Blad.
LRCÜIIÖS
)UDA
IDE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
bergambacht, berkenwoude, bodegraven, boskoop, gouderak, haastrecht, moordrecht, moercapelle, nieu
VVERKERK DUDERKERK, OUDEWATER, REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz.
No. I5S65
64*Jaargang
Zaterdag 14 Juni 1924
EERSTE BLAD.
’.arnoF'
i den mooien
i verpoost zich
maakt uitgaan
ROMANTIEK.
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon-en Feestdagen
Arm en Rijk.
dam
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
DEN, Gouda.
de generaal
1L.
uur.
voor haar zelf.
(Wordt vervolgd).
FFUILLETOM.
Naar het Duitsch
van
OLGA WOHLBRUCK.
Vertaald door
mevr J. P. WESSEL1NK—Van Rossum.
Overneming verboden krachtens
art. 15, 2e lid der Auteurswet.
De eene Zondag na den anderen ging
voorbij en weer geen bericht van Ar
pad.
Gebhard beproefde ecu grap.
Die is ontrouw geworden aan zijn
verloofde. Is verliefd geworden op een
nieuw model.”
..Bah I” zei Lina.
Marika had de soep zout gemaakt,
aan Uw picnic
n. dan hebt gij
Biscuits Sluis
formaten bij
irkrijgen. Ook
■en blikje Sluis'
lis is vervaar-
en met zuiver
s Biscuits Sluis
ir tevens voed-
iwrai, om er
in deftige za
an uil*
I gratis
bh alk
Kitsch,
f 1.-:
fcrsaai
en op
/orm,
huid>
e Goudsche Handel en
s land; De bedrijven der
esitiing te Gouda; Kan
te Gouda; De lichame-
De voornaamste monu-
ia
it, zoowel uit vroegere"
en buiten den tekst
.AM uit de beroemde
De dwaas doet nooit wat hij zegt; de
wijze zegt nooit wat hij doet.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2425, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt.
Franco per post per kwartaal 8.15, met Zondagsblad 8.80.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA,
bü onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux zijn dagelijks geopend van 9—4 uur. Administratie Tel. Int 82:
Redactie Tel. 545.
In deze twee woorden ligt een gedachten
reeks opgesloten, die onze menschenmaat-
schappy zeer sterk heeft beheerscht, nog
steeds van overwegende beteekenis is en
ook wel altyd blijven zal.
Evenzeer als bijna ieder mensch zich rijk
wenscht, of een iets minder groot aantal
naar rijkdom streeft of een zéér, zeer kleine
minderheid rijk is of rjjk wordt, heeft het
menschdom zich uitgesloofd over de vraag
of rijkdom niet voor allen mogelijk zou
zijn althans, op z’n minst genomen, of
armoede niet te voorkomen zou zijn, en niet
allen zeer menschwaardig bestaan
zouden kunnen hebben.
Het peinzen over rijkdom voor allen, over
de voorkoming van armoede is niet alleen
van deze tijden.
Men zou kunnen zeggen, dat zoolang de
wereld bestaat, ook deze vraag overdacht is.
Ongetwijfeld is het te waardeeren, dat er
zooveel uitnemende menschen bestaan, die
meer nog denken aan welvaart voor allen
dan welvaart of rijkdom voor zich alleen,
onverschillig op welke wijze die rijkdom
te verkrijgen is.
De oplossing van het probleem „rijkdom
of welvaart voor allen” ontmoet al direct
bezwaar als men de vraag „wat is rjjk?”
en „wat is arm?” wil beantwoorden.
Men kan ryk zjjn en arm bovendien.
Men kan arm zjjn en toch rijk.
„Arm” van geest zijn, behoort b.v. tot een
der zaligsprekingen van Christus, hetgeen
wellicht zóó moet worden opgevat, dat gees
tesrijkdom verstandelijke ontwikkeling be-
teekent, die soms onze beste en edelste ge
voelens het zwijgen oplegt. Doch wij richten
ons thans op materieelen rijkdom, waarvan
Christus ook zeide: „Verzamel u geen schat
ten op aarde, waar ze de mot en de roest
verderft” en „Wat baat het u zoo ge de ge-
heele wereld won en schade leed aan uw
ziel.”
Zoo is het „welvaart voor allen” onge
twijfeld meer in overeenstemming met het
Christendom dan rijkdom voor enkelen,
waarmede massa-armoede gepaard gaat.
Geen wonder dus, dat de socialisten, die
welvaart voor allen wenschen, niet zonder
reden wijzen naar den Christelijken gods
dienst als zy een collectivistische of com
munistische samenleving bepleiten. Er is
dan ook uit godsdienstig oogpunt gezien
niet veel tegen in te brengen.
Maar onze levenservaring leert ons,
dat men uit zelfbehoud niet steeds
ng van
jeistol.
(kende
n zl|n
de om
en dat
liOIIfflIE COURANT.
liet allereerst voor zijn kleeren,
ifilsoenlijk uit te zien en i
ken. te kunnen komen.
Daarna bracht hij z’n broer het eer
ste geprepareerde doek eui een schil
dersezel, dien hij op afbetaling kocht.
Waarop moeder het overige deed, en
Arl een schilderkist en penseelen gaf.
Wat begreep zij er van Het waren
slechts drie penseelen. Maar het was
’t begin. Bela sleepte verder aan wat
hij maar kon, en zoo dat moeder het
zag. Niet om er zich op te verhoovaar-
digen-, Maar opdat zij zou hooren en
zien wat een schilder al zoo noodig
had. Want Arpad was een genie en
moest op zijn minst zijn gereedschap
hebben.
Zij hoorde nooit, evenmin als Arpad
zelf, hoeveel Be0i er van zijn eigen
geld bijlegde. Want Arl had een tijd
gehadj, dat hij slechts „levensgroot”
schilderde en de verf met hét temper
mes oplegde. Een tijd waarop moeder
half wanhopend mompelde „Vandaag
heeft hij er de verf weer een vingerdik
oj gesmeerdzoo’n schandaal I”
I3d zij was altijd boos geworden als
zij daarbij een lachje om de lippen van
Bela opving.
Bela kromp ineen.
,.Nu Czaslo, indien gij zoo goed wilt
zijn
De kapelmeester maakte een spotten
de beweging met de hand en wees naar
den muzieklessenaar van Bela.
Het is waar nog een, het laatste
i- en buitenland, xoo-
)INGEN, BOEDEL-
kan handelen overeenkomstig z’n beste be
doelingen. De strijd om het bestaan is dik
wijls een harden en zwaren strijd. Uit zelf
behoud moet men soms hard zijn; om zich
en de zynen een bestaan te verschaffen
heeft men een zwaren strijd te voeren. Ook
innerlijk.
„W moeten toch ete n”, is dik
wijls de verontschuldiging voor daden, die
men wellicht liever nagelaten had.
En indien het de menschheid zoo gemak-
kelijk viel om bestaanszekerheid te verkrij
gen, zouden Christelijke daden in onze ma
terieele wereld wellicht veelvuldiger
voorkomen..
Ieder toch haakt naar bestaanszekerheid
voor zich en z’n gezin, ja zelfs zoo moge
lijk voor z’n nageslacht.
Die bestaanszekerheid zien we voortdurend
in gevaar gebracht niet alleen door
crises, door werkloosheid en belangenstrijd
doch vooral door die menschelyke eigen
schap, zyne behoeften steeds meer uit te
breiden en voortdurend te zien naar z’n
medemenschen, die het „beter” hebben, die
„rijker” zyn.
En dit laatste streven heeft er dan ook
toe geleid, dat het comfort en de materieele
rykdom van schier alle menschen verbazend
veel vooruitgegaan is, toen de vooruitgang
van wetenschap en techniek ongekende
welvaartsbronnen opende.
De inrichting van onze woningen, onze
vervoermiddelen en wegen, onze kleeding
en voeding, de verlichting en verwarming
onzer gebouwen, onze inrichtingen van
kunst, vermaak en ontspanning, waar elk
een van profiteert, alsof het de gewoonste
dingen ter wereld zyn, behoorden in vroe
ger jaren zoo zij al bestonden tot de
weeldezaken, slechts voor zeer enkelen be
stemd. Er was geen sprake van, dat de
groote meerderheid van het volk lange eeu
wen geleden zich aan zooveel weelde, ge-
fmak en genot kon wennen, als de thans
levende geslachten.
Het is vooral de „kapitalistische” produc-
tie-wyze geweest en de ontwikkeling der
moderne wetenschap, waardoor de bevol
king zich in de laatste tyden sterk ver
meerderde en tegelijkertijd nog een behoef-
ten-uitbreiding en bevrediging kon plaats
vinden, die voorgaande geslachten nimmer
padden gekend.
En nochtans: sterker dan ooit hoort men
den roep „welvaart voor allen”,
waaronder dan wordt verstaan de materieele
welvaart van de z.g. bezittende klasse. En
men meent daarbij, dat die materieeie wel
vaart, waarachter soms zooveel innerlijke
armoede verborgen is, voor allen te berei
ken is, als er maar eens een andere pro
ductiewijze was.
lijn, kratesjes en dergelijke. Dergelijke
alukkerds zijn en blijven aan hun hu.s
gekluisterd. Het goede plan werd op
gezet en de medewerking der autobe
zittere was zoo groot dat er op een
oogenblik meer auto’s beschikbaar wa-
ien dan kinderen die voor een uitstapje
in aanmerking kwamen, iedere auto-
öigenaar of eigenares heeft nu een kind
voor zijn rekening genomen. Nu en dan
stopt do auto voor het huis van de klei
de ongelukkige en neemt hem of haar
mee voor een ritje. Men behoeft niet te
vragen wat een weelde en geluk dit
v >or deze kinderen is. Er waren er die
uog nooit de straat waarin zij woonden
Uitgeweest waren en die nu in een
auto door het Bosch naar Den Deijl of
Oud-Wassenaar reden. En dat ze het
dien dag of middag eventjes best had
den, laat zich begrijpen. Het eenige wat
hierbij te overwinnen viel was nu en
dan de tegenwerking der ouders die nu
(jenmaal zonderlinge opvattingen heb
ben, Sommigen meenden dat de kinde
ren er ontevreden door zouden worden
en anderen dat het onbillijk was tegen
over de zusjes on broertjes, Maar dit
verzet is gauw gebroken en wié1 weet
welk oen nieuw perspectief zich voor
zoo’n kleine stumperd opent.
Do gedachte dio aan dit soort philan
thropic ten grondslag ligt, is wel zeer
sympathiek en wij doelen gaarne er
iets van mede opdat zij wellicht ook
Riders ingang vindt. Zoo vele auto’s rij
den voor genoegen en zijn niet half be
zel. Wanneer de eigenaar wist dat hij
nut het leege plaatsje in zijn auto een
gelukkigen dag kon bezorgen aan oen
ongelukkig kind, zou hij ongetwijfeld
gaarne dat plaatsje afstaan. Veel orga-
nfcatie is er niet voor noodig als
iemand een lijstje aanlegt van de kin
deren die ervoor in aanmerking, kunnen
komen en daarnaast opgave krijgt van
aulo-eigonaa.rs die zich beschikbaar stel
len, is het gauw voor elkaar. Ieder kind
heeft dan heel spoedig zijn eigen auto,
dio hot nu en dan komt halen. De eer
ste tocht die met deze kinderen is ge-
n aakl is onmiddellijk gefilmd en langs
dien modernen weg hopen de vaders
der gedachte eenige propaganda te ma
ken voor hun eenvoudig en sympathiek
plan, dat nu eens geen geld kost.
Tot slot van dezen brief een feitelij
ke mededeeling n.l. over den Postchè-
que- en Girodienst. Het rapport der
eommissie-König is verschonen en daar-
„welvaart of
allen” te brengen.
En dat laatste was toch de bedoeling!
41)
Destijds, toen Arl vader had uitge
tekend en moeder er hem bijna om
doodsloeg, destijds toen hij Bela
djn scheeven schouder onder de tuch
tig ende hand had geschoven destijds
*as het begonnen. Toen was het hem
huidelijk geworden. Arpad was iets bij
zonders, iets groots. Arpad was een
genie. Het was zijn plicht om voor hem
zijn rug op te houden.
Maar toen had hij niet alleen zijn
r ,g opgehouden maar ook zijn vurigste
wens’ch opgegeven muziek te studee-
ren.
Want het was beter, dat Arpad, die
ecn „genie” was vooruit kwam dan hij.
Bela Czaslo zei het aan niemand I
Verwerkte dat geheel alleen met zich
’e»f- Liep reeds als vijftienjarige jon-
met zijn viool door Berlijn, krab-
oewe hier en daar de stuivers bijeen.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda an omitraken (behooreade tot den bezorgkring
15 regeli ƒ1.80, elke regel meer ƒ0425. Van buiten Gouda en den bezorgkring:
1—5 regel* 1.55, elke regel meer 0.80. Advertentiön in het Zaterdagnummer 20
beslag op den prijs. Liefdadigheids-auvertentiën de helft van den prijs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regela ƒ2.05, elke regel moer f OM. Op
de voorpagina 50 hoogar.
Gewone advertentiën en ingezonden mededaellngon b(j contract tot zeer garoducaer-
len prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van «oliede Boekhan
delaren, Advertentiebureau en onze Agenten en moeten daags vóór do plaatsing
het Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn.
het vleesch laten aanbranden. De moe
der merkte het ternauwernood. Bela
vertelde een paar grappen, zooals hij
ze in het café zooveel te hooren kreeg.
Maar toen hij midden in den draad
kwijt raakte en afbrak, vroeg niemand
hue het verder ging.
Karl Ebert haalde zijn zakboek van
glimmend leer uit den zak en schreef
een getal in.
„Reken je nu op Zondag ookf” vroeg
Marika strijdlustig.
Het is geen gedwongen arbeid, juf
frouw Marika, ik heb trouwens alleen
maar het gekleurde lak opgetcekend,
d;‘t ik voor u heb meegebracht an
ders klopt de inventaris niet.”
Marika beet zich op do lippen.
„Gekleurd lak en zooveel postpapier
wat voer je daar mede uit meisje
zeide moeder. „Zoo dikwijls schrijf je
t< ch niet naar Rusland dat zou ik
toch aan de postzegels moeten merken.
Een hooge blos kwam op Marika’s
bruine wangen. Die akelige Ebert. Die
maakte nog, dat moeder in haar laden
zou snuffelen I Dat zij ze afsloot hielp
niet veel. Moeder vroeg eenvoudig den
een of andoren dag den sleutel. En dan
had zij de leuke pret ook niet meer die
haar over de laatste weken heen had
geholpen.
„Een jonge, ontwikkelde man wenscht
oen nette briefwisseling aan te gaan
met het doel later een huwelijk te slui
ten.” Of „Vermogend man met gun
stig voorkomen wenscht in kennis te
nummer. Dan kon hij naar huis gaan,
zijn herinneringen uitspinnen. Of de
dekens over zijn ooren trekken en den
avond verslapen het weerzinwekken
de gesprek met den heer Lustig verge
ten I Hij zou ook een boek kunnen no
men en als zoo vaak tot den morgen
lezen vergeten.
Hij stond op, stak de kaart van Ar
pad in zijn zak en ging naar zijn plaats.
Op zijn lessenaar lag een bos gele
rozen, zooals de bloemenmeisjes ze in
hc! café verkochten er was een kaartje
b j waarop met potlood geschreven
stond
„Een vereerster van uw mooi spel
wacht u na het concert aan het tafeltjo
in de derde nis links om met haar een
glas champagne te drinken.”
Ook daarmee had hij afgedaan. Daar
aan had hij niet eens meer gedaent.
Een nauwmerkbare weerzin deed hem
de mondhoeken optrekken. Met le punt
vm zijn strijkstok veegde hij de bloe
men van den lessenaar op den grond,
tusschen asch, eindjes sigaren en stof.
Daar behoorden zij.
J. DE MOL EN ZOON
Turfaiarkt 75 Tal. 411 - Gauda
Hum- ii Oiiiskludiag
■■ar maat. 3945
komen met een jonge energieke dame
met het voornemen om te trouwen. Ver
mogen njiet noodzakelijk.” Of, „jong
kunstenaar mot veel talent wenscht met
gc’ijkgezind knap meisje of vermogen
de weduwe per brief van gedachten te
wisselen. Huwelijk niet buitengesloten”
Marika was nu eens de „energieke,
jonge dame”, dan weer „het knappe
jenge meisje” ja zelfs „de vermogende
weduwe” al naar dat de steller van de
advertentie het verlangde.
Zij loog, alsof het gedrukt stond,
maar zij oefende daarbij haar stijl en
haar schrift. In elk geval dreef zij de
begonnen briefwisseling niet verder
door dan tot op het eerste vluchtige
rendezvous het tweede zou volgen, ook
brak zij dikwijls voor de eerste samen
komst de briefwisseling al af, want zij
was nog vervuld van den grooten angst
voor wat het leven buiten de moeder
lijke woning aan verrassingen op het
gebied van liefdesbetrekkingen kon bie
den. Zij maakte haar ouders afwisse
lend tot baronnen, graven en million*
iwirs zij zelf was nu eens schilderes,
dan weer een beroemde zangeres en
ook wel een aanzienlijke, jonge dame,
dio in een salonwagen reisde en verge
et ld werd door kamerdienaar en ka
menier.
Alles wat zij uit de brieven van Ar
pad en de vluchtige verhalen van Bela
had opgevangen verwerkte zij tot een
steeds wisselende, kleurige omlijsting
BRIEVEN UIT BE HOFSTAD.
DCCXV1.
Wie niet het onuitsprekelijk voorrecht
heeft gehad Hare Majesteits wapenrok
gedragen te hebben en dus niet op de
hoogte is van het buitengewoon leerza
me leven in de kazerne, is natuurlijk
heel veel getracteerd op verhalen daar
over van hen die wei dat onbeschrijfe
lijke geluk hebben gehad. Eén van die
verhalen betrof dan meestal de geschie
denis van de groote inspectie. De hoo
ge oome, generaal of weet-ik welke
„raai”, kondigt zijn bezoek aan en plots
is alles in zenuwachtige haast om de
boel op te poetsen. Uit een dergelijk
verhaal hebben wij arme leeken in het
zalige militaire leven todh altijd dat
goede gezien dat er althans iets heel
goeds in een dergelijke inspectie school
want althans werd dan een enkele maal
de boel goed schoongemaakt en opge-
poetsl.
Het verhaal van den inspecteerenden
generaal kwam ons le binnen toen wij
vernemen wat ach onlangs in een „ci
viele” kazerne heeft afgespeeld.
In het Westeinde in de residentie
staat een oud leeiijk huis dat bestemd
is als z.g. Doorgangshuis. Kinderen die
aan de ouderlijke macht zijn onttrok
ken vertoeven er lijdelijk tot dal zij el
ders zijn onder gebracht. Dat huis is
het toonbeeld van verwaarloozing en
verval. Ondanks aanhoudende verzoe
ken der leiders bleef iedere verbete
ring uit. Verfloos, kalkloos, vervullen
en verrot op tal van plaatsen, was het
een typisch beeld van de arme stak
kerds die er tijdelijk vertoeven. Het
I^IIBeentebestuur bleef doof totdat... de
generaal op inspectie zou komen.
Die generaal was ditmaal H. M. de
Kcningin-Moeder.
Plotseling verschenen acht werklie
den der gemeente en in koortsachtige
haasl werd alles opgeknapt. Verbete
ringen waar jaren om gevraagd was,
werden op slag aangebracht, in de haast
werd zelfs idioobduur behang op de
muren geplakt. Er werd geverfd, schoon
genaakt, in één woordde generaal
kwam I
En wat nog het mooiste isthans
is een ander gebouw toegezegd. Het is
we! geheel ongeschikt, dat nieuwe en
hel zal wel een handgeld kosten oor
het bruikbaar is, maar dal is ’n tweede.
Do generaal is geweest. Alles glom,
alles was schoon.
En toen iemand die de ijverige wer
kers voor de komst „der” generaal had
/{adegcttdagen, met een dijn ironisch
tech je tot den sociaal-democratlseheu
directeur van dit tehuis opmerkte: „hot
Koningschap heeft toch maar een goe
de zijde”, kon deze, aan wiens ijver
hei allerminst heeft ontbroken, slechts
pijnlijk glimlachen.
Het geval is te merkwaardig dan dat
wo het niet even aan de vergetelheid
zouden ontrukken.
Hei „elfde maar in gunstiger zin
verdient iets anders dat ons dezer
dagen ter oore kwam en dat van oen
andere geaardheid doet kennen dan uio
welke uit de verwaarloozing in boven
bedoeld geval bleek. Een doktor dio
gciegeld in aanraking komt met het
armste deel der bevolking en beter dan
Zemend weet hoe veie ongelukkige stum,
perds van kinderen er zijn, die nooit
verdei dan hun huis of hun hofje ko
nten, omdat de natuur hen heeft mis
deeld, deze dokter kwam op een zeer
goede gedachte. Er zijn zoovele rijken
dio over een auto beschikken, zouden
zij voor dezo stumperds niet iets kun
nen doen Het was voornamelijk voor
de kinderen die ongelukkig ter been
„Geen productie om winst maar pro
ductie voor de behoefte” zoo is de leus.
En daarby denkt men „als de weinige
bezitters niet zooveel voor zich zelven op-
eischten, zou de groote massa het véél
beter kunnen hebben”.
Dat nu is een zeer groote dwaling. Juis^
omdat hetgeen men „armoede” noemt mas
saverschijnsel is en omdat „rijkdom” slechts
zeer weinigen beschoren is, daarom zou ont
eigening van de ryken, of gemeenschappe
lijk bezit van de productiemiddelen, het
algemeen welvaartspeil slechts zeer matig
kunnen verhoogen.
En veel ernstiger bezwaren zouden daar
mede worden binnengeloodst.
Omdat by de „productie naar behoefte”
het eigenbelang van het individu moet wor
den vervangen door het algemeen belang
(een mooi beginsel inderdaad) en dit laatste
helaas door de overgroofe meerderheid met
véél minder ijver wordt gediend dan het
eigenbelang, daarom zou de productie voor
de algemeene behoefte véél geringer en
veel kostbaarder zyn dan in het thans gel
dende productiestelsel. Daarbij komt nog,
dat het vaststellen van de behoefte niet zoo
eenvoudig is als de voorstanders van „socia
lisatie” wel willen doen gelooven. Wy ach
ten het zelfs o n m o g e 1 ij k om vooral
wat de organische betreft (landbouw en
veeteelt) de productie vooraf nauwkeurig
vast te stellen naar de behoefte.
Genoeg reden dus, omheen ernstige waar
schuwing te doen hooren tegen de socialisa-
tie-gedachte die eigenlijk wordt gevoed
door de tegenstelling arm en rijk.
Hare praktische toepassing zou echter
slechts tot gevolg hebben, dat die tegen
stelling verdween, doch zonder de veelbe
geerde „welvaart of rijkdom
voor
1770 160