BAZAR Kruidkundig Laboratorium Jodonaus", Premier-Stofzuigers de beste! I w CEREBOSZOUT J. F. 1.11, GedipL EMroHn. - - GEOPEND Geldersche Rookworst en Hoofdkaas. Orgel met Spiegeltop Betaalt on£ekende Prijzen voor Lompen, Metalen, Oud Pepier enz GOUDSCHE COURANT - ZATERDAG 11 OCT. 1924. - TWEEDE BLAD 8?° 10.» 14» 17» 219° 2400 -© ïïtïïi 7. 29." ROTTERDaM DEN aanbesteden i De levering en uitdeeling van 100.000 stuks goede bagger- tirf voor den a.s. winter. Notaris J, Koeman, 14, 15 en 16 OCTOBER a.s. "JS Voor uw Picknick Party! Voor Uwe maaltyden in de vrye natuur moet't zout volkomen droog zyn A. VAN MAAREN,: Grossier in öalanleriën en Rookartikelen. WESTHaVEH 86 i-i GOUDA. ïrao A. A. J. 0P8TELTEH, Teleph. 120. Th. J. NOB EL TuinaiTMt ra - oouda 1' In- en verkoop van alle soorten flesschen. M Moderne Wintermantels unUsiestoffen 0 12." 14» roeeji Elegante Wintermantels Prima veioun de uine «offen C50 «au met londer bontguneering Nieuwste Pellerinemantels a"e mod stoffen met 14» 17» 1975 22»"",027»,,ï',34» VOOR HIERIN a 7c 0^.0<!*™e WinterJassen k,„, 6.75 9.75 12» 1475 ,g5o 21.» 25» Motor jekkers m«, buk,k,n pluch, gcyotrJ Moderne Jongens Ulsters 1.65 2 75 Heepgn Nieuwste Pellerieemaatei tttWer watten Velours de Laine. kraag to pellwuc met biberettcbont ge garneerd - ROTTERDAM H«WSUMk HOOGSTRAAT r,,. u ho«k Viaduct *«He Hoogstraat (vroegere DameszaakJ Aardige Kindermantel mooie effen wollen stof nieuwste garneering op kraag en manchetten - xeer wn. voordcelig 3. jrliM sulver wollen Velours Laine, rijk gegarneerd mei bont op kraag, manchetten en ^hstof TBR OVERNAiME een prachtig mooie, groote kast, met hengplaats voor muziek, 14 reg. met harp, fluit, clarinet, subbas enz. Br. onder No. 2726, Bur. v. d. Blad. 10 Het BURGERLIJK ARMBESTUUR te GOUDA zal De uitdeeling daarvan zal gedurende 13 weken, 2 X 's weeks moeten geschieden. De verdere conditiën liggen vanaf Maan dag 13 Oct. t/nt. Zaterdag 18 October 1924 van v.m. 9—12 uur in de Anmka-mer, Jeru- ulematraat 12, ter lezing. 2701 20 cal verkoopen op MAANDAG 27 OCTOBER 1924, des avonds te 7 ure, in het Koffie hub „DE HARMONIE" aan de Markt te GOUDAj No. 1. Een VILLA met grooten tuin, aan den Zwarteweg N-o. 18 te Gouda. In gebruik by den eigenaar. No. 2. Een BURGERWOONHUIS mei TUIN, aan den Achterwillens by den Zwar teweg nog ongenummerd te Gouda. Ont ruimd te aanvaarden b(j de befcajing der kooppenningen. No. 3. Een WINKEL- en WOONHUIS aan den Groeneweg No. 77 te Gouda. Ont ruimd te aanvaarden 1 Januari 1926. No. 4. Een WINKEL- en WOONHUIS aan den Tuinstraat No. 61 te Gouda. In ge bruik by' den eiigenaar. No. 6. Een WOONHUIS met SCHUUR daarnaast en GROND, aan de Boomgaard- straat No. 86 te Gouda. In gebruik by den No. Een WOONHUIS met TUIN aan den Platte weg 641 te Reeuwyk^ Verhuurd by de week voor 1.50. Voor de perceelen 1, 2, 3, 4 en 6 is hy potheek beschikbaar. 9715 Te bezichtigen volgens plaateeiyk ge bruik. Nadere inlichtingen en notities ten kantore van Notaris Koeman te Haastrecht. RESTAURATIE KLEINE KERK NED. HERV. GEMEENTE in het Gebouw „DANIëL", ingang NAAIERSTRAAT, op Dinsdag 14 Oct., s' avonds van 8—10 uur if 0.10 entree Woensdag en Donderdag 15 en 16 Oet. van 7—10 uur f 0.10 entree' Woensdag- en Donderdagmiddag van 2—5 uur vrij entree. -IAm NIEUWE MARKT 37 - GUUDA. VOOR ELKE ZIEKTE IS EEN KRUID GEWASSEN. SPECIAAL ADRES voor alle ZIEKENVEEPLEGINGSAiRTlKELEN en BANDAGES, BUIKBANDEN, B/REUK-, en NAVELBANDEN. gggp VAKKUNDIG BANDAGISTE AANWEZIG. «75a SPECIAAL AMERIKA ANSCH OPTIEK In dj meest uitbreiden ain. LEVERING OP VOORSCHRIFT VAN ia®. DOKTOREN. ELECTRLSOHE SLIJiPINiRIGKTING. Aanbevelend, 2700 60 GtEDJPL. ASSISTENT-APOTHEKER EN OPTICIEN VAN DE OPTISCHE SAKSISCHE INDUSTRIE ANSTALT. Vanaf heden weer verkrijgbaar de fijne 2722 30 Aanbevelend, PREMIER met toebehooren ƒ125. PREMIER DUPLEX, zuigt ook hondenharen bp ƒ165. Vraagt inlichtingen bij: TELEFOON No. 326. LANGE TIENDEWEG 24. TEL. INT. ML 0« Bitaakinis van da Vogala vaor dan Landbouw. i. Over Nut en Schade. „Daaz Nutzetf und Schaden nur relative Begriffe sind". Waar de uitbreiding der voedselvoorzie ning in onzen tijd, voortdurend dringender en tegelijkertijd moeiel Ijker begint te wor den, door de steeds dreigender verhoudin gen aannemende bevolkingstoename in ver schillende landen by een beperkte hoeveel heid cultiveerbaren grond, zal men ook meer en meer de aandacht gaan schenken aan de factoren, die ons in den strijd tegen 4e aanvallen der natuur zelve op oos \oed- sel, hetzij behulpzaam zyn, hetzy tegen werken. Hierby nu spelen vooral de vogels een belangrijke rol en wel in die uitingen, die men gewoon is met „nuttig" of „scha- dt'ijk" te bestempelen, aan welke woorden lan echter vaak geheel verkeerde bagr.ppen verbonden worden. Immers, wanneer aan een vogel een van deze beide eigenschappen wordt toegekend, dan kunnen we direct met den bekenden ornitholoog Snouckaert van Schauburg de vraag stellen: „Nuttig? Waarvoor? Schadelyk? In hoeverre?" Want het is ten eenenimale wetenschappe lijk onjuist, de vogels zonder meer te onder scheiden in nuttige en schadelijke soorten, een vergissing, die maar al te vaak gemaakt wordt en ook in onze wetgeving nog steeds domineert, al is ook in de nieuwe Jachtwet ten opzichte van den fazant misschien onbe wust een eenigszins wetenschappelijkere re geling getroffen. Er moge den nadruk op gelegd worden, dat in den vogelwereld geen enkele soort aan te wyzen is, die absoluut schadelyk is, terwyl we omgekeerd ook by geen enkele vogelsoort van een uitsluitend nut kunnen spreken. Deze ideeën zyn zeker nog lang geen gemeengoed geworden, maar in de ornithologische literatuur ten minste algemeen erkend, daar oordeelen allen ge lijkluidend over wat ik zou willen noemen: de relativiteit in de ornithologie. Een klas siek voorbeeld zal dit nader illustreeren. Wie een bezoek brengt aan een kersen boomgaard in den tijd, dat hier de vruchten rijpen, zal vergast worden op een oorver- doovend lawaai, waarmede men den oogst tegen de vraatzucht der spreeuwen tracht te beschermen; wel een bewys hoezeer men jhier dezen vogel vreest; maar dezelfde spreeuw maakt zich" in de weide en op bouwland uiterst verdienstelijk met het {vernietigen van de zoo schadelyke emelten, die door afknagen van de wortels het gras tloen verdorren en in 1920 geheele haver oogsten deden mislukken. En vertelt niet Ohatel van de vaak zoo lastige musschen, dat één enkel paar in 12 dagen voor eigen voedsel en dat der jongen 1000 meikevers wist te verslinden. Inderdaad is het bestaan dezer betrekke- lijkheid een vaststaand feit: van geen vogel kan zonder meer gezegd worden, dat hy nuttig of schadelyk is, maar men zal zyn betrekkei yk nut en schade procentsgewys hebben uit te drukken. Na deze overwegin gen zullen we de begrippen nuttig en scha delyk aldus hebben te definieeren: Een vo gel is nuttig voorzoover hy in zyn uitingen aan het economisch leven van den mensch bevorderlijk is en schadelyk, voorzoover eventueel dezelfde vogel hieraan belemme rend werkt. Vervolgens zullen we dan heb ben na te gaan aan welke oorzaken deze re lativiteit haar ontstaan dankt. En dan dient in de eerste plaats gewezen te worden op de in den aard der levenswyze onzer vo gels zelf gelegene, en wel in verband met de uiteenloopende voedselsoorten, die één zelfde vogel consumeert, mede veroorzaakt door het feit, dat bij de vogels de onder scheiding-in carnivoren, insectlvoren, omni voren en herbivoren onmogelijk zoo scherp te maken is als byv. by de zoogdieren, en zooal dit onderscheid hier van beteekenis mag zyn by de eersten, aan de omnivoren een veel grootere plaats moet worden inge ruimd dan bij de laatsten. Ter meerdere ver wikkeling komt daarby nog, dat de tegen stelling: nuttig-schadedyk geenszins dezelf de als: insektenetend-planitenetend genoemd mag worden. Een zuiver plantenetende of beter zaadetende vogel kan weliswaar zeer schadelyk worden door het op grooten schaa! verslinden der veldvruchten, maar wanneer hy zich bezig houdt met het opnemen en verteren van onkruidzaden, misschien op denzelfden akker, kan hy de menschel yke kuituur ten zeerste bevoordeelen en een pure insecteneter, die gewoonlijk allerlei on gedierte vernietigt, kan voor den houder van een bijenstal een niet te onderschatten vyan-d worden. Met deze verechynselen nu hangen direct samen de buiten den vogel gelegen factoren, zooals den invloed, die aan de jaargetijden op het boven omschreven gedrag van den vogel moet worden toegekend. In de onder scheidene tijden des jaars toch zyn de den vogel eigene voedselsoorten in zeer ver schillende hoeveelheden aanwezig, en waar nu dank zy de rationeele natuurordening ook vooral by de vogels een economisch motief te onderkennen is, dat tracht met de minst mogelyke moeite het voor het leven noodzakelijke te verkrijgen, zy het dan in stinctief, zullen zy zich met die soorten voe den, welke hun in de ruimste mate geboden worden, daarby veronderstellende, dat de waardeering der verschillende voedselsoor- ten niet te zeer uiteenloopt. Een derde fac tor van niet geringe beteekenis is ook de plaats, waar de vogel zich ophoudt. Zeer vaak toch zal men kunnen constateeren, dat in een zekere streek een bepaalde vogel species zeer hinderlijk voor de verbouwde gewassen, boomgaarden of wildstand kan zyn, terwyl in een andere, soms niet eens ver verwijderde, van by na onschadelijk- of zelfs nuttig-zyn kan worden gesproken. Op dit beginsel is dan ook gegrond het K. B. van den 21sten Februari 1924, ter uitvoe ring van artikel 1, derde lid, der Jachtwet 1923 S. No. 67, waarby o.a. wordt bepaald, dat: „de fazanten zullen Lrnrden gerekend tot het wild in het geheele ryk, met uitzonde ring van de in dat K. B. genoemde gebie den". De samenhang met de variatie, in soort en hoeveelheid, der verschillende ge wassen en jachtodieren in de verschillende streken is duidelyk, maar afgezien daarvan, dus voor wat geologische gesteldheid en bodembedekking betreft gelyk te stellen ge bieden, is het verschijnsel nog van een zeer in het oog loopenden omvang; de oorzaak hiervan heb ik niet na kunnen speuren en wordt ook in de literatuur nergens met ze kerheid aangegeven; vermoedelijk zal echter de verklaring van dit nog steeds onopge loste raadsel gezocht moeten worden in een verdeeling der vogelepecies in kleinere groepen naar de gebieden, die ze bewonen. Wat betreft den uitwendigen bouw, staat dit welreeds vast, maar ook ten opzichte van de levenswyze zal dit noodzakeiyk Wij ken. ^Niet onwetenschappelijk is het dit van te voren vaat te stellen, zien we toch overal in de revende wezens om ons heen, een ver band optreden tusschen het uiterlijk voorko men aan den eenen, en de levensverschijn- selen aan den anderen kant. En tenslotte zal, als laatste der hoofdfac toren, welke van invloed zyn op de nuttig- of schadelykheid van een vogel, de steeds verder voortschrydende menschelyke kui tuur in het daglicht gesteld moeten worden. Van hoe groote beteekenis deze wel voor ons probleem is, wordt duidelyk wanneer we nagaan, dat zooals uit de gegevens van Dr. Lange's Landwirtschaftlicher Statisti- scher AtJas 1917 biykt, in die jaren in West-Europa de verschillende landen ge middeld vpor 82.9 gecultiveerd waren en dus nog slechts voor 17.1 woeste gronden bezaten. Een enorme invloed moet deze ontginning op het leven der vogels in het algemeen en op hun voedsel in het bizonder gehad hebben. Door het rooien der bosschen gingen talryke nestgelegehheden verloren, evenals voor de watervogels door de droog making van uitgestrekte poelen en plassen. In onze eigen omgeving kan men al nagaan hoe de vogelfauna ten oosten van de stad, waar de talryke boomgaarden liggen, veel ryker en grooter is, dan die aan de West- ayde, welke meer boomloos en vlakker is en wanneer ooit de Reeuwyksche en Sluip- wyksche plassen drooggemaakt mochten worden, wat niet alleen uit economisch- agrarisch, maar ook uit natuurhistorisch oogpunt niet te hopen is, zullen tal van in teressante watervogels, zooals het geheim zinnige woudaapje en de zeldzaam gekleur de purperreiger, voor onze avifauna ver loren gaan. Door die al maar toenemende cultuur trokken verschillende vogels naar de steden en dorpen, waar ze ook hun do micilie vestigden, maar met dien trek naar de steden veranderen deze dieren ook hun gewoonten. In de beschutting van huizen, parken en tuinen, en by een v eel minder sterke afname der voedselhoeveelheid, dat hier als wintervoeding afval en dergelyke ook by de grootste koude in meerdere of mindere mate aanwezig bleef, werd niet meer de oude drang door noodzakelykheid gevoeld, het 's winters barre Noorden te verwisseien met zonniger, voedselryker ge westen. Zoo werden tal van vogels, eens deelnemend aan den jaarlykschen grooten trek, stedelingen en daarmee standvogels. Van de merel is byv. bekend, dat hy, voor een 40, 50 jaar nog trekvogel, tenminste voor wat betreft de huis- en parkmerel, dat zyn die-genen, die zich inp nabyheid van menschelyke woningen of in parken ophou den, standvogel geworden is. Onder deze groote veranderingen is ook hun menu niet ongewyzigd gebleven. Talryke vogels toch, die in bosschen en op woeste gronden een rykelyk insectenvoedsel konden vinden, of zich daar te goed deden aan allerlei, voor de menschen van geen belang zynde, vruch ten en bessen, werpen zich by de mensche lyke woningen op de vruchten dei kuituur gewassen al wordt daarby dan ook de in- niet geheel opgegeven. Ook zal men nog kunnen waarnemen, dat het eene individu van een soort nuttiger of schadeiy- ker kan zyn dan het andere, maar om by hoofdzaken te biyven zal ik me slechts met de kwestie in betrekking tot de soort bezig- Itouden, en vermeld het verschil slechts ter meerdere volledigheid. Wanneer nu uit het voorgaande gebleken is, dat de relativiteit in het probleem van nuttiger of schadelijker twijfelloos vastge steld en de oorzaak ervan met zekerheid aangewezen kan worden, moet het ons wel ten zeerste bevreemden, dat men tot nu toe in gebreke gebleven is de logische conse quentie, die hieruit direct volgt te formulee ren en naar voren Je brengen, moet toch deze van het allerhoogste belang geaéht worden voor de phictische oplossing van dit veel omstreden, buitengewoon ingewikkelde vraagstuk. Indien de begrippen nuttig en schade lijk betrekkelijk zijn en dit in hoofdzaak veroorzaakt wordt door den aard van de vogelsoort, het verschil in jaargetijde, van plaats en door de menschelijke kui tuur, zal op een bepaalden tijd in een bepaalde streek, bij een bepaalde kui tuur van een bepaalde vogelspecies, de aanwezigheid van een bepaald aantal, dat ik het grensaantal voor dien tijd, plaats, kuituur en soort zou willen noemen in het belang van den landbouw noodzakelijk zijn. Hoe op dezen frrond&lag een economische vogelbescherming gebouwd zal dienen te worden, hoop ik in een volgend artikél aan te toonen. OHII. P. G. J. SMIT, G. O. C. cand. 1. i. Gouda, 5 October 1924. Berlijnsche Brieven. (Van onzen «pedalen medewerker). Berlyn. De Zeppelin boven Berlyn! Reeds ©enige malen was zyn© aankomst aangekondigd, maar door het slechte weer en nog eenige kleine veranderingen was het steeds weer uitgesteld. Nu zou het er dan toch eimdeiyk van komen, de geheele stad was in gespan nen verwachting. Tegen negen uur Vrydag- morgen zou hy in Staaken landen, had de kapitein draadloos medegedeeld, en daarna eenige malen over Berlyn sturen, om den bewoners het nieuwe wonder der Duitsche techniek te vertoonen. Sinds de opstyging om negen uur Donderdagmorgen in Frie- drichshafen was het luchtschip steeds in verbinding met Staaken gebleven, en op zjjn geheelen tocht over Duitschland kreeg Ber lyn mededeelingen, doe het weer zich hield, hoe de motoren zich hielden, en van de over weldigende ovaties, die overal in de lucht draadloos opstegen. Tegen negen uur stond iedereen op straat gepeed, alle open plekken in en buiten de stad waren dicht bezet met menschen> die de halzen in alle mogelyke richtingen wrongen om „hem" toch zoo gauw mogeiyk te zien. Het was zeer nevelig. Plotseling uit de wolken een sterk geratel. Juist breekt de zon door. Uit den nevel duiken v(jf kolossale vliegtuigen op, met enorme vaart naar Staaken vliegend, om hunnen grooten broeder te begroeten. Wie is daar aan boord? Misschien Oberbürgemeister Boss met eenige andere genoodigden Maar „hy" was er nog niet Wuarschyniyk had hy vertraging. Men wachtte en wachtte. Het weder wordt beter, het is volkomen windstil. Dan eindeiykmen ziet menschen ren nen, wijzen, gesticuleerend. In den nevel duikt iets op, dat gry» is en groot, men hoort een onbestemd gedrubch. Het grUxe wordt pog grooter, het gedruisch wordt sterker. Het ia de Zeppelin. De zilverglan- zende visch vliegt zeer laag, men ziet dui delyk de kajuitspoortjes, men ziet het roer zich wenden en koeren, men fiet, hoe iemand uit den grooten gondel wenkt. Men staat en bewondert, terwyl de mujentueuze romp zyne kringen beschrijft, omzwenkt, verder vliegt, met eene rust, eene zeker heid, eene van-zelf-sprekendheid, als of het in het geheel geen wonder is, maar iets doodeenvoudigs, iets dat zoo moet zUn. Reeds meer dan 24 uren is het gevaarte in de lucht zonder tusschenlanding, de passa giers hebben aan boord geslapen, gegeten, zich gewaaschen, naar buiten gekeken, in die 24 uren hebben zy het grootste gedeelte van Duitschland bezocht, met kloppend hart werden zy overal verwacht. Dénkt men, terwyj het luchtschip over de hoofden zoo statig zyn weg neemt? Men bewondert slechts, het hart klopt sneller, men zou uren lang kunnen staren, zonder moede te wor den, men zegt wat, zonder hot te weten en zonder er naar om te küken wie het hoort, men ontvangt een antwoord, maar men in teresseert er zich niet voor, wie daar sprak, men is slechts oog, vastgeketend aun den Titan der luchi. Daar duikt hy in den nevel,weg, het ia plotseling leeg in de lucht, maar hy komt misschien terug. Men wacht en heeft tjjd om zich heen te kyken. Ik sta op een dak, middenin in de Friedrichastadt, alle daken zyn bezet, men wenkt met groote vlaggen en ook met zakdoeken. De kantoren «yn alle leeggeloopen, het personeel staat boven op 't dak, uan sehoorstoenen zyn zy pmhoog gekloufcerd om toch maar een beetjo dichter b(j den Zeppelin te zUn en hem het eerste te zien. Het enthousiasme is enorm, men wil nog niet naar beneden, jong en oud biyft in afwachting, „hy" zal toch nog wel eens terugkomen. Waarlijk, daar duikt weer wat op, het wordt massiever, men roept, wenkt, de menschen vallen byna van de daken, uit alle vensters steken nieuwe hoofden, uit alle dakopeningen borrelt het weer. Daar komt hy nog eens, de zon schynt.op het glan zende omhulsel, de motoren dreunen, hy schiet door de lucht als een levend iets. Weer staat men voor dat grootschc, zonder woorden te v-nden, als een kind dat voor het eerst een luchtballon in de hand mag hou den. Men denkt niet aan getallen, niét aan snelheden, men wil niet weten, hoeveel ku bieke meters gas in de balloa .zijn gevuld, men wil slecht» genieten en bewonderen. Dit is de verovering der lucht, honderdmaal meer uls door de vliegtuigen, die slechts musschen zyn, vergeleken by dezen adelnar, neen, by dezen Phoenix. Men ze^t. *lat hy onderweg 1H0200 kilo meter per >iur gevurep is, dat tie machines zich schitterend houden, dat de comfort aan boord gelyk is aan tien D-zug, uan een Pull- man-car, dat het een beetje tocht in tien gondel (waarschyniyk staat ergens een venster open!), men krygt voortdurend draadloos mededeelingen. Bremen meldt Uit Gouda's verleden. IV. Vroedschapspenningen. Kent gy, lezer of lezeres, de belangryke munten- en pennimgverzameling in ons Ste deljjk Museum, een schatkamer van we tenswaardigheden voor hem of haar die be lang stelt in de geschiedenis onzer stad? Zoo ja, dan zullen U daarin zeker opge vallen zyn de z.g. vroedschapspenningen, vermeld onder de volgnummers 71 t/m 75 van den catalogus en zeer zeker is dan ook by U de vraag gerezen een vraag waar op de catalogus U geen antwoord geeft wat zyn dit voor penningen en met welk doel zyn zy geslagen? Den belangstellende wil ik dit met een enkel woord mededeelen. Het gemeenschapsbelang eischt dat zy, die geroepen zyn dit te bevorderen aanwe zig zyn wanneer deze belangen worden be sproken en maatregelen moeten worden ge troffen deze te behartigen. Vergaderen «chynt evenwel steeds voor enkelen, hoe aantrekkelyk ook voor velen en vooral op den duur wanneer het nieuwtje er af is bezwaren te hebben opgeleverd, in ieder geval er toe te hebben geleid dat paal en perk werd gesteld aan het wegblijven van byeenkomsten, waarin de publieke za ken moesten worden besproken en beslui ten worden, genomen, ^oo ook in de stads- regeering ,in Magistraat en Vroedschap. Oorspronkelijk begon men met hen, die te laat kwamen, dan wel absenteerden, te beboeten. Langzamerhand evenwel kwam men tot de overtuiging dat dit pbeboeten" óf niet overeenkwam met de waardigheid van de overheidsfunctie die men bekleedde, dan wel de opgelegde boeten geen voldoen den prikkel waren de regeeringspersona- ges binnen dft perken van hun plicht te houden. De koopmanegeest werd over onze voor vaderen vaardig en zyn overlegden waar schyniyk aldus. Wy moeten een premie stellen op de aanwezigheid, NIET een boete op de Afwezigheid. Wij moeten op een of andere wyze een vergoeding geven voor het tydsverlies en wat dies meer zy en wellicht door het behartigen van het ge meenschapsbelang gedorven wordt, een be wys dat deze opofferingen apprecieert en niet een straf wanneer, wellicht om voor de betrokken personen gewichtige rede nen, deze ambtelyke verplichtingen niet kunnen worden nagekomen. Presentiegelden in den vorm van contan ten strookte evenwel wederom niet met de waardigheid van het ambt in dien tyd. De der 17e eeuw achtten zich hier- Ook voor deze impasse werd evenwel een uitweg gevonden,; men kwam op de ge- die den tyd zelve die trouw ter verga dering kwam, een bewys van erkentelijkheid daarvoor te verstrekken in den vorm van een sierlijk bewerkte penning, naar het col lege waarvoor zy bestemd waren, vroed- Het is de hiervoren geschetse gedachten- gang die aanleiding gaf tot het volgend besluit der Goudsche vroedschappen, geda teerd 1 Januari 1691: ,4e penaliteyt offte boeten van ses stuy- vers by voorgaende resolutien gestatueert tegens diegenen van de heeren raeden <jie mogen wesen offte laet in komen na-er het lesen van haer naemen als de vroetschap is geconvoceert geworden, voor het toekomende te mortificeeren ende e present sullen wesen in de vroetschap voor het lesen van haer respec tieve naemen te distribueeren naer het exempel van andere steden, yder reyse als de selve ter vroedschap compareren een penmingkske ter waerde van een oort van een rycxdaelder of daer omtrent". Den Burgemeesteren werd opgedragen het rwodige te verrichten inzake het aan maken van dit „penninghsken", terwyl voor zoolang het nog niet gereed was de raad- pensionnaris aanteekening zou houden van de namen der presente leden en hun later de hun toekomende penningen zou uitreiken. Burgemeesteren voldeden aan de hun ver strekte opdracht en deelden in de vroed schap van 17 December 1691 mede dat de stempels voor het slyn der penningen ge reed waren. Gebleken was evenwel, „dat als het selve penndnghske naer behooren soude werden gemaekt. meerder aan silver soude renderen als by fe vooraz resolutie (die van 1 Januari t.v.) was gearresteert". Geen half werk besloot de vroedschap! Burgemeesteren werden „geauthoriseerd het vooraz penninghske soodanig te doen stempelen als sal behooren". De stempels voor deze vroedschapspen- ning werden gesneden door Josias Drappen- tier, stempelsnijder alhier, die hiervoor bly- kens de stadsrekening over 1692, fol. 159V. den Hen Maart van dat jaar 370 ontving. Geslagen werden naar deze stempels aan de Munt te Dordrecht 3000 zilveren en 70 gouden penningen, waarvoor werd betaald 4839 gld. 6 stuivers. In het stadsregister van 1691, fol. 49, vinden wy nevens een af schrift van de kwitantie, gegeven door den stempelsnijder, een volledig afschrift van de nota met kwitantie van den Dordtschen Muntmeester M. Sonnemans. Ook deze be kwam betaling op den Hen Maart 1692 (stadsrekening van dat jaar, fol. 159). Deze nota-kwitantie luidt: „Gemaeckt ende gelevert voor de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgemeesteren der stad Gouda, drie duysent silvere vroetschapspen- ninghen en 't seventich goude No. 1 weecht 39 marek: ons: 17 Eng. No. 2 39 16 No. 3 39 12 noch 12 penn.: 8 117 ons: 5 Eng. Gld. St. d. het marek a 25 gulden 8 st. 2981 6 0 70 stucken goude pennin ghen a 4 d. 1400 van dito Den inhout dei 4 ontfar 6 i 11 Marty 1692. Laeger stont en was onderteykt: M. Son nemans Uit een notitie op den kant van het af- schriftnnota blykt verder en deze zyn ook niet» in de stads-rekening geleden dat de ■gouden penningen niet bestemd waren voor de stads regeer ing, maar voor particuliere personen, die pry« stelden op het bezit van deze werkelyk zeer mooie penningen, hetzy voor hunne verzamelingen tan penningen, hefczy anderszins. Naast de posten ad 1400.en 98.toch staat geschreven Irsyn dese 2 posten bij 9e houders van Goude penningh aan de Stadt gerestitueert". Deze gouden penningen, waarvan het mu seum één exemplaar bezit, hadden een goud- waarde van 4 dukaten. 3) Enkele jaren later werpt zich evenwel een nieuw vraagpunt op. De voorraad pen ningen is aanmerkelyk geslonken en.de getrouwe comparanten zitten tot over de ooren in deze „blyken van erkentelijkheid voor trouwe opkomst". Wellicht ook is er voor sommigen aanleiding deze zi(verwaar den wat meer liquide te maken. Den 23 Oc tober 1696 zien wy dan ook de vroedschap een besluit nemen dat ën de stadsregeering èn de stadsregeerders, c.q. de bezitters de zer penningen, uit de moeilijkheden helpt. In die vergadering toch besluit de vroed schap, „op fle continuatie van het geven van stadtspenningen aan de presente raeden en ministers ter vroedschup comparerende in het besorgen van het munten van dien te disponeeren, sooals haer Ed. Wel Achtb. (de Burgemeesteren) oordeelen sullen te be hooren ende wert de heer thesaurier 4) ge- authoriseert yder penningh in te wisselen tot XXII stuyvers het stuck." Toch bleken velen hiertoe niet over te gaan, dan wel waren vele penningen in het ongereed© geraakt, want op 16 Augustus 1706 besluit de vroedschap „noch te doen maken duysent vroetschapspenningen om na gewoonte aetule presente heeren ter vroetschap compare©rende gegeven te wor den." Tot 1795 is men- doorgegaan met dit ge bruik; met den nieuwen gang van zaken in dat jaar werd ook dit oude gebruik afge- Zooala reeds opgemerkt, bezit one mu seum zoowel een gouden als een zilveren exemplaar van cl eze penningen; wat de laat ste betreft zoowel van den aanmaak van 1692 als van 17 06, welke eenige afwyking vertoont De penning van 1692 (zie nevensge- plaatste afbeel ding) geeft aan de eene zyde een gezicht op de stad van den IJsselkant, met het opschrift „Nummus se nators" vroed achape- penning); aan de keerzijde het stadswapen met 'net gewone onderaehrift „Per as per» ad astra", benevens" een rechts gewend vrouwenbeeld, achter het wa penschild een vlag dragende, waarop staat ,4ac. Cora." (Jacoba Comi- tessa gra vin Jacoba (van Beieren)) en aan weorskan- ten twee borst beelden, met opschrift op de eene „Flor. V" en op do andere „Catz E. Q.) graaf Floris V en Ridder Clae» van Cat*) boven het geheel de woorden op deze twee personen betrek kelijk „Condltoribua Urbis stichters der stad). Op de penning in 1706 geslagen is het gezicht van het vrouwenbeeld links gewend en staat het rechte van het wapenschild, terwijl de bekende wapenspreuk vrij °P zich zelve onder het geheel is geplaatst. Tenslotte nog deze opmerking, dat ter ge legenheid van de herdenking van het 600- jarlg bestaan der stad in 1872 naar dezen penning een gedenkpenning is geslagen, waarop onder het stadsgezicht staat „Gou- da's 600-jarig bestaan" en aan de keerzijde, naast de twee borstbeelden, linkH 1272, rechts 1872, terwijl langs den rand aldaar staat de naam van den toenmaligen burge meester „Van Bergen IJzendoorn". Gouda, 21 September 1924. P. 1Telken jare vergaderde de vroedschap op den eersten dag de» jaars tot het opma ken van verschillende nominatie» tot benoe mingen van Magistraatpersonen, enz. 2) Een marek (marc) was een gewichte bepaling voor edele metalen en kwam over een met een half pond. De onderverdeeling was 8 onsen; ieder ons 20 engels. De num mers geven de gebruikte baaren (staven) zilver aan. De gegeven becijfering in het afschrift-nota is evenwel niet geheel juist, waarschijnlijk is hierin bij het copieeren een fout geslopen. 3) De dukaat had destijds een waarde van vijf gukiens. 4) De leden van de vroedschap, belast met het beheer der financiën van de stad.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1924 | | pagina 3