traat 52 men itan” NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN bergambacht, berkenwoude, bodegraven, boskoop, gouderak, haastrecht, moordrecht, moercapelle, NIE1I H ER KERK OUDERKERK OUDEWATER, REEUWIJK. SCHOONHOVEN. STOLWIJK, WADD1NXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz. No. 15691 Zaterdag 8 November 1924 84»Jaargang WERKERK EERSTE BLAD. fl. FEUILLETON, DE LIEVELING DER GODEN. JEKKER ONZE GLIMLACH. 1 goed” gaat Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- Dit nummer bestaat uit twee bladen. HAGENAAR. as»? MO ha- Verge. (Wordt vervolgd). Verstandig handelt degene, die, al is hij wijs, toch anderen om raad vraagt. Advertentiebureau* en onze Agenten en moeten dat Bureau zyn ingekomen, teneinde van opname (Nadruk verboden). Uit het Engelsch van BARONES ORCZY. Bewerkt door P. WESSELINK—VAN ROSSUM- 15 J. DE MOL EN ZOON Turfmarkt 75 - Tul. 411 - floudu Huren- Oameskleedino aaar maat. jaar atiné’s. Covercoat. nodel met fraaie 0 6.50 9.enz. dfiarde, tigrte e_„ _v, neJ» voorstellen. wilde dadelijk op weg gaan; het 'Pioenen van het groote volk, in prach en edelgesteenten, en be- en Feestdagen lach onafscheidelijk, alsjhaar taschje met zakdoek en visiteboekje, mèt zich draagt. Zij grimeert er zich onbewust mede en voelt deze grime niet meer aan als een uiting van een of andere zachte ©motie. Zij glimlacht zooals ze adem haalt, en intel lect zoowel als psyche blijven geheel bui ten werking. Die onbeduidende glimlach, die nu eenmaal hoort bij ’t masker van die vrouwen, die in omgangsvormen opgaan en er zich „béte” op hebben gestaard, is van den eerlijken en oprechte*! lach 't bastaard- kindje met teruggehouden geestelijke ont wikkeling. Of zoudende tanden in deze een sterk intrigeerende rol spelen Een mooie, goed onderhouden rij blanke tanden vormt de prachtige vóórpui van den mond en die vóórpui steeds, gemaskerd te houden, kan voor 'n dame, die zijch bewust is, dat ze een mooi gebit heeft, zijn bezwaren hebben, dus de glimlach is in deze het middel ,A double usage". Ze verhoogt de vriendelijkheid van de uitdrukking op haar gelaat en toont tegelijk haar blanke tanden- ry. Daarmeé hebben we den al of niet be- wusten glimlach voor de dame? gec&seerd onder de rubriek schoonheidsmiddelen en wordt de „amile” van psychische uiting doodweg gedegradeerd tot ijdel heidsf oef je. tot ’n grimetnucje, dat vooral niet te ver móg gaan. Want de tot lach uitgedijde glimlach is een comparatief, een vergroo- tende trap van zichzelf en zooals 't betere de vijand is van 't goed*» is ook de lach de vijand van den glimlaek, omdat een gulle, onbevangen grinnik met ontploffingsgelui- den de grime tot onschoonen grijns, geac compagneerd door onschoone geluiden, op drijft. Zoo is de lach vaak de karikatuur van den glimlach en daarvoor zal elke vrouw zich zeker hoeden, ’n Lach is een onbe schaafde verwant van den beminnet ijken glimlach.” A smile! ’t Vluchtige zonnestraaltje, dat door onze conversatie heen even over ons gelaat glijdt; een lichtschampje, dat als de weerschijn van onze stemming zijn glans werpt om onzen mond. Zoo noemt Roeland van Ruyven in de Sollicitant onzen glimlach, die hij dan verder aldus beschrijft: En toch is van alle uitingen, waartoe de gelaatsplas- tiek in staat is, de glimlach misschien tege lijk soms de minsitzeggende. ’t Is de lach met sourdine, de tempering van 'n blijde vreugde in ons, waarvan echter de emotie 't niet tot een open lach kan brengen; zóóver komt ze niet, omdat wy een te groote uitbundig heid dier emotie om zekere reden inhouden. Dus: een lach, die, met bedoeling onder drukt en binnen de grenzen der spontane uiting gehouden, onder groote zelfcontrole staat. Maar die glimlach is wel een der meest zeggende juist, omdat hy achter de ingetogenheid, die hem kenmerkt, de die pere nevenbedoeling verraadt van zich niet al te uitbundig te willen toonen. Wat heeft die glimlach, die zooveel innerlyks verbergt in 't meisjeshart, reeds menigen jongen man gelukkig gemaakt: 't was de zonneglans, die hem even door de halfgeopende poorten van den hemel scheen toe te stralen. Een glimlach kan iets heerlyks, innigs wezer, eerder dan een lach, omdat de al te gulle uiting van den lach het intieme, dat den glimlach kenmerkt, ten eenen male uit sluit. De gevoelens, die den gelukmakenden glimlach wekken, zitten dieper en daardoor komen ze in hun uitingen minder sterk aan de oppervlakte. Daarnaast kennen we den glimlach als reactie op de dingen van buiten. Maar dié glimlach is meer stereotiep, minder zeg gend, vaak buiten ons omgaande. We hoo- ren een anecdote, een aardig en ons be kend wysje, men zegt ons een vleiende vriendelijkheid of een even zachtverblyden- de tyding, men bereidt ons een verrassing, f en de daardoor gewekte emotie reageert op ons in den vorm van een vroolyken grijns, een speling in onze gelaatsmimiek, een vluchtige mondvertrekking. Wat is het En- gelsche woord „smile” veelzeggend, typee- rend in de klank; wat is 't Fransche woord „sourire" psychologisch-raak in de verkla ring van dezen lach als onderstroom van onze uiterlyk-blijde stemming, en wat drukt 't Duitsch „Lacheln” zuiver uit, dat de glim lach een verkleinde, een verteederde vorm van den lach is. Wel een bewijs, dat in de straat naar hem is genoemd, in den Haag hebben wy het wel zóó ver gebracht, dat de nazaten van een man naar wien een straat was genoemd een oud-regent v»n de residentie den gemeenteraad ver zochten die schande aan de familie te ont nemen dat «Ie beruchtste roofdieren straat den naam van hun voorvader droeg. Verder dan een naambordje aan den in gang van een straat brengen slechts weinig landgenooten het. Aan monumenten zyn onze steden heel arm. Eer iemand het zóó ver brengt, komt er heel wat kijken. Zóó bezien is de onderscheiding die wylen Mr. Hendrik Goeman Borgesius te beurt is revallen, inderdaad wel heel bizonder. Hoe veel staatslieden deelen deze eer met hem? Het z(jn ei zeer weinigen en waariyk er zyn er geweest die dezelfde eer ook stellig had den verdiend. We zullen geen namen gaan noemen om niet onbillijk te worden, maar ieaer zal gelegenheid hebben om voor zich zelf er eenige op te delven uit zijn herin nering. H©t monument dat Zaterdag j.l. op het Prins Hendrikplein in den Haag is opge richt zal de herinnering levendig houden èn aan den man waarvoor het is opgericht èn aan de erkentelijkheid die velen heeft vervuld voor hetgeen deze heeft tot stand gebracht. Wat het monument als kunstproduct be treft, kan men .tevreden zijn. Altorf, de beeldhouwer die het ontwerp schiep is een bekwaam artist, die terecht een goeden naam heeft. Een maand geleden werd in Leiden het drie-October-monument onthuld, eveneens een product van zyn hand. Ook dat mag gezien worden. Het is iets minder rus tig omdat er verschillende koppen op voor komen en daardoor dreigt onevenwichtig te worden. Het monument voor Borgesius is sober, strak van lyn en rustig, de drie kwa liteiten die aan een dergelyk klein monu ment gesteld mogen worden. Het doet ge lukkig ook niet denken aan een grafmonu ment, waarvoor het gevaar licht aanwezig is vooral omdat wy dergelyke moderne vor men van „.standbeelden” feitelyk alleen nog maar van de kerkhoven kennen. Er is ook geen overdaad aan fraaiigheid. Het zijn slechts de namen van eenige deugden, die Borgesius sierden, de namen van eenige belangrijke wetten die hij tot stand bracht en de vermelding van eenige voorname maatschappelijke stroomingen, die hy steun de, welke op het monument zijn gebeiteld. Altorf onthoudt zich gelukkig van sym bolische voorstellingen. Gelukkig zeggen wy omdat deze een gevaarlijk punt zyn bij mo numenten. Of zy zyn banaal en afgezaagd, of zij zijn te vèr gezocht. En het is daarbij niet onmogelyk, dat het nageslacht over de symboliek heel anders denkt en er een loopje mee neemt. Het monument achten wy dus een aan winst voor de residentie en wanneer het voorbeeld aanstekelyk mocht werken zoadat men nog andere voorname figuren wilde geslagen, ijpt, dat het onze winkels BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. dccxxxvii. Welke eigenschappen men den Hollander ook kan toelichten of verwyten, niemand zal ooit op de gedachte komen om hem schuldig te verklaren aan uitbundigheid in zyn lof, zyn piëteit en zyn erkentelijkheid. De hoogste uiting van deze eigenschappen bij het dankbaar nageslacht is wel het noe- men van een straat naar den geachten en gevienlen landgenoot, die het aardsche met het eeuwige heeft verwiiHield. En als het ongeluk eens wilde dat die landgenoot her rees uit den doode en de straat zag die naar hem is vernoemd dan zou hy zich «Liep schamen. Naar Rembrandt heet niet de mooiste allee in den Haag maar wel een volksstraatje. Wie in Amsterdam wel eens de Valeriusstraat zag vraagt zich af wat de man misdaan moet hebben dat zoo’n fortelboer van Oude drie dooien ƒ2.40. erknopere van Wor- 664 17 eeren door de oprichting van een monument dan hebben wy daar geen bezwaar tegen, noch uit een oogpunt Van artisticiteit noch uit dat van eerbiedsbetuiging jegens hen die in liet openbare leven een bizondere plaats hebben ingenomen. Een ander artistiek puntje dat we even zouden willen aanroeren, is dat van de ge restaureerde Gevangenpoort. Toen de tegen deze poort aangebouwde huizen gesloopt waren, kwam een blinde muur van de poort bloot. Die stond alk* behalve fraai en men heeft getracht daarvan iets redelijks te ma ken. Niemand minder dan Berlage zette zich aan de oplossing van die artistieke puzzle. Hij ontdekte dat misschien vroeger een „gemak” aan dezen blinden muur uitge bouwd Is geweest. Dat nu herstelde hy en bij wijze van bij-poortje staat nu deze puist tegen den muur. Nadat er vele maanden lang een heining om gestaan heeft is nu eindelijk het ding voor het oog van het pu bliek gebracht. We kunnen niet zeggen dat wjj bizonder verrukt zjjn van de oplossing die aan - het vraagstuk is gegeven. Het geheel ziet er nogal prutaerig uit en het valt te wachten dat iedereen die hier passeert zal vragen wat het voor een eigenaardig uittreksel ia. Natuurlijk moeten wjj ons neerleggen bij deze opvatting van den kunstenaar, maar het zal ons nooit duidelijk worden waarom deze oplossing beter is dan die andere hier in bestaande dat eenige vensters in ouden srtjjI waren aangebracht, met tralies er voor gelijk er reeds eenige aan de Gevangenpoort zijn te vinden en die veel beter en typischer het karakter van een oude gevangenis aan «leze poort gaven dan deze zeer gezochte uitwas, die stellig niet uit artistieke over wegingen gebouwd zal zjjn geweest. Het staat zelfs niet vast, «lat de oorspronkelijke vorm zoo is geweest; er zyn oude teekenin- gen waarop de uitwas niet voorkomt en waarop wel ramen zyn aangegeven «lie op den vjjver uitzien. Over «ie geheele situatie van de Gevan genpoort na aanleg van den verkeersweg valt nog niet te oordeelen. Op dit oogenblik is het er een chaos, die eerst over eenige maanden zal zijn opgelost. Veel vertrouwen in de schoonbek! van het geheel hebben wij nog niet, maar het kun nog meevallen. Uit een praktisch oogpunt is alles een groote verbetering en die aanvaarden wc gaarne. Over het «esthetische zal het nageslacht oordeelen, gelijk wij het «Uien over dat van onze voorvaderen. vervulden ue lucht met hun somber gekras, maar daarentegen, bracht elke stat ons nader tot die reeks heuvelen waarachter ons beider overtuiging ons zeide, dat het volk leefde, hetwelk de wildernis gebruikt als een begraaf plaats voor hun dooden. Hugh was er zeker van/dat dit volk zich aan ons oog zou verloonen in al de pracht van oud Egyple ik, min der optimistisch, dorst niet meer to hopen, dan dat het een vriendelijke woestijnstam zou zijn, die ons de mid delen zou verschaffen om weer naar de beschaafde wereld terug te keeren Eerst ha I de weg geslingerd rondom een aantal Lage en ongelijke heuvels, maar nu, na een, laatsten scherpen bocht naar het Zuiden, lag hij. gelijk en recht, verscheiden mijlen voor ons uitgestrekt en terwijf ik er langs keek, scheen het mij toe. alsof ik in de verte er iets op zag bewegen. ..Kan je het ook zien Girlie?” vroeg ik. Maar een antwoord was niet noodig, want Hugh staarde, letterlijk gloeiend van opwinding naar dat bewegende voorwerp. ..Een vogel opperde ik. ,.Neen, een m-ensch „Ja, een mensch I Hij schijnt heftig met de handen te gesticu|eeren.” ..Nu is hij hard gaan loopen ..Het wordt werkelijk spannend Gir lie.” zeide ik. Wij stonden naast onze kameelen. en als by kinderen en snel met de be- i terhurkte, zag ik, dat hetgeen hij in de hand had een metischelijk dijbeen was nog half bedekt met vleesch, waaraan hij begon te knagen, terwijl hi. de woeste kreten van e«i hyena slaakte vermengd met de smeekende woorden „Osiris I Anubis I Verge- vin'.’ I Genade!” Ik moei bekennen, dat ik geheel ver b rui was door ontzetting en angst, die mij met de kilheid des doods trof. Hadden wij een duizendtal mijlen ge zwoegd en gereisd door de wildernis, slechts om eenige half, ntenschelijke schepsels te vinden, die leefden van hel vleesch van hun geslacht, zoo goed als beroofd van verstand door hun beestachtigheid, die de roemrijke be schaving van het verleden hadden ver geten in een heden van lijden en kom mervol bestaan Ik herinnerde mij de gouden visioenen van kunst en majes teit die de naam van Egypte altijd c »roept daarna zag ik neer op het schepsel, hetwelk die verdwenen taal brabbelde en vroeg mij verwonderd af, of. na vijf duizend jaar. het volk hier toe was gekomen. Dergelijike gedachten) moeten ook d« or Hugh’s hoofd zijn gegaan,, want het duurde eenigen tijd, voordat hij toe kwam, iets tot het rampzalige schepsels aan zijn voeten te zeggen. ..Wees gerust mijn woon, gij hebt vergiffenis” ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt. Franco per poet per kwartaal ƒ3.15, met Zondagsblad ƒ3.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA, by onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zyn dagelyks geopend van 9—6 uur. Administratie Tel. Int 82; Redactie Tel. 545. „smile een psychologisch diepere gewaar wording tot uiting komt. Plompe menschen, bruten, overdadig gulle broeders glimlachen niet, omdat ze hun gevoelens aan de opper vlakte dragen en zichzelf te weinig onder controle hebben om hun uitbundigheid een demper op te zetten. Rest ons thans de botte sainenlevings- glimlach, die slechts vegeteert in de be hoefte, een vriendelyk gezicht te toonen; het is de minstzeggende van onze mensche- lyke uitingen. Zooals Delabelle, de acteur uit „Fromont jeune et Risler ainé” van Daudet 't noodig vond, een denkbeeldige traan weg te pinken by elke gelegenheid, dat er een gevoelig woord tot hem werd ge sproken, zoo glimlacht devrouw, als zy 't, al of niet gemotiveerd, noodig vindt, een vriendelyk gezicht te toonen. 't Is de society-plastiek van haar gezicht. De cri- tische buitenstaander zal zoo’n glimlach te recht „béte” noemen, omdat deze door geen enjcele gewaarwording, noch in noch buiten haar, gewekt wordt. Hij behoort tot haar uiterlyke uitrusting als haar kapsel of haar tleru Jcn; hy is een gelaa iu.ta'ukking in t Ijle niet, die als men er nichter tegen over staat belachelijk aandoet en hoog stens een onderbewuste bevrediging kan we zen van zekere ijdelheid, die haar inblaast dat een glimlach 't gezicht op z’n zonnigst eoet uitkomen, al is ’t dan ook een weer- •p.egeling vangeen enkel innerlijk ge beuren. ’t Is de gtlimlach in de ruimte, de zen zooals we die zien, als een jongen in een tukje spiegelglas lichtplekjes werpt op ’t behang; 't is de doode glimlach der sleur- conversatie. Let u eens op een dame, die een volle tram binnenkomt, waar ze meent een be kende te ontdekken. Haar zorg voor „de glimlach” is nog grooter dan die voor ’t behoud van haar evenwicht in de sterk schokkende wagen. Zy werkt al by voor baat een dierbaren grijns op haar gelaat, omdat de omgangsvormen nu eenmaal eischen, dat men glimlacht, als men iemand •ziet, die men kent. Of de ontmoeting wer kelijk bly<kchap verwekt is een quaestie van ondergeschikt belang; by voorbaat trekt ze al vast de mondhoeken blyhartig op. De begroeting van een bekende is byna een lachwekkende gebeurtenis; de plastiek om den mond neemt kloeker, sprekender vormen aan en vooreerst is de kunstmatig opgewekte lach nog niet bestorven. De heeren zijn in dat opzicht minder uiterlyk, doen niet zoo sterk aan sleur- gebruikeljjke dierbaarheidsverschynselen; deze zyn nu eenmaal 't privilege van de vrouw, die in de traditie van haar om- gangsleven en haar conversatie den glim- ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda en omstreken (behoorende tot den bezorgkring) 15 regels ƒ1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring: 1—5 regels 1.55, elke regel meer ƒ0.30. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20 1 Ijslag op den prijs. Liefdadigheids-advertentièn de helft van den prys. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regels ƒ2.05, elke regel meer 0.50. Op de voorpagina 50 hooger. Gewone advertentiën en ingezonden mededeelingen b(j contract tot zeer gereduceer- den prys. Groote letters en randen worden berekend naar plaatsruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tuiwchenkomst van soliede Boekhan delaren, Advertentiebureau* en onze Agenten en moeten daags vóór de plaatsing aan het Bureau zyn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn. cie hongerig on half dood van dorst op den weg waren gaan liggen. Wij wachtten, terwijl wij nauwelijks, dor sten te spreken. Wij konden reeds duidelijk de sil houet zien van een slanken, schralen m<an, met lange, magere armen, die hij woest in de lucht bewoog in het eerst meende ik. dat hij een knots of bijl zwaaide. Daarna hoorden wij eensklaps zijn kreten, die mij gelijk schenen aan l el somber gehuil der roofdieren van de woestijn. Zijn haar, dat lang en zwart was, fladderde rondom z’n hoofd Hij was naakt, uitgenomen een ge- sdieurde lap rondom zijn lenden. En kele oogenblikken van spanning, en h«*t volgend oogenblik was de man of de verschijning, zoo mager en bo- venaardsch scheen hij op ons toe gesneld had de armen uitgestrekt en ziel, op zijn knie n laten vallen, ter- wijl hij schorre en doordringende kre ten slaakte ..Osiris Anubis I Genade ving Zonder een woord te zeggen wend- e Hugh het hcofd naar mij, met oen uitdrukking, die niet was te misken ner de woorden, die de arme ramp zalige uitt'*. waren onmiskenbaar oud Egyptisch. Het schepsel, dat ternau wernood een mensctielijk wezen scheen kroop aan onze voeten, en zijn groote. donkere ooaen staarden op ons met een mengeling van ontzag en krank- zinigen schrik en terwijl hij voor om antwoordde ik Ik fiomcHE mimvr. pad scheen zoo helder. „Moet ik dezen keer de voorzichtige zijn, Mark zeide Hugh met een glimlach. „Wij zullen ons het succes niet laten ontglippen, nu het juist zoo dicht bij is.”f „Dat is zoo,” antwoordde ik met mijn gewone aciiteloosheid. Ik deed beter mij bezig te houden met het op poetsen der Egyptische voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden. Ik voel dal ik ze spoedig zal noodig hebben, als ik mijzelf niet te schande wil ma ken.” Ik geloof, dal wij ......ui Ik geloof, dat wij een groot deel van dien nacht met ijdelheden doorbrach- teu. Wij mochten onzen geringen voor raad water niet verspillen, maar wij veroorloofden ons toch ons te scheren met de gepatenteerde scheerzeep, bor stelden onze kleeren en trachtten over het geheel een fatsoenlijk voorkomen te verkrijgen. De arme kameelen ware*) zeer ziek eu wij waren maar al te bevreesd, dat een er van niet in staat zou zijn nog een dagreis te volbrengen. Toch vond geen van ons beiden, dat mij het arme schepsel achter konden laten wij ver lichten den last zooveel mogelijk en vroeg in den morgen togen wij naar het Zuiden. Ik moet zeggen, dat het geen vroolijke tocht was. schedels en geraamten lagen in groote getal# ver spreid en raven én gieren, door onze voetstappen verstoord in hun wreed maal, zweefden boven ons hoofd en „Neen, dat denk ik niet. Mark. Maar ik denk dat wij, na een nacht rust te hebben genomen, dit pad naar het zui den zullen volgen, dat klaarblijkelijk teidt naar die reeks heuvelen.” „Nog een twintig mijlen „Daar achter ligt het land van 'er en gerst, van oud IKamt.” Ik keek wngs den horizon waar de toppen dier verwijderde heuvelen de laatste stra in der ondergaande zon opvingen, en weer kon ik den vreemden en scher pen geur ruiken van lotusbloesems, dje in mijn herinnering terug riepen 'Pioenen iivi groeie vuik, i r ‘*?e gewaden en edelgesteenten, *an paleizen en tempels, zooals R" b, moderne menschen der twin- eeuw zich ternauwernood kun- Ik wilde

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1924 | | pagina 1