I 1 ITEIT .NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN Xo. 18014 Zaterdag 28 November 1925 EERSTE BLAD. FEUILLETON. 17 ZOON NIEUWERKERK, OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, enM Dit blad verschijntlagèïijksbehalve op Zon- en Feestdagen Zooals de oudeu zongen 8B» BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, G0UDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE, I Jit nummer bestaat uit twee bladen. wijden. 3313 620 de ov< 59) 1 de dat De marktkooplieden verbetten zich egen dit plan. Waarom zij dit doen is et duidelijk want het lijdt geen twijfel of he grootste deel van het koopend pu- comt uit die wjjk. .een echte losse handel die er op de gedreven wordt. Wij hebben er weer LEMS OMda, LI IAHSEH. 3322 23 Oorspronkelijke roman door LOUISE *B. B. bliek ’tl^ markt een paar uren doorgebraeht om het bedrijf er nog eens gade te slaan. Een der koop- liden verzekerde ons dat hij er elke week op toelegde. Maar waarom komt ge dan, vroegen wij natuurlijk. Ja, dat weet ik zelf niet. Dergeljjke theorieën worden er vele op de markt verkondigd. Een marktkoopman die luidkeels verkondigde dat hij ver bene den zijn inkoopsprijs verkocht, antwoordde op de vraag hoe dat mogeljjk was, dood- wil matoan advertantiën, ionan advar- latM* in Mn «a of tfld- zondar dat i m«er toont rechtataoeiu, dom dmr Adfortonitio- Gouda, dat toodic hoMt, wrtenti. bo- Imv biadML tan gMtM ii li ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda Mk omtcrok» (beboerende tot den bmorgkrln#) 1—5 regels 1.30, elke regel moor 0.25. Van buiten Gouda en den bezorgkring 1—5 regels 1 65, elke regel moer 0.80. Advertentiën in het Zaterdagnummer 20 bijslag op dan prfjs. Liefdadigheida-adverteutiën do helft van den prjjs. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1-4 regals ƒ2.05, elke ƒ.0.60. Op de voorpagina 50 hooger. Gewone advertantiën en ingezonden mededeolingen bjj contract tot veer geroduceer- den prijs. Groot* letten en randen worden berekend naar plaatsruimte. Advertentiën kunnen worden ingezonden door tuaschenkonut van soliede Boekhan delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten en moeten daags vóór de plaateing het Bureau zijn ingnkoman, teneinde van opname verzekerd te zijn. nu bij den aanuliK van al die dood gewone alieaaagsche dingen hei eigen aard^ geluid', het zware moeilijke ademhalen dat overging in reutelen. Hij zag een der klerken gebogen, den andere geknield liggen naast een lan ge magere gestalte op den grond, die op den rug lag, de kaion opgetrok ken, den rechterarm, waaruit het pis tool was gevallen, wijd uitgestrekt, de linker krampachtig gekromd over de zagende borst. Hij zag het bloederig misvormde hoofd. En aan de andere zijde van den stervende, een vream- c.en heer, die met onbewogen gezicht de polsslagen telde den vreemden dokter dien de jongste klerk had bin nengeroepen. De bleeke gedichten der twee klerken vestigden zich op ’aap, toen deze, binnentrad, en daar achter, in de deur der groote klerkenkamer, verdrong zich het personeel, ontsteld, maar vol van nieuwsgierigheid. En het gelukte Jaap de spieren van zijn ge zicht geheel in bedwang te houden groote kalmte voor te wenden. Met de ondoordachtheid van een onverschillig mensch, riep de klerk die geknield lag voor den stervende, hem luide toe ,,’t Wordt al zwakker, mieneer, dat reutelen het zal wel gauw ge daan zijn.” Jaap kwam nog nader, hij zag hoe Beijver u om geduldig te zijn in het verdragen der gebreken en zwakheden van anderen. jaap wenuae zijn ontsteld geizient naar aijn zusters, zieide vlug in een vreemde taal „Juist bereikten wijde communicatiedeur, toen de klerk hem ruw opende en onverwacht, n hoogste mate zenuwaïahtig, riep, um onze boe.vhoudier zelfmoord gepleegd heeft. Vader zakte daarop ineen. En toen tot den knecht en de meid: ,,Hier Hendrix, Marie, help mij mieneer naar boven dragen. Betty, volg je ons T’ „Neen, Jaap, ik zal voorgaan en het bed in orde maliën.” Bij de trap keer de Betty haar krijtwit gezicht, waarin alleen de donkere oogen schenen te leven, naar Fietje, die| besluiteloos, klappertandend toezag hoe Jaap, de knecht en de meid) het lichaam van haar vader, zwaar van onbewegelijk- heid, droegen door den langen gang. „Fietje’ zeide Betty nadrukkelijk, e'efoneer jij naar dokter Grevelinek zeg hem dadelijk te komen en dat va. ders zenuwtoeval zich herhaald heeft, heel erg dezen keer, hij schijnt vol komen bewusteloos.” Haar snikken smorend', ging zij de trap op Een kwartier later streek Jaap voor de deur van zijn kantoorkamer zich over het gezicht, dat hij trachtte in een bedaarde plooi te brengen. Zijn vader had hij moeten achterlaten on- veeleer die op moreel gebied. Indien er nog eenig karakter en zelfrespect in den lui aard is, zal hjj ten slotte gaan walgen van zichzelf en anders: de straf van de luiheid is de verveling. Een kind, dat zich verveelt, is een jammerlijke verschoning; een groot mensch, dat zich verveelt, dient nergens meer toe. Werkelijk arbeidzame naturen vinden steeds wat te doen voor geest of hand. Maar die zich verveelt, beklagens waard is zulk een mensch. Luiheid is ledig gang en dit is een tweede straf ledig gang is des duivels oorkussen. En wat dat spreekwoord te zeggen heeft is duidelijk als ’t kleinste rekensommetje. Door het tegen overgestelde goed te zien, komt de waarheid van het gestelde te beter uit. Door ons goed voor oogen te houden, wat luiheid is en hoe haar gevolgen zjjn, wordt te meer gezien, welk een zegen, liefde en lust tot den ar beid is, zooals een oud-Nederlandsch dich ter reeds zeide: Arbeid maakt het leven zoet, maakt het niet tot kwaad Hij toch heeft verdriet en zorg, die den arbeid haat. LUIHË1D. Een oud Oostersch spreukendichter, be kend om zjjn diepzinnige beeldspraak, zegt in één zjjner aphorismen: „De luiaard zegt: Er is een leeuw op den weg, ik mocht eens op het midden der straten gedood worden". Een typisch woord, dat het leven van den luiaard tot achtergrond heeft, zjjn doen en laten met één enkelen trek teekent. We zien hem thuis zitten; terwijl anderen hun huis verlaten om aan den arbeid te gaan of al reeds aan den arbeid zjjn, ver beuzelt hij zjjn tijd in huis; misschien ligt hjj wel lang-uit op een stoel of knutselt en prutst aan werkjes, die niets om 't Ijjf heb ben en waar niemand iets aan heeft. Dhn •is er één, die hem eraan herinnert, dat de tijd om te arbeiden gekomen is; misschien zegt hem dan wel zjjn altjjd werkzame ge weten: aan den arbeid, gij luiaard; de ar men uit de mouwen, wie niet werkt zal ook niet eten; maar hjj is aangetast door arbeid schuwheid, een mooi nieuwerwetse!) woord voor dezelfde leeljjke kwaal, die we van ouds luiheid noemden en nu zoekt hjj naar voorwendsels om zjjn onvèrantwoordeljjk gedrag te kunnen verontschuldigen; het eenige voonwendsel dat hjj vindt, is zoo moedernaakt, dat wie het hoort er om moet lachen, dat de muren zjjn luiden lach wel moeten weerkaatsen, omdat het een levens- groote dwaasheid is: „Ef is een leeuw op den weg, ik mocht eens op Het midden der straten gedood worden”. Ook in het verre «Oosten, waar de leeuw inheemsch is kiest deze de straten niet uit als de meest geschikte plaats voor een middagwandeling. Hjj waagt zich niet gaarne in het gewoel van de menschen in de straten, omdat hjj weet, dat dit zjjn dood is; liever verschuilt hjj‘zich in het hooge struikgewas ver van het gewoel der steden, om vandaar uit een eenzamen wandelaar te overvallen als een zekere prooi. De vrees van den luiaard om op klaarlichten dag op de straat door een leeuw te worden gedood is zóó een tastbare dwaasheid. Maar wat de spreukendichter bedoelt te zeggen is dit, dat voor luiheid geenerlei verontschuldiging is te vinden. Van die waarheid namen we dankbaar nota; nu nog, na zooveel eeuwen, heeft die waarheid nog niets van haar degelijke kracht verloren. Wat is luiheid? Onze nieuwe tjjd, die ons met zooveel nieuwe woorden heeft geze gend, heeft wel minder juiste uitdrukkin gen gevonden. We gebruiken voor het woord luiheid ook arbeidschuwheid, die In twee stappen stonden de meisjes in de gang. Geneel voor in huis, in de vestibule, zagen zij de inééngezon ken figuur van. hun, vader op de eiken houten bank ■'en. Jaap, die een, jongen doodsbleeken klerk driftig bij de schouders de voordeur uitduwde „Gauw, vlug, haail een dokter, den eerste den beste dien je tegenkomt, breng hem d&dehijjk bij Reyman. Tegelijk kwam Hendrik met eender n"eiden de trap van het sousterren) ffPg«»vlogen. Alle vier, de twee zus ters; de knecht, de meid, ijlden naar de vestibule. „Jaap, wat is er gebeurd1 met va der”, riep Fietje reeds van verre. Betty kon niet spreken, haar voeten weigerden haar plotseling allen dienst BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. Dccxicai. Van de gemocdeljjke en genoegeljjke, min of meer primitieve instellingen uit den ouden aarts-vaderljjken tjjd is niet veel meer over. Er was haast niets aan te wjjzen dat niet in meer of minder mate heeft geleden onder de moderni see ring of dat op den duur door de concurrentie van het nieuwe na een langdurig lijden is verdwenen. Van de oude instellingen is in den Haag de Maandag- sche- en Vrjjdagsche markt nog over en als ge die eens in oogenschouw neemt, bemerkt ge al spoedig dat deze nog geen kwjjnend bestaan Ijjdt. We hebben hier geljjk alle steden een groote Markt, die helaas bestaat in een pleintje, waarop thans misschei» slechts een tiende deel van de kraampjes een plaats heeft. In den loop der tjjden is het aantal verkoopers steeds toegenomen zoodat gedeeltelijk in drie, gedeeltelijk zelfs in vier rjjen de kraampjes staan over de ge- heele lengte van de Prinsegracht en de Brouwersgracht. Zoowel de verkoopers als de koopers als het te koop aangeboden artikel zjjn merk waardig. Wat de koopers betreft, die voor een overgroot deel koopsters zjjn, valt het op dat zoowel de eenvoudige burgervrouw als de in bontmantel gehulde deftigheid er toe behoort. Echt iets voor den Haag, die deftige bontmantel op die sjofele markt, zal men misschien schimpend oprherken. De oorzaak ligt echter hierin dat de markt de reputatie heeft van koopjes te brengen en op niets zjjn alle vrouwen meer verzot dan op koopjes. Of het waar is dat er koop jes zjjn, kunnen wjj moeilijk beoordeelen. Om dat te kunnen uitmaken moet men de ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal 2^5, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geechiedt Franco per poet per kwartaal ƒ8.15, met Zondagsblad 8.80. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 8L GOUDA, hjj onze agenten an loopers, den boekhandel en de postkantoren. Onze bureaux zjjn dagelijks geopeud van 9—6 uur. Administratie Tel. Int. 82; Redactie, Tel. 83. Oosten heeft ons dat reeds geleerd, is nooit en onder geen voorwaard® te verontschuldi gen. Wjj kunnen voor «gel fouten veront schuldigingen vinden en voor veel misda den verzachtende omstandigheden aanwjj- ien niet aldus voor de luiheid; de arbeid schuwheid. Onder geen beding kan die toe gelaten worden. Goed bezien bevat de lui heid nog twee andere «ware vergrjjpen in zich; deze twee: v e r wa* r 1 o o z i n g en diefsfal. Ieder menach heeft in de we reld een plaats. Wjj houden het niet voor toevallig, welke plaats een mensch inneemt; in welken kring hjj gezet werd om te ar beiden. Daaruit volgt, dat ieder mensch een taak heeft. Aan de vervulling van die taak heeft hjj te arbeiden naar de kracht, die hem werd gegeven .De goede gang der we reldorde werd gebouwd op de veronderstel ling, dat ieder mensch zjjn plicht zal doen, althans zjjn plicht; kan het, dan nog meer. Doet hjj dat niet; doet hjj dat traag of s'echt, dan begint de machine te haperen. Wie zjjn plicht niet, doet, verwaarloost een taak, die hem werd opgedragen. In'den mikrokosmos van het huiseljjke le vert heeft ieder lid zjjn plicht en 't is goed, dat ouders reeds vroeg niet alleen hun kin deren aan den* arbeid wennen, maar hun ook in het gezinsorganisme een eigen plaats en taak aanwjjzen. ’t Is duidelijk, dat, wan neer één der kinderen zjjn taak verwaar loost, de gang der huiseljjke machine wordt vertraagd- Zoo en niet anders doet ook de luiaard. Hjj verwaarloost wat hem werd op gedragen. Hjj verwaarloost zjjn arbeids plicht en dat is een, ortlder deze gegevens, niet te verontschuldigen misdrijf- Verder: de luiaard is een dief. Hjj is on- tegensprekeljjk een dief. Wjj hebben in ons vaak zoo kernachtig Nederlandsch een veel zeggend woord: dagdieverij. Er zjjn zooveel uren in den werkdag; de één heeft er meer; geeft er zich meer dan de ander. Wie lui is, maakt geen nuttig gebruik van den tijd, die hem tot arbeiden werd gegeven, steelt den tjjd om dien aan eigen lanterfanten te Niemand kan ontkennen, dat ook dit een flagrant feit van diefstal is en dat wel in zeer verfijnden vorm. Zoo staat de luiaard voor *t algemeen geweten schuldig niet alleen aan luiheid, maar ook aan ver- waarloozing en diefstal in dubbelen zin, omdat hjj niet alleen den tjjd steelt, hem voor het vervullen van zjjn plicht gegeven, maar bovendien leeft van geld, dat hem niet toekomt, omdat hjj het niet waardig is. Nu is het zóó in de zedeljjke wereldorde en daar kunt ge vast op gaan, dat iedere fout, iedere zonde in zich draagt de straf die in de gevolgen zich openbaart. We be doelen nu niet de straf on- stoffeljjk gebied, ueu immu ie bed geDrafent en nu moes- ten zij wachten tot de 'dokier kwam. Jaap mocht mo. langer werkeloos blij ven hangen bij aijn vaders legerste de zijn plicht riep hem op het kan toor waar het ve;sohriki<euiji<‘e was gebeurd, dat in weinig seconden de harmonie van hun gelukkig beslaan had verstoord. En nu, voor de deur van zijn kantoor, aarzelde hij de hand te brengen naar de kruk, die haar weigerden haar plotseling allen dienst; ter die gesloten deur? Welke wan hoop hal den man, d e veertig jaren zijn firma diende, door eigen hand' n den dood gedreven In een voor voelen van naderend on-%, heil verhardden zich Jaap’s trekken.'v j^een opende hij snel de deur en Irw binnen. 0, die eerste aanblik van al de doodgewone dingen en dan hel akelige zagende gezucht, dat vreemd de ruimte vulde. Hij aftg naar het bruine streepbehang. het doffe lino leum op den vloer, zijn schrijftafel, zooals hij die verlaten had om1 te gaan kojffiedringen, overladen met brieven en pap eren de vierkante tafel in het iridden van het vertrek, de groote gloeiende vulkachel, de twee hooge smalle ramen, met de grijze valgordij nen, de groene horren... en eindelijk, tusschen de twee ramen, den hoogen kwaliteit en de deugdzaamheid der artike len kunnen onderzoeken in verband met den prjjs. En dit is niet zoo gemakkeljjk. Men zegt dat in de oude tjjd de markt eigenljjk was om kooplieden van buiten de stad de gelegenheid te geven eens hun koopwaar aan te bieden. Voor het oprich ten van een bljjvenden winkel waren vele artikelen niet belangrjjk genoeg. Kreeg de burgerjj éénmaal per week gelegenheid zjjn inkoopen te doen dan was het vol doende. Langzamerhand is ip dit opzicht echter de markt overbodig geworden en steeds meer werd de markt het terrein der tweededen derdehands artikelen, de oprui ming van allerlei oude gebruikte goederen, uit de mode geraakte artikelen, restanten uit de winkels, wat men alles te samen zoo typisch noemt het ongeregeld goed. Voor dit doel is de markt geen ongeschikt insti tuut maar zjj heeft één bezwaar: van eeni ge prijsstelling is er geen sprake en dus is het gevaar niet gering dat men er te veel betaalt. Trouwens dat weet ieder en mis schien is dit een attractie voor velen omdat zjj het gevoel kunnen krijgen dat ze nu eens echt goedkoop uit zjjn. Dat er ondanks alles nog aardig wat verdiend wordt bljjkt wel uit deze ons gedane mededeeling dat er verscheidene onder de verkoopers zjjn die Maandag, Vrijdag den ganschen dag en Zaterdagsavonds op de markt staan en de overige dagen van de week op hun lauwe ren rusten. Is die markt noodig voor het publiek? Een groot deel van de verkoopers heeft in achterstraatjes winkeltjes die slechts door omwonend publiek worden bezocht. De marktdag geeft hun gelegenheid uit die straatjes te komen en daardoor een ander publiek te trekken. Het meest typeerende bewjjs tegen de markt ligt hierin, dat de winkeliers er geen concurrentie in zien. Het tegendeel is eer waar verzekerde ons een winkelier: het goede puUiiek dat wel eens op de markt kocht, heeft \heel spoedig in de gaten dat het er „bekaaid” afkomt en dus komt het weer snel naar de winkels terug. Er is tha/s sprake van om de markt te verplaatsjwff naar een terrein nogal uit het centrum"'gelegen, midden echter in de volks- wjjk. De marktkooplieden verzetten zeer ons n omschrijving is juist. Wie lui is, doet nkt anders dan den arbeid schuwen. Zooals we van de menschen, die de werken der duister nis liefhebben, zeggen, dat ze het daglicht schuwen, omdat dat Licht zal openbaren, dat hun werken boos zjjn zoo zeggen we ook, dat de luiaand den arbeid schuwt, want als hjj gedwongen is om te werken, dan toont alles aan hem, dat de arbeid hem een last .is: het .gezicht, dat hjj er bij zet; de hou ding, die hjj aanneemt; de manier, waarop hjj den arbeid aanpaktde gelegenheid, die hjj zoekt om zjjn werk te onderbreken, let terlijk alles doet klaar als de dag zien, dat het werk hem te veel is. De arbeid maakt dus den luiaard openbaar als een luiaard. Zulk een luiaand in zjjn omgeving te heb ben is voor den jjverigen mensch een oor zaak van voortdurende ergernis. Hjj zelf weet, wat en hoeveel er nog te doen is, wat geen uJlstel gedoogt; hjjzelf pakt aan, Is Ijverig in de weer en dan lanterfant daai iemand om hem heen, iemand met een stel goede hersens, met een paar flinke handen aan zjjn ijjf en de gal loopt hem over. Want het werk moet gedaan en de luiaard laat zjjn deel aan den arbeid door een ander ver richten. Voor hem is de scherts een gaar heid van pracffisch nut: Werken is zalig en ik zie het graag doen; of wel: werkén is voor de dommen. Zulke luiaardsspreuken zjjn als giftige planten, die hun giftige za den maar al te kwistig om zich heen ver spreiden, tot schade van velen. Wij onderschrijven aanstonds de stelling, dat ieder mensch, die arbeidt, volkomen recht heeft op een hlthans voldoend levens onderhoud. Maar de luiaard mist dat recht. Misschien was juist het onthouden van het levensonderhoud hier het aangegeven mid del om hem van zjjn lastige en schadelijke kwaal te genezen. Is het niet zoo, dat deze sooit menschen eenvoudig parasiteeren op de algemeene liefdadigheid; dat ze zich niet geneeren om de hand op te houden, om het levensonderhoud voor zich en de zjjnen te ontvangen niet als vrucht van den arbeid, maar als een fooi, die goedgeefsche men schen hem toestoppen. Het is niet mogelijk een wet te maken, waardoor ieder, die wer ken kan, als er werkgelegenheid is ge dwongen wordt om te arbeiden. Maar als zulk een wet gemaakt kon worden, men zou eens zien, hoe snel het aantal bedelaars en dat der z.g.n. reizende kooplieden en koop vrouwen zou dalen. Wjj bedoelen niets kwaads te zeggen van de bona fide mannen en vrouwen, die met eerljjken handel „den boer opgaan”en zjj weten ’t beste, hoe de lieden, waarop wjj doelen, hun emplooi be derven. Luiheid, de oude spreuk uit (lü HkSLI 1 Elil HHM. „Hij id uooa zieiae ue tweede klerk, en hard, onaangenaam luid Klonk weer die stem', die een gemur mel wakker riep kamer. Üe dokter hiei waarschuwend de hand op, hij bleef knielen, hand op de borat van den stervende. Opeens raasde een vochtige reutel- zucht uit den mond', gevolgd, een paar seconden later, door een tweede zwak kere. De arm>, half opgeheven. 1 de borat, zakte slap neer, de beenen strekten zich. „Hier' zeide Jaap en reikte den dokter, die nog geknield bleef liggen, gebogen over het lijk, den handdoek aan, die hing bij het fonteintje tegen den wand „Betlek het hoofd van den armen kerel.” Iets in de houding van dien jongen chef met zijn strak gezicht deed' de klerken haastig opstaan en stil weg gaan naar de achterkamer. Jaap bleef alken mot den dokter, die zijn han den ging wasschen aan het fonteintje. Hij beantwoordde de vragen van den vreemde, die hem scherp aanzag met donkere nieuwsgierige oogen, besprak met hem de noodiige formaliteiten en bracht hem toen naar het woonhuis, met weinig woorden, op zijn stugge manier, vertellende wat er met üjn vader was gebeurd, tengevolge van het verre zeioe ue onaangenaam 1’, UW Wil JVUIUI- n de aangrenzende lichaam opschokte, het reutelen hield plotseling geheel op. nog altijd niet teruggekeerd. Zij had den gedaan wat zij konden, z<j had- guur op de bank, zeide naar reeds ge noeg. geworden met de gebogen magere fi guur van Reyman... nu ledig. 1 wanhoopsdaad. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1925 | | pagina 1