toffers iekten UATIEK loria Tonic Kilt door menschonbanden Bebouwd Utt het Engelsch «1 DAVID LYALL door 1. r. WBSSEÜNK—VAN ROSSUM. (Nadruk verboden.) NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN 62’ Jaargang No. f5261 Zaterdag 16 Juni 1923 ’eperstraat). REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz. Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen £62. r EERSTE BLAD. I I W. X. F. DE BLAD oncurreerende n kwaliteiten. pieren. »ekje» I ZOON GOUDA. Fabrieken IEKEN BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAI’ELLE, NIEU WERKERK OUDERKERK, OUDEWATER, Vrijheidszin en gezag. m 0 Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETON. 1 Wie nift weet te luisteren, kan ook niet vertellen. Univeneeie del tegen haumathieh, pit an Jioht 2.50 p«r Oom. iRKRUGBAAR. la goploMiboerdo sakken mi 75 er zou delarei aan L. WORMERVEEK SRK EN, HT- EN, BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. DCLXV. Er is een diepgaand verschil tusschen hjet leven van hen, die in veilige staatshaven aanlandden en van hen, die hun volle vrij heid hielden om hun werk aan de gemeen schap aan te bieden. Voor de eersten zvn de belangrijkste momenten in hun leven de da gen waarop hun salaris wordt uitbetaald en de dagen dat zij met vacantie zijn. Voor de anderen zyn de momenten die waarop z(j 676 14 i gegarandeerd «air* igen Gouden Medaille Een kleine afscheiding tuMehen het voor gaande en het volgende Is niet ongewenscht. We willen het even hebben over een anderen held van den dag die niet minder de aan dacht trekt. Die held luistert naar den naam van Piet en w|j vermoeden, dat de lezer met ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 2.26, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt. Franco per post per kwartaal 8.16, met Zondagsblad 8.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA, b|j onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zijn dagelijks geopend van 9—6 uur.; Administratie Tel. Int 82; Redactie Tel 546 GOUDSUHE COURANT. drukkerij te Beam «fe B. F. ten Cate, Sj». rdam: ING, 4e druk, m hem ook al bekend is. fut is een inbreker die plotseling een nationale reputatie heeft gekregen als de piet van alle Inbrekers. Met den dag stügt het aantal daden, dat bekend wordt van zijn kunstenaarstalent. Het poli tiebureau waar al de schatten t(jn bijeenge gaard, die hjj in den loop van eenige maan den heeft verzameld, moet wel een waren huis zijn. Het verheugt on» naturul(jk «eer, dat deze «eer kunstige inbreker thans in vei lige Staatshaven is aangeland, maar het le zen van de berichten over de belangrijke ont dekkingen van «(jn talent geeft on» toch eevn de bibbering, dat het met de veiligheid onzer aardsche goederen nog maar matigjes is gesteld. Meer dan twee dozijn malen heeft Piet in vijf maanden tijd de wakers over die weiligheid verschalkt en misschien zijn nog niet een» al «(jn heldendaden bekend. Het is wel zeer waarschijnlijk, dat deze Pi«t niet eenig firmant is geweest in «(jn affaire. Er loopen dus allicht eenige vrien den van hem rond. Wie zal zeggen hoevele? We willen hopen, dat zij allen eveneens ia de Staatshaven aanlanden, maar welke ze kerheid hebben wjj daaromtrent? Wanneer dan eenmaal het stelletje voor den rechter is gebracht, zal hij ons dan voor goed van deze geachte artisten verlossen? We vroezen «lat over v|jf jaar Piet weer langs ’»-Greven- hage’s straten kuiert en zijn oog laat gaan langs de huizen die vroeger de eer van «ijn ongevraagde bezoeken hebben gehad. Men mocht wel een» naar een middel zoeken om blijvend van dezen Piet verlost te worden. Over het algemeen dit ter geruststelling van het publiek laat de veiligheid in de residentie niets te wemtehen over. Ia hst - stadsgedeelte, waarin wij het voorrecht heb ben te wonen, is het toezicht op de straat in den laatsten t(jd aanmerkelijk verbeterd, nu vrijwel uitsluitend te fiets dienst wordt ge«laan. Daardoor wordt veel vaker sen con trole uitgeoefend en is er veel meer kan» op snappen van Overtreders den vroeger, toen men een eind in de verte de glimmende knoopen zag napieren en dus nog allen tijd had om het veege lijf te dekken. Piot is hun allen echter te slim af geweest al is hij ten slotte in den val geluopen. Der gelijke geval len zullen echter altijd mogeljjk zijn en bjj de beate organisatie «al er wel een geslepen slimmcling vinden zijn die het een poosje -, uithoudt. ESMETHODEN, 1— USSCHEN LICHAME. STELIJKE ZIEKTEN, 1826 10 Op het feest, dat onlangs ter herdenking van het 25-jarig bestaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond te Dordrecht gevierd jverd, heeft Minister De Visser, een beroep doende op de éénheid van allen, die de Ne- derlandsche taal spreken, als een der voor naamste karaktereigenschappen van den Nederlandschea atam de vrijheidszin naast de volharding naar voren geschoven. Het is mogelijk, dat deze zin ons in meerdere mate dan andere volken kenmerkt. Zoo dit het geval is, zal dit wel grootendeels het gevolg zijn van de omstandigheden, waar onder we leven en die ons aan den eenen kant tot de min of meer in ons zelf gekeerde naturen gemaakt heeft, die de Nederlanders zich over t’ algemeen toonen, ons ander zijds onder den druk van een strijd van 80 jaren en van telkens nieuwe gevaren daarna hebben opgevoed tot de hartstochtelijke minnaars van een vrijheid, die zoo duur ge kocht en zoo lang bedreigd werd. Maar het is moeilijk te ontkennen, dat deze vrijheids zin, schoon dan elders wellicht minder sterk of minder bewust tot uiting komend, niette min een onafscheidelijk bestanddeel is van alle menschelijke geaardheid en als zooda nig inhaerent aan het menschelijk wezen. - Feite) yk zou men nog verder kunnen gaan en, deze vrijheidszin evengoed bij de dieren constateerende, hem inhaerent moeten noe men aan alle leven, schoon hij dan natuur lijk alleen bij bewust leven zich bewust kan openbaren. En alleen wie dat doet, kan hem in zijn wezen en uitingen begrijpen, maar ook zijn noodzakelijkheid voor alle leven er kennen. Vrijheidszin toch is niet anders dan de drang zich zelf te z(jn. En deze drang op zijn beurt is slechts de aan alle leven in geschapen drang naar zelfontplooiing, naar de ontwikkeling van het eigen wezen naar de wetten, die in dat wezen zelf aanwezig zijn, de natuurlijke drang dus om dien le vensvorm tot uitdrukking te brengen, waar van in dat wezen de voorwaarden verscho len liggen, de drang om het doel, dat in het eigen wezen besloten ligt, te verwezenlijken. Deze drang, die "bok de drang naar zelfbe houd schept, behoud van het individu zoo wel als van het soort, is de eigenlijke levens drang. En het is dus natuurlijk, dat hij zich in alle leven duidelijk openbaart. Maar het is evenzeer duidelijk, dat hij zoowel mensch •Is dier drijft tot verzet tegen alles wat slem geheel te bannen. „Morgen is het mijn verjaardag en dan zal ik negen en dertig jaar zijn.” „Ouderdom heeft geen grens, fluis terde Edith. „Waarom heeft niemand mij gesproken over morgen. Wij zullen geen verjaarsmaal hebben. .Janet zat je vertellen, dat ik geen apart spaarpotje heb. Ik ben de slechtste van alle huis vrouwen.” Alison glimlachte, maar bijna onmid- dellijk volgde er een zucht op. „Je mowt haar niet laten gaan, lieve. I’at heeft mij geschreven en zijzelf heeft geschreven. Je weet niet, hoe het gaan zot zonder haar. Je znudt ten doode toe gekweld worden.”, „Het kan ziji^ dat mijn lichaam onder lijden zou, maar mijn ziel vrij zijn,” zei Edith lachend. „Werke lijk, wij begrijpen elkaar ntat; kunnen haar huiselijke geriefelijkheid, goed geschuurde vloeren en geklopte matten bel gemis daarvan goed maken? Ik voet n ij meer thuis met Sally, waaruit blij ken mag, hoe diep ik ben gezonken, Ikvrees, dat Janet dezen keer haar zin moet volgen; ik fi^T> het Patrick al gezegd, wij kunnen niet voor haar krui pen. Zeg eens, hoe vind je, dat hij er tiib.iet?” „O, Pat ziet er uitstekend uit. Ik heb hem nooit beter gekend. Ik wilde, dat ik hetzelfde van jou kon zeggen, lieve, het to, of je kleiner bent geworden, of je ingekrompen bent. Ben je niet ge lukkig m mijn oude nestje?” „Gelukkig, o Jaf Hij is een lief, groot •<«k- „Denk eens aan de vreugde, die het hem zal geven.” „Op den een of anderen dag, als ik denk, dat hij opgewekt moet worden, z'd ik het hem vertellen,” zei Edith, waaruit bleek, hoe goed zij haar man begreep on‘ kende. ...Morgen zul je misschien een paar na nschen spreken en hun oordeel over mij hooren. Sommigen zien mij met harde oogen aan, maar velen, o velen ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (bohoorande tot den besorgkrinf) 1t-6 regel» 1.80, elke regel meer 0.26. Van buiten Gouda en den beaorgkring: 1—6 regeig 1.66, elke regel meer f 0.30. Advertentien in het Zsterdagnununer 20 bijslag op den prijs. Liefdadigheids-adverteatien de helft van den prijs. INGEZONDEN MEDEDEEUNGEN i 1—4 regel» 2.06. elke regel meer /0.60. Op de voorpagina 60 hooger. Gewone advertehtien en iagen>n<ien medo'ieebngen bij contract tot «eer gereduceer- den prijs. Groots letter» en randen worden berekend naar plaatsruimte. AdvertentiCn kunnen worden ingesonden door lunchen komst van «oliede boekhan- ren, Advertentiebureau* en unie Agenten en moeten daags vóór de plaatsing het Bureau xyn ingekomen, teneinde van opname versekerd te «ijn. Lk.O OM kW per g. Gsnees- «naaf. ux «ZOOM,*** I 80 - Zij zag niets van mevrouw Crewe v«or het een uur later was, toen lij hoorde, dat mevrouw Fleming haar naar haar kamer bracht. Toen ging zij op de trap naar den zolder zitten, zon der zelfs haar schoenriem los te maken, ofschoon het nu ver over haar bedtijd was en de Zondag weldra zou aanbre- *en, en zij wachtte met een soort doffe woede op het sluiten van de kamerdeur narei i meesteres.,. Het deed er voor naar niets toe, dat de deur van de lo geerkamer stevig was gesloten, wat er op duidde, dat de twee besloten had den nu een echt vrouwelijk gesprek te voeren, terwijl de mannen beneden h.un P>jp rook eten. Janet wachtte hardnekkig, met haar op haar handen, op net oogenblik waarop zij juffrouw Ailie voor zich ai» •een zou hebben. En zij bad vurig, dat w L?annen hun onderhoud zoo belang wekkend zouden vinden, dat zij tot m morSen met hun pijpen *n den mond zouden blijven zitten, wat be- hem in den weg treedt en wat dus de berei king van het uiteindel|jk levensdoel belem mert. En dit verzet is feitelijk de vrijheids zin, zooals die in volken en individuen, maar ook in dieren tot uiting komt, zoodra een kracht buiten het eigen wezen tracht aan dat dezen zijn wil op te leggen, het een an deren weg voor te schrijven dan die de aard zelf van dit wezen voor hem bepaalt. Die vrijheidszin is feitelijk absoluut. Dat wil zeggen het leven duldt in principe geen en kele inbreuk op de eigen meest volkomen souvereiniteit. En wanneer dan^pok minis ter De Visser zegt, dat men zich gaarne buigt onder het gezag, mits de vrijheid on der dat schild tot haar recht komt, dan is dat een rhetorische figuur, die voor reke ning zjjner excellentie bltfve. In abstracto erkent het levende geen gezag buiten zich. En het is alleen het hoogere bewustzijn, dait, de noodzakelijkheid of onvermijdelijk heid van het gezag voelende of begrijpende, tot die erkenning komen kan. Vrijheidszin in de absolute beteekenis sluit dus de erken ning van en onderwerping aan een gezag uit Wij zien dit in de dierenwereld het duide lijkst gedemonstreerd, wannéér we letten op het gedrag van wilde en van getemde dieren tegenover het gezag van den mensch. Van nature is er enkel halstarrig verzet tegen dat gezag. En dit veraet is zelfs zoo sterk, dat het de natuurlijke drang,tot zelfbehoud tot zwijgen kan brengen of liever want zoo uitgedrukt is het eigenlijk onjuist dit verzet, dat uit den drang naar zelfbe houd ontstaat, is zoo sterk, dat het den drang naar oogenblikkeltfk zelfbehoud het zwijgen kan opleggen, zoodat een dier, ook wanneer het feitelijk het ongelyke van den strijd beseft, den strijd op dood en leven kan wagen, wanneer het er om gaat zich tegen de opheffing van een vreemd gezag, tegen de opheffing van zijn vrijheid te ver zetten. En eerst wanneer het dier de aard van het gezag als niet strijdig met zijn per soonlijk voortbestaan heeft leeren kennen en begrijpen, kan het zich onderwerpen en ge temd worden. Ook de mensch moet het gezag buiten hem als zoodanig begrijpen, wil hij het er kennen en aanvaarden. Het gaat hierbij na tuurlijk om iets anders nog dan bij het dier. De vrees, het ontzag beheerscht de eerste fase van onderwerping. Begrijpende dat het leven geen gevaar loopt, onderwerpt het dier zich om een leed, dat uit ongehoor zaamheid dreigt en dat hij reeds als zooda nig heeft leeren kennen, te ontgaan. En met den primitieven mensch zal het niet an ders gaan. Maar de mensch moet tot een andere erkenning geraken, wil hem het vreemde gezag niet langer In zun ontwikke ling hinderen. Hij moet de noodzakelijkheid, de onvermijdelijkheid van h«rt gezag ten be hoeve van de gemeenschappelijke hoogere bewustwording. En zoo schept diezelfde hoogere bewustwording, die den vrijheidszin immers de drang naar vrije en natuurlijke zelfontplooiing verhoogt en versterkt, te vens de voorwaarden voor een erkenning van meer onderwerping aan het gezag. Al leen de erkenning der iMMMtoakelijkheid, het bewustzijn, dat die onderwerping ook voor de zelfontplooiing van het individu betere betere voorwaarden schept, maakt die on derwerping mogelijk. Vrijheidszin als drang naar zelfontplooiing, dat is als de natuurlij ke en onwederstaanbare drang van het in dividu om naar de wetten, door de natuur zelf in hem gelegd, te leven en zoo zijn levensdoel, door zijn natuurlijke eigenschap pen in beginsel bepaald, te verwezenlijken en alleen als zoodanig i£hü te begrijpen en te verklaren deze vrjjOidszin staat als volstrekte tegenstelling inbeten absoluut vijandig tegenover alle gezag. En het is al leen een hoogere cultuurvorm, die deze te genstelling, zoo al niet geheel opheffen, dan toch verzoenen kan en daardoor een ge ordende samenleving mogelyk jnaken. Tot deze cultuurvorm zjjn de Europeesche volken als geheel genomen, sinds lang op geklommen. Maar dit wil niet zeggen, dat ieder individu hem al bereikt heeft. En het verzet, dat zich zeker het minst in een deel van ons Nederlandsche volk tegen alle gezag en beperking der individueele vrijheid zoo halstarrig en onberedeneerd kan openbaren en ook in de tallooze onhebbelijk heden onzer straatjeugd tot uiting komt, is van het ontbreken van deze hoogere bescha ving het onloochenbaar gevolg. Het is niet hetzelfde als de sterke vrijheidszin, die de ministers ons volk toeschreef. Maar dat deze bizondere vrijheidszin als uiting van een in zichzelf gekeenl wezen, niet min of meer verband zou houden met de anti-maatschap- pelijke instinccten, die in ieder mensch van nature leven, valt moeilijk te ontkennen. Hg, stijve e^ stramme verstuikingen, spier_ zenuwpijn, lendenpij» a verder alle rheuma- en pjjnen die ontstaan gevatte koude genekt ke wrijfmiddel Wortel- oba Maria Wortelboer. per flacon bjj rtelhoer’s Artikelen. Even een aanatipping van het feit, da* een beslissing omtrent het vraagstuk van «ie Ge vangenpoort thans nadert. Er ia een alg*- ineene opinie ontstaan ook onder degenen, die verstand hebben van stedenschoon, dat <kx»r «Ie afbraak van dé huizen lang» den Vijver een bizonder fraai punt is ontstaan. Het plan van één architect om hot nog fraaier te maken door er eeirpaar nietszeg gende bogen bij te bouwen vin«R gelukkig geen steun. Ew^itmaal is iel ft Berlige niet voor verenderingKWe mogen dus aèle hoop koesteren, dat het g^émtwn te bestuur spoedig .(Wordt vervolgd) bespeuren, dat de gemeenschap toont hun werk op prys te stellen. >iet moet bijvoorbeeld voor onzen grooten schrijver Couperus een dag van geluk en zonnige vreugd geweest «jjn toen hu Zater dag te midden van zyn vrienden en collega’s en tal van voorname vertegenwooidigers uit het maatschappelijk leven de overtuiging mocht putten, dat «<jn werk e n p.aats had gevonden m het geesteiuk leven van bns volk. Zelfs zij, the met geheel bewondereml staan tegenover het type dat Couperus ver tegenwoordigt zullen moeten toegeven dat hem die huldiging ten volle toekwam. Zelfs de Regeenng van ons land schoot uit haar bureaucratische slof. Misschien is er even een bibbering gegaan door de kabi netten en kabinetjes op diverse departe menten omdat een Nederlandsche leeuw ver huisde naar een boekenschrjjvermaar des te meer valt dan ook deze sympathie van de regeering op. Het is ons onbegrijpe lijk, dat het Hoofd van Staat b(j een gele genheid als deze niet in het midden van de huldigenden is. Bij honderd momenten van hoiulerdmaal minder beteekenis werd de Hoogste belangstelling wel op duidelijke wijze gedemonstreerd. Maar enfin, w(j «ijn dan al zóó ver dat een eerste onderdaan van den Staat een minister, zich opmaakte ter complimenteering. En hij bracht een-leeuw mede! Een leeuw! Het eerekruis voor oen Twee de Kamerlid dat acht jaar in de Kamer heeft omgehangen en misschien acht maal het woord heeft gevoerd, waarbij zeven en een half maal niet naar hem geluisterd is; het eerekruis voor een hoogen ambtenaar, <lie 25 Jaar op een bureau-stoel zat! Over het ridderorden-stelsel zullen w|j niet uitweiden. Het 1» een van de grootste fiasco’s die er in een Staat kunnen «ijn, want de Regeering mist nu eenmaal de maatstaven die noodig zijn ter beoordeeling. Alleen dan wanneer iemand naar aller mee- ning uitsteekt, is de beoordeeling misschien juist. Men zal niet verwachten dat wij den lof trompet zwaaien over Couperus. We wil len alleen nog even zeggen, dat Couperus een typische Haagsche schrijver is, al mist den Haag gelukkig als geheel eenige eigenschappen die in zijn werk sterk treffen.^ Den Haag ia niet lóó verweekeiijkt als Couperus helaas maar al te dikwijls is. Dochgeen kritiek op dien dag van hulde. Het verheugt ons «lat eindelijk eens eere is gedaan aan één van de voornaamste figuren uit «Ie geestelijke wereld en dat ook van de zijde der iandsregeerlng de beteeke nis vqji de letterkunde wordt geacht. I ind, maar hij groeit snel en beseft ten I 'ag. voile, dat er geen plaats is voor twee u~‘ kleine kinderen 1n een huis.” Fr was een zacht licht in haar oogen en de zeldzaam voorkomende blos, kleurde als de gloed van een laten Zonsondergang haar wiegen, tets in baar loon, zij wist met goed wat, greep Alison in het hart. Zij pakte haar bij de smalle schouders en wendde haar palaat naar het licht. „Is dat het, Edith, wat je wiing heeft verscherpt? Komt er zal er nog een Patrick Fleming*komen in de pastorie van Rochallan?” Edith knikte en toen, zij zich wat her- slela hadden van het overstelpend ge wei, dat volgt op het meedeelen van /Ulk eèn dierbaar geheim, gingen zij zulten om te praten. Alison’s otigen straaideiF door de ver- I using en de vreugde over wat zij had geboord en zij keek naar haar schoon zuster, of ze nu iets kostbaar» was. „Wat zegt Pat er van?” vroeg zij met een stem vol ontzag. „Ppt weet het niet," klonk het snel le en wat gejaagde antwoord. „Waar om zou hij? Daarvoor is het nog tijd genoeg. Ik ik heb een hekel aan de vrouwen, die over deze dingen spre ken, Alison Het zijn onze geheimen, alleen de onze en’zij, die het rondba zuinen op de markt, profaneeren iet» heiht».” „Lieve, lieve.” zei Alison, een HeL koozend tikje op de Mauwgeaderde hint» gevend, die zoo dicht bij. de nare wees, dat zelfs de fundamenten van haar wezen in beroering waren ge bracht. Zoodra de deur achter haar gesloten was, stonden Alison en Edith, alsof zij het afgebroken ha,dden, in het midden van de kamer stil en keken elkaar aan met een stille vraag in de oogen.. leder harer bemerkte de verandering in dc ander. Alison was veel magerder; op naai gelaat zetelde meer lieftalligheid, maar ook waren er zekere lijnen als van zorg, die Edith in verwarring brachten. Alison vond, dat de vrouw van haar broer er teer en zelfs zieke lijk uitzag. „Je bent niet goed, lieve?” zei zij si-el. „Wat hebben zij niet je gedaan; heb je te hard gewerkt of wat anders? „O neen, ik doe niet veel; indien ik iets ben, dan zeker onverbeterlijk lui. Vraag het maar aan Janet. Zij zal je een boekje van mij open doen. Daar om ben je eigenlijk hier ontboden voegde zij er aan toe, met een lachje, dat als zuivere muziek klonk. „Ga zitten, lieve en gezegende vrouw, en vertel mij van jezelf tot in bijzon derheden. Wat hebben ze met je ge daan, dat deze lijnen hier en daar zijn g«*komen?” Zij raakte Alison*» gezicht aan met zuchten vinger, en haar oogen waren vol van groote teedere bezorgdheid. „Zijn er lijnen? Maar denk aan mijn Ierftijd,” antwoordde Alison, terwijl zij beproefde luchtig te spreken; maar toch was zij niet in staat de volheid in haar i-iji' allervriendelijkst voor mij. Zie je, ik ben een vreemde Onlangs zag ik een gentiaan op een van de duihen staan. Het kopje beurde zij niet heel hoog, maar zij deed haar best er sto^r uil te zien en het was haar gelukt te bloei en Vandaag, toen ik er weer lang» kaam, wij hebben de geheele- week zooveel storm gehad, was het arme kop je gebogen en de bloem was weg. Denk je niet, «lat het zoo ook "met mij zal gaan. Allson?” „God verhoede het.” zei Alison met warmte. „Waarom zou het? Het is slechts een kwestie van tijd en dan lig gen allen aan je voeten. Zie eens hoe je mij hebt overwonnen, en ik was de hardste van allen.” „O, maar jij had hun geheele hart, en én ik geloof «lat je dat van allen noodig hebt. Al toon. Maar zeg een», hoe is het met jou, daarginds in die vreem- le plaats vot strijd, waar nooit vrede schijnt te heerschen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1923 | | pagina 1