n van de groote ennfe- I -enties der leiders van den staat, verklaart Lloyd K George, dat slechts door gedachtenwisseling de I internationale conflicten, die meest door wan- r.; trouwen ontstonden, uit den weg kunnen wor- - den geruimd. Door aanhoudende bijeenkomsten, besprekingen en conferenties konden de naties I volgens Lloyd George het best tot rede komen in plaats van over te gaan tot geweld. De Engelsche premier liet in dit verband zich dan ooi- als volgt uit: „De mannen, die de conferenties haten, zijn de mannen van de steile opvatting, de mannen, die rist gaarne zich tegenover de werkelijkheid E plaatsen en er zijn menschen, die nooit de wer- o I kelijkheid in ’tig-gezicht hebben gezien." Men kan Iqos).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1922 | | pagina 4