uda NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN 84* Jaargang Zaterdag 9 Augustus 1924 No. 15613 3 STOLWIJK, WAUD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, eiu. Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen EERSTE BLAD. I Gouda oh n O ROMANTIEK. BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP. GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE, N1EU 'VERKERK OUDERKERK, OUDEWATER, REEUW1JK. SCHOONHOVEN. Onze bezorgdheden. UDA redieten op nieuw 2164 10 INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. Dit nummer bestaat uit twee bladen. 0.75 Uitgevers K. HAGENAAR. FEUILLETON. me- 89 (Wordt vervolgd). TILLEERD. „Durf te leven, kwel u niet Met te veel gedachten, Werk uw werk en zing uw lied Onder blij verwachten”. Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRUCK. Vertaald door mevr J. P. WESSELINK—Van Rossum. Overneming verboden krachtens art. 15, 2e lid der Auteurswet. J. DE MOL EN ZOON Turfmarkt 7S - Tal. «It Bauka HiiriD- ii OinuUiiiliig naar maat. 3V4 G01D8CHE COIIRA loos bedrijf juist in de neutrale landen zeer sterk toegenomen en het is dus niet bijster verstandig om meer dan strikt noodzakelyk is den oorlog te herdenken. Het lijkt ons, dat men met deze herdenking meer in de kaart der tegenstanders en bestrijders heeft ge speeld dan in die van zichzelf. Maar dit moet men zelf weten. Begrijpelijk is het, dat zij die het leger willen behouden er pro paganda voor maken, maar men moet niet vreemd opkijken, dat die propaganda ook de actie er tegen aanwakkert. Tegelijk met deze herdenking hebben de principieele anti- militairisten vergaderd en hebben de jeugd organisaties voor den wereldvrede haar meeting gehouden. Wel een bewijs, dat er strijd aan den gang is tusschen twee stroo- mingen en het is te verwachten, dat deze strijd niet zoo gemakkelijk tot een eindbe slissing zal komen .Dat in ons land de vre desbeweging heel sterk aan het opkomen is, is voor ieder duidelijk en het lijdt geen twij fel om juist nu door de herdenking der mobilisatie nog weer eens een schril licht is geworpen op den oorlog en de herinne ring aan veel ellende is opgehaald, deze herdenking meer voor de vredesbeweging nut heeft gehad dan voor het doel, waar voor zy is opgezet. Vermakelijk is de weerklank, die thans de ontelbare pro en contra een lezer in de kranten vindt. Overal vinden wij ingezonden stukjes en het is inderdaad humoristisch hoe in een paar alinea's de gansche kwestie wordt opgelost; hetzij vóór, hetzij tegen. Zoo heel eenvoudig is het niet. Thans wacht ons een tournooi tusschen generaal Snijders en Professor Van Embden over dit vraagstuk en zeer velen zieri dit debat reeds met groote belangstelling tege moet. Het belooft een interessante avond te worden en voor beide partijen hangt er veel van af. Wij zien het debat met belangstel ling tegemoet. Op gemeentelijk gebied is er weinig nieuws in de residentie. Er gebeurt weinig en ondanks de herfsttemperatuur is er zo- mer-rust. We zagen dezer dagen de jaarlijksche sta tistiek van het gemeentepersoneeL We leer den daaruit dat jaarlijks bijna 25 millioen aan dit personeel aan salarissen wordt uit betaald. Geen gering bedrag. Ondanks alle hooggeroemde bezuinigingen is dit cijfer in drie jaar tijds nog niet veel gezakt. Nog niet eens een half millioen, zoodat de be sparing daarop nu 2 bedraagt. Dat had men waarlyk beter verwacht. Het aantal in gemeentedienst zijnde personen was in 1922 9833, in 1924 9433, wat dus een verminde ring van 4 bedraagt. Het maakt dus, ge zien die 2 vermindering aan totale sala rissen, al zeer weinig indruk. Bij de bezuinigingen die het Ryk na streeft, van 17 tot 25 is dat al heel po vertjes en men vraagt zich af of het ge- eer met de vrees, dat het ons ontsnappen zal, dat onze eigen daden of de gebeurtenis sen het zullen verjagen. En we eindigen veelal met in plaats van het geluk de tal- looze moeilijkheden en zorgen en bekomme ringen te zien, die het leven tusschen ons en dat geluk op den weg plaatst. Dat maakt het juist zoo tragisch, dat we ons niet by het oogenblik kunnen bepalen. Want zoo gaat net geluk van het tegen woordige ons voorbij, niet omdat we er het geluk van de toekomst voor in de plaats ne men en we door de schittering van het toe komstige den glans van het heden niet op merken, niet omdat we verwachten en de blijdschap dezer verwachting ons te zeer vervult dan dat we het oogenblik zouden kunnen genieten, maar omdat we ons be zorgd maken en de duisternis dezer be zorgdheid den zonneschijn van het oogenblik overschaduwt. We hebben er vaak een eigenaardig genoegen in alle moeilijkheden en lasten die nog komen zullen of komen kunnen voor ons uit te stallen en zoolang om èn om te keeren in onze rustelooze han den, dat ze voor onze angstig-spiedende oogen tot wanstaltige monsters schijnen aan te groeien. Heeft Jezus niet gezegd: „Wie van u kan met bezorgd te zijn één el tot zijne lengte toedoen Waarover maken we ons dan zoo druk? We kunnen zorgen na tuurlijk en werken voor de toekomst. Maar we kunnen immers met al onze bezorgd heid toch niets aan veranderen aan de moei lijkheden, die komen moeten. We kunnen ook niet één el aan onze lengte toedoen. En door die bezorgdheid dragen we den last en de pyn ervan niet éénmaal, maar honderd malen, immers al de dagen en weken en maanden van onze bezorgdheid over het toe komende. Maar bovendien wat weten we van dat toekomende? Komen die moeilijkheden werkelijk of stellen we ze ons maar voor? Uit onze tegenwoordige omstandigheden trekken we allerlei conclusies en leiden we ook de toekomstige moeilijkheden onvermij delijk af. Maar ondergaan die omstandighe den niet ook den invloed van de gebeurtenis sen, die we niet kennen en kunnen ze zich zoo niet eensklaps en zoo radicaal soms wij zigen, dat al onze bezorgdheid dwaasheid blykt? Wanneer de zorgen komen en ze komen ongetwijfeld komen dan ook niet de vreugden en de onverwachte middelen tot uitredding? Wat weten we van de toe komst? En hoe telkens en telkens blykt niet, dat onze berekeningen en verwachtin gen, op het heden opgebouwd, er absoluut naast waren, zoodat al de bekommernissen en bezorgdheid om niets geweest zyn? ADVERTENTIEPRIJS: Uit Goud* en omstreken (behoorende tot den bezorgkrinjz 15 regel* 1.30, elk* regel meer 0.25. Van buiten Gouda en den be*orgkring 1.6 regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advartentiën in het Zaterdagnununer 20 bijslag op den prijs. Liefdadigheids-advertentiën de helft van den prjja. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regel* ƒ2.05, *lke regel m*er ƒ0.50. Op dc voorpagina 50 hooger. Gewon* advertentiën en ingezonden mededselingtn Vjj contract tot zeer g«reduc**r- den prijs. Groote latter* en randen worden berekend naar plaatsruinue. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van «oliede Boekhan delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten en moeten daagt» vóór d* plaatsing aan het Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn. „Werk uw werk en zing uw lied Onder blij verwachten”. We weten niets van de toekomst. Maar zoolang de mensch werkzaam en strevend blijft, zal hy altijd hopen op en zoeken naar een ander en voller en heerlyker geluk dan het heden hem biedt. Dat is goed ook. Het verlangen en de verwachting zijn een deel en een belangrijk deel van het geluk, dat we kunnen krijgen. En zoolang we die nog hebben, blijven we met lust en moed werken en streven. We moeten altyd in de toe komst het licht zien van den komenden dag. Maar laten we ons dat dan ook niet 1 aiten verduisteren door allerlei zorgen en muize nissen, waar we immers toch niets met ze kerheid weten of kunnen vóórspellen. Bij het vage van de verwachting, bij het blijde van de hoop moet het wel blijven. Maar om die min of meer vage blijdschap, om het geluk, dat komen zal, moeten we het geluk, dat is, niet veronachtzamen of voorbijzien. Laten we leven in de realiteit van het leven en van ieder klein bloempje langs onzen weg zooveel mogelyk genieten. Laten we het omkeeren. Niet het geluk van het oogenblik, verduisterd door zorgen voor de toekomst, maar wanneer het noodig is de zorgen van het heden, verhelderd door het licht, dat uit de toekomst schijnt. Te doen wat onze hand vindt om te doen onder blij verwachten van een heerlijke toekomst, dat is de manier om ons gelukkig niet alleen, maar ook werk zaam en sterk en dus nuttig te maken voor anderen. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal ƒ2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt Franco per post per kwartaal 8.15, met Zondagsblad 3.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA, bjj onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zyn dagelijks geopend van 96 uur. Administratie Tel. lat. 82; Redactie Tel. 545. Streef naar hetgeen ge schoon en ver heven vindt en laat het overige onge moeid. BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. DCCXXIV. De herdenking van de mobilisatie heeft niet zooveel sympathie gevonden als men wel had verwacht en dan wel uit de uitbun dige verslagen in de dagbladen zou zyn op te maken. Het is om te beginnen een groote tegenvaller geweest, dat de Koningin niet thuis was en er dus geen deel aan heeft ge nomen. Maar afgezien daarvan is het slechts een heel klein groepje geweest, dat zich warm gemaakt heeft voor deze herdenking. Dat het kijkspel op zichzelf veel bekijks heeft gehad, ligt voor de hand, maar dat bewijst niets. In breede kring is deze her denking zelfs afgekeurd en dat beteekent misschien heel wat 'meer. Waartoe was deze herdenking noodig, waartoe nuttig? Sedert den oorlog is de afkeer van dit heil- Warjagin reisde naar St. Petersburg, nadat hij mevrouw Markoff naar Bozen had gebracht, waar zij haar intrek nam in een sanatorium. Wat er ook gebeurt, mevrouw, u bent niet in staat tot reizen. De zenuwschok was in elk geval in de been en geslagen. Drie dagen had1 zij als verlamd gelegen. Nu knikte zij bij elke schrede. Daar om moest zij wel tot een duwwagen be sluiten. Den dag waarop zij haar eer st en rit met Anton maakte verscheen hij-jnet een glimmende? kale kruin om geven door een zilverachtig glanzemden korten, stoppeligen krans haar. ,Wat zie je er uit, Anton?” „Het is niet meer de moeite waard, mevrouw.” Hij glimlachte. Met zaohten weemoe diger» spot over zich zelf. Bracht zich met een hinken schok inwendig in or de. Glirfilachte nog eens. Dezen keer niet de koele ironie, die hem eigen was, en die hij eenigszins als een artis tieke vreugde voelde. Vduwde den brief langzaam, met een zeker welbeha gen dicht. Het leven was toch amusant ook al bezorgde het iemand een paar scherpe wonden. Het leven was als eera goochelaar. Het wierp het noodlot van velen als ballen doorelkaar en ving ze netjes op als slotapotheose van een goed geslaagde voorstelling. „Weet u, wat ik in uw plaats zou wa.> hij hei. lij wilde op nem wachten. „Ik ben geen briefschrijver, mevrouw Markoff.” Zij begreep hem. Hij was al zij. Met It-ege handen en holle phrasen, wisten zij geen van beiden iets te beginnen. Daarom schreef zij ook niet. Niet eens aan Boris. Op een telegram waar in om geld werd gevraagd, antwoordde zij „Niet in staat. God behoede je. Je moeder.” Sedert was zij bang voor brieven, sneed de couverten open, keek naar de onderteekening en las den inhoud niet. Zij schreef zelf ook niet meer, spande zich in, in tobbende gedachten. Maar heel zelden speelde het oude, mooie lachje nog om haar lippen. Steeds zeld zamer gaf zij door een woord te ken nen waaraan zij dacht. Zij werd som ber en zwijgzaam. En liet zich inden duwwagen voortrollen ofschoon Anton st'lletjes beweerde, dat mevrouw nog betere been en had dan hij en Martha sameik Het werd najaar. Koude regenbuien kletterden tegen de ruiten. Kaal leun- a*>n de huizen tegen de rotsige berg wanden, het gras werd geel en dor op do bergweiden. Bruine waterplekken kwamen in de wapensporen. ,,Nu zou onze sneeuw wat waard zi;n”, zei Anton met een diepen zucht. „Die bedekt zooveel, dat leelijk is.” vermogen dat voortkwam uit gunst.be- vv ijzen het land vanwaar het kwam ten goede moest laten komen. Zij had, toen zij dit hoorde, van woel de op haar schrijftafel geslagen. Van de „gunstbewijzen was niet veel over gebleven. Die had de generaal opge geten”. Wat haar overjleef was de vrucht van eenige gelukkige speculaties het resultaat van verstandige belegging. Dat was haar geld, waarover zij alleen verlangde te beschikken. In dien geest had zij „hun te SL Pe tersburg” geschreven. Als antwoord kreeg zij een droge mededeeling van de Bank, „dat mevrouw Markoff slechts de beschikking kreeg over een derde van haar vermogen „om in het buiten land uit te geven”, terwijl de overige twee derden „tot nader order op hoog bpvel werden ingehoudeh.” De generaal ging met reuzenschreden vooruit, dat moest men toegeven 1 Mis schien had Anton toch gelijk het ge- heele leven was de moeite niet waard. Uren lang duwde Anton met zweet droppels op het voorhoofd den bruinen V agen voort, ver weg van de menschen op eenzame wegen. „Ik wil niemand zien. Begrepen?” Mevrouw Markoff droeg nu grooto breede hoeden met een dichte voile die in het rond van den rand afhing en haar gelaat voor nieuwsgierige blikken verborg. Warjagin had beloofd in alles „zijn uiterste best te doen.” Als iemand iets kon bereiken dan „Werk uw werk en zing uw lied Onder bly verwachten." Wy, menschen, hebben nooit genoeg aan het oogenblik, het tegenwoordige. Het zou kunnen bewyzen, dat de werkelijkheid ons nooit volkomen bevredigt en altijd blyft be neden het peil onzer verwachtingen. Maar het is ook de oorzaak waarom die werkelijk heid ons niet voldoet en we altyd zoeken blijven naar een geluk, dat we droomen. Want dit ons niet kunnen bepalen by het oogenblik, niet volledig kunnen opgaan in wat dat oogenblik ons aan gewaarwordin gen, indrukken en gevoelens geeft, het voor uitzien, maakt, dat we veel geluk van het oogenblik ongemerkt voorbijgaan en den beker der vreugde, die wellicht dat oogen blik ons biedt, óf laten voorbijgaan, óf niet met die volle teugen kunnen genieten, die dat genieten tot een zaligheid maakt. We haasten ons langs den weg eg zien niet wat er schoons bloeit voor onzen voet, noch waar liefde of vriendschap ons terzijde noo- digen voor een heerlijken feestdag. Het is niet alleen des dry vers geweldige roede, waarvan de dichter spreekt, die rusteloos ons voortjaagt op ons pad. Het is ook, het is wellicht veel meer nog onze eigene on rust. Zoo blijven we de zoekers en de hope- loozen vaak, die ons leven lang het droom beeld najagen van een toekomstig en ge waand geluk, totdat we aan het einde van onzen levensweg nog nauwelijks begrijpen, welk spel onze eigene hoop met ons ge speeld heeft. Maar deze zoekers naar een gewaand ge luk niet alleen. Wanneer we ons niet kunnen bepalen bij het oogenblik, maar onze ge dachten voortjagen langs den nog onbeken den weg, die voor ons uit ligt, dan is het wel, om het geluk te achterhalen, dat we voor ons uit zien zweven, maar lang niet altijd in het blijde verwachten, dat we het achterhalen zullen. Meer nog dan de zoekers zijn we in de praktijk van ons leven de tobbers. We gaan het tegenwoordige voorbij, niet omdat we ons verheugen in het toeko mende ,maar omdat we ons feitelyk niet ge rust voelen op die toekomst. We zoeken wel het geluk, waarvan we wanen, dat het in de toekomst ligt, maar we doen dat slechts zelden in de blijde hoop, dat we het zoo dadelijk in onze handen zullen houden, veel- meenebestuur wel iets heeft gedaan om dit enorm bedrag van 25 millioen eens te ver minderen. Trouwens de gemiddelde ver diensten per man is in die jaren slechts, van 38.87 per week gedaald tot 38.66. Uit de ziektecyfers die gunstig mogen heeten, blykt dat het cyfer voor het vrou- welyk personeel overal grooter is dan dat voor het mannelijk. De ziekenhuizen en de telefoon, waar het overgroote deej uit vrou- welijk personeel bestaat, zijn de cijfers het hoogst. Het is jammer dat het ónmogelijk is de ziektecyfers eens te vergelijken met die in de particuliere bedrijven. Zoo in bet alge meen lijkt het alsof deze laatste veel en veel lager zyn, maar alleen een goede statistiek zou daarover juiste inlichtingen kunnen ge ven. Het aantal ziektedagen per 100 ar beidsdagen is voor ambtenaren 3.87, brand weer 4, politie 5, werklieden 4. Rekent men het jaar op 300 arbeidsdagen dan worden de cijfers dus 11, 22, 15 en 12. Dat lykt ons inderdaad zeer hoog, maar gelijk wy reeds zeiden, het ontbreekt hier aan vergelijkend materiaal uit de particuliere bedrijven. Het totaal bedrag, dat aan ziekengeld werd uit betaald d. i. alle salarissen tijdens ziekte betaald, meegerekend is meer dan 3 van de wedde. Het duurst zyn hier ter stede de gemeentewerken. Of ze het best zijn? Het deed ons genoegen, dat er einde lijk één raadslid is wakker geworden en aan B. en W. heeft gevraagd waar om er toch niets aan den verkeersweg by de Gevangenpoort wordt gedaan. Men had verwacht dat het antwoord, daags na indie ning der vraag zou worden gegeven, maar thans vyf dagen na de vraag is het ant woord er niet. In zyn eentje wordt er één man aan den blinden muur van de Poort waar aan het befaamde „gemak” zich be vindt. Als dat misschien eindelijk gereed is, gaat men weer een stapje verder. Wij zien het antwoord van B. en W. met belangstelling tegemoet en zyn benieuwd welke halve waarheden verkondigd zullen worden om deze schromelijke lakschheid goed te praten Dat is ook een kunst om zulke onwaar heden te vinden! laat. Hoezoowaarom te laat „De papieren van Dagmar zijn van daag door Anton naar het gezantschap te Bern gebracht. Met een brief van mij aan ae tsarin-moeder. Ze zijn al, met een koerier, onderweg. Om ze per soonlijk aan haar te overhandigen.” Het was hem of een ijzige koelte z^oh om zijn slapen legde. Had u zulk een angst voor mij? Jam mer, mevrouw, werkelijk Hij brak zijn woorden af, tastte naar aen electrisehen knop.” Mevrouw Markoff lag bewusteloos in baar stoel. odb „Je bedoelt het jong schijnen?’’ ,,Het geneele leven, mevrouw”. j j zou een duwwagen noodig hebben voor je hersenen.”. „Die moeten maar rustig slapen.” Martha liep naast den wagen. „Gisteren hebben zij de weekroke- ning gezonden. Onbeschaamd. Vindt je ook niet, Martha ,.Het zijn ue mooiste kamers, vrouw.” „Waarom heb ik de mooiste noodig?” „Zijn hoogheid heeft ze gehuurd. „Zijn hoogheid heeft vergeten, dat ik geen millioenen bezit zooals hij. Ik wilde niets zeggen. Maar nu. dat hij weg is Informeer er eens naar, Martha, op de derde verdieping moet er ook nog wat vrij zijn.” Anton hoorde elk woord. Zijn hart kromp ineen. Wat hadden zij allen van de vrouw gemaaktDe mande kinderen 1 Zij had reeds voor maanden een deel van haar vermogen over laten schrijven bij een Duitsohe bank en bepaald, dat de rente in levensmiddelen aan dr. Pat- kul zou worden uitbetaald. Drie hon derd mark per maand een schamele giit maar bij behoefde niet van hoiv ger om te komen, „als er wat gebeur de” Want dat er iets zou gebeuren had zij voorzien. Snuffelaars waren aan het werk geweest. Van de een of andere half-officieele z5jde had zij gehoord, dat overschrijven van vermogen in het buitenland haar kwalijk werd genomen en dat zij haar doen mevrouw „Ja, ik weet het.” Hij reikte haar over de tafel de hand, gaf hem niet de hare. „Te laat, vorst Warjagin, te laat.” Haar stem klonk rauw, haar oogen I keken glazig. I „nei geatwie ie Plotseling week de kleur uit zijn ge- I „Schaapskop, jij „Die moeten maar rustig slapen.” r- e n

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1924 | | pagina 1