Jeuk-
D. D. D0
Unutrl 1 ip H
oims
Prima Hollandsche Anthraciet
UK VOVÜSCIIE F It HIT II AN DDL
HANDELSDRUKWERK
gÓUDSCHE COURANT - ZATERDAG 18 OCT. 1924. - TWEEDE BLAD
Th. J. N O B E L
Betaalt ?n.Seker,de prijzen voor Lompen, Metalen, Oud Papier enz.
In- en verkoop van alle soorten flesschen. 2575 30
QOEDKOOPE BRANDSTOF.
Kantoor Oosthaven 24. JOH. DESSING Co.
ftynemelksloot 134"- Pakhuis Turfsinfel 25 (b.d. Veerpènt)
A. BRINKMAN ZOON - Markt 31 - GOUDA.
Nerveuzen en Zenuwzieken,
BOUWMANSWONING
Wei- en Tuinland,
G. J. GRENDEL, Gouwe 2.
Anton Coops
RECHTZAKEN
Uit ons Parlement.
Ou» P*D*en voor Dameskleedlng.
Moderne Wintermantels 7,
5!' lf> 9» IX» 1271
Elegante Wintermantel» £"„v^?ïï;
V 97. ,2» Xm
NieuWste PeUerinemantels '!l[
1W 171° 19.» 221»
Modern*
Paletot
Nieuwste
Pellehnemantel
prlau bollen RetintMofUi
tinitn marine.
»7«VUU|||
ROTTERDAM
DAMESZAAK
HOOGSTRAAT
HEEK ENZ AAK
HOOGSTRAAT
HOEK VIADUCT
MAAC UTRECHT LEIOEN GRONINGEN LEEUWARDEN SNEEK
2788
405
Tuinstraat 73 - QOUDA
TEL. INT. Ut.
Wij leveren thans speciaal voor kleine vulkachels:
alm. IO/SO act I par H L
NEEMT EENS PROEF EN U ZULT TEVREDEN ZI|N.
Bestellingen worden ook aangenomen: rifc te
LANGE TIENDEWEG 27 - Tpl nnnn*
TELEF 313
GOUDA.
BLAUWE DRUIVEN
PERZIKEN
MELOENEN
PRUIMEN
BANANEN
beert In toaraad:
SINAASAPPELEN
995 30
CITROENEN
TAFELPEREN
TA FELAPPELEN
TOMATEN.
BLIKGROENTEN (merk Sleutelt) tegea scherp coneurreereade pr||x(t.
ALS FACTUREN, KWITANTIES, WISSELS,
BRIEFPAPIER, BRIEFKAARTEN, ENVE
LOPPEN, PRIJSCOURANTEN, CATALOGI,
ORDERBOEKEN, ENZ. KORTOM ALLE
DRUKWERKEN VOOR DEN HANDML,
EJI VOOR VEREENIGINGEN WORDEN
VLUG, ACCURAAT EN TOT BIL
LIJKE PRIJZEN DOOR ONS GELEVERD
MEN VRAGE AAN ONS BUREAU:
die lijden aan prikkelbaarheid en wllwwakte, gebrek aan energie, neerslachtigheid,
levensmoeheid, slapeloosheid, hoofdpijn, angst- en dwangtoeafcanden, hypochondrie
nerveuae hart- en maagaandoeningen vragen de uitvoerige gratis brochure van
Dr. WEISE, over zenuwziekten. Dr. GEBHARD A Co., Bezuidenfcout 78B, Den Haag.
NOTARISSEN
J. v. KRANENBURG te Geude
en
J. P. MAHLSTEOE ts Bergambacht,
zullen op DONDERDAGEN 30 OOCTOBER
1924 bij inzet en 6 NOVEMBER d.a.v. bij
afslag en combinatie, telkens des morgens
elf uur, in hotel DE ZALM a. d. Markt te
GOUDA, publiek verkoopeo:
A. De goed onderhouden
genaamd „Vrodebest" met aanhoorigheden
en diverse perceeJen uitmuntend
WEILAND
in den Willens te Gouda, onmiddellijk gren
zend aan de bebouwde kom der gemeente,
vormende uiterst geschikt BOUWTERREIN
en groot ruim TIEN HEKTAREN. Vrij
van huur te aanvaarden, de landerijen ter
stond en de woning 1 Mei a.s.
B. Eenige perceel en best
gelegen als voren en groOi byna TIEN
HEKTAREN.
Grootendeels vrij van ^uur en terstond
te aanvaarden. Een en ander in perceelen,
combinaties en massa's. 2747 46
Alle werkdagen te bezichtigen, behalve
Zaterdags. Betaaldag 2 Januari 1925. Bree
der bij veilingsnotities met kaart, tijdig
gratis verkrijgbaar ten kantore der notaris
sen, die tevens verdere inlichtingen geven.
INRICHTEN, BIJWERKEN EN BIJ
HOUDEN VAN ADMINISTRATIES.
BEZORGING VAN ASSURANTIES.
DROOIST WIJDSTRAAT 31.
9789 10
ANIJSSUIKER
SLEMPSUIKER
AN1JST ABLETTEN
EENGLAS
is heerlijk van smaak,
verwekt eetlust,
versterkend,
koort9werend
en goedkooper dan
iet* anders.
In slle goede zaken
I verkrijgbaar. I
PURMERE
it
Behandeling van rechtzaken, opmaken van acten en contracten. Advies des-
verlangd schriftelijk na ontvangst van postwissel 1.20 Bureau „ZEKERHEID",
Rotterdam, Bergweg 263, Telefoon Interc. 8972.
Vertrouwd adres. Sinds 1901 gevestigd.
0» jeuk verdwijn! als bil tooverslag bij de aanraking van
hst geneesmiddel D.D.D* een klemdoodende vloeistof,
dk door de huid dring! en de ontsteking-verwekkende
bacteriën doodt Dal b het heele geheim van zijn
•Menskracht Een paar druppels zijn I voldoends om
jj» hevigs^jsjjA onmiddellijk te doen bedaren en dal
korsten op
ringworm, baardworm, dauwworm,
|ordelPooe,peorêaAs itn andere huid-
Dm Ma»
Hoofdagent B. M*
psbfetde bracbaM
Igbaar. Pi* I OJt an I 2.50 perïleich "W alls
"4 heden nog een proefflesch.
rttge D.O.D.-Zeep I I,—j
1 I lil N D.D.D.-Huldcrsam
k I L50 per pot
D( BatMkanb van da Vogalt
voor dan Landbouw.
li.
Economische Vogelbescherming.
„We are of more value than many
aparrows".
Prof. J. Arthur Thomson.
In -mijn vorige artikel heb ik er op ge
wezen, dat de vaststelling van de theoreti
sche waarde van het greasaantal,/d. w. z.
van dat aantal yan een bepaalde vogelsoort,
dat bij een bepaalde kuituur, op een bepaal
den tijd en in een bepaalde streek/agrarisch-
economisch noodzakelijk zou zijn, vrij een
voudig is; anders echter is het gesteld met
de practische bepaling van de grootte van
dit aantal in een concreet geval. En juikt
hier komt het op aan, want al zullen theo
retische beschouwingen van groote be-
teekenis kunnen zijn, een reeeie
waarde ontleenen zy toch slechts aan
hun gevolgen voor de practjjk der pro
ductie. Daarom zal een vogelbeschernung in
onzen tijd slechts gerechtvaardigd zjjn, in
dien ze gegrond is op inzichten met be
trekking tot nut en schade, ook al zal dan
Binke Tolman een dergelijke overtuiging
qualificeeren in zijn brochure „Internatio
nale Vogelbescherming" als die van „dweep
zieke nut-en-schk-maniakken, die zich laten
opzweep°n door de uitkomsten eener ave-
rechtsche, kortzichtige landbouwweten
schap." Ondanks dergelijke nietszeggende
uitlatingen blijven wij van meening, dat de
met zooveel economische inspanning en
moeite verkregen en de met zooveel kracht
beschermde kuituurvruchten niet opgeof
ferd mogen worden aan welke schadelijke
diersoorten ook. In de beperking van deze
laatsten schuilt meer ethiek dan in het aan
hun vraatzucht prijsgeven van voedsel, dat
aan arme hongerende menschenkinderen
onttrokken wordt. Kort maar kernachtig is
dit samengevat in het bovenaangehaalde ci
taat: „We are of more value than many
sparrows." u
Het vraagstuk van de vaststelling van het
grensaantal is reeds, zij het in een eenig-
zins minder ontwikkelde en dus minder vol
ledige vorm, door de geleerden onder oogen
gezien, hoewel nog ontbreekt een stelsel
matige uitwerking der onderzoekingsmetho
den in het licht der nieuwere toegepaste bio
logie. In hoofdzaak kent men thans 3 ver
schillende rrtethoden, aan welke ieder af
zonderlijk eigenaardige moeilijkheden ver
bonden zy'n. In de eerste plaats wordt dan
reeds op ruime schaal toegepast het krop
en maagonderzoek en de studie der z.g. bal
len of proppen; wat deze laatsten betreft,
z? worden gevormd, doordat sommige vo
gels, o.a. de meeste dagroofvogels en uilen
de gewoonte hebben de onverteerbare ge
deelten van hun prooi samen te doen bal
len en, door speeksel glad gemaakt, uit te
'9 braken, zoodat in de nabijheid van horsten
en nestplaatsen deze ballen in groote hoe
veelheden verspreid liggen. De methode be
staat hierin, dat onderzocht wordt van wel
ke planten of dieren de zich in krop en
maag der vogels bevindende voedseldeelen
afkomstig zy'n; nu is dit alleen mogelijk
direct na den dood, daar anders de inhoud
reeds zoo sterk verteerd is, dat er van een
eenigszins juiste vaststelling geen sprake
- meer is, tenzij dat de inhoud direct ge
fixeerd wordt, dus de spijsverteerende voch
ten en de aanwezige bacteriën werkeloos
gemaakt worden, en dan zal het nog dik
wijls byna ondoenlijk zy'n uiterst kleine
deeltjes en fragmenten tot den aard van het
voedsel en daarmede tot het meerdere nut
of de schade van den onderzochten vogel te
kunnen besluiten. Ook zelfs by 'n volkomen
bekende samenstelling der maag of krop-
inhoud is nog het procentisch nut of ae
schade niet direct vast te stellen. Het is
toch zeer wel denkbaar, dat een vogel in
wiens maag uitsluitend onkruidzaden ge
vonden worden, slechte enkele hiervan kan
verteeren en de rest onaangetast in de uit
werpselen terecht komt en aldus medewerkt
juist tot een bevordering en verspreiding
der onkruidgroei; zeer veel wordt ook door
verschillende vogels vernield, waarvan in
krop en maag geen spoor te vinden zal zijn.
Het proppen-onderzoeit maakt one alleen
bekend met die voedsel soorten, die onver
teerbare gedeelten als veeren, haren, been
deren, dekschilden en andere chitine-deelen
bezitten; toch benadert dit het menu ge
woonlijk vrij goed, omdat deze vogels
meestal weinig andere soorten voedsel op
nemen.
Het waarnemen der vogels in de natuur
levert eveneens slechte vrjj zelden betrouw
bare resultaten. By de meeste vogels zal
men niet zeer vaak in de gelegenheid zijn
ze Ongestoord met hun werkzaamheden voor
het voedaelopnemen bezig te zien en zelfs
dan is men meestal ndet in staat iets om
trent den aard van het voedsel te weten te
komen; of een duif in een graanveld zich
voedt met korrels uit de aren, of met on
kruidzaden of wel met zaden, die, reeds op
den grond gevallen, een volgend jaar als op
slag tusschen andere gewassen eveneens tot
de onkruiden moet worden gerekend, en of
een mees bloedluizen of nuttige insecten uit
de schors van een vruchtboom klopt, we
weten het meestal niet Dit heeft dan ook
tengevolge gehad, dat er ten opzichte van
nut en schade de meest uiteenloopende mee
ningen verkondigd worden. In dit verband
wijs ik op een mededeeling van de G. O. C.
„Hirundo", in verschillende Goudsche bla
den kort geleden verschenen, waarin nog
eens tenovervloede gewezen werd hoe nut
tig de uilen zich maken door het versfin-
den van de uiterst schadelijke veldmuizen,
en dat dus die uilen geheel ten onrechte
door vele boeren vervolgd worden, waar die
zelfde boeren een nestgelegenheid zullen
maken voor den ooievaar, die heelemaal
niet zoo nuttig is, integendeel zich schuldig
maakt, behalve aan de bekende kikkerhap-
pery ook kikkers zijn zeer nuttige die
ren als insectenverelinders -aan diefstal
van jonge vogels en eieren. Bescherm dus
vooral den ooievaar!
Toch diene men voorzichtig te zijn, mee
ningen, die in de practyk langen tijd ge
golden hebben zonder nader onderzoek over
boord te werden. Een tyjflsch voorbeeld van
een dergelijke'voorbarigheid kan men vin
den in de brochure „Vogelcultuur" (1917)
van G. Wolda, waarin de schrijver de leeke-
bemerking over een ooievaar, die patrijzen-
eieren zoekt, voor een van de malste dingen
verklaart, terwyl hij in een gelijksoortig
geschriftje, van 1922 zonder meer consta
teert, dat de vele in dat jaar van landbou
wers vernomen klachten over het feit, dat
ooievaars eieren en jonge vogels zouden
hebben verslonden niet onwaarschijnlijk ge
acht, en wel in verband met voedselgebrek
gebracht zal moeten worden. Verdere com
mentaar is hierbij wel overbodig. Tot der
gelijke dingen komt men als men de relati
viteit van nut en schade over het hoofd
ziet, ook al is men regeerings-ornitholoog!
Wat tenslotte de voederproeven aangaat,
deze zullen dikwyls slechts kunnen leeren,
wat een vogel al zoo eten kan en waarmede
hij in het leven kan worden gehouden. De
proeven zullen uiteraard met kooivogels ge
nomen moeten worden, waardoor de om
standigheden van proefneming al heel sterk
af zullen wijken van de in de natuur voot-
handene; we zullen immers niet in staat zijn
de verschillende voedselsoorten in een der
gelijke ruime mate en afwisseling te bieden,
zooals dit in zijn eigenlijk element ge
schiedt, zoodat we dus maar zelden uit ons
experiment zullen kunnen beslissen wat een
vogel nu het liefst eet en wat hy onder nor
male omstandigheden werkelijk zal eten.
Daarenboven zal een dergelijke methode
alleen toepassing kunnen vinden op die vo
gels, die inëfle kooi gedurende langeren tijd
in leven kunnen blijven wat nu, helaas, met
tal van soorten niet geval Is.
Al zal nu gebleken *ün, dat ieder der
beschreven methoden afzonderlijk weinig
vaststaande gegevens omtrent betrekkelijk
nut en schade zal kunnen opleveren, dan
willen de drie methoden gezamenlijk, stel
selmatig uitgewerkt, en op groote schaal
toegepast eenige belangrijke hulpmiddelen
vertegenwoordigen bij het pogen een of an
der greneaantal vast te stellen. Kent men
het procentisch nut en sohsde, dan weet men
daarmede nog geensains het grensaantal
zelf. Men begrjjpe goed, dat dit laatste in
de practijk niet een enkel cijfer, maar een
grootheid is, schommelend tusschen bepaal
de grenzen, doordat bijv. voor ieder jaar
getijde niet een afzonderlijk grensaantal
vastgesteld kan worden. Hoe nu na deze
onderzoekingen de bepaling van het grens
aantal volgt, zal ik door een voorbeeld uit
onze eigen omgeving duidelijk trachten te
maken.
De aalscholver, een vogel, die hoewel over
het geheel land genomen vrjj zeldzaam is,
heeft de gewoonte in kolonies te broeden en
zich ook elders vaak in troepen, op te hou
den. Zoo bevindt er zich «en dergelijke ko
lonie in de eendenkooi „Lekzicht" te Lek-
kerkerk en sinds 1928 een andere in de kooi
„Lust tot kooien" te Berkenwoude, terwijl
op de Reeuwjjksche Plassen men herhaal
delijk troepen van deze glimmend zwarte
vogels zich kan zden zonnen, zittend op pa
len en lage eilandjes, die dan door de over
vloedige uitwerpselen geheel witgekalkt lij
ken. Wanneer nu zoo'n kolonie slechts een
geringen omvang heeft en in de nabyheld
voldoende vischwater aanwezig is de
schollevaar toch is een uitsluitend viseh-
eter, wat men in een kdlonie aan den heer-
schenden stank en de overal verspreid lig
gende visschen maar al te goed kan bemer
ken zullen deze vogels den vischstand
slecht» een geringe dunning doen onder
gaan. En waar nu, dank zij de sterke ver
menigvuldiging der m^ste vischsoorten, er
in korten tijd veel te ve»i visch het water
zou bevolken, zou voedselgebrek de oorzaak
worden van een groote sterfte, indien geen
andere factoren konden ingrijpen. Een „<ie-
cimeering" van het vischnantal zal dan niet
anders dan voor de visscherij voordeelig
kunnen zijn. Zijn er daarentegen zooveel
aalscholvers, dat het grensaantal in sterke
mate overschreden wordt, dan zal door de
verscherpte struggle for life, die ze voe
ren gaan, het water doodgevischt worden en
de vogels zullen zich terecht den haat der
visschers op den hals halen. Kan men dus
in een streek, waar een aalscholverskolonie
zich gevestigd heeft, of in korten tijd in
sterke mate is toegenomen, conBtgteeren,
dat de vischstand aan een sterke vermin
dering onderhevig is, dafft zal men zooveel
van die vogels hebben te verdrijven, of in
die geen ander middel baat, zelfs hebben te
dooden tot dit nadeel is opgeheven; men zal
echter niet verder mogen gaan, omdat men
anders aan de functie van regelaars der
vischhoeveelheid ten opzichte van het voed
sel te na zou komen. De vermindering van
het aantal vogels in een streek is gewoon
lijk gemakkelijker dan de vermeerdering
door menschelijke maatregelen. Want on
danks het groote overwicht, dat de mensch
op het dier bezit, is hij gewoonlijk slechte
op afbrekende wijze in staat in te grijpen in
het biologisch evenwicht, het evenwicht, dat
er in de natuur bestaat tuaschen het orga
nisme en zijn levensomstandigheden. Niet
alleen zullen door beschermlngs-maatrege-
len er geen soorten komen, die er nog niet
waren, maar ook by de meestkrachtige
bescherming zullen de aanwezige soorten
slechte een zeer geringe individuenvermeer-
dering ondergaan. In de meeete gevallen
zal dan ook moeten worden overgegaan
tot het invoeren van vogels in streken waar
het aantal verre beneden het grensaantal
bleef, uit strekeA. waar het overech reden
was.
Practisch ia dit reed» met uitstekend
succes toegepast J. H. Jurriaanse vermeld
in zijn brochure „Vogelverdelging" het vol
gende: In de eerste jaren van de kolonisAfe
van Nieuw-Zeeland leefden er een soort
rupsen in de vlakten, die aangelokt door
het ingevoerde Engelsche gras en graan,
zich wierpen op de nieuwe cultures en den
nog jeugdigen landbouw met een algeheele
ondergang bedreigde. Na tallooze vruchte
loos pogingen ging men er toe over uit
Europa insecten-etende vogels te Impor
teeren en wel die soort, die zich het best in
het nieuwe land kon bewegen, dit bleek te
zijnonze musch. En de musch maakte
spoedig korte wetten met de rups. Derge
lijke maatregelen, tot nu toe slechte een
enkele maal en als toevallig toegepast, tul
len in de toekomst tot een stelsel dienen te
worden uitgebouwd. 1
In beginsel zullen alle vogels beschermd
moeten worden. Het dooden van vogels of
uithalen van hun nesten zal in hei alge
meen, behalve voor wetenschappelijke doel
einden, slechte toegestaan kunnen worden
na een daartoe strekkend advies van een op-
te-richten landbouwkundig-ornithologisch
onderzoekingsstation.
De vraag of het scheppen van een derge
lijke organisatie rendabel genoemd kan
worden, Is te beantwoorden met een mede
deeling van F. C. Covllle, botanicus van het
Agricultural Department te Washington,
die van meening ia, dat door het vernietigen
van onkruidzaden door vogels gerust mag
worden aangenomen, dat de opbrengst der
cultuurgewassen met 1 wordt vermeer
derd, welk percentage in 1898 voor de Ver-
eenlgde Staten een waarde van 42.500.900
vertegenwoordigde. Al moet worden toege
geven, dat deze cijfers slechte ramingen
zijn, twijfelloos staat nochtans vast, dat het
op peil houden van het grensaantal een vi
taal belang voor den landbouw en daarmede
een eerste voorwaarde voor den maatschap-
pelijken vooruitgang zal blijken te zijn.
CHR. P. G. J. SMIT, G. O. C.
cand. 1. i.
Gouda, 14 October 1924.
TWEEDE KAMER.
Wijziging Arbeidswet. Crediet aan de
„HnndelsKamer". Militaire rechtspraak.
Verlofsofficieren-opleiding. De nieuwe
Tarief wet.
De Kamer is aan de nieuwe Tariefwet be
gonnen, die haar zeker een paar weken zal
ophouden. In volgende overzichten zal er
dan ook gelegenheid te over zijn om aan dit
stuk protectie, dat men vóór da kiezers
kunnen «preken, wil binnen halen, aandacht
te wijdem Voorshands zij hier slechte aan-
geteekend\ dat dit ontwerp-Colijn-Aalberse
geen stem kan de Linkerzijde zal verkrijgen
en dat dtJchristelyk-hiatorischen, die som*
met dear vryhandel coquetteeren, ook dit-
ma a L voor de noodrge stemmen zullen zor-
gery om dit protectionistische tarief in het
Staatsblad te doen belanden. Tot dusver is
by na uitsluitend de oppositie aan het woord
ge Feest Voor den Vrijheidsbond heeft rar.
va 1 Gijn een uitnemend gedocumenteerde
re evoering gehouden, waarna de leider,
mr Dresselhuys, in een pittige rede het ver
derfelijke karakter van dezen stap op het
pad der protectie aantoonde, vooral voor
land- en tuinbouw, doch niet minder uit een
algemeen landsbelang.
Van de andere linker groepen hebben de
heeren Oud, Vliegen, Hiematra, van Rave-
steijn, de Boer en Ebals op krachtige wijze
de nieuwe Tariefwet afgowezen. De eenige
verdediger, die tot dusver aan het woord ia
geweest, was de christelijk-hiitorische heer
Lovink, die nogal eens voor vrijhaiulelaar
werd aangezien. Enthousiast was hij niet,
maar zjjn speech kwam toch hierop neer,
dat als minister Col ij n nog maar eene aai*
toonde dat hij het geld noodig had (hetgeen
den Minister niet moeilijk zal vallen, even
min als het hem deettjds moeilijk viel om
te betoogen, dat er geld genoeg waa voor de
Vlootwet) de heer Lovink zijn stem aan de
wet-Colijn zal geven. En wie de houding van
de heeren Snoeck Henkomans en Weitkamp
heeft gadegeslagen, twijfelt er geen 00gen-
bi ik meer aan: de partij van de Geer ztemt
voor de protoctiewet van Colijn-Aalberae,
waar moe aan ons vrij handelsstelsel een ge
duchte knauw zal zijn toegebracht
De Kamer heeft, vóór zij aan de Tarief
wet begon, een aantal kleinere wetsontwer
pen behandeld, waaronder er waren, die vrij
belangrijk mogen heeten.
In de eerste plaats een wijziging van de
bekende Arbeidswet-Aal be ree, gevolg we
derom van de mislukte illusie, dat het con-
curreerende buitenland ons wel zou navol
gen, als Nederland op het terrein van de
inperking van den arbeidsdag te ver ging.
Thans was gebleken (eigenlijk reeds veel
vroeger), dat een 3-ploegenatolsel voor het
vol-continubedrijf niet te handhaven was
en dat het 4-ploegenatelsel dus definitief in
de wet moest worden opgenomen. Zonder
verzet 1b dit natuurlijk niet gegaan en hier
vonden elkaar de socialisten en de anti
revolutionairen en chriateHjk-hlstoripchen,
welke laatste groepen van deze wetswijzi
ging (volgens den Minister ten onrechte)
vermeerdering van Zondagsarbeid vreesden.
Een amendement-Snoeck Henkemans ora
het 4-ploegenstelael niet definitief in de
wet mbgelijk te maken, was dap ook bijna
aangenomen; het werd mot één stem meer
derheid (en dit nog door een vergissing)
verworpen en bij de eindstemming waren de
socialisten met de meeste aiUi-revolutional-
ren en een paar christelijk^storiachen In
de contramine, hetgeen te meer bevreemdt,
daar ook de christelijke werkgoversvereeni-
gingen op aanneming van het wetsontwerp
hadden aangedrongen en bij afstemming
automatisch de 4-ploegenregeling met een
arbeidsweek van 42 uren ware ingegaan.
Het tweede wetsontwerp, dat tot een ge
animeerde discussie aanleiding heeft gege
ven, had tot strekking om de coöperatieve
vereeniging „De Handelskamer" op de
been te houden. Deze instelling had in den
na-oorlogstijd aan duurtebestrijding ge
daan, groote verliezen geleden en de Staat,
die garanties had verleend, stond nu voor
de vraag, óf de „Handelskaraer" met nieuw
geld (ongeveer 6% ton) in stand te houden,
in de hoop zoodoende later zijn geld terug
te krijgen, óf de „Handelskamer" te laten
liquldeerzn. Minister Colljn had zich laten
overreden het eerste voor te stellen en het
overgroote deel der Kamer heeft het wets
ontwerp goedgekeurd. De Vrijheid.sbondere
waren van oordeel, dat genoeg leergeld was
betaald en wenschten niet mee te doen aan
het gooien van nóg meer goed geld naar
kwaad geld; slechte twee katholieken heb
ben met de liberalen mee tegengestemd. De
toekomst zal leeren wat er van deze nieu
we tonnen gouds zal terechtkomen.
Öe Kamer heeft vervolgens, nagenoeg
zonder verzet, twee ontwerpen goedgekeurd
tot vereenvoudiging en moderniseering van
onze militaire rechtspleging. Het werd tijd
dat deze muffe rechtspraak eena afgestoft
werd en de vraag rest nu nog slechte, of
de geheel e afzonderlijke militaire recht
spraak in tijd van vrede nog wel recht van
bestaan heeft. Een motie om zich hiertegen
uit te spreken, zai later worden behandeld
Impressies van een Gouwenaar
uit Spanje.
Spaanache illusies. Een lange
reis. Zuid-Frankrijk. Eerste
kennismaking met Spanje.
„Het vertrek voor de reis naar Barcelona
is bepaald op Donderdag a.s. 21.15 van het
station Orsay. We rekenen stellig op je
kornet". Zoo luiden ongeveer de laatste
woorden van den brief dien ik uit Parijs van
m"n oude zwemclub ontving. Barcelona
Spanje, m'n gedachten gingen als vanzelf
naar St. Nicolaas, Don Quichotte, naar dan
seressen, castagnetten, sinaasappels, naar
guitaar-serenades door zonverbrande jonge
mannen in nauwsluitende jasjes en breede
kleurige gordels gebracht aan zwaitgelokte
meisjes achter tralievensters, naar water
dragers en muilezels, naar caballeros met
breedgerande sombrero's, Carmen-achtige
sigarettenmeisjes, kleine nauwe straatjes
met oude huizen en balconnetjes, naar Pri
mo da Rivera, die een kennis van me Pri-
mulaveris noemt, naar poëzie van oude
kerken en paleizen, naar zonnegloed, Spaan-
sche wijn en nog zooveel andere dingen die
w(j, koele Noorderlingen, met het woord
Spanje associeeren. Ik vertel U later wel in
hoeverre deze illusies bewaarheid zy'n ge
worden, ga de verschillende voorbereidingen
voorbij en introduceer U in twee spoortrein
compartimenten van de lyn ParijsMidi,
waar m'n Fransche kameraden zich geïn
stalleerd hadden om de lange reis naar Bar
celona te aanvaarden. Die installatie was
werkelijk vakkundig geschied. De banken
waren naar voren getrokken, de koffers, be
dekt met jassen en bad peignoirs'stonden in
het midden, een groot touw dwars door de
coupé diende als kapstok voor onze kleeren
en aldus, getooid in reistoilet, d.w.z. zoo
comfortabel mogelijk, verlieten we met z'n
twaalven het „Gare d'Orsay", het mooiste
station van Parys, vanwaar de treinen elec-
trisch gedreven onderjjfrondaoh gaan tot het
„Gare d'Austerlitz", om daar aan de reus
achtige locomotief gehaakt te worden, die
met een snelheid van 90 K.M. per uur de
reizigers naar de Midi, het zuiden van
Frankrijk brengt. Om 10 uur werd de
coupédeur dichtgebonden, het licht uit,
/bonne nuit", gestommel en geschuifel, ge
kraak van de „menschen in het net" toen
gingen we slapen of bootsten het bedriege-
lyk na.
Ik bespaar U de details van de nachte
lijke reis, alle aanvallen van ongewenschte
medereizigers werden afgeslagen, wat soms
nogal eens moeilijkheden opleverde, omdat
menigeen 't met ons devies: „Wees welkom,
maar in een andere coupé" niet eens was.
Maardoor allerlei trucs als wapperende
beenen en snorkende geluiden, bleven we
met z'n zessen en sliepen naar omstandig
heden heel goed.
Toen de ochtend kwam en tot een alge-
meene reveille besloten werd, wArefi we al
in Auvergne, een 500 K.M. van P<$ys hf en
kreeg ik gelegenheid om te constateeren
dat het landschap niet bijster toïI moois te
zien bood. Limoges, Montaubantoen
kwam Toulouse, precies om kwart over ne
gen, dus 717 K.M. in 12 uur. Na Toulouse
begint de reis interessant te worden. De
spoorlijn buigt zich dan plotseling naar het
Oosten en het duurde niet lang of de in de
zon glinsterend-witte toppen van die reus
achtige bergketen der Pyreneeën vertoon
den zich aan ons oog. Het landschap der
Midi is, hoewel niet zoo buitengewoon
mooi, dan toch karakteristiek in hooge
mate. Tegen de heuvels liggende dorpen
met witte, kleine huisjes, omgeven door
roodbruin gekleurd wijngaarden, en wat me
wel het meeste opviel, was dat alle kerk
torens voorzien waren van versterkingen,
iets wat nog uit heel vroeger schijnt te zijn
overgebleven, toen de menschen daar zóó
met elkaar vochten, dat ze zich, in het
nauw gedreven, vanuit hun kerk ook nog
konden verdedigen.
We stoppen in Castelnaudary, een
plaateje dat in 1914 een zekere vermaard
heid kreeg omdat de Fransche Regeering
toen de aanmaak van geld uit Parijs daar
heen bracht. Gedurende twee maanden werd
daar met koortsachtige haast gewerkt om
steeds maar weer het land van geldspecie
en bankbiljetten te voorzien en nog op het
oogenblik geven liefhebbers tot tienmaal de
waarde voor zoo'n geldstuk of biljet, dat
met een C gemerkt is. Langs zonovergoten
heuvels met wijngaarden komen we dan in
Carcassonne, waar de groote oude vesting
met haar tientallen versterkte torens ver
boven de stad uitsteekt, om dan even later
bij Narbonne weer naar het Zuiden te rij
den. Het stukje Frankrijk tusschen dat
plaatsje en de Spaansche grens is onverge
telijk mooi. Het landschap wisselt geregeld
af. Nu weer bergen, dan groote meren met
kleine eilandjes waarop tusschen boomen
verscholen huisjes staanaan den ande
ren kant zoutpannen, uitgestrekte water
vlakten, waarvan het water dat in een zeer
dun laagje op den zandgrond staat, moet
verdampen om het zout achter te laten en
eindelyk aan de Middellandsche Zee, een
blauwe onafzienbare vlakte waar je tus
schen bergen en rotsachtige baaien telkens
weer opkijkt Bij Perpignan wordt-de na
tuur woester en de felle zonnestralen be
ginnen hinderlijk warm te worden. We na
deren langs kleine dorpjes de Pyreneeën,
Port-Vendres waar een klein visschersha-
ventje in een prachtige baai ons allemaal
met stille bewondering vervult, Banyuls sur
Mer, waar witte huisjes tuaschen palmboo-
men verscholen tegen de rotsige kust zijn
gebouwd» en dan Cerbère, de Fransche
grens.
't Was een onvergetelijk gezicht toen we
na verschillende tunnels gepasseerd te zijn I
in het heldere zonlicht die blauwe Médite-
rannée voor ons zagen, waarvan de golfjes
tegen de hooge bergrotsen aanspoelden. De
gesprekken verstomden, zooals altijd wan
neer er iete werkelijk grootach te aanschou
wen valt. De hooge bergen weerkaatsten in
de zee en het vriendelijke stadje, dat weinig
aan een Cerberus doet denken, hoog tegen
de rotskust opgebouwd met haar blanke
huizen, spiegelde terug in het blauwe stille
water van een baai. Zoo iets kun je niet
navertellen, dat voel je en daar zwijg je
voor.
Een lange tunnel. Toen waren we in
Spanje. Aan het kleine, midden in een laag
dal gelegen stationnetje Port-Bou moesten
we uitstappen, niet alleen voor de noodige
grensformaiiteiten, maar ook omdat in
Spanje de breedte der spoorwegrails een
andere is dan in Frankrijk. Een leger van
geüniformeerde mannen deed bedrijvig.
Douaneambtenaren, gendarmen, petten,
mutsjes, steken en lakhoeden gat dadelijk
al een vreemden indruk en om die „uniform
ziekte", die een veel Spaanacher kwaal Is
dan de Spaansche griep, hebben we heel
wat opmerkingen gemaakt, 't Liep alles vlot
van stapel en we konden vrij spoedig in den
Spaanschen trein een paar leege coupé's
vinden, die er netjee uit zagen, maar af
grijselijk naar carbol stonken. Ik maalcté
van de gelegenheid van „cambio" (geldwis-
selen) gebruik om fluks 10 gulden in 27 pe
setas om te zetten en zette toen m'n ooreii
wijd open om Spaansch te h00ren, terwijl
een paar tochtgenooten, di$ de lange reis
door een Bpelietje „ballotte" wat wilden kor
ten, dadelijk een geheime inspecteur van
politie op hun dak kregen, want kaarten is
in een Spaanschen trein streng verboden.
Gauwer dan ik dacht waa ik al in gesprek
met een paar Spanjaarden. „Alemang?"
vroegen ze me. Ik keek te aan en haalde
m'n schouder» op. „Vos êtes alemang?"
herhaalden ze toen. "t Schoot mo ineens te
binnen: alemang, sülemand, Duitscher". Ik
knikte ontkennend en beweerde „Holanda".
Een vragend gebaar over de nationaliteit
van m'n clubgenooten volgde. Nee, dat wa
ren „Francese". „Barcelona" vroegen ze
toen weer. Ik knikte ja, deed een schoolslag-
beweging en zei „natacio". Ja, dat begropen
ze. En zoo converseerde ik een poos met
twee wildvreemde snoeshanen, tot groot
vermaak van mezelf en de anderen.
Maar laat ik eerst uw geografische ken
nis even op de proef stellen. Hoe ver ligt
Barcelona van de Spaansche gtefts? Niet
zoo heel ver niet waar? Tc Had gedacht
een uurtje met den trein. Maar 't was een
beetje mis. De afstand Port-BouBarcelo
na, ongeveer 150 K.M., kosttevijf uur.
De Spaansche traagheid begon zich dus al
van de grens at te demonstreeren. Een
trein die iedere tien minuten aan de onmo
gelijkste stationnetje» «topt, en niet even,
maar wel vjjf, zes minuten, en die rijdt met
een slakkengang ondank» de geweldige lo
comotief, dat kan alleen een Spaansche zyn.
We stapten aan iedere halte uit, wandel
den wat op en neer tot de trein zich in be
weging zette en wachtten dan de volgende
stopplaat» af om in de „cantine" wat te
drinken of in de „sala de espera", de
wachtkamer, een sigaret heelemaal op te
rooken b(j wijze van bravourstuk. Maar toen
de Pyreneeën uit het gezicht verdwenen
waren en de avond viel, kropen we maar
weer zoetjes bij elkaar, verbolgen op de
Spaansche spoorwegen, moe en verreisd,
vuil en onbehagelijk. Ongeveer negen uur
's avonds stapten we uit, juist een etmaal
na|het vertrek uit Parijs. We waren in Bar
celona.
A. C. 8.
t
(Wordt vervolgd).