Had. I 3, der grootste lizenden Cos- a NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE, NIEU WERKERK OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWUK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz. 62»Jaargang No. 15422 Zaterdag 22 December 1923 5 Ct. OUDERKERK,, OUDEWATER, REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz. Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen EERSTE BLAD. feuilleton. inspakje V DOOR SMART GELOUTERD door HALLIWELL SUTCLIFFE voor Nederland bewerkt door J. P. Wesselink—Van Rossum per 8877116 5 e Amitir. Dit nummer bestaat uit twee bladen. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN. •t f35. «ncurrenten, 17 in ons- pondspakjes rim. f15, enz. m, weet wat eder met de m, komt dan den, KORTE 3652 100 lit. uurgeopend, goad. Regenjassen, verkoopen. GOIDSCHE 1011!1M. J. DE MOL EN ZOON Turfmarkt 7t - Tal. 411 - Bauds Hum- ii DinuUuiiii aaar maat. 3q4s schenken ook anderen, dit vlak rondom zijn, brengen kunnen. Het behoeft niet veel te zijn. Een handdruk, een blik scans zijn vol doende. Het licht, dat in den Kerstnacht is opge gaan, is het licht van een nieuwen tijd, die voor de wereld ging aanbreken. Vanuit deze diepe duisternis begint de opgang naar de overwinning. Maar het licht worstelt nog. Zoo we de glans van zijn overwinning wil len, hebben we eigen en anderer handen sterk te maken tot den opbouw. Het „in de menschen een welbehagen” moet ook in ons hart leven, wil het in de wereld wer kelijkheid worden. giftig sap, du. wordt. Niottegen- mlokkelijke eigen- Nadruk verboden bruiken om anderen te helpen en te steu nen. En in ons zal feller en vuriger het vertrouwen branden gaan, zoo we zelf maar den hongerenden, hongerenden naar liefde en levensblijheid, iets weten terug te geven van het vertrouwen, dat hun ontzonken is. Zoo de wereld verlost zal worden, zal zy dat alleen worden, wanneer ook wij de handen uitstaken, de handen van ons lichaam niet alleen, maar de handen van ons hart en van onze liefde. Zoo lang we dat niet doen, hebben we met het recht ons te beklagen, dat het „in de menschen een welbehagen” tot een bespotting werd. Want onze wil, ons aller wil tot verlossing moet sterk en mach tig worden, wil zij de verlossing brengen. Het lijkt er nog niet naar, het lijkt er min der dan ooit naar. Maar is dat een reden om te wanhopen en niet veeleer een om onzen wil te versterken? In het donker van den Kerstnacht is het licht geboren. En in het donkerst van het jaar maakt het licht zich gereed tot een nieuwen opgang naar de lente en den zomer. We moeten niet alleen aanzien, wat voor oogen is, maar vertrouwen, dat onzichtbaar ook het leven groeit, tot het straks zal uit springen in nieuwe bloesems. Zien we niet in onzen tuin de knoppen zwellen al, nu al, terwijl nog feitelijk de winter komen moet? Wat we het meest noodig hebben, nu voor al, is het vertrouwende geloof, dat onzen wil sterk maakt. Maar wij allen hebben het noodig. Want alleen uit ons aller wil kan de verlossing geboren worden, die de wereld van heden behoeft. Het lied don Keanrt nacht kan werkelijkheid worden, zoo we in die werkelijkheid gelooven. Dat geloof heb ben we uit te dragen in de wereld, ook door onze daden. En, waar er menschen zijn en ze zijn er soovelen bjj wien kommer en zorg en smart dat geloof hebben ver schroeid, daar hebben we opnieuw de lamp van zijn licht te ontsteken in de verbitterde en verkommerde of moedelooze harten. La ten we toch om ons zien en luisteren. Dichtbij en veraf strekken ameekende han den zich naar ons uit, roepen schorre stem men om hulp en troost. Hoeven we dan neer te zitten in eigen troosteloosheid en een zaamheid, die ons onmachtig maakt? En wanneer de Kerstklokken luiden, zullen we dan niet veeleer, al lijkt het leven om ons somber, al drukt zooveel benauwenis ons neer, opzien naar het licht, dat wij toor tot anderen te gaan met de gaven vin onze liefde en vertroosting, in anderer en eigen leven brengen kunnen? Kijk, in de diepe glinstering van den versierden lersthoom lokken al de heerlijkheden, die als ge nen vertelde nu, dat de boomen van het woud in den kerstnacht wederom groen zijn, en bloeien en vruchten dragen. Daarom zette men kerstboom takken in potten in de kamer, om ze met Kerstmis te zien bloeien. Van het groeien en bloeien van dezen kerstboom hing het geluk van het komende jaar af. Deze gewoonte heeft men tot nu toe in stand gehouden. Het dragen van lichtjes voor den kerst boom wordt pas vanaf het jaar 1757 ver meld. Vooral in Duitschland was deze stra lende boom onmisbaar op Kerstavond. Maar sinds de tweede helft van de vorige eeuw is ze ook in andere landen algemeen. De Kerstroos. Ofschoon de hierboven bedoelde plant niet, zoo als haar naam zou doen vermoeden, tot de rozen behoort, is zij toch algemeen als „Kerstroos” bekend. De Engelschen noe men haar Chris tanas-Rose; de Franschen betitelen haar met den naam Rose de Noël en wij Nederlanders spreken van Kerstroos, dus deze drie volkeren geven haar denzelf- den naam. Het is dan ook een eigenaardige plant die juist in het hartje van den winter, als de dagen het kortst zijn, haar bloemen doet preken, en daarom den naam Kerst roos ten volle verdiende. Ik zeg verdien- d e, want in den tegenwoordigen tijd, nu de bloem enk weekkunst het zoover gebracht heeft, dat, onafhankelijk van het jaargetijde, alle soorten van bloeiende gewassen te kust en te keur te bekomen zijn, is de waarde van de bloeiende Kerstroos verminderd. Toch verdient ze nog wel onze aandacht, want het blijft een mooie kamerplant, die evenwel, als de lente weer aangebroken is, naar buiten moet verhuizen. In den tuin staat ze dan liefst in den vollen grond op een half beschaduwde, vochtige plaats, waar de nieuwe bladeren dan kunnen ontwikke len, die op hun beurt zorgen voor de knop pen, die later weer bloemen zullen doen aan schouwen. Wat men echter bij deze plant voor bloembladeren aanziet, zijn eigenlijk de kelkbladeren, die er stevig uitzien, en dan ook een stootje kunnen verdragen. Die groote bloemkroonachtige kelk bestaat uk vijf bladeren, waarbinnen een krans van zeer kleine, korte, buisvormige bloembla deren geplaatst is, terwijl veel meeldraden, en twee tot tien stampers aanwezig zijn. Hieruit ontwikkelt zich een kokerachtige vrucht Wanneer men deze plant tot een der plantenfamilies brengen wil, dan behoort ze tot de ranonkelachtigen, waartoe de be kende boterbloempjes ook gerekend worden. De eigenlijke naam van onze Kerstroos is „Helleborus”, terwjjl de Nederlandsche na men zijn: Nieskruid, Wrongenwortel, Wrongkruid of Nieswortel. doch hij was niet bevreesd voor het verdriet van een levend schepsel en hij wist op zijn aardige hondenmanier, dat er zich iemand tusschen deze ruwe stee nen muren bevond, die troost noodig had. Höeveel hij er ook van hield bui ten rond te springen, hij volgde Grif! niet, doch ging naast het bed zitten en hield zijn oogen op de vrouw gevestigd. En langzamerhand werden haar snik- ken zachter en zachter Trash klom ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2325, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt. Franco per poet per kwartaal 8.15, met Zondagsblad 3.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA, bij onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zijn dagelijks geopend van 9—6 uur. Administratie Tel. Int 82; Redactie Tel. 545. ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring): 1—5 regels ƒ1.80, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring: 1—5 regel» 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentiën in het Zaterdagnununer 20 bijslag op den prijs. Liefdadigheida-advertentiën de helft van den prijs. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN: 1—4 regels ƒ2.05, elke regel meer ƒ0.50. Op de voorpagina 50 hooger. Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen bij contract tot zeer gereduceer- den prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soliede Boekhan delaren, Advertentiebureaux en onze Agenten en moeten daag» vóór de plaatsing aan het Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn. De Kerstdagen. Somber zijn ze en mistroosting veelal, 't Is of de aarde haar donkerste kleed heeft aangetrokken en om ons het leven zich ver engt. Geen licht dringt door de mistige duis ternis en geen vloed warmt ons verkleu mend hart. En wanneer wc luisteren naar de feestelijke Kerstmisklokken, dan is het toch vaak, of onze moed en ons vertrouwen zich buigen en onze wil krachteloos wofcit tegenover het benauwende leven. De mist en de koude en de somberheid schijnen ons als op te sluiten in een verkillende eenzaam heid, waarin geen klank van de menschen- wereld meer wil doordringen. Maar laten we goed luisteren 1 Trilt daar in het gelui der Kerstklokken niet een an dere toon uit, luide jubelend door den mist der somberheid en over de doodsche velden van het stervende jaar? Wanneer we maar luisteren, goed luisteren willen. „In de men schen een welbehagen”. Zoo de kille som berheid rondom ons reeds onzen levensmoed neerdrukt, hoe moet het dan die velen zijn, die geen uitkomst meer zien uit het leed en de kommer en de ellende? We kunnen niet volstaan met dat vast te stellen. Nu, nu vooral moeten we helpen, het licht bren gen in de duisternis. Het Kerstfeest is ook het feest der ge boorte van den Zaligmaker, die de wereld verlossen zou, van het nieuwe licht, dat over de donkere aarde zal uitschijnen. De vyereld is nog niet verlost en het ,/n de menschen een ^welbehagen”, dat in den Kerstnacht klonk, lykt wel soms tot een schrille bespotting geworden. Er is altijd veel leed en ellende geweest onder de men schen. Maar het lijkt nu wel vaak, of de maat vol is. We willen niet klisteren vaak, we durven niet. Maar luid en luider klinkt het gejammer der duizenden en millioenen, die geen uitweg meer weten uit honger en materiëele ellende. Hebben we de hand al uitgestoken om hen te helpen, zoo mogelijk te redden? Er is zorg en kommer en smart overal. Hebben we het licht al gebracht, waar het dreigde uit te dooven en ons hart al gestemd naar den plicht der liefde? Zoo niet, dan hoeven we ook niet neer te zitten in de verkillende eenzaamheid, die onze moed neerdrukt. We hebben zelf het licht, dat ons verwannen kan, zoo we het maar willen uitdragen in de wereld. We hebben zelf de hand, die onzen moed weer kan op richten, zoo we onze kracht maar willen ge- DE KERSTBOOM. De kerstboom, die op Kerst-avond in het midden van de kamer zjjn groene takken verheft, met lichtende sterretjes tusschen de naalden en versierd met glinsterende franje’s, oranje-kleurige mandarijntjes, zil veren balletjes en veelkleurige kransjes vindt zjjn oorsprong in een oud-Romeinsche gewoonte bij het Nieuw-Jaars feest. Op de tabula fortunae, een tafel die met alle denkbare genotmiddelen over laden was, als een symbool van den rijkdom van het nieuwe jaar, prijkten ook laurier en olijftakken, die ook de hall van het huis versierden en uit welker bladeren en bloe sems de vrouwen zich geluk en ongeluk voorspelden. De kerstboom en <Le maretak (mistletoe) zijn beide overblijfselen van deze oude gewoonten. Want dit feest werd door de Germanen o ver genomen en voor de takken van den ge luksboom gebruikten zij dennentakken. De datum van het feest werd later terugge bracht op den 25en December. Bij een Ara bisch geograaf van de 10e eeuw vindt men voor het eerst dit geloof, dat het wonder van de sprookjeenacht van de geboorte van Christus zich jaarlijks herhaalt. Dit geloof vond door de kerk groote verbreiding en De belangrijkste soort is de Helleborus niger, bekend onder den naam van Kerst roos, ook wol minder poëtisch „de Zwarte Nieswortel” genoemd, die als sierplant in kamer en tuin voorkomt Dit is geen won der; want de vorm dezer plant, zoowel als die der bladeren en bloemen moesten wel de aandacht trekken. UR een dichten bundel van levendig groene en lederachtige bladeren verheffen zich midden in den winter de 15 tot 25 cen timeters Lange bloemstelen met zuiver witte bloemen of lieverkelkbladeren. De meeldra den zijn lichtend geel en steken prachtig tegen het wit der kelkbladeren af, waarvan de onderkant zacht rose gekleurd is. Zooals b(j de meeste bloemplanten het geval is, zün ook bjj de Helleborus niger een groot aantal verscheidenheden, b.v. purper gekleurd of gespikkeld en ofschoon ze alle even fraai zijn, zoo munten toch de zuiver witte uit Zoo'n Kerstroos in huis te kunnen be wonderen, moet voor de(n) plantenliefheb ster of -liefhebber een waar genot zijn, dat bovendien voor weinig kosten in den winter verkregen kan worden. Behalve de Zwarte Nieswortel, of onze Kerstroos, heeft num ook de groene (Helle borus vlridus). Deze beeft groenachtige kelkbladeren en komt in 't wild in ons land voor. De Kerstroos daarentegen wordt slechts in *t wild aangetroffen in Zuid- Duitschland en Noordelijk Italië, waar ze zich in den winter boven de sneeuw verheft en bloeit. Genoemde soorten van Helleborus hebben alle korte, dikke wortelstokken (on- deraardeche stengels) waaruit zich langge- steelde, diep-ingesneden bladeren ontwikke len, en eenige lange, naakte of bebladerde bloemstengels. Bij onze bekende Kerstroos z(jn ze naakt. Wat men nu eigenlijk niet sou verwacht hebben, is het feit, dat deze planten tot de vergiftige behooren. De wortelstokken, zoo wel van de Kerstrtms, als van het groene Nieskruid, bevattenVen giftig sap, dat in de geneeskunde gebru staande deze minder schap, blijft onze Kerstroos een mooie sier plant, die in Riwfi. k«n«r een plaatsje ver dient, evengoed als zoo menige door de mo tions kweekkunst in den winter te beko men kostbare bloem. HOOFDSTUK VI Med O’ Bracken Gough. Grif! ontwaakte, doordat het zonlicht in zijn oogen scheen Hj stond op en schudde zich. De turven waren reeds lang uitgedoofd, maar de ochtendzon scheen helder door h-t raam van de hut. Langzaam kwam*i de gebeurtenis sen van den afgelopen nacht in zijn herinnering terug ei hij keerde zich naar de gestalte ophot bed. Haar oogen hield zij nu geopeid diepe, heldere oogen, van die trouwe, lichtbruine kleur, waarvan Jet Hooglandsche volk zo-» houdt er nu richtte zij haar blik op zijn gelaat. Gij zijt eeder wakkier dan ik riep hij. „En ik was er nog wel zoo zeker van, d< ik mijn oogen zou kun nen open heiden, totdat gij nij noodig hadt Haar sten was gedempt en zacht, maar toch met een klank van kracht er i».t „Ik <erd met het aanbreken van den dagwakker,” zei zij, „en al den •ijd, da ge sliept, heb ik u gade ge slagen. Het was zoo goed hier te lig gen e te weten, dat de witte, witte lande daar buiten zijn.” ,.Gj zult wel naar een kroes melk veringen”, zei Grill, de pan op het tuv zettend, alsof hij elk on dag van de*ele eenzame jaron, die achter hem leen, zieken had verzorgd. Trash en tg waren gewoon hun melki ongewarmd t drinken, maar deze zwakke rwerve- tog had reeds meer dan genoeg koude ,e>eden en mocht nu wel verwend wor den Verpoos uw geest, verbruik uw krachten. Schort de arbeid, maar hervat hem weer. En leg ook zelfs in uw gedachten Uw taak niet neer. Zij sloeg hem een poos gade, terwijl hij dunne sneden brood sneed en ze met boter bestreek en toen sprak zij weeinog met dezelfde droom er ige slem „En mijn jongen?” vroeg zij. „Ik kan niet zeggen, hoe ik hier kwam, mijn hoofd schijnt wel leeg, alsof de witte sneeuw zoowel mijn geest als lichaam bedekt had en ik was bang, toen ik wakker werd en hem niet naast mij vond. Maar toen keek ik naar u, gij waart sterk en dapper, gij hebt ons gered en toen wist ik, dat het kind veilig was.” Grift sneed zoo verwoed in ’t brood, dat het mes uitgleed hij had tranen en zielsangst verwacht, maar niet dit krlme vertrouwen in zijn macht om te redden. Wat zou hij haar antwoorden? „Zie eens, ge hebt u in den vinger gesneden,” vervolgde zij. „Het drup pelt op het bruine brood.” Hij zoog de wond uit, bukte zich naar den stapel brandstof naast den haard, en strooide er fijne turfasch op. Deze manier van doen had hij evenals zijn bijgeloof geërfd van zijn foorouders, die bloediger wonden dan deze gestelpt hadden met het genezende stof. „Het is niets, zei hij met harde stem. „Luister, ik heb u meer van gister nacht te vertellen.” Zij zag, hoe somber zijn gelaat stond en richtte zich in bed op, toen zij vroeg „Van het kind? Neen, dat is gezond nat mankeert niets. Ik heb hier naar u liggen kijken en ik heb tegen mijzelf gezegd, dat ge nooit zoudt toelaten, dat een kind den dood zou vinden in de sneeuw.” De hartstocht, waarmee deze vrouw, uitorlijk zoo broos en teer, sprak, ver bijsterde den man. Haar vertrouwen in hem waaraan dankte hij dat Hij herinnerde zich zijn ruw leven en zag nu zijn ruwe, onverzorgde handen iets waaraan hij in geen twaalf maan den had gedacht. Natuurlijk zou een zorgvuldig opgevoede vrouw als zij, voor hem huiveren. En hij had haar geen troost, geen enkel woord van trocst aan te bieden 1 Hij sneed nog maar steeds boterham men er| besmeerde deze met boter. „Hel kind was niet meer te redden, toen ik u vond,” zei hij eindelijk. ,Hij is dood?” fluisterde zij. „Ik heb hem begraven, voordat de dag aanbrak,” antwoordde hij en wend de zich om, teneinde de melk in een kopjo te gieten. Zij zweeg geruimen tijd, doch toen begonnen de warme, weldadige tranen te vloeien Griff vergat de melk, het brood en al het overige ging naar bui ten in de sneeuw, terwijl hij haar met haar verdriet alleen liet. Trash was evenwel moediger. Hij was bang ge weest voor het doode ding, dat onder de jas van zijn meester had gelegen, 21) - De streek was vol van haar oude legendenzijn moeder had ze aan l|em overgedragen met het geloof in Barguest en de Rijdende Land jonker van Wyecollar en nog maar kort geleden had Hester Royd hem gewaar schuwd voor de Sneeuwvrouwen. Hij vroeg zich af, of hij het slachtoffer was gev orden van een dier spookverschij ningen. Terwijl zijn vermoeide hersenen zich afpijnigden met oud bijgeloof, viel zijn hoofd op zijn borsten spoedig sliepen hij en Trash en de stille vrouw op het bed den diepen sluimer der vermoeid heid Alle drie vonden een paar uur rust in den slaap maar de hond wiens geschiedenis even geheimzinnig en vol mysterie was als die van Griff trilde nu en dan als van plotselin- gen schrik, hief zijn kop op, en jankte bij de herinnering aan de een of ande re ondergane kwelling. op het bed, legde zijn hondenneus op haar wang en sprak in zijn eigen taal zachte en diepe woorden van troost en hoop. Niets anders zou het verdriet van de vrouw hebben kunnen verlichten. De sprakeloosheid van het beest verhoog de nog de innigheid van de deelneming die hij betoonde zij sloeg een slanken arm om zijn hals en trok hem naar zich toe, terwijl zij haar tranen op zijn ha- rigen kop liet druppelen. ,Hij was mijn alles mijn alles,” schreide zij. Zij was nog zwak van lichaam en viel uitgeput van het weenen en van ver moeidheid in slaap. Trash nestelde zich aan haar borst en wetende, dat hij een* goed werk had verricht, snorkte hij van tevredenheid. Toen Lomax weder bin nentrad met de beklemmende gedachte een treurig schouwspel te zullen zien, vond hij hond en gast onbewust van hun verdriet. Gedurenue een oogenbhk blond hij daar, zooals hij den vorlgen nacht gestaan had en keek naar de tochtige oogharen, welke op de bleeke wangen lagen oogharen, die door hun donkere kleur het roodbruine haar nog mooier en schitterender deden uit komen. Hij dacht er niet aan, dat zij een vrouw was hij had dit allee be graven op den dag, lang geleden, toen de doodkist zijner vrouw onder aarde werd bedolven. Hij zag haar slechts als een slachtoffer van zijn vijandin, de leidt en als een schilderij, waarnaar elk menseh gaarne zou willen zien. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1923 | | pagina 1