toffers
iekten
UATIEK
loria Tonic
Kilt door menschonbanden Bebouwd
Utt het Engelsch «1 DAVID LYALL
door 1. r. WBSSEÜNK—VAN ROSSUM.
(Nadruk verboden.)
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
62’ Jaargang
No. f5261
Zaterdag 16 Juni 1923
’eperstraat).
REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz.
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
£62.
r
EERSTE BLAD.
I
I
W. X. F.
DE BLAD
oncurreerende
n kwaliteiten.
pieren.
»ekje»
I ZOON
GOUDA.
Fabrieken
IEKEN
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAI’ELLE, NIEU
WERKERK OUDERKERK, OUDEWATER,
Vrijheidszin en gezag.
m
0
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
FEUILLETON.
1
Wie nift weet te luisteren, kan ook niet
vertellen.
Univeneeie
del tegen
haumathieh,
pit an Jioht
2.50 p«r Oom.
iRKRUGBAAR.
la goploMiboerdo
sakken
mi
75
er
zou
delarei
aan L.
WORMERVEEK
SRK
EN,
HT-
EN,
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
DCLXV.
Er is een diepgaand verschil tusschen hjet
leven van hen, die in veilige staatshaven
aanlandden en van hen, die hun volle vrij
heid hielden om hun werk aan de gemeen
schap aan te bieden. Voor de eersten zvn de
belangrijkste momenten in hun leven de da
gen waarop hun salaris wordt uitbetaald en
de dagen dat zij met vacantie zijn. Voor de
anderen zyn de momenten die waarop z(j
676 14
i gegarandeerd «air*
igen Gouden Medaille
Een kleine afscheiding tuMehen het voor
gaande en het volgende Is niet ongewenscht.
We willen het even hebben over een anderen
held van den dag die niet minder de aan
dacht trekt. Die held luistert naar den naam
van Piet en w|j vermoeden, dat de lezer met
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 2.26, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal 8.16, met Zondagsblad 8.80.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
b|j onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux zijn dagelijks geopend van 9—6 uur.; Administratie Tel. Int 82;
Redactie Tel 546
GOUDSUHE COURANT.
drukkerij te Beam «fe
B. F. ten Cate, Sj».
rdam:
ING, 4e druk, m
hem ook al bekend is. fut is een inbreker
die plotseling een nationale reputatie heeft
gekregen als de piet van alle Inbrekers. Met
den dag stügt het aantal daden, dat bekend
wordt van zijn kunstenaarstalent. Het poli
tiebureau waar al de schatten t(jn bijeenge
gaard, die hjj in den loop van eenige maan
den heeft verzameld, moet wel een waren
huis zijn. Het verheugt on» naturul(jk «eer,
dat deze «eer kunstige inbreker thans in vei
lige Staatshaven is aangeland, maar het le
zen van de berichten over de belangrijke ont
dekkingen van «(jn talent geeft on» toch
eevn de bibbering, dat het met de veiligheid
onzer aardsche goederen nog maar matigjes
is gesteld. Meer dan twee dozijn malen heeft
Piet in vijf maanden tijd de wakers over die
weiligheid verschalkt en misschien zijn nog
niet een» al «(jn heldendaden bekend.
Het is wel zeer waarschijnlijk, dat deze
Pi«t niet eenig firmant is geweest in «(jn
affaire. Er loopen dus allicht eenige vrien
den van hem rond. Wie zal zeggen hoevele?
We willen hopen, dat zij allen eveneens ia
de Staatshaven aanlanden, maar welke ze
kerheid hebben wjj daaromtrent? Wanneer
dan eenmaal het stelletje voor den rechter
is gebracht, zal hij ons dan voor goed van
deze geachte artisten verlossen? We vroezen
«lat over v|jf jaar Piet weer langs ’»-Greven-
hage’s straten kuiert en zijn oog laat gaan
langs de huizen die vroeger de eer van «ijn
ongevraagde bezoeken hebben gehad. Men
mocht wel een» naar een middel zoeken om
blijvend van dezen Piet verlost te worden.
Over het algemeen dit ter geruststelling
van het publiek laat de veiligheid in de
residentie niets te wemtehen over. Ia hst
- stadsgedeelte, waarin wij het voorrecht heb
ben te wonen, is het toezicht op de straat
in den laatsten t(jd aanmerkelijk verbeterd,
nu vrijwel uitsluitend te fiets dienst wordt
ge«laan. Daardoor wordt veel vaker sen con
trole uitgeoefend en is er veel meer kan»
op snappen van Overtreders den vroeger,
toen men een eind in de verte de glimmende
knoopen zag napieren en dus nog allen tijd
had om het veege lijf te dekken. Piot is hun
allen echter te slim af geweest al is hij ten
slotte in den val geluopen. Der gelijke geval
len zullen echter altijd mogeljjk zijn en bjj
de beate organisatie «al er wel een geslepen
slimmcling vinden zijn die het een poosje -,
uithoudt.
ESMETHODEN, 1—
USSCHEN LICHAME.
STELIJKE ZIEKTEN,
1826 10
Op het feest, dat onlangs ter herdenking
van het 25-jarig bestaan van het Algemeen
Nederlandsch Verbond te Dordrecht gevierd
jverd, heeft Minister De Visser, een beroep
doende op de éénheid van allen, die de Ne-
derlandsche taal spreken, als een der voor
naamste karaktereigenschappen van den
Nederlandschea atam de vrijheidszin naast
de volharding naar voren geschoven. Het
is mogelijk, dat deze zin ons in meerdere
mate dan andere volken kenmerkt. Zoo dit
het geval is, zal dit wel grootendeels het
gevolg zijn van de omstandigheden, waar
onder we leven en die ons aan den eenen
kant tot de min of meer in ons zelf gekeerde
naturen gemaakt heeft, die de Nederlanders
zich over t’ algemeen toonen, ons ander
zijds onder den druk van een strijd van 80
jaren en van telkens nieuwe gevaren daarna
hebben opgevoed tot de hartstochtelijke
minnaars van een vrijheid, die zoo duur ge
kocht en zoo lang bedreigd werd. Maar het
is moeilijk te ontkennen, dat deze vrijheids
zin, schoon dan elders wellicht minder sterk
of minder bewust tot uiting komend, niette
min een onafscheidelijk bestanddeel is van
alle menschelijke geaardheid en als zooda
nig inhaerent aan het menschelijk wezen.
- Feite) yk zou men nog verder kunnen gaan
en, deze vrijheidszin evengoed bij de dieren
constateerende, hem inhaerent moeten noe
men aan alle leven, schoon hij dan natuur
lijk alleen bij bewust leven zich bewust kan
openbaren. En alleen wie dat doet, kan hem
in zijn wezen en uitingen begrijpen, maar
ook zijn noodzakelijkheid voor alle leven er
kennen.
Vrijheidszin toch is niet anders dan de
drang zich zelf te z(jn. En deze drang op
zijn beurt is slechts de aan alle leven in
geschapen drang naar zelfontplooiing, naar
de ontwikkeling van het eigen wezen naar
de wetten, die in dat wezen zelf aanwezig
zijn, de natuurlijke drang dus om dien le
vensvorm tot uitdrukking te brengen, waar
van in dat wezen de voorwaarden verscho
len liggen, de drang om het doel, dat in het
eigen wezen besloten ligt, te verwezenlijken.
Deze drang, die "bok de drang naar zelfbe
houd schept, behoud van het individu zoo
wel als van het soort, is de eigenlijke levens
drang. En het is dus natuurlijk, dat hij zich
in alle leven duidelijk openbaart. Maar het
is evenzeer duidelijk, dat hij zoowel mensch
•Is dier drijft tot verzet tegen alles wat
slem geheel te bannen. „Morgen is het
mijn verjaardag en dan zal ik negen
en dertig jaar zijn.”
„Ouderdom heeft geen grens, fluis
terde Edith. „Waarom heeft niemand
mij gesproken over morgen. Wij zullen
geen verjaarsmaal hebben. .Janet zat je
vertellen, dat ik geen apart spaarpotje
heb. Ik ben de slechtste van alle huis
vrouwen.”
Alison glimlachte, maar bijna onmid-
dellijk volgde er een zucht op.
„Je mowt haar niet laten gaan, lieve.
I’at heeft mij geschreven en zijzelf heeft
geschreven. Je weet niet, hoe het gaan
zot zonder haar. Je znudt ten doode
toe gekweld worden.”,
„Het kan ziji^ dat mijn lichaam
onder lijden zou, maar mijn ziel
vrij zijn,” zei Edith lachend. „Werke
lijk, wij begrijpen elkaar ntat; kunnen
haar huiselijke geriefelijkheid, goed
geschuurde vloeren en geklopte matten
bel gemis daarvan goed maken? Ik voet
n ij meer thuis met Sally, waaruit blij
ken mag, hoe diep ik ben gezonken,
Ikvrees, dat Janet dezen keer haar
zin moet volgen; ik fi^T> het Patrick al
gezegd, wij kunnen niet voor haar krui
pen. Zeg eens, hoe vind je, dat hij er
tiib.iet?”
„O, Pat ziet er uitstekend uit. Ik heb
hem nooit beter gekend. Ik wilde, dat
ik hetzelfde van jou kon zeggen, lieve,
het to, of je kleiner bent geworden, of
je ingekrompen bent. Ben je niet ge
lukkig m mijn oude nestje?”
„Gelukkig, o Jaf Hij is een lief, groot
•<«k- „Denk eens aan de vreugde, die
het hem zal geven.”
„Op den een of anderen dag, als ik
denk, dat hij opgewekt moet worden,
z'd ik het hem vertellen,” zei Edith,
waaruit bleek, hoe goed zij haar man
begreep on‘ kende.
...Morgen zul je misschien een paar
na nschen spreken en hun oordeel over
mij hooren. Sommigen zien mij met
harde oogen aan, maar velen, o velen
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (bohoorande tot den besorgkrinf)
1t-6 regel» 1.80, elke regel meer 0.26. Van buiten Gouda en den beaorgkring:
1—6 regeig 1.66, elke regel meer f 0.30. Advertentien in het Zsterdagnununer 20
bijslag op den prijs. Liefdadigheids-adverteatien de helft van den prijs.
INGEZONDEN MEDEDEEUNGEN i 1—4 regel» 2.06. elke regel meer /0.60. Op
de voorpagina 60 hooger.
Gewone advertehtien en iagen>n<ien medo'ieebngen bij contract tot «eer gereduceer-
den prijs. Groots letter» en randen worden berekend naar plaatsruimte.
AdvertentiCn kunnen worden ingesonden door lunchen komst van «oliede boekhan-
ren, Advertentiebureau* en unie Agenten en moeten daags vóór de plaatsing
het Bureau xyn ingekomen, teneinde van opname versekerd te «ijn.
Lk.O OM
kW per g. Gsnees-
«naaf.
ux «ZOOM,***
I
80 -
Zij zag niets van mevrouw Crewe
v«or het een uur later was, toen lij
hoorde, dat mevrouw Fleming haar
naar haar kamer bracht. Toen ging zij
op de trap naar den zolder zitten, zon
der zelfs haar schoenriem los te maken,
ofschoon het nu ver over haar bedtijd
was en de Zondag weldra zou aanbre-
*en, en zij wachtte met een soort doffe
woede op het sluiten van de kamerdeur
narei i meesteres.,. Het deed er voor
naar niets toe, dat de deur van de lo
geerkamer stevig was gesloten, wat er
op duidde, dat de twee besloten had
den nu een echt vrouwelijk gesprek te
voeren, terwijl de mannen beneden h.un
P>jp rook eten.
Janet wachtte hardnekkig, met haar
op haar handen, op net oogenblik
waarop zij juffrouw Ailie voor zich ai»
•een zou hebben. En zij bad vurig, dat
w L?annen hun onderhoud zoo belang
wekkend zouden vinden, dat zij tot m
morSen met hun pijpen *n den
mond zouden blijven zitten, wat be-
hem in den weg treedt en wat dus de berei
king van het uiteindel|jk levensdoel belem
mert. En dit verzet is feitelijk de vrijheids
zin, zooals die in volken en individuen, maar
ook in dieren tot uiting komt, zoodra een
kracht buiten het eigen wezen tracht aan
dat dezen zijn wil op te leggen, het een an
deren weg voor te schrijven dan die de aard
zelf van dit wezen voor hem bepaalt. Die
vrijheidszin is feitelijk absoluut. Dat wil
zeggen het leven duldt in principe geen en
kele inbreuk op de eigen meest volkomen
souvereiniteit. En wanneer dan^pok minis
ter De Visser zegt, dat men zich gaarne
buigt onder het gezag, mits de vrijheid on
der dat schild tot haar recht komt, dan is
dat een rhetorische figuur, die voor reke
ning zjjner excellentie bltfve. In abstracto
erkent het levende geen gezag buiten zich.
En het is alleen het hoogere bewustzijn,
dait, de noodzakelijkheid of onvermijdelijk
heid van het gezag voelende of begrijpende,
tot die erkenning komen kan. Vrijheidszin
in de absolute beteekenis sluit dus de erken
ning van en onderwerping aan een gezag
uit
Wij zien dit in de dierenwereld het duide
lijkst gedemonstreerd, wannéér we letten op
het gedrag van wilde en van getemde dieren
tegenover het gezag van den mensch. Van
nature is er enkel halstarrig verzet tegen
dat gezag. En dit veraet is zelfs zoo sterk,
dat het de natuurlijke drang,tot zelfbehoud
tot zwijgen kan brengen of liever want
zoo uitgedrukt is het eigenlijk onjuist
dit verzet, dat uit den drang naar zelfbe
houd ontstaat, is zoo sterk, dat het den
drang naar oogenblikkeltfk zelfbehoud het
zwijgen kan opleggen, zoodat een dier, ook
wanneer het feitelijk het ongelyke van den
strijd beseft, den strijd op dood en leven
kan wagen, wanneer het er om gaat zich
tegen de opheffing van een vreemd gezag,
tegen de opheffing van zijn vrijheid te ver
zetten. En eerst wanneer het dier de aard
van het gezag als niet strijdig met zijn per
soonlijk voortbestaan heeft leeren kennen en
begrijpen, kan het zich onderwerpen en ge
temd worden.
Ook de mensch moet het gezag buiten
hem als zoodanig begrijpen, wil hij het er
kennen en aanvaarden. Het gaat hierbij na
tuurlijk om iets anders nog dan bij het dier.
De vrees, het ontzag beheerscht de eerste
fase van onderwerping. Begrijpende dat het
leven geen gevaar loopt, onderwerpt het
dier zich om een leed, dat uit ongehoor
zaamheid dreigt en dat hij reeds als zooda
nig heeft leeren kennen, te ontgaan. En
met den primitieven mensch zal het niet an
ders gaan. Maar de mensch moet tot een
andere erkenning geraken, wil hem het
vreemde gezag niet langer In zun ontwikke
ling hinderen. Hij moet de noodzakelijkheid,
de onvermijdelijkheid van h«rt gezag ten be
hoeve van de gemeenschappelijke hoogere
bewustwording. En zoo schept diezelfde
hoogere bewustwording, die den vrijheidszin
immers de drang naar vrije en natuurlijke
zelfontplooiing verhoogt en versterkt, te
vens de voorwaarden voor een erkenning
van meer onderwerping aan het gezag. Al
leen de erkenning der iMMMtoakelijkheid, het
bewustzijn, dat die onderwerping ook voor
de zelfontplooiing van het individu betere
betere voorwaarden schept, maakt die on
derwerping mogelijk. Vrijheidszin als drang
naar zelfontplooiing, dat is als de natuurlij
ke en onwederstaanbare drang van het in
dividu om naar de wetten, door de natuur
zelf in hem gelegd, te leven en zoo zijn
levensdoel, door zijn natuurlijke eigenschap
pen in beginsel bepaald, te verwezenlijken
en alleen als zoodanig i£hü te begrijpen
en te verklaren deze vrjjOidszin staat als
volstrekte tegenstelling inbeten absoluut
vijandig tegenover alle gezag. En het is al
leen een hoogere cultuurvorm, die deze te
genstelling, zoo al niet geheel opheffen,
dan toch verzoenen kan en daardoor een ge
ordende samenleving mogelyk jnaken.
Tot deze cultuurvorm zjjn de Europeesche
volken als geheel genomen, sinds lang op
geklommen. Maar dit wil niet zeggen, dat
ieder individu hem al bereikt heeft. En het
verzet, dat zich zeker het minst in
een deel van ons Nederlandsche volk tegen
alle gezag en beperking der individueele
vrijheid zoo halstarrig en onberedeneerd kan
openbaren en ook in de tallooze onhebbelijk
heden onzer straatjeugd tot uiting komt, is
van het ontbreken van deze hoogere bescha
ving het onloochenbaar gevolg. Het is niet
hetzelfde als de sterke vrijheidszin, die de
ministers ons volk toeschreef. Maar dat deze
bizondere vrijheidszin als uiting van een in
zichzelf gekeenl wezen, niet min of meer
verband zou houden met de anti-maatschap-
pelijke instinccten, die in ieder mensch van
nature leven, valt moeilijk te ontkennen.
Hg, stijve e^ stramme
verstuikingen, spier_
zenuwpijn, lendenpij»
a verder alle rheuma-
en pjjnen die ontstaan
gevatte koude genekt
ke wrijfmiddel Wortel-
oba Maria Wortelboer.
per flacon bjj
rtelhoer’s Artikelen.
Even een aanatipping van het feit, da* een
beslissing omtrent het vraagstuk van «ie Ge
vangenpoort thans nadert. Er ia een alg*-
ineene opinie ontstaan ook onder degenen,
die verstand hebben van stedenschoon, dat
<kx»r «Ie afbraak van dé huizen lang» den
Vijver een bizonder fraai punt is ontstaan.
Het plan van één architect om hot nog
fraaier te maken door er eeirpaar nietszeg
gende bogen bij te bouwen vin«R gelukkig
geen steun. Ew^itmaal is iel ft Berlige niet
voor verenderingKWe mogen dus aèle hoop
koesteren, dat het g^émtwn te bestuur spoedig
.(Wordt vervolgd)
bespeuren, dat de gemeenschap toont hun
werk op prys te stellen.
>iet moet bijvoorbeeld voor onzen grooten
schrijver Couperus een dag van geluk en
zonnige vreugd geweest «jjn toen hu Zater
dag te midden van zyn vrienden en collega’s
en tal van voorname vertegenwooidigers uit
het maatschappelijk leven de overtuiging
mocht putten, dat «<jn werk e n p.aats had
gevonden m het geesteiuk leven van bns
volk. Zelfs zij, the met geheel bewondereml
staan tegenover het type dat Couperus ver
tegenwoordigt zullen moeten toegeven dat
hem die huldiging ten volle toekwam.
Zelfs de Regeenng van ons land schoot
uit haar bureaucratische slof. Misschien is
er even een bibbering gegaan door de kabi
netten en kabinetjes op diverse departe
menten omdat een Nederlandsche leeuw ver
huisde naar een boekenschrjjvermaar
des te meer valt dan ook deze sympathie
van de regeering op. Het is ons onbegrijpe
lijk, dat het Hoofd van Staat b(j een gele
genheid als deze niet in het midden van de
huldigenden is. Bij honderd momenten van
hoiulerdmaal minder beteekenis werd de
Hoogste belangstelling wel op duidelijke
wijze gedemonstreerd. Maar enfin, w(j «ijn
dan al zóó ver dat een eerste onderdaan
van den Staat een minister, zich opmaakte
ter complimenteering.
En hij bracht een-leeuw mede!
Een leeuw! Het eerekruis voor oen Twee
de Kamerlid dat acht jaar in de Kamer heeft
omgehangen en misschien acht maal het
woord heeft gevoerd, waarbij zeven en een
half maal niet naar hem geluisterd is; het
eerekruis voor een hoogen ambtenaar, <lie
25 Jaar op een bureau-stoel zat!
Over het ridderorden-stelsel zullen w|j
niet uitweiden. Het 1» een van de grootste
fiasco’s die er in een Staat kunnen «ijn,
want de Regeering mist nu eenmaal de
maatstaven die noodig zijn ter beoordeeling.
Alleen dan wanneer iemand naar aller mee-
ning uitsteekt, is de beoordeeling misschien
juist.
Men zal niet verwachten dat wij den lof
trompet zwaaien over Couperus. We wil
len alleen nog even zeggen, dat Couperus
een typische Haagsche schrijver is, al mist
den Haag gelukkig als geheel eenige
eigenschappen die in zijn werk sterk treffen.^
Den Haag ia niet lóó verweekeiijkt als
Couperus helaas maar al te dikwijls is.
Dochgeen kritiek op dien dag van
hulde. Het verheugt ons «lat eindelijk eens
eere is gedaan aan één van de voornaamste
figuren uit «Ie geestelijke wereld en dat ook
van de zijde der iandsregeerlng de beteeke
nis vqji de letterkunde wordt geacht.
I ind, maar hij groeit snel en beseft ten I 'ag.
voile, dat er geen plaats is voor twee u~‘
kleine kinderen 1n een huis.”
Fr was een zacht licht in haar oogen
en de zeldzaam voorkomende blos,
kleurde als de gloed van een laten
Zonsondergang haar wiegen, tets in
baar loon, zij wist met goed wat, greep
Alison in het hart. Zij pakte haar bij
de smalle schouders en wendde haar
palaat naar het licht.
„Is dat het, Edith, wat je wiing heeft
verscherpt? Komt er zal er nog een
Patrick Fleming*komen in de pastorie
van Rochallan?”
Edith knikte en toen, zij zich wat her-
slela hadden van het overstelpend ge
wei, dat volgt op het meedeelen van
/Ulk eèn dierbaar geheim, gingen zij
zulten om te praten.
Alison’s otigen straaideiF door de ver-
I using en de vreugde over wat zij had
geboord en zij keek naar haar schoon
zuster, of ze nu iets kostbaar» was.
„Wat zegt Pat er van?” vroeg zij met
een stem vol ontzag.
„Ppt weet het niet," klonk het snel
le en wat gejaagde antwoord. „Waar
om zou hij? Daarvoor is het nog tijd
genoeg. Ik ik heb een hekel aan de
vrouwen, die over deze dingen spre
ken, Alison Het zijn onze geheimen,
alleen de onze en’zij, die het rondba
zuinen op de markt, profaneeren iet»
heiht».”
„Lieve, lieve.” zei Alison, een HeL
koozend tikje op de Mauwgeaderde
hint» gevend, die zoo dicht bij. de nare
wees, dat zelfs de fundamenten van
haar wezen in beroering waren ge
bracht.
Zoodra de deur achter haar gesloten
was, stonden Alison en Edith, alsof zij
het afgebroken ha,dden, in het midden
van de kamer stil en keken elkaar aan
met een stille vraag in de oogen.. leder
harer bemerkte de verandering in dc
ander. Alison was veel magerder; op
naai gelaat zetelde meer lieftalligheid,
maar ook waren er zekere lijnen als
van zorg, die Edith in verwarring
brachten. Alison vond, dat de vrouw
van haar broer er teer en zelfs zieke
lijk uitzag.
„Je bent niet goed, lieve?” zei zij
si-el. „Wat hebben zij niet je gedaan;
heb je te hard gewerkt of wat anders?
„O neen, ik doe niet veel; indien ik
iets ben, dan zeker onverbeterlijk lui.
Vraag het maar aan Janet. Zij zal je
een boekje van mij open doen. Daar
om ben je eigenlijk hier ontboden
voegde zij er aan toe, met een lachje,
dat als zuivere muziek klonk.
„Ga zitten, lieve en gezegende vrouw,
en vertel mij van jezelf tot in bijzon
derheden. Wat hebben ze met je ge
daan, dat deze lijnen hier en daar zijn
g«*komen?”
Zij raakte Alison*» gezicht aan met
zuchten vinger, en haar oogen waren
vol van groote teedere bezorgdheid.
„Zijn er lijnen? Maar denk aan mijn
Ierftijd,” antwoordde Alison, terwijl zij
beproefde luchtig te spreken; maar toch
was zij niet in staat de volheid in haar
i-iji' allervriendelijkst voor mij. Zie je,
ik ben een vreemde Onlangs zag ik een
gentiaan op een van de duihen staan.
Het kopje beurde zij niet heel hoog,
maar zij deed haar best er sto^r uil te
zien en het was haar gelukt te bloei
en Vandaag, toen ik er weer lang»
kaam, wij hebben de geheele- week
zooveel storm gehad, was het arme kop
je gebogen en de bloem was weg. Denk
je niet, «lat het zoo ook "met mij zal
gaan. Allson?”
„God verhoede het.” zei Alison met
warmte. „Waarom zou het? Het is
slechts een kwestie van tijd en dan lig
gen allen aan je voeten. Zie eens hoe
je mij hebt overwonnen, en ik was de
hardste van allen.”
„O, maar jij had hun geheele hart,
en én ik geloof «lat je dat van allen
noodig hebt. Al toon. Maar zeg een», hoe
is het met jou, daarginds in die vreem-
le plaats vot strijd, waar nooit vrede
schijnt te heerschen.