Jeuk- D. D. D0 Unutrl 1 ip H oims Prima Hollandsche Anthraciet UK VOVÜSCIIE F It HIT II AN DDL HANDELSDRUKWERK gÓUDSCHE COURANT - ZATERDAG 18 OCT. 1924. - TWEEDE BLAD Th. J. N O B E L Betaalt ?n.Seker,de prijzen voor Lompen, Metalen, Oud Papier enz. In- en verkoop van alle soorten flesschen. 2575 30 QOEDKOOPE BRANDSTOF. Kantoor Oosthaven 24. JOH. DESSING Co. ftynemelksloot 134"- Pakhuis Turfsinfel 25 (b.d. Veerpènt) A. BRINKMAN ZOON - Markt 31 - GOUDA. Nerveuzen en Zenuwzieken, BOUWMANSWONING Wei- en Tuinland, G. J. GRENDEL, Gouwe 2. Anton Coops RECHTZAKEN Uit ons Parlement. Ou» P*D*en voor Dameskleedlng. Moderne Wintermantels 7, 5!' lf> 9» IX» 1271 Elegante Wintermantel» £"„v^?ïï; V 97. ,2» Xm NieuWste PeUerinemantels '!l[ 1W 171° 19.» 221» Modern* Paletot Nieuwste Pellehnemantel prlau bollen RetintMofUi tinitn marine. »7«VUU||| ROTTERDAM DAMESZAAK HOOGSTRAAT HEEK ENZ AAK HOOGSTRAAT HOEK VIADUCT MAAC UTRECHT LEIOEN GRONINGEN LEEUWARDEN SNEEK 2788 405 Tuinstraat 73 - QOUDA TEL. INT. Ut. Wij leveren thans speciaal voor kleine vulkachels: alm. IO/SO act I par H L NEEMT EENS PROEF EN U ZULT TEVREDEN ZI|N. Bestellingen worden ook aangenomen: rifc te LANGE TIENDEWEG 27 - Tpl nnnn* TELEF 313 GOUDA. BLAUWE DRUIVEN PERZIKEN MELOENEN PRUIMEN BANANEN beert In toaraad: SINAASAPPELEN 995 30 CITROENEN TAFELPEREN TA FELAPPELEN TOMATEN. BLIKGROENTEN (merk Sleutelt) tegea scherp coneurreereade pr||x(t. ALS FACTUREN, KWITANTIES, WISSELS, BRIEFPAPIER, BRIEFKAARTEN, ENVE LOPPEN, PRIJSCOURANTEN, CATALOGI, ORDERBOEKEN, ENZ. KORTOM ALLE DRUKWERKEN VOOR DEN HANDML, EJI VOOR VEREENIGINGEN WORDEN VLUG, ACCURAAT EN TOT BIL LIJKE PRIJZEN DOOR ONS GELEVERD MEN VRAGE AAN ONS BUREAU: die lijden aan prikkelbaarheid en wllwwakte, gebrek aan energie, neerslachtigheid, levensmoeheid, slapeloosheid, hoofdpijn, angst- en dwangtoeafcanden, hypochondrie nerveuae hart- en maagaandoeningen vragen de uitvoerige gratis brochure van Dr. WEISE, over zenuwziekten. Dr. GEBHARD A Co., Bezuidenfcout 78B, Den Haag. NOTARISSEN J. v. KRANENBURG te Geude en J. P. MAHLSTEOE ts Bergambacht, zullen op DONDERDAGEN 30 OOCTOBER 1924 bij inzet en 6 NOVEMBER d.a.v. bij afslag en combinatie, telkens des morgens elf uur, in hotel DE ZALM a. d. Markt te GOUDA, publiek verkoopeo: A. De goed onderhouden genaamd „Vrodebest" met aanhoorigheden en diverse perceeJen uitmuntend WEILAND in den Willens te Gouda, onmiddellijk gren zend aan de bebouwde kom der gemeente, vormende uiterst geschikt BOUWTERREIN en groot ruim TIEN HEKTAREN. Vrij van huur te aanvaarden, de landerijen ter stond en de woning 1 Mei a.s. B. Eenige perceel en best gelegen als voren en groOi byna TIEN HEKTAREN. Grootendeels vrij van ^uur en terstond te aanvaarden. Een en ander in perceelen, combinaties en massa's. 2747 46 Alle werkdagen te bezichtigen, behalve Zaterdags. Betaaldag 2 Januari 1925. Bree der bij veilingsnotities met kaart, tijdig gratis verkrijgbaar ten kantore der notaris sen, die tevens verdere inlichtingen geven. INRICHTEN, BIJWERKEN EN BIJ HOUDEN VAN ADMINISTRATIES. BEZORGING VAN ASSURANTIES. DROOIST WIJDSTRAAT 31. 9789 10 ANIJSSUIKER SLEMPSUIKER AN1JST ABLETTEN EENGLAS is heerlijk van smaak, verwekt eetlust, versterkend, koort9werend en goedkooper dan iet* anders. In slle goede zaken I verkrijgbaar. I PURMERE it Behandeling van rechtzaken, opmaken van acten en contracten. Advies des- verlangd schriftelijk na ontvangst van postwissel 1.20 Bureau „ZEKERHEID", Rotterdam, Bergweg 263, Telefoon Interc. 8972. Vertrouwd adres. Sinds 1901 gevestigd. 0» jeuk verdwijn! als bil tooverslag bij de aanraking van hst geneesmiddel D.D.D* een klemdoodende vloeistof, dk door de huid dring! en de ontsteking-verwekkende bacteriën doodt Dal b het heele geheim van zijn •Menskracht Een paar druppels zijn I voldoends om jj» hevigs^jsjjA onmiddellijk te doen bedaren en dal korsten op ringworm, baardworm, dauwworm, |ordelPooe,peorêaAs itn andere huid- Dm Ma» Hoofdagent B. M* psbfetde bracbaM Igbaar. Pi* I OJt an I 2.50 perïleich "W alls "4 heden nog een proefflesch. rttge D.O.D.-Zeep I I,—j 1 I lil N D.D.D.-Huldcrsam k I L50 per pot D( BatMkanb van da Vogalt voor dan Landbouw. li. Economische Vogelbescherming. „We are of more value than many aparrows". Prof. J. Arthur Thomson. In -mijn vorige artikel heb ik er op ge wezen, dat de vaststelling van de theoreti sche waarde van het greasaantal,/d. w. z. van dat aantal yan een bepaalde vogelsoort, dat bij een bepaalde kuituur, op een bepaal den tijd en in een bepaalde streek/agrarisch- economisch noodzakelijk zou zijn, vrij een voudig is; anders echter is het gesteld met de practische bepaling van de grootte van dit aantal in een concreet geval. En juikt hier komt het op aan, want al zullen theo retische beschouwingen van groote be- teekenis kunnen zijn, een reeeie waarde ontleenen zy toch slechts aan hun gevolgen voor de practjjk der pro ductie. Daarom zal een vogelbeschernung in onzen tijd slechts gerechtvaardigd zjjn, in dien ze gegrond is op inzichten met be trekking tot nut en schade, ook al zal dan Binke Tolman een dergelijke overtuiging qualificeeren in zijn brochure „Internatio nale Vogelbescherming" als die van „dweep zieke nut-en-schk-maniakken, die zich laten opzweep°n door de uitkomsten eener ave- rechtsche, kortzichtige landbouwweten schap." Ondanks dergelijke nietszeggende uitlatingen blijven wij van meening, dat de met zooveel economische inspanning en moeite verkregen en de met zooveel kracht beschermde kuituurvruchten niet opgeof ferd mogen worden aan welke schadelijke diersoorten ook. In de beperking van deze laatsten schuilt meer ethiek dan in het aan hun vraatzucht prijsgeven van voedsel, dat aan arme hongerende menschenkinderen onttrokken wordt. Kort maar kernachtig is dit samengevat in het bovenaangehaalde ci taat: „We are of more value than many sparrows." u Het vraagstuk van de vaststelling van het grensaantal is reeds, zij het in een eenig- zins minder ontwikkelde en dus minder vol ledige vorm, door de geleerden onder oogen gezien, hoewel nog ontbreekt een stelsel matige uitwerking der onderzoekingsmetho den in het licht der nieuwere toegepaste bio logie. In hoofdzaak kent men thans 3 ver schillende rrtethoden, aan welke ieder af zonderlijk eigenaardige moeilijkheden ver bonden zy'n. In de eerste plaats wordt dan reeds op ruime schaal toegepast het krop en maagonderzoek en de studie der z.g. bal len of proppen; wat deze laatsten betreft, z? worden gevormd, doordat sommige vo gels, o.a. de meeste dagroofvogels en uilen de gewoonte hebben de onverteerbare ge deelten van hun prooi samen te doen bal len en, door speeksel glad gemaakt, uit te '9 braken, zoodat in de nabijheid van horsten en nestplaatsen deze ballen in groote hoe veelheden verspreid liggen. De methode be staat hierin, dat onderzocht wordt van wel ke planten of dieren de zich in krop en maag der vogels bevindende voedseldeelen afkomstig zy'n; nu is dit alleen mogelijk direct na den dood, daar anders de inhoud reeds zoo sterk verteerd is, dat er van een eenigszins juiste vaststelling geen sprake - meer is, tenzij dat de inhoud direct ge fixeerd wordt, dus de spijsverteerende voch ten en de aanwezige bacteriën werkeloos gemaakt worden, en dan zal het nog dik wijls byna ondoenlijk zy'n uiterst kleine deeltjes en fragmenten tot den aard van het voedsel en daarmede tot het meerdere nut of de schade van den onderzochten vogel te kunnen besluiten. Ook zelfs by 'n volkomen bekende samenstelling der maag of krop- inhoud is nog het procentisch nut of ae schade niet direct vast te stellen. Het is toch zeer wel denkbaar, dat een vogel in wiens maag uitsluitend onkruidzaden ge vonden worden, slechte enkele hiervan kan verteeren en de rest onaangetast in de uit werpselen terecht komt en aldus medewerkt juist tot een bevordering en verspreiding der onkruidgroei; zeer veel wordt ook door verschillende vogels vernield, waarvan in krop en maag geen spoor te vinden zal zijn. Het proppen-onderzoeit maakt one alleen bekend met die voedsel soorten, die onver teerbare gedeelten als veeren, haren, been deren, dekschilden en andere chitine-deelen bezitten; toch benadert dit het menu ge woonlijk vrij goed, omdat deze vogels meestal weinig andere soorten voedsel op nemen. Het waarnemen der vogels in de natuur levert eveneens slechte vrjj zelden betrouw bare resultaten. By de meeste vogels zal men niet zeer vaak in de gelegenheid zijn ze Ongestoord met hun werkzaamheden voor het voedaelopnemen bezig te zien en zelfs dan is men meestal ndet in staat iets om trent den aard van het voedsel te weten te komen; of een duif in een graanveld zich voedt met korrels uit de aren, of met on kruidzaden of wel met zaden, die, reeds op den grond gevallen, een volgend jaar als op slag tusschen andere gewassen eveneens tot de onkruiden moet worden gerekend, en of een mees bloedluizen of nuttige insecten uit de schors van een vruchtboom klopt, we weten het meestal niet Dit heeft dan ook tengevolge gehad, dat er ten opzichte van nut en schade de meest uiteenloopende mee ningen verkondigd worden. In dit verband wijs ik op een mededeeling van de G. O. C. „Hirundo", in verschillende Goudsche bla den kort geleden verschenen, waarin nog eens tenovervloede gewezen werd hoe nut tig de uilen zich maken door het versfin- den van de uiterst schadelijke veldmuizen, en dat dus die uilen geheel ten onrechte door vele boeren vervolgd worden, waar die zelfde boeren een nestgelegenheid zullen maken voor den ooievaar, die heelemaal niet zoo nuttig is, integendeel zich schuldig maakt, behalve aan de bekende kikkerhap- pery ook kikkers zijn zeer nuttige die ren als insectenverelinders -aan diefstal van jonge vogels en eieren. Bescherm dus vooral den ooievaar! Toch diene men voorzichtig te zijn, mee ningen, die in de practyk langen tijd ge golden hebben zonder nader onderzoek over boord te werden. Een tyjflsch voorbeeld van een dergelijke'voorbarigheid kan men vin den in de brochure „Vogelcultuur" (1917) van G. Wolda, waarin de schrijver de leeke- bemerking over een ooievaar, die patrijzen- eieren zoekt, voor een van de malste dingen verklaart, terwyl hij in een gelijksoortig geschriftje, van 1922 zonder meer consta teert, dat de vele in dat jaar van landbou wers vernomen klachten over het feit, dat ooievaars eieren en jonge vogels zouden hebben verslonden niet onwaarschijnlijk ge acht, en wel in verband met voedselgebrek gebracht zal moeten worden. Verdere com mentaar is hierbij wel overbodig. Tot der gelijke dingen komt men als men de relati viteit van nut en schade over het hoofd ziet, ook al is men regeerings-ornitholoog! Wat tenslotte de voederproeven aangaat, deze zullen dikwyls slechts kunnen leeren, wat een vogel al zoo eten kan en waarmede hij in het leven kan worden gehouden. De proeven zullen uiteraard met kooivogels ge nomen moeten worden, waardoor de om standigheden van proefneming al heel sterk af zullen wijken van de in de natuur voot- handene; we zullen immers niet in staat zijn de verschillende voedselsoorten in een der gelijke ruime mate en afwisseling te bieden, zooals dit in zijn eigenlijk element ge schiedt, zoodat we dus maar zelden uit ons experiment zullen kunnen beslissen wat een vogel nu het liefst eet en wat hy onder nor male omstandigheden werkelijk zal eten. Daarenboven zal een dergelijke methode alleen toepassing kunnen vinden op die vo gels, die inëfle kooi gedurende langeren tijd in leven kunnen blijven wat nu, helaas, met tal van soorten niet geval Is. Al zal nu gebleken *ün, dat ieder der beschreven methoden afzonderlijk weinig vaststaande gegevens omtrent betrekkelijk nut en schade zal kunnen opleveren, dan willen de drie methoden gezamenlijk, stel selmatig uitgewerkt, en op groote schaal toegepast eenige belangrijke hulpmiddelen vertegenwoordigen bij het pogen een of an der greneaantal vast te stellen. Kent men het procentisch nut en sohsde, dan weet men daarmede nog geensains het grensaantal zelf. Men begrjjpe goed, dat dit laatste in de practijk niet een enkel cijfer, maar een grootheid is, schommelend tusschen bepaal de grenzen, doordat bijv. voor ieder jaar getijde niet een afzonderlijk grensaantal vastgesteld kan worden. Hoe nu na deze onderzoekingen de bepaling van het grens aantal volgt, zal ik door een voorbeeld uit onze eigen omgeving duidelijk trachten te maken. De aalscholver, een vogel, die hoewel over het geheel land genomen vrjj zeldzaam is, heeft de gewoonte in kolonies te broeden en zich ook elders vaak in troepen, op te hou den. Zoo bevindt er zich «en dergelijke ko lonie in de eendenkooi „Lekzicht" te Lek- kerkerk en sinds 1928 een andere in de kooi „Lust tot kooien" te Berkenwoude, terwijl op de Reeuwjjksche Plassen men herhaal delijk troepen van deze glimmend zwarte vogels zich kan zden zonnen, zittend op pa len en lage eilandjes, die dan door de over vloedige uitwerpselen geheel witgekalkt lij ken. Wanneer nu zoo'n kolonie slechts een geringen omvang heeft en in de nabyheld voldoende vischwater aanwezig is de schollevaar toch is een uitsluitend viseh- eter, wat men in een kdlonie aan den heer- schenden stank en de overal verspreid lig gende visschen maar al te goed kan bemer ken zullen deze vogels den vischstand slecht» een geringe dunning doen onder gaan. En waar nu, dank zij de sterke ver menigvuldiging der m^ste vischsoorten, er in korten tijd veel te ve»i visch het water zou bevolken, zou voedselgebrek de oorzaak worden van een groote sterfte, indien geen andere factoren konden ingrijpen. Een „<ie- cimeering" van het vischnantal zal dan niet anders dan voor de visscherij voordeelig kunnen zijn. Zijn er daarentegen zooveel aalscholvers, dat het grensaantal in sterke mate overschreden wordt, dan zal door de verscherpte struggle for life, die ze voe ren gaan, het water doodgevischt worden en de vogels zullen zich terecht den haat der visschers op den hals halen. Kan men dus in een streek, waar een aalscholverskolonie zich gevestigd heeft, of in korten tijd in sterke mate is toegenomen, conBtgteeren, dat de vischstand aan een sterke vermin dering onderhevig is, dafft zal men zooveel van die vogels hebben te verdrijven, of in die geen ander middel baat, zelfs hebben te dooden tot dit nadeel is opgeheven; men zal echter niet verder mogen gaan, omdat men anders aan de functie van regelaars der vischhoeveelheid ten opzichte van het voed sel te na zou komen. De vermindering van het aantal vogels in een streek is gewoon lijk gemakkelijker dan de vermeerdering door menschelijke maatregelen. Want on danks het groote overwicht, dat de mensch op het dier bezit, is hij gewoonlijk slechte op afbrekende wijze in staat in te grijpen in het biologisch evenwicht, het evenwicht, dat er in de natuur bestaat tuaschen het orga nisme en zijn levensomstandigheden. Niet alleen zullen door beschermlngs-maatrege- len er geen soorten komen, die er nog niet waren, maar ook by de meestkrachtige bescherming zullen de aanwezige soorten slechte een zeer geringe individuenvermeer- dering ondergaan. In de meeete gevallen zal dan ook moeten worden overgegaan tot het invoeren van vogels in streken waar het aantal verre beneden het grensaantal bleef, uit strekeA. waar het overech reden was. Practisch ia dit reed» met uitstekend succes toegepast J. H. Jurriaanse vermeld in zijn brochure „Vogelverdelging" het vol gende: In de eerste jaren van de kolonisAfe van Nieuw-Zeeland leefden er een soort rupsen in de vlakten, die aangelokt door het ingevoerde Engelsche gras en graan, zich wierpen op de nieuwe cultures en den nog jeugdigen landbouw met een algeheele ondergang bedreigde. Na tallooze vruchte loos pogingen ging men er toe over uit Europa insecten-etende vogels te Impor teeren en wel die soort, die zich het best in het nieuwe land kon bewegen, dit bleek te zijnonze musch. En de musch maakte spoedig korte wetten met de rups. Derge lijke maatregelen, tot nu toe slechte een enkele maal en als toevallig toegepast, tul len in de toekomst tot een stelsel dienen te worden uitgebouwd. 1 In beginsel zullen alle vogels beschermd moeten worden. Het dooden van vogels of uithalen van hun nesten zal in hei alge meen, behalve voor wetenschappelijke doel einden, slechte toegestaan kunnen worden na een daartoe strekkend advies van een op- te-richten landbouwkundig-ornithologisch onderzoekingsstation. De vraag of het scheppen van een derge lijke organisatie rendabel genoemd kan worden, Is te beantwoorden met een mede deeling van F. C. Covllle, botanicus van het Agricultural Department te Washington, die van meening ia, dat door het vernietigen van onkruidzaden door vogels gerust mag worden aangenomen, dat de opbrengst der cultuurgewassen met 1 wordt vermeer derd, welk percentage in 1898 voor de Ver- eenlgde Staten een waarde van 42.500.900 vertegenwoordigde. Al moet worden toege geven, dat deze cijfers slechte ramingen zijn, twijfelloos staat nochtans vast, dat het op peil houden van het grensaantal een vi taal belang voor den landbouw en daarmede een eerste voorwaarde voor den maatschap- pelijken vooruitgang zal blijken te zijn. CHR. P. G. J. SMIT, G. O. C. cand. 1. i. Gouda, 14 October 1924. TWEEDE KAMER. Wijziging Arbeidswet. Crediet aan de „HnndelsKamer". Militaire rechtspraak. Verlofsofficieren-opleiding. De nieuwe Tarief wet. De Kamer is aan de nieuwe Tariefwet be gonnen, die haar zeker een paar weken zal ophouden. In volgende overzichten zal er dan ook gelegenheid te over zijn om aan dit stuk protectie, dat men vóór da kiezers kunnen «preken, wil binnen halen, aandacht te wijdem Voorshands zij hier slechte aan- geteekend\ dat dit ontwerp-Colijn-Aalberse geen stem kan de Linkerzijde zal verkrijgen en dat dtJchristelyk-hiatorischen, die som* met dear vryhandel coquetteeren, ook dit- ma a L voor de noodrge stemmen zullen zor- gery om dit protectionistische tarief in het Staatsblad te doen belanden. Tot dusver is by na uitsluitend de oppositie aan het woord ge Feest Voor den Vrijheidsbond heeft rar. va 1 Gijn een uitnemend gedocumenteerde re evoering gehouden, waarna de leider, mr Dresselhuys, in een pittige rede het ver derfelijke karakter van dezen stap op het pad der protectie aantoonde, vooral voor land- en tuinbouw, doch niet minder uit een algemeen landsbelang. Van de andere linker groepen hebben de heeren Oud, Vliegen, Hiematra, van Rave- steijn, de Boer en Ebals op krachtige wijze de nieuwe Tariefwet afgowezen. De eenige verdediger, die tot dusver aan het woord ia geweest, was de christelijk-hiitorische heer Lovink, die nogal eens voor vrijhaiulelaar werd aangezien. Enthousiast was hij niet, maar zjjn speech kwam toch hierop neer, dat als minister Col ij n nog maar eene aai* toonde dat hij het geld noodig had (hetgeen den Minister niet moeilijk zal vallen, even min als het hem deettjds moeilijk viel om te betoogen, dat er geld genoeg waa voor de Vlootwet) de heer Lovink zijn stem aan de wet-Colijn zal geven. En wie de houding van de heeren Snoeck Henkomans en Weitkamp heeft gadegeslagen, twijfelt er geen 00gen- bi ik meer aan: de partij van de Geer ztemt voor de protoctiewet van Colijn-Aalberae, waar moe aan ons vrij handelsstelsel een ge duchte knauw zal zijn toegebracht De Kamer heeft, vóór zij aan de Tarief wet begon, een aantal kleinere wetsontwer pen behandeld, waaronder er waren, die vrij belangrijk mogen heeten. In de eerste plaats een wijziging van de bekende Arbeidswet-Aal be ree, gevolg we derom van de mislukte illusie, dat het con- curreerende buitenland ons wel zou navol gen, als Nederland op het terrein van de inperking van den arbeidsdag te ver ging. Thans was gebleken (eigenlijk reeds veel vroeger), dat een 3-ploegenatolsel voor het vol-continubedrijf niet te handhaven was en dat het 4-ploegenatelsel dus definitief in de wet moest worden opgenomen. Zonder verzet 1b dit natuurlijk niet gegaan en hier vonden elkaar de socialisten en de anti revolutionairen en chriateHjk-hlstoripchen, welke laatste groepen van deze wetswijzi ging (volgens den Minister ten onrechte) vermeerdering van Zondagsarbeid vreesden. Een amendement-Snoeck Henkemans ora het 4-ploegenstelael niet definitief in de wet mbgelijk te maken, was dap ook bijna aangenomen; het werd mot één stem meer derheid (en dit nog door een vergissing) verworpen en bij de eindstemming waren de socialisten met de meeste aiUi-revolutional- ren en een paar christelijk^storiachen In de contramine, hetgeen te meer bevreemdt, daar ook de christelijke werkgoversvereeni- gingen op aanneming van het wetsontwerp hadden aangedrongen en bij afstemming automatisch de 4-ploegenregeling met een arbeidsweek van 42 uren ware ingegaan. Het tweede wetsontwerp, dat tot een ge animeerde discussie aanleiding heeft gege ven, had tot strekking om de coöperatieve vereeniging „De Handelskamer" op de been te houden. Deze instelling had in den na-oorlogstijd aan duurtebestrijding ge daan, groote verliezen geleden en de Staat, die garanties had verleend, stond nu voor de vraag, óf de „Handelskaraer" met nieuw geld (ongeveer 6% ton) in stand te houden, in de hoop zoodoende later zijn geld terug te krijgen, óf de „Handelskamer" te laten liquldeerzn. Minister Colljn had zich laten overreden het eerste voor te stellen en het overgroote deel der Kamer heeft het wets ontwerp goedgekeurd. De Vrijheid.sbondere waren van oordeel, dat genoeg leergeld was betaald en wenschten niet mee te doen aan het gooien van nóg meer goed geld naar kwaad geld; slechte twee katholieken heb ben met de liberalen mee tegengestemd. De toekomst zal leeren wat er van deze nieu we tonnen gouds zal terechtkomen. Öe Kamer heeft vervolgens, nagenoeg zonder verzet, twee ontwerpen goedgekeurd tot vereenvoudiging en moderniseering van onze militaire rechtspleging. Het werd tijd dat deze muffe rechtspraak eena afgestoft werd en de vraag rest nu nog slechte, of de geheel e afzonderlijke militaire recht spraak in tijd van vrede nog wel recht van bestaan heeft. Een motie om zich hiertegen uit te spreken, zai later worden behandeld Impressies van een Gouwenaar uit Spanje. Spaanache illusies. Een lange reis. Zuid-Frankrijk. Eerste kennismaking met Spanje. „Het vertrek voor de reis naar Barcelona is bepaald op Donderdag a.s. 21.15 van het station Orsay. We rekenen stellig op je kornet". Zoo luiden ongeveer de laatste woorden van den brief dien ik uit Parijs van m"n oude zwemclub ontving. Barcelona Spanje, m'n gedachten gingen als vanzelf naar St. Nicolaas, Don Quichotte, naar dan seressen, castagnetten, sinaasappels, naar guitaar-serenades door zonverbrande jonge mannen in nauwsluitende jasjes en breede kleurige gordels gebracht aan zwaitgelokte meisjes achter tralievensters, naar water dragers en muilezels, naar caballeros met breedgerande sombrero's, Carmen-achtige sigarettenmeisjes, kleine nauwe straatjes met oude huizen en balconnetjes, naar Pri mo da Rivera, die een kennis van me Pri- mulaveris noemt, naar poëzie van oude kerken en paleizen, naar zonnegloed, Spaan- sche wijn en nog zooveel andere dingen die w(j, koele Noorderlingen, met het woord Spanje associeeren. Ik vertel U later wel in hoeverre deze illusies bewaarheid zy'n ge worden, ga de verschillende voorbereidingen voorbij en introduceer U in twee spoortrein compartimenten van de lyn ParijsMidi, waar m'n Fransche kameraden zich geïn stalleerd hadden om de lange reis naar Bar celona te aanvaarden. Die installatie was werkelijk vakkundig geschied. De banken waren naar voren getrokken, de koffers, be dekt met jassen en bad peignoirs'stonden in het midden, een groot touw dwars door de coupé diende als kapstok voor onze kleeren en aldus, getooid in reistoilet, d.w.z. zoo comfortabel mogelijk, verlieten we met z'n twaalven het „Gare d'Orsay", het mooiste station van Parys, vanwaar de treinen elec- trisch gedreven onderjjfrondaoh gaan tot het „Gare d'Austerlitz", om daar aan de reus achtige locomotief gehaakt te worden, die met een snelheid van 90 K.M. per uur de reizigers naar de Midi, het zuiden van Frankrijk brengt. Om 10 uur werd de coupédeur dichtgebonden, het licht uit, /bonne nuit", gestommel en geschuifel, ge kraak van de „menschen in het net" toen gingen we slapen of bootsten het bedriege- lyk na. Ik bespaar U de details van de nachte lijke reis, alle aanvallen van ongewenschte medereizigers werden afgeslagen, wat soms nogal eens moeilijkheden opleverde, omdat menigeen 't met ons devies: „Wees welkom, maar in een andere coupé" niet eens was. Maardoor allerlei trucs als wapperende beenen en snorkende geluiden, bleven we met z'n zessen en sliepen naar omstandig heden heel goed. Toen de ochtend kwam en tot een alge- meene reveille besloten werd, wArefi we al in Auvergne, een 500 K.M. van P<$ys hf en kreeg ik gelegenheid om te constateeren dat het landschap niet bijster toïI moois te zien bood. Limoges, Montaubantoen kwam Toulouse, precies om kwart over ne gen, dus 717 K.M. in 12 uur. Na Toulouse begint de reis interessant te worden. De spoorlijn buigt zich dan plotseling naar het Oosten en het duurde niet lang of de in de zon glinsterend-witte toppen van die reus achtige bergketen der Pyreneeën vertoon den zich aan ons oog. Het landschap der Midi is, hoewel niet zoo buitengewoon mooi, dan toch karakteristiek in hooge mate. Tegen de heuvels liggende dorpen met witte, kleine huisjes, omgeven door roodbruin gekleurd wijngaarden, en wat me wel het meeste opviel, was dat alle kerk torens voorzien waren van versterkingen, iets wat nog uit heel vroeger schijnt te zijn overgebleven, toen de menschen daar zóó met elkaar vochten, dat ze zich, in het nauw gedreven, vanuit hun kerk ook nog konden verdedigen. We stoppen in Castelnaudary, een plaateje dat in 1914 een zekere vermaard heid kreeg omdat de Fransche Regeering toen de aanmaak van geld uit Parijs daar heen bracht. Gedurende twee maanden werd daar met koortsachtige haast gewerkt om steeds maar weer het land van geldspecie en bankbiljetten te voorzien en nog op het oogenblik geven liefhebbers tot tienmaal de waarde voor zoo'n geldstuk of biljet, dat met een C gemerkt is. Langs zonovergoten heuvels met wijngaarden komen we dan in Carcassonne, waar de groote oude vesting met haar tientallen versterkte torens ver boven de stad uitsteekt, om dan even later bij Narbonne weer naar het Zuiden te rij den. Het stukje Frankrijk tusschen dat plaatsje en de Spaansche grens is onverge telijk mooi. Het landschap wisselt geregeld af. Nu weer bergen, dan groote meren met kleine eilandjes waarop tusschen boomen verscholen huisjes staanaan den ande ren kant zoutpannen, uitgestrekte water vlakten, waarvan het water dat in een zeer dun laagje op den zandgrond staat, moet verdampen om het zout achter te laten en eindelyk aan de Middellandsche Zee, een blauwe onafzienbare vlakte waar je tus schen bergen en rotsachtige baaien telkens weer opkijkt Bij Perpignan wordt-de na tuur woester en de felle zonnestralen be ginnen hinderlijk warm te worden. We na deren langs kleine dorpjes de Pyreneeën, Port-Vendres waar een klein visschersha- ventje in een prachtige baai ons allemaal met stille bewondering vervult, Banyuls sur Mer, waar witte huisjes tuaschen palmboo- men verscholen tegen de rotsige kust zijn gebouwd» en dan Cerbère, de Fransche grens. 't Was een onvergetelijk gezicht toen we na verschillende tunnels gepasseerd te zijn I in het heldere zonlicht die blauwe Médite- rannée voor ons zagen, waarvan de golfjes tegen de hooge bergrotsen aanspoelden. De gesprekken verstomden, zooals altijd wan neer er iete werkelijk grootach te aanschou wen valt. De hooge bergen weerkaatsten in de zee en het vriendelijke stadje, dat weinig aan een Cerberus doet denken, hoog tegen de rotskust opgebouwd met haar blanke huizen, spiegelde terug in het blauwe stille water van een baai. Zoo iets kun je niet navertellen, dat voel je en daar zwijg je voor. Een lange tunnel. Toen waren we in Spanje. Aan het kleine, midden in een laag dal gelegen stationnetje Port-Bou moesten we uitstappen, niet alleen voor de noodige grensformaiiteiten, maar ook omdat in Spanje de breedte der spoorwegrails een andere is dan in Frankrijk. Een leger van geüniformeerde mannen deed bedrijvig. Douaneambtenaren, gendarmen, petten, mutsjes, steken en lakhoeden gat dadelijk al een vreemden indruk en om die „uniform ziekte", die een veel Spaanacher kwaal Is dan de Spaansche griep, hebben we heel wat opmerkingen gemaakt, 't Liep alles vlot van stapel en we konden vrij spoedig in den Spaanschen trein een paar leege coupé's vinden, die er netjee uit zagen, maar af grijselijk naar carbol stonken. Ik maalcté van de gelegenheid van „cambio" (geldwis- selen) gebruik om fluks 10 gulden in 27 pe setas om te zetten en zette toen m'n ooreii wijd open om Spaansch te h00ren, terwijl een paar tochtgenooten, di$ de lange reis door een Bpelietje „ballotte" wat wilden kor ten, dadelijk een geheime inspecteur van politie op hun dak kregen, want kaarten is in een Spaanschen trein streng verboden. Gauwer dan ik dacht waa ik al in gesprek met een paar Spanjaarden. „Alemang?" vroegen ze me. Ik keek te aan en haalde m'n schouder» op. „Vos êtes alemang?" herhaalden ze toen. "t Schoot mo ineens te binnen: alemang, sülemand, Duitscher". Ik knikte ontkennend en beweerde „Holanda". Een vragend gebaar over de nationaliteit van m'n clubgenooten volgde. Nee, dat wa ren „Francese". „Barcelona" vroegen ze toen weer. Ik knikte ja, deed een schoolslag- beweging en zei „natacio". Ja, dat begropen ze. En zoo converseerde ik een poos met twee wildvreemde snoeshanen, tot groot vermaak van mezelf en de anderen. Maar laat ik eerst uw geografische ken nis even op de proef stellen. Hoe ver ligt Barcelona van de Spaansche gtefts? Niet zoo heel ver niet waar? Tc Had gedacht een uurtje met den trein. Maar 't was een beetje mis. De afstand Port-BouBarcelo na, ongeveer 150 K.M., kosttevijf uur. De Spaansche traagheid begon zich dus al van de grens at te demonstreeren. Een trein die iedere tien minuten aan de onmo gelijkste stationnetje» «topt, en niet even, maar wel vjjf, zes minuten, en die rijdt met een slakkengang ondank» de geweldige lo comotief, dat kan alleen een Spaansche zyn. We stapten aan iedere halte uit, wandel den wat op en neer tot de trein zich in be weging zette en wachtten dan de volgende stopplaat» af om in de „cantine" wat te drinken of in de „sala de espera", de wachtkamer, een sigaret heelemaal op te rooken b(j wijze van bravourstuk. Maar toen de Pyreneeën uit het gezicht verdwenen waren en de avond viel, kropen we maar weer zoetjes bij elkaar, verbolgen op de Spaansche spoorwegen, moe en verreisd, vuil en onbehagelijk. Ongeveer negen uur 's avonds stapten we uit, juist een etmaal na|het vertrek uit Parijs. We waren in Bar celona. A. C. 8. t (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1924 | | pagina 3