iuda
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
EERSTE BLAD.
HET GELUK DER RIJKEN
(THE MAN OF PROPERTY)
door JOHN GALSWORTHY
in de vertaling van
:en
No. 15332 Zaterdag 8 September 1923 1 82» Jaargang
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE, NIEU
WERKERK JUDERKERK., OUDEWATER, REEUWIJK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, ens.
Net nog steeds dreigend gevaar.
aan.
2304 24
i origi-
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
ruimte
HAGENAAR.
man
FEUILLETON.
korten handdruk
4. BRINK*
werd,
b*UMi-
van
iar foto’s
idruk van
leplombeorde
zakken
enorm
de me-
ikelijke
en het
11 70
676 34
randeerd zuiver
iden Medaill
Mevr. J. P. WESSEL1NK—VAN BOSSUM.
Nadruk verboden.
arieken
WORMERVKER
omstreken (behoorende tot den bezorgkring m
'ran buiten Gouda en den beiorgkringi
kdvertentiën in het Zaterdagnummer 20
’heids-advertentièn de helft van den prij».
l—4 rog^s /Kfli. alk» regnl inner /M Ufr
Maar die waardevastheid danken we ook
aan minder reeele oorzaken. Reeds meer
dan een jaar lang wordt de gulden kunstma
tig op peil gehouden, doordat de Neder-
landsche Bank van de opbrengst der in hel
buitenland gesloten leeningen bijna weke
lijks eeïuge millioenen afgeeft. Maar is
Het is tnoeilyker één traan t.e drogen klaagde zichzelf ontzettend. Toch had
dan honderd te vergieren.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geochiedt
Franco par poet per kwartaal 8.15, met Zondagsblad 8.88.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureaui MARKT 11. GOUDA,
bö onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux zijn dagelijks geopend van 96 uur.; Administratie Tel. Int. 82;
Redactie Tel, 545
de vlootwet al dan niet uitvoerbaar acht, in
onze huidige finantieele omstandigheden,
het is in elk geval goed, dat we nog niet
safe zijn, omdat die inflatie nog altijd op
zich laat wachten, maar dat er voor bezorgd
heid voor onzen finantieelen toestand en
voor de veiligheid van den gulden werkelijk
nog alle reden is. „Meer reden dan‘ooit”,
zogt een oeconomische specialiteit als prof.
Mr. Bruins. En al hoeft men dit pessimisme
niet dadelijk voetstoots over te nemen, het
is zekei’ goed, dat men er zijn aandacht aan
wijdt en de gronden nagaat, waarop het
steunt. Want er is ongetwijfeld ook voor
dit pessimisme reden genoeg in onze finan
tieele en oeconomische omstandigheden te
vinden. Vergeten moet niet wdrden, dat wij
in, een uitzonderlijke positie verkeeren, die
niet geheel steunt op reëele gronden. Wan
neer ook in Zwitserland, Noorwegen, De
nemarken en elders de waarde van het geld
langzaam afbrokkelt, dan danken wy het
niet geheel, zooals Zweden, aan onzen finan-
tieel gunstigen toestand, dat onze gulden tot
nog toe zijn waarde heeft behouden. Terwijl
de Zweedsche begróoting zonder tekorten
werkt, hebben wy op den gewonen dienst
van 1920 tot 1923 reeds een ongedekt tekort
van 100 millioen gulden en is voor 1924 een
totaal tekort geraamd van 140 millioen. Dat
zijn getallen om van te schrikken. En het
is nog niet duidelijk, hoe we van die getallen
kunnen afraken. Onze gewone dienst, die
voor den oorlog 200 millioen gulden beliep,
en in 1918 tot 330 millioen was gestegen, is
in 1921 uitgedijd tot 621 millioen en in 1922
tot 640 millioen. De oorzaak der tekorten is
hiermee aangewezen. Maar het fatale dier
oorzaken ligt er tevens in bloot. Want hoe
brengen we deze aldus opgevoerde begroo-
tingen tot een redelijk peil terug. Alleen
reeds om het teloor gegane evenwicht te
herstellen, is het volstrekt noodig het totaal
der uitgaven met 120 millioen gulden of in
doorsnee met 26 procent van de daarvoor in
aanmerking komende posten te verminderen.
Van verlaging der belastingen is dan nog
volstrekt geen sprake, zoodat toch werkelijk
onze finantieele positie verre van schitte
rend is en de waardevastheid van onzen
gulden meer als een bewijs van goed ver
trouwen in onze toekomst dap, als gevolg
van onzen finantieelen welstand moet be
schouwd worden.
buzing over dit ongehoorde feit dun onmid
dellijke medewerking. Maai toch kwuin deag
laatste en waarlijk ontroerend daverde toen
hel aioude volkslied over het terrein. Ons
volk zingt niet. Dat is waar; het kan niet
zingen en het kent het zingen niet. Aan dit
laatste euvel hebben onze «lichters en onze
musici schuld. Wat die van een volkslied
weten te maken, is zulke ónmogelijke taal
en melodie dat er geen succes van te wach
ten is.
De feestcantate die op het Malieveld is
opgevoerd had niet één passage die pakte.
De taul van het lied was kort-weg onzin
en de muziek een rommelzoodje van klan
ken; «Ie opvoering duurde veel te lang en
verveelde. Ziedaar het resultaat van Neder-
landsche volkskunst ten opjtichte van den
volkszang. Eigenaardig is het, dat de zeer
aardige Oranje-Nassau-cantate die 25 jaar
geleden door Catharina van Rennes is ge
componeerd en die ook thans weer door dui
zenden kindeern is uitgevoerd, wel insloeg.
Trouwens verschillende liederen daaruit zijn
blijven hangen en wonden nog wel eens ge
zongen.
Het gemis aan liederen maakt dat allerlei
zinlooze straatliedjes zelfs door de meer
ontwikkelden gangen worden. Lolly, die
lekkerder is dan vanille-ijs, moet zelfs bij
deze mee op reis'. Houdt er den moed maar
in! een geliefd lied, kreeg plotseling een na
tionaal slot, n.l. „leve de Koningin", dat aan
niet anders dan het toevallige rijm is te dan
ken. Misschien ware het gewenscht eens een
nationaal hos-Iied samen te stellen. Natuur
lijk moeten de letterkundigen en de deftige
musici zich daaraan niet bezondigen, maar
zoo goed als Drinkier's marsch van turf-in-
je-ranse! de nationale marsch bij uitnemend
heid is, kan er ook een nationaal hos-Iied
worden gecreëerd. Wie weet welk succes dat
had!
Het heeft ons wel getroffen, dat er zoo
veel muziekgezelschappen in Den Haag zyn
en wy betreuren het, dat deze niet meer van
zich doen hooien. Het effect van Spoel's
volkszangavonden was nergens te bespeuren
en dus ware het misschien te probeeren met
uitvoeringen op de openbare straat door mu
ziekgezelschappen, die uitsluitend nationale
liederen ten gehoore brachten. Waarlijk de
zang is het eeuige wat ons Hollanders ont
breekt om goed feest te vieren.
Gelyk wij reeds opmerkten kenmerkte de
herdenking zich door een te groeten ernst.
De medewerking van het publiek liet over
het algemeen niet te wenschen over. Wel is
men er aityd nog uit om zich iets te ver
overen wat men niet hebben mag men
tracht steeds door te dringen op af gezette
terreinen maar dat schynt nu eenmaal
niet anders te kunnen.
Alleen tijdens de serenade op het Malie
veld was het met de regeling niet best ge-
steld. Men had .daar reserve-officieren als
commissarissen van orde en deze heeren
deugden daar heelemaal niet voor. Zy had-
verfijnde smart in zyn hart, dat hy h»t
tusschen de boomen zou hebben kunnen
uitschreeuwen, kof wat de jonge
ook gedaan mocht hebben. Het was
feit, totdat Swithin by Timothy kwam, had
h|j in het geiieel met meer aan hem ge
dacht.
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
DCLXXVL
De vele feesten die in den Haag gevierd
zyn, zouden stol genoeg geven voor een se
rie brieven en dus moeten wy er een alge-
meenfen indiuk van geven. Laten wy dan
aanstonds erkennen en met genoegen con-
stateeren dat den Haag op zeer sobere,
waardige en haast zouden wy zeggen ern
stige wyze heeft feest gevierd. Het is ons
opgevallen dat de stemming dikwyls al te
ernstig was, precies alsof het alleen de oude
ren waren die feestvierden. Onder de jonge
ren schynt zeer weinig spontaniteit te schui
len. In al die dagen hebben wy slechts een
maal een spontaan Wilhelmus hooien aan
heffen. Het was by de sportbeesten op Houl-
rust. De tribunes waren stampvol en reeds
heel lang had men de komst van de Koningin
gewacht Eindelyk was H. M. verschenen
en tydens de demonstraties, op een heel aar?
dig moment, zette een groep tribunekykefs
het Wilhelmus in. Het was een groep oude
ren, die dit deed en er was even meer ver-
GOWHÉCOÜRWL
Het gaat gewoonlijk zoo. De vrees voor 'n
aangekondigde of mogelyke ramp houdt de
menschen een tijdlang in angst, veroorzaakt
soms een plotselinge, hevige paniek. Maar
wanneer de gevreesde ramp voorloopig uit-
blyft, vergeten de menschen het dreigend
gevaar weer en leven verder in lichtzinnige
zorgeloosheid, tot geheel onverhoeds en on
voorbereid het ongeluk, dat ze eens ver-/
wachtten, hen treft.
Zal het met de inflatie ook zoo gaan?
Een tijdlang, toen voortdurerid over de vei
ligstelling van den gulden gesproken werd,
keken de menschen in angstige spanning de
beursberichten al na en de bedachtzaamsten
hielden hun hart al vast over de dreigende
armoede. Maar de gulden bleef op peil, ter- I
wyl vrywel alle geldsoorten in Europa, het
Engelsche Pond en de Zweedsche Kroon nog
slechts uitgezonderd, hun volle .goudwaarde
verloren .En de menschen, niet denkend, dat
maatschappelijke oorzaken heel langzaam
werken, voelden zich gerustgesteld. Men I
sprak van overdreven vrees en van men- i
schen, die met hun sombere voorspellingen
een heel land in onrust brachten en meen
de, dat het wel zou losloopen. Tot de plot
selinge ontslagaanvrage van minister De
Geer de menschen toch weer even deed op
kijken en als wat verveeld zuchten: „O, ja,
die veiligstelling van den gulden”. Maar
heel veel aandacht wydde men in 't alge
meen niet aan de finantieele beteekenis van
dit aftreden, waar het voor of tegen de
vlootwet juist den finantieelen ondergrond
der geheele kwestie gemakkelyk deed ver
geten. En toch is het deze finantieele onder
grond, die alleen de houding van minister
De Geer kan verklaren en aan zyn verzet
beteekenis geeft. Want minister De Geer
ontkende niet, dat de aanbouw, die de vloot
wet voorstelde, wenschelyk was, maar ont-
kesnde, dat we momenteel in staat waren
dezen aanbouw te bekostigen anders dan ten
koste van onzen finantieelen welstand en de
veiligstelling van onzen gulden, waarvoor
zoolang reeds de bezorgdheid gaande was.
En zoo heeft dit aftreden de gedachte aun
die veiligstelling, dat wil zeggen aan de
veiligheid van onze finantieele en oecono
mische positie, aan onze toekomst dus op
nieuw in de aandacht van ons volk gedron
gen.
Er was alleszins reden voor. En of men
hy
zich nooit zoo gedistingeerd gevoeld, als
nu hy met deze mooie vrouw reed, in
zyn pels, die over de borst werd gesloten
met door lassen versierde knoopen en
zijn hoogen hoed wat schuin op het hoofd.
Maar een fruiitverkooper, die zyn meisje
voor een Zondagsritje had meegenomen,
scheen denzelfden indruk van zyn eigen
persoon te hebben. Deze man had zijn ezel
tot een galop aangezet, zoodat hy naast
den phaëton kwam, en zat zoo recht, als
een wassen beeld in zyn eenvoudig kar
retje, terwyl zyn kin even verwaand op een
rooden zakdoek rustte als die van Swithin
op zyn dikke, witte das, terwyl zyn meisje
met de einden van een schunnige boa, die
ze achteruit liet wapperen, een vrouw van
•de wereld naaapte. Haar vrijer bewoog een
stok, aan welks eind een stukje ge
rafeld touw bengelde, deed met vreemde
nauwgezetheid den remden zwaai na van
de zweep van Swithin, en keerde zyn hoofd
naar zyn meisje met een verliefden blik,
die een spookachtige gelykeis had met den
starenden blik, dien Swithin van zijn voor
ouders had geërfd.
Ofschoon hij gedurende eenigen tijd de
tegenwoordigheid van den lagen, ruwen
klant niet opmerkte, zette Swithin
toch weldra in het hoofd, dat hij
uitgelachen.
gen bleven, door een ongelukkig
naast elkaar. Het gele, opgezette
van
op naar
straks het potje van de Nederlandsche Bank
op, dan is de gulden weer aan zich zelf
overgelaten. En het zal de vraag zijn, of hy
zich dan nog zal weten te handhaven, wan
neer hy niet den steun ontvangt van «een
sluitende begroeting.
Maar het gevaar, dat den gulden bedreigt,
is niet het eenige, waarvoor we staan.. De
voortdurende kapitaal-intering, die de laat
ste jaren in ons land heeft plaats gehad,
maakt het waarschijnlijk, dat het Neder
landsche kapitaal op den duur niet meer zeil
in de behoeften zal kunnen voorzien, tot het
scheppen van werkgelegenheid voor de aan
wassende bevolking, zoodat dan gekozen
zou moeten worden tusschen toenemende
werkeloosheid of aantrekking vaq vreemd
kapitaal op hoogst bezwarende voorwaarden.
Onze oeconomische finantieele positie moet
daardoor uitermate verzwakken. En de di
recte finantieele gevaren, die ons dreigen,
zullen daardoor nog ernstiger afmetingen
aannemen en noodlottige gevolgen krygen.
Het is dus duidelyk, dat onze toekomst
er nog allesbehalve rooskleurig uitziet en
dat er voor de zorgeloosheid van het oogen-
blik nog weinig reden bestaat. De inter
nationale toestand is allerongunstigst en de
politieke verhoudingen beloven nog geen
verbetering. De gevolgen daarvan doen zich
ook ten onzent geducht voelen. En in deze
omstandigheden is het hoogst onwaarschijn
lijk, dat we de betrekkelijk gunstige positie,
die wij met onzen waardehoudenden gulden
thans te midden der andjere volken innemen
bij de toenemende tekorten onzer begroeting
nog lang zullen kunnen handhaven.
oioote borst. Zy heeft een glimlach op
haar gelaat, een glimlach van hopelooze
overgave en van stille vreugde; Irene zou
zoo hebben kunnen glimlachen, terwyl zij
naast Swithin zat
Toen hy, verwarmd door de champagne
haar geheel voor zich had, ontlastte hy
zyn hart van al zyn grieven: zyn onder
drukten afkeer van den nieuwen chef-kok
in de Club; zyn zorgen over het huis in
Wigmore Street, waar de schurkachtige
huurder bankroet was gegaan, omdat hy
zyn zwager had geholpen, alsof liefdadig
heid niet by zichzelf begon! ook klaagde
hy over zyn doofheid en de pyn, die hy
si>ms in zyn rechterzijde voelde. Zy luister
de met vochtige oogen. Hy meende, dat
zy diep over zyn zorgen nadacht, en be-
zich
werd
HU legde qjn zweep o«er de
zü<le van de merrie. Maar de twee voerlui-
toeval,
gelaat
Swithin werd rood; hy hief zijn zweep
den fruitverkooper, maar
49) -
Er is ergens een schilderij, dat Swithin
niet heeft gezien, van een man, die op een
rots zit naast hem, gedommeld in het
stille, groene water, een zeemeermin, die
op haar rug logt, met haar hand op haar
bloote borst. Zy heeft een glimlach
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda c
1—5 regel» 1.80, elke regel meer 0.25. Vi
l5 regels 1.55, elke regel meer 0.80. A<
bijslag op den prijs. Liefdadigheids-advi
INGEZONDEN MEDEDEEL1NÜEN:
de voorpagina 50 hooger.
Gewon» advertentita en ingezonden madad»»lingan bij contract tot Mar garadaeaar-
den prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaataraimte.
Advcrtentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van «oliede boekhan
delaren, Advertentiebureaus en onze Agenten en moeten daags vóór de plaatsing
het Bureau zijn ingekomen. teneinde ven tipname verzekerd te «(jn.
door een speciale inmenging van de Voor
zienigheid, er voor bewaard zyn waar
digheid zoozeer te vergeten. Een rytuig
dat een hek uitreed, dwong phaëton en
ezelkar dicht naar elkaar toe te komen; de
wielen knarsten, het lichtere Wmtuig hel
de en viel om. ijk
Swithin keek niet om. Voor gemk geld
zou hy hebben stilgehouden om den y^ven
klant te helpen. Het was zyn vormende
loon, als hy zyn nek brak!
Maar hy kon niet, al had hy gewild. De
schimmels waren onrustig geworden, de
phaëton zwaaide van den eenen kant van
den weg naar den anderen, en de men
schen hieven verschrikt hun gezichten op,
terwyl de paarden pijlsnel voorbij stoven.
De groote armen van Swithin, in hun volle
lengte uitgestrekt, rukten aan de teugels.
Zyn wangen waren opgezet, zijn lippen op-,
eengeklemd, zijn gezwollen gelaat had eeni
toornige, donkerroode kleur.
Irene had haar hand op den rand van
het rytuig gelegd en, met elke plotselinge
zywaartsche beweging, omklemde ze dien
steviger. Swithin hoorde haar vragen:
„Zal ons een ongeluk overkomen, oom
Swithin?”
Hij bracht al hijgende uit: „Het is niets
- ze zijn nog wat jong."
„Ik heb nog nooit een ongeluk meege
maakt!’’
„Beweeg je niet!" H|j keek haar even
aan. Zy glimlachte en was volkomen kalm.
„Zit stil" herhaalde hy. „Wees niet bang.
Ik zal je wel thuis brengen.”
En te midden van zijn vreeselyke in
spanning was hy verbaasd haar antwoord
te hooren, met een stem, die niet op de
hare geleek:
„Het zou my niets kunnen schelen, ai
kwam ik nooit weer tehuis!"
Door een heftige zywaartsche beweging
van het rytuig werd de uitroep van Swi
thin m zijn keel gesmoord. Doordat de
paaiden tegen een heuvel op moesten, gin
gen zy nu over in draf, en werden daardoor
van zelf kalm.
„Toen” Swithin beschreef het géval
in de woning van Timothy „ik voor het
huis stilhield, was zy even kalm als ikzelf,
God zegene me! Zy gedroeg zich, alsof het
haar niets kon schelen of ze haar hals
brak of niet. Wat zei Mj: „Het zou my
niets gehelen, al kwam ik nooit weer te
huis!” Terwyl hy op den knop van z^jn
stok leunde, vervolgde hij, zwaar adem
halend, tot ontzetting van mevrouw Small;
„En ik ben daar in het geheel niet verwon
derd over, met zoo’n overdréven kerel als
de jonge Soames tot echtgenoot!”
Het kwam niet by hem op, zich af te
vragen, wat Bosinney had gedaan, nadat
zy ham alleen hadden achtergelaten; of
hij zou zyn gaan ronddwalen als een hond,
waarmee Swithin hem had vergeleken; zou
zyh gaan dwalen naar het kreupelhout,
waar de lente nog aityd feest vierde, en
de koekoek nog van uit de verte riep; of
hy zou zyn gegaan naar de plaats, waar
hy haar zakdoek aan zyn lippen had ge
drukt, en de welriekende geur ervan zich
mengde met dien van kruizemunt en thym.
Daarheen gegaan met zull^een woest*,
HOOFDSTUK X1H.
Jame» gaat zelf op verkenning.
Zy, die niet bekend zyn met de „For-
syte-Beurs", zullen misschien niet 1
len, welk een beroering het bezoek
Irene aan het huis had veroorzaakt.
Nadat Swithin by Timothy het goluele
verhaal van zyn gedenkwaardigen rit had
gedaan, werd het zonder den minsten
achyn van nieuwsgierigheid, of het ge
ringste greintje boosaardigheid, met den
oprechten wensch goed te doen, overge
bracht aan June. 'k
„En wat was het iets vreeselijkJ om
zeggen, lieve!” besloot tante Jul«», ,,‘iut|
„over het niet naar hui» terugkeeren
Wat bedoelde zij daar mede?"
Het was een vreemd verhaal voor het
meisje. Zjj hoorde het aan, terwijl zij pyn
lijk bloomie, en met een korten handdruk
vertrok zij eensklaps.
„Bijna grof!” wide mevrouw Small te
gen tante Hester, toen ze vertrokken
De juiste uitlegging werd gegeven van
de wijae, waarop z(j het nieuws aanhourde.
Zij was geheel overstuur. Iets was e^daar
om niet in orde. Vreemd, zy en Irene wa
ren zulke goede vriendinnen geweest!
(Wordt vervolgd).
den het te druk met salueeren en met het
begroeten van hooge militaire oomes, zoo
dat allerlei publiek er doorglipte. Avond»
bij het vuurwerk was tie regeling veel be
ter. Het uitdelen van toegangskaarten en
het regelen voor de pers die vóór all»»
meehelpt om het feest te doen slagen wa»
nog niet volmaakt. Het is nog veel te veel
een vriendjes-gerfoe van de stadhuismen-
schea. Met moeite worden plaatsen voor de
pers veroverd en aityd weer heet het, dat er
geen ruimte is, maar de portier en d»
schoonmaakster van het stadhuis krijgen
hun plaatst Enfin dat is nu eenmaul een
getob
Om op de feestviering terug te kom«n,
willen we even iets vertellen van de vreug
de in de allerarmste buurt van fthevealn-
gen. 't Is een beruchte poort, de Bloedpoort,
die haar naam aan menige vechtpartij ont
leent. Dit hofje wordt aityd <ivergeslageu,
omdat eigenlijk niemand zich er in waagt.
Ditmaal is er feest \jevierd, dat georgani
seerd is door de politie. De hoofdinspecteui
Zimmermann had de leiding en de benoodig-
de gekten er voor verzameld. Niet minder
dan 46 gezinnen wonen in dit antieke hofj»,
waar ongeveer 140 kinderen zyn. Op de
plaats, waar alles versierd was, stonden
twee lange tafels en eenige banken. Alle
kinderen zijn onthaald op heel veel krent»
bollen, kaakjes, chocolade en limonade. D<
poppenkast werd vertoond, muziek speelde
er en het was er een drukte en een leven
van belang. Er heerschten een harmonie en
een opgewektheid zonder weerga. In den
middag verscheen een volledig muziekkorps,
dat zich aan het hoofd stelde van den op
tocht, «He door Schevenlngen trok. Zelden
hebben wy zooveel bl|je kindergezichten ge
zien en de ouderen genoten mede. Nog nooit
was het gebeurt!, dat in dat hofje, dat offi
cieel Vredehof je heet, maar in den omloop
Bloedpoort, feest was gevierd en dus was
het een evenement van belang. Wy hadden
het voorrecht tot de zeer weinige genoo-
digtlen te behooren, «lie tot de intieme feest
viering werden toegelaten en Ive hebben het
feest meegemaakt met zeer veel genoegen
en met een gevoel van erkentelijkheid voor
de organisatoren waarvan «Ie eigenaar van
het hofje één der voornaamste personen
was.
-Alles tezamen is het Haagsche feest beet
geslaagd en als het weer wat beter w*s ge
weest, zou het een zeer goed feest gwveest
zijn.
Alleendat gemis aan opgewekthehl
en spontaniteit. Maar daarover praten we
nog eens. K