s mda Had. I t o ERK NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN bergambacht, berkenwoude, bodegraven, boskoop, gouderAk, haastrecht, moordrecht, moercapelle, nieu WERKERK OUDERKERKOUDEWATER, REEUWIJK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, en*. J&terdag 24 Mei 1824 Mo. 15549 84"Jaargang 31 - Gouda Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen EERSTE BLAD. - Gouda ie «e n jn Ie en 00 ik na an an ld- ia ROMANTIEK. Docxin. T Pit nummer bestaat uit twee bladen. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN. van II f 0.75 Uitgevers FEUILLETON. i (Wordt vervolgd). Zouden er niet zjjn, die deze waarheid ook door hun tuintje hebben ervaren Mr.K. „Laat schrapen wie dat wil, Maur gij, gedraag u wjjzer, Want leven voor het goud, Dat maakt een ziel van jjzer.” en blies ongeduldig den rook voor zich uit- Zqo zag hij, zoo zag hem Arpad Czaslo. De mannen keken elkaar aan „Pardon”, zei de vreemde heer, „ik concurreeren moeizdéke A Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRUCK. Vertaald door Mevr J. p. WESSELINK-Van Rossum. Overneming verboden krachtens art. 15, 2e lid der Auteurswet. ILS, VE- )GT, jLE EL, pot 3RD 60HDSCHE COURANT J. DE MOL EN ZOON Turlmirkt 75 Tal. 411 - Boudi Hum- in OinuUinliiii ■aar maat. 3045 gige kinderen, aan bonte kloeren, dans- lustige dienstmeisjes aan, werkvrouwen met gelapte kleeren en orgeldraaiers wilden leveren. Totdat ook de kleuren gaandeweg, thuis zouden voelen en ook naar het land als woonplaats niet weer terug zouden wen- schen, ze zoeken toch altjjd weer het land in den tjjd, dat het leven hoogtij viert. En ze zoeken meer dan een dagje buiten. Ze I trachten het verband met het leven buiten, met het natuurleven, waarin men buiten werkt en zorgt, weer terug te vinden. En wanneer ze geen buiten kunnen hebben en geen optrekje voor de zomermaanden, zoe ken zeeen tuintje. Het is niet alleen de liefde voor het bui tenleven, die de volkstuintjes geschapen heeft. De neiging om zelf te planten, te po ten, de liefde voor de plant, de bloem en de begeerte om buiten bezig te zjjn, hadden er ook hun deel aan. Maar ik moest toch on willekeurig aan dezen trek naar het buiten leven denken, die zich in zomer en lente zoo sterk pleegt te openbaren, toen ik dezer dagen een boekje van de Centrale Vereeni- ging voor School- en Werktuinen, getiteld: „De School- en Werktuin in Nederland”, zijn beteekenis en verbreiding”, in handen kreeg. Het is nu wel de tijd om zoo’n boekje met zijn fleurige plaatjes van kinderen en bloemen door te kijken en zich te verheugen over het nuttige werk, dat deze vereeniging gedaan heeft. Wat een prachtig leermiddel en wat een mooie ontspanning tevens is zoo’n schooltuin voor onze jongens en meisjes! Hier is werkelijk het leeren spelen gewor den en komt voor het luister- en ontvang- onderwys het zelfdoen, waarvan het kind zooveel houdt, in de plaats. Onder leiding mogen de kinderen zaaien en wieden en leeren ze de planten kennen niet alleen, maar ook verzorgen en behandelen, wat de beste manier is om hun liefde voor de plan ten in te boezemen, maar de beste methode van onderwijs in de plantenkunde tevens. Maar welk een gezonde arbeid bovendien voor het kind, welk een oefening in prak tische arbeid en handigheid! En hoe na tuurlijk groeit schooltuin tot volkstuin uit! De oorlog heeft deze instelling in het bui tenland vooral sterk bevorderd. Immers toen heeft de nood menigeen gedwongen om zijn eigen voedsel te verbouwen, ieder plekje grond, waarop iets wilde groeien, te benut- ten. Maar ook voor den oorlog kende men allang volkstuintjes aan den rand der groote steden. Daar is op wonderlijke en vaak on praktische wijze getuinierd en de resultaten waren dan ook in vele gevallen poover. Maar men had pleizier in het werk, men leerde het natuurleven en den arbeid in de buitenlucht en de liefde voor planten ken nen. En het leverde daarnaast toch nog wel ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt. Franco per post per kwartaal 8.15, met Zondagsblad 8.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA, bij onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zjjn dagelijks geopend van 0—8 uur. Administratie Tel. Int 82; Redactie Tel. 545. „Maur dat doet niets terzake ia hot niet Indien het licht hier beter is - dan Hij sprak met lichten spot. Arpad Czaslo verloor den lust ADVERTENTIEPRIJS: Uit Goud* en omstreken (behoorende tot den beaorgkring)» 1—5 regel* ƒ1.80, elke regel me< ƒ0.25. Van buiten Gouda en dan beaorgkringi 1—5 regels 1.55, elke regel meer 0.80. Adverteotiën ia het Zaterdagnummer 20 bijslag op den prjja. Uafdadigheida-advertentiMn de helft van den prijs. INGEZONDEN MJEDEDEEL1NGEN1—4 regels ƒ2.05, elke regel meer ƒ0.60. Op de voorpagina 50 booger. Gewone advertentita en ingezonden mededeelingen bjj contract tot Mor gereduceer- den prijs. Groote letters on randen worden berekend naar plaatsruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusechenkomst van soliede Boekhan delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten en moeten daags vóór de plaatsing aan het Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn. dat ze onder zijn lichte hand ineen smolten gloeiend en prachtig, of ook wel zacht en wazig, al naar zijn oog het verlangde. Daar, op een dag toen hij in ’t voor tuintje van het Berlijnsehe huis, met zijn zes verdiepingen, waar hij woonde, voor zijn schildersezel zat, en de ter nauwernood weer te geven, vervagen- kleuren en lijnen van een kind, dat aan aandoening van de longen leed op het doek wierp, werd de lucht door een luiden, korten knal geschokt. Hij keek ternauwernood op, zonder veel belangstelling voor een geval, dat al de straatkinderen rondom een vast gereden eigen auto vereenigde. Terwijl de bestuurder in het elegante livrei van den chauffeur van een hotel zich bezig hield met de gummibanden, stap te een heer uit den wagen. Blijkbaar een zieer aanzienlijk heer, in ’n prach tige jas en met een spiegelgladden hoo- gen hoed op. Hij stak een cigarette aan en de bleeke najaarszon, die door de kale takken der magere boompjes glin sterde, die langs den rand van het tuin tje stonden, deed het goud van rijn cigarettenkoker schitteren. Een poos keek de heer naar hetgeen de chauffeur deed, daarna liep hïj op en neer voor het hek van het tuihtjo beide penseelen en de palet in de sdül- deikist en sloeg |iel deksel toe. „Het wordt toch niets meer.” Hij Boot over het tuinhek de straat op Uit hot troepje kinderen verwijder de rich een negenjarig jongetje. „Breng je zustje boven I” De vreemde heer wierp een groot, rond zilverstuk op het dek van het kind. „Voor chocolade.” 4 Het zieke meisje liet een schaft, zie- kelijk lachje hooren en greep nArJiet glinsterende geldstuk. iwS Nu, wat zeg je dan, Nelleken zeg mooi „dank ik* De jongen had een kleur gekregen. „Het is goed maak dat je in de kamer komt.” „Dat rijn de kinderen van den huis heer De ouders zouden graag een aandenken hebben, als rij gestorven zal rijn. Want heel lung zal rij niet meer leven?’ Arpad Czaslo sprak het Duitsdi zui verder, alleen wat zachter dan in Ber lijn de gewoonte was. „Bent u een Duitscher?” vroeg de vreemde heer. 25) Maar Arpad Czaslo vond, dat zij wel een beetje meer haar vreugde had kun nen toon en. Want al was het voor hem een vereischte voor zijn schilderkunst het was toch in elk geval een offer dat hij haar en zijn schilderkunst had gebracht. Hij vergat ook telkens weer net huis waaruit hij haar gehaald gerukt had. Vergat het des tege- makkelijker daar rij toch werkelijk als een arm klein deerntje naar hem toe *as komen loopen. Met het allemoo- Wigste linnengoed, en een paar blouses, dle rij zoo maar, omdat ze toevallig vo?r.de hand lagen, had genomen. Hi; had de dingen nooit erg overlegd, nad steeds gehoor gegeven aan den drang van zijn instinten, die voor hem de eenige richtsnoer bleef, ook al moest aichzelf naderhand bekennen een gevoel van eigenwaarde overheerschte al het andere. Daardoor had hij zich niet laten dwingen om naar een acade mie te gaan, ofschoon zijn broer, die eenige jaren ouder was hem bescher mers kunnen bezorgen, die zijn studie hadden willen bekostigen. Hij verkoos liever in de ateliers van groote meesters de penseelem uit te wasschen en daarbij van hen af te kij ken wat bij de kern van zijn persoon lijkheid paste. Hij vermeed stelselmatig elke methode, elk systeem. Er bestond voor hem slechts kracht en ingeving. Het onvast der teekening verdween on der de verbijsterende zekerheid in kleur en compositie. Later leerde hij ook teekenen. Ontzegde zich elke be mantelende bekoring) der kleur, elk spel der belichting. Totdat hij op zeke ren morgen weer naar de palet greep, terwijl zijn oogen vochtig werden van aandoening en hij ternauwernood den datum op den grooten wandkalender kon onderscheiden, waarvan geen blad afgescheurd had mogen worden, sedert hij rijn schilderkist gesloten had. Maar toen hij nadertrad zag hij, dat» hij een jaar en vijf maanden had ge leek end. Alleen geteekend. Van vroeg •tot laat van laat tot vroeg. Met krijt, met potlood, met inkt, geteekend geteekend. Nu mocht hij zich baden in kleur. En hij haalde tot ontzetting van rijn moe der alles binnen wat binnenplaats en diensthodenvertrek maar aan rood-wan- meread dan bevorderend werkt. Het be schikbaar stellen van geschikte terreinen zou deze zeer lofwaardige uiting van een gezond leven heel wat kunnen bevorderen. 1© plaats daarvan sluit men hoe langer hoe meer de terreinen. Natuurlijk moet dat straks weer ongedaan worden gemaakt. De ouwe-tantee die ia alles wat nieuw is, iets verkeerds zien, schijnen nog altijd eer het oor der overhead te hebben dan dege nen die het nieuwe pousseeren. Allies wat nieuw is, is natuurlijk niet altijd beter. Dat zien wjj aan de nieuwe organisatie van onze brandweer, die een deel dpr politie is gewonden. Er zjjn er die beweren dat de deugdelijkheid der brand weer ernstig heeft geleden door deze kop peling aan de politie. Den Haag is eeni- germate op stelten gezet door een zeen mislukte proef met onverwachte alarmee- ring, waartoe de hoofdcommiaaaró» van politie eenige journalisten <het recht had gegeven. Het bleek inderdaad dat aan de spoedige actie en aan de samenwerking wel iets haperde. Daarom is het nog niet ge zegd, dat de brandweer niet deugt. Wat WÜ persoonlijk ervan hebben gezien, was I steeds zeer bevredigend en hel heeft op ons altijd dan indruk gemaakt dat de pa raatheid niet te wenechen overliet. Wel hebben wjj den. uulruk dat zjj die liever do brandweer op den ouden voet hadden ge houden, niet zoo hartstochteljjk plegen mede te werken als men wel graag wensch ee. Maar dat ia iets dat op den duur wel beteren zal. De grondgedachte der samen- voeging is stellig goed en wanneer door de tijden hoen de algomeene samenwer- goed zijn, maar vooral veel Het bulten en de school- en volkstuin. Het is ieder jaar hetzelfde. We wachten op de lente, die maar niet komen wil. En we wachten niet zwijgend. We mopperen en klagen, beklagen onszelven en geven af op ons land en ons klimaat, waar de zon norit schijnt en het 7 of 8 maanden in het jaar winter is. Het is wel een bewijs, dat we hardleersch zjjn of onverbeterlijk optimis tisch. Zeker, we hebben hier maar betrek - keljjk weinig zon en als regel een koud voorjaar, dat in niets herinnert aan de lieve lente, waarvan de liedjes zingen of aan de weelde van de Meimaand, waarvan de dich ters plegen te getuigen. Maar we weten nu eenmaal dat dat zoo is. En verwacht moest dus worden, dat we onze gedachten en ons leven daarop instellen en zonder morren dragen, wat toch eenmaal onvermijdelijk is. Dat we dat niet doen, bewijst, dat we het toch altjjd weer anders verwachten en ieder jaar hopen op het eene mooie voorjaar, dat eens eenmaal in de 15 of 20 jaar ons ver rassen komt. Misschien is het niet kwaad, dat we daarop hopen, mits we dan maar het mopperen laten. Juist wat we lang verwacht hebben, verrukt ons te meer, wanneer het eindelyk komt. Want het komt immers toch, dat ondervinden wjj ook thans weer. De heesters loopen uit en een waas van groen sluiert om de boomen. In de groene weien kleuren de bloempjes. Het voorjaar komt altijd. En met het voorjaar de heer lijkheid van het groen en de bloemen en heerljjkst van al het genot van het buiten leven. Want dat is het toch wel, wat we het meest van lente en zomer verwachten: het opnieuw leven in de natuur na zooveel maanden van opgeslotenheid in onze be nauwde huizen. Dan voelen we ons weer andere menschen worden, wanneer we als ’t ware de wereld weer volop tot onze be schikking krjjgen en we weer leven in de wjjde ruimte met de vogels en bloemen en boomen. Het wjjst er wel op, hoezeer we toch in den grond der zaak natuurmenschen gebleven zjjn ondanks de beschavingsvor men, die ons leven van de natuur schjjnen weg te strekken. En het verklaart ook den trek naar buiten ieder jaar opnieuw van den stedeling, die zich in de straten en tusschen de huizen van zjjn stad als opgesloten voelt en afgesloten van het natuurleven. Want is het niet eigenaardig? Ofschoon de meeste stadsmenschen zich op het land niet meer Totdat ook de kleuren gaandeweg, „Pardon”, zei de vreemde heer, „ik Arpad Czaslo verloor den lust om hun schrille, harde tinten verloren, tot- I stel veel belang in de schilderkunst.... I verder te schilderen. Boos wierp hij de zl <11 n.n. «h IiaLIsx ...11* h. 1Inw» O** z...lIVlIoi I tl /I O UIWlllv wilt u mij laten zien „Heel graag”. De belangstelling van dezen vreem deling „voor de schilderkunst” was Ari» pad Czaslo onverschillig. Hij keek ook niet op, toen het tuin hekje in het slot viel en een schaduw op het doek viel. Hij zei alleen „Gaat u als het blieft wat op rij staan u beneemt mij het licht.” De heer vroeg zonder omhaal. Luistert u eens, mijnheer hoeveel kost dit schilderij?” Nu wendde Czaslo zich om, en een lachje gleed over zijn gebruind gelaat. „Javiii<it u zoo iets dan n»ooi.” „Neen”, antwoordde de vreemdeling kort. „Ik zou het niet in mijn kamer hangen. Maar ik zou het aan een zie kenhuis geven voor de wachtkamer.” Hij trad daarbij op het ligstoeltje, van gevlochten riet toe, en trok de deken die af was gegleden weer tot onder de armen van het kind. „Ziet u het dan niet, mijnheer het kind is ziek en hoeet^ Het mocht nu niet buiten rijn.” „Hier is het lx<te licht.” „Zoo Dat is een standpunt. Behoort bet uT’ „Beware 1” BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. Zoo heeft de gemeenteraad dan toch be sloten, dat het nieuwe stadhuis niet op het Alexanderveld zal komen, maar midden in de afgebroken rommeling van het Spui. In strjjd met het adres van vrjjwel alle kunstzinnige personen en gezelschappen is deze beslissing genomen door een twintig tal raadsleden die, geen renkele uitgezon derd, in kennis van aesthbtica lager staan dan de minste der broederen die geadvi seerd hebben om het Alexanderveld te kie- 0en. Het is te hopen dat het gedraai van den raad ditmaal eens niet is afgeloopen maar dat nog eenmaal de beslissing zal veranderen. Wjj herhalen onze opvatting dat bjj een gelegenheid als deze weer eens duideljjk blijkt dat de inrichting der ge meentelijke overheid een gebrek heeft dat zeer ernstige gevolgen kan hebben en waarin een voorziening dringend noodig is. Het moest niet kunnen gebeuren dat over een onderwerp als dit beslist wordt door een college van ter zake volslagen ondes kundiger. Etnfin, dat zjj zoo. De historieschrijver zal te zijner tjjd richten. Helaas is het dan te laat. Een ander zonderling besluit dat even eens met een kleine meerderheid is geno men, is bestemd om een tweetal wijken in den Haag droog te leggen, d.w.z. te ver bieden dat in die wijken' caféworden op gericht waar alcoholische dranken worden verkocht. Het zjjn de beide havenwijken, één op Scheveningen en één bjj de Laak haven, de transport-haven. Het doel van deze drooglegging is heel eens een eigen verbouwd maaltje aardappe len en wat gekweekte groente op. Maar vooral de stadsmenschen zjjn er wat nader door gebracht aan de natuur, waarvan ze zoo gemakkelijk dreigen te vervreemden. Ze hebben geleerd, hoe rjjk en schoon de groei van allerlei gewassen is en hoe heer- Ijjk en gezond makend het leven in de na tuur. En de volkstuintjes zjjn op zoo’n uit stekende wjjze vaak tegemoet gekomen aan het ver’angen naar het natuurleven, den trek naar de natuur. Ze hebben vele men schen weer wat anders gegeven, wat bljjders in hun lev»n en wie weet vaak wellicht een nieuw inzicht. Het eerste i jjmpje, dat in het boekje de Centrale Vereeniging staat, luidt: Oij hebt behoefte aan goeden raad? domheid te hebben begaan. Zijn sterk Wendt U tot uw vijand en doe precies het „ar, tegenovergestelde van wat hij U aanbe veelt. king volledig» is verkregen, zal do eenheid niet alleen goed zjjn, maar vooral veel goedkooper. Het is ons altijd onbegrijpetijk geweest dut de overheul niet betracht heeft de brandverzekering aan zich te nemen. Wan neer dat geschied was, was het hoog-hou- den van de brandweer een eerste eisch voor eigen belang. De verzekering had dan ook kunnen dienen tot dekking der kosten van de brandweer. Het is Prof. Treub geweest die indertijd deze gedachte heeft geopperd, maar toen heette het plots dat brandver zekering mets opleverdë en dat ze daarom niet geschikt was voor overheidszorg. Zou dat waar zjjn? Het Ijjkt on» <lat de gemeente deze zaak zeer gemakkeljjk kon regelen, h'-n de brandweer was dan gt*n puzede meer, vooral wat de financiën be treft. HAGENAAR./? goed, maar wat beduidt het als daardoor het aantal vergunningen in den Haag ge- Ijjk bljjft en in de overige wjjken het aan tal herbengon dus grooter kan zjjn? De logische gedachte ontgaat «fts. Men zit met het vraagstuk van de drooglegging in een bizondere moeilijkheid. Geleidelijke ver mindering van het aantal gelegenheden be- teekent nog niet geleidelijke ^vermindering van het drankgebruik. Het hoopt zich al leen op en het is aélfs te vreezen dat in de weinige en dus grootere gelegenheden de prjjzen zullen dalen, hetgeen zou leiden tot toeneming van het gebruik. De oplos sing van dit vraagstuk is niet te vinden en zal wel niet gevonden kunnen worden. Wanneer straks het wetje op de plaatse lijke keuoe wordt aangenomen de kana daarop Ijjkt ons niet gering zal een kans op succes in den Haag niet zjjn uit- igesloten. We laten de merites van dit stel sel rusten maar we vragen alleen of onder de tegenwoordige omstandigheden een drooglegging van den Haag wel wensche- Ijjk zou zjjn. De badplaats Scheveningqi heeft haar naam en attractie voor een dee! verloren doordat alle vermaak eraan is ontzegxl en het is er de dood in den pot geworden. Zoolang een badplaats heeft te i moet zjj daarin niet door be- gemeente-autoriteiten worden gehandicapt. In Scheveningen moeten zelfs ’s avonds om half negen uur de winkels dicht; de provincie is er niet bjj- Wie dacht dat het een voordeel was dat de badplaats onder beheer staat van een groo te gemeente vergist zich. Een klein© ge meente zou begrijpen «lat haar leven aan <k badplaats hing en dus alles in het werk stellen om die tot bloei te brengen. Den Haag heeft meer sympathie voor de ten ondergang gedoemde visscherjj te Scheve ningen dan voor de badplaats. Het eind zal daarom zjjn dat èn visscherjj en bad plaats naar den kelder gaan. Het zomerseizoen is thans eindeljjk be gonnen. Zondag j.l. heeft het goed ingezet en er was allerwege enorme animo voor. De lange duur van het voorjaar met zjjn guurheid heeft de spanning van verlangen tot het hoogste opgevoerd. Gelukkig is er dan nu ontspanning gekomen doordat een moode Zondag de gelegenheid b<xxl om eens uitstapjes te maken. Het was al propvol op den boulevard en in de bosschen rond om den Haag. Wat is het trekken naar de huiten-dreven toch ontzaggelijk toegeno men in de laatste jaren. Een zeer geluk kig verschijnsel mogen wjj dit noemen en het ware te wenschen dat deze trek nog meer toenam. Het ontvluchten van de stad heeft een hygiënische beteekenis die veel grooter is dan men wel schat. Het is haast te beschouwen als het correctief op het stadsleven, dat uitteraard benauwd en be dompt is. Het kampeeren neemt onder de jongelui ook zeer toe en het is te betreu ren dat de overheid op «Ut punt weer haar .gewone achterlijkheid toont en eer belem-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1924 | | pagina 1