I
NT.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKÊN
BB’ Jaargang
NIEUWERKERK, OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWDE, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz.
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
EERSTE BLAD.
NIEUWJAAR.
l.S.
M.
FEUILLETON.
lar
DE MAANSTEEN,
V
Donderdag 31 December IB2B
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPELLE,
No. 16040
I
irrasaing.
Dit numhier bestaat uit drie bladen.
-++F+t
•+H-H
Datum:
u
daart als
1LDENS-
Datum:
(Wordt vervolgd).
Weer komt een nieuwe jaarkring aangegleden,
(Als schakel in den keten van den tijd,
Die voor ons het reeds afgelegd verleden,
Verbindt met de toekomst’ge eeuwigheid.
Wat ’t oude jaar ons geven mocht aan vreugde,
In onze herinn’ring garen we ’t bjjeen,
En wat ’t ons aan rampspoed gaf te dragen,
Daar zetten wij ons nu maar overheen.
verklaart
•onneeren
)URANT
Zondags-
r courant
f) op langen en kor-
172390
DG 3, ROTTERDAM.
Spannend romantisch verhaal
van.
WILKIE COLLINS.
D
Zoo gaan wjj weer met frisschen moed beginnen,
De nieuwe phase van den levensstrijd,
Al hopend, dat het nieuwe jaar ons brenge,
Naast moeite en zorg ook iets, dat ons verblijdt.
weten van dien komenden dag slechts dit.
dat de zedelyk zwakken het moeilijk zullen
hebben,dat de zedeljjk sterken een voor
sprong hebben maar ook de eersten kun
nen sterk worden door te leven naar de
hoogste stem die in ons spreekt: de stem
van het geweten. Maar tenslotte moeten wy
allen de toekomst overlaten aan de geheim
zinnige macht, welke ons aller leven re
geert en het zeker wèl zal maken. God re
geert; alles is, zooals het komen moet Alles
is goed!
straks een nieuwe Oudejaarsavond terug-
keart en dat we dan ook zullen terugzien op
wat we in het nieuwe jaar, dat voor ons
ligt, zullen gedaan en gewerkt hebben. Op
dezen Oudejaarsavond yplgt het nieuwe jaar.
En wanneer onze bezige handen stil wor
den, dan is het niet alleen om terug te zien
in het verleden, maar ook vooruit in de toe
komst. We weten, dat we vooruit moeten,
altijd weer.
„Des drijvers geweldige roede
Jaagt rust’loos ons voort op ons pad.”
En wanneer ons dit al moe maakt en tot
weemoed stemt, wij' hebben te bedenken, dat
we op dezen weg, die de inspanning van
al onze krachten vraagt, het licht vaiThet
verleden noodig hebben.
De gierigaard heeft armoede, de spaar
zame weert armoede, de verkwister roept
armoede.
tusschen wat wy menschen gewoon zijn ge
luk en ongeluk te noemen. Het heeft er
soms veel van, of deze beiden met mystieke
koorden onafscheidelijk aan elkaar verbon
den zjjn en op elkander gelijken, zooals
kinderen van dezelfde ouders gelijke trek
ken kunnen dragen. Geluk en ongeluk bren-
"gen beide hun gevaren en moeilijkheden met
zich mede. De last des levens is nu eenmaal
zwaar te dragen voor alle menschen, in wel
ken staat des levens zy zich ook mogen be
vinden, gelijk Bolland zoo naar waarheid
zegt: voor alle zielen, die strijden en Ijjden,
en zeker zullen overwinnen.
NJaar dit is zeker en dit is een troost
en opbeuring de last des levens dien wij
te dragen hebben gehad, is niet tevergeefs
geweest, want het sluit in zich den komen
den dag. ZJj allen, die toegegeven hebben
aan neigingen tot ons aller vrijheidsbeper
king, tot aantasting van de rechten van den
vrijen mensch, weten thans, dat zij zich sla
venboeien wilden smeden, met groote moeite
van de handen te schuiven.
„De komende dag” het is de naam van
het kind, dat wij, als de reus, door de stor
men des leVens hebben heengedragen. Wi_
tenis, geen bizondere vreugde, geen bizon-
der leed bewaart hij de herinnering. Heel
het leven, dat achter ons ligt, schijnt hjj
weer te voorschijn te roepen in het licht der
herinnering. En met die herinnering wekt
hij altijd opnieuw de gedachte aan het voor
bijgaan en de vergankelijkheid. Het is niet
de weemoed om iets, dat voorbijging, maar
de weemoed om het voorbijgaan zelf, die hij
in ons hart brengt Nooit als op den Oude
jaarsavond voelen we de onverbiddelijkheid
van de wet der vergankelijkheid. Nooit zjjn
we ons als dezen avond, wanneer opnieuw
een jaar versterft in de lange rij, zoo hel
der ervan bewust, dat alles voorbijgaat en
het eenige, dat we houden, wat herinnering
is aan al dat voorbijgegane, die vervluchtigt
in onze ziel. En een droeve weemoed niet
om dit of dat uit het voorbije leven, maar
om die vergankelijkheid, om het voorbij-
gaan, het altijd en rusteloos voorbijgaan/
komt in ons hart en maakt ons stil en na
denkend.
Wat is dit leven toch? Al de dingen, die
ons voorbijgaan, eerst als we ze ons her
inneren, begrijpen we iets van hun beteeke
nis. Is het met het leven niet eVenzoo?
Eerst als we oud geworden- zijn en het le
ven ons voorbijgegaan is, gaan we iets be
grijpen van wat het wil en beteekent. En
toph moeten we van dit leven, waarvan we
zoo weinig vaak verstaan, iets trachten te
maken, moeten we in dit leven ons geluk,
maar ook onze persoonlijkheid ophouwen.
Dle gedachté maakt de weémoed onzer her
innering onwillekeurig tot bezinning. Wan
neer we op den Oudejaarsavond niet alleen
den weemoed voelen om het voorbijgaan,
maar ons ook van dit voorbijgaan en het
voorbijgegane de beteekenis afvragen, wan
neer we ons bewust worden, dat in deze
rusteloosheid toch de gang en de beteekenis
van ons leven zich uitdrukt, dan trachten
we ons ook zoo goed mogelyk duidelijk te
maken, wat al die voorbijgegane dingen
voor ons leven en ons zelven geweest zijn
en welken invloed ze op dat leven en op
ons geoefend hebben. En dan lukt het wel
een enkele maal de beteekenis en strekking
ervan te begrijpen. Maar dit begrijpen- k|m
alleen beteekenis hebben, wanneer we dat
licht van het begrijpen ook op het heden
en de toekomst trachten te doen uitschij
nen. Zoo we gewoonlijk eerst de beteekenis
der voorbijgaande dingen verstaan, nadat
ze ons zijn voorbijgegaan, de herinnering
daarop kan ons toch helpen voor den op
bouw in de toekomst.
We moeten met blijven staan by de her-
innering en den weemoed van den Oude
jaarsavond» Juist wanneer we deze vergan
kelijkheid voelen, moeten we beseffen, dat
Bij de wisseling der tijden.
By de jaarwisseling kan men naar het
verleden en naar de toekoMist zien. We heb
ben reeds zoo dikwijls voornamelijk naar
het verleden gestaard; zouden wy het
thans wederom doen, wy zouden in sombere
gemoedsstemming geraken door het jam
merlijk beeld, dat ten tweeden male ople
verden degenen, die zich geroepen hebben
geacht om de leiding van 's lands zaken in
handen te nemen, en evenals einde 1923 door
him falen een beschamend voorbeeld aan de
natie gaven. Laten wy daarom ditmaal in
de eerste plaats naar de toekomst zien.
Wat zal de toekomst,ons brengen? Deze
vraag vooral houdt ons by den aanvang van
het nieuwe jaar bezig. Wij weten het biet
en zouden het toch zoo gaarne weten
Wy zyn nieuwsgierig als de reus in de
Christophoruslegende. Als het vreemde kind
dat zyn bescherming heeft ingeroepen, door
hem in den winternacht door storm en regen
over de rivier is gedragen en eindelijk den
anderen oever bereikt op het oogenblik, dat
de zon haar eerste stralen over de rotsen
werpt, vraagt hy: „Hoe heet ge toch?” En
als dan het antwoord luidt: ,Jk ben de dag,
die staat geboren te worden”, is de reus
nog even wys als tevoren.
Wy zyn nieuwsgierig ook als de held, die
worstelde in den nacht met een onbekende
geest; als de profeet, die uitriep: „Wachter,
wat is er van den nacht?”; als de jonkvrouw
die den naam van den zwaardridder wilde
vernemen, maar hoe wy vragen of dwingen,
er wordt geen bescheid gegeven. Het eenige
wat wy weten is: in het verleden ligt het
heden, in het nu wat komen zal!
Het verleden is voor velen onzer zwaar
geweest. Ook voor de meest gelukkigen,
want het geluk heeft eveneens zyn zorgen
en de voorspoed zijn bezwaren. Het ia zelfs
de vraag of er wel een groot verschil is
Oudejaarsavond.
De Oudejaarsavond is geen gewone her-
innerings'dag, zooals we er allen in ons le
ven hebben, en zooals we ze ook gemeen
schappelijk hebben. Hij lykt wat banaal in
den regelmaat van zyn jaarlijksch terug-
keeren, dat van geen enkele bizondere le
vensgebeurtenis, aan geen bizondere vreug
de ofjJeed de ^herinnering oproept en ons
alleenTschynt te kunnen herinneren aan den
onverstoorbaren regelgang, de wel vaak
saaie gelijkvormigheid van het leven. En de
meesten onzer zullen dan ook by het ont
waken op den Oudejaarsdag nauwelijks de
sensatie krijgen, dat een bizondere dag is
aangebroken, die in hun leven wat te zeg
gen heeft.
Als alle andere gaat deze dag aan hen
voorbij ronder dat ze zich een oogenblik
anders, nadenkender, weeker, hooger fge-
stemd voelen, dan op al die dagen, die hun
leven tot een keten van gelykvormige scha
kels aaneensmeden. Maar is het niet won
derlijk? waaneer dan de schemering daalt
en hier en daar de lichten aanglimmen over
de eenzame velden of te schitteren begin
nen jn de nevelwazige straten der steden,
dan is het, of ook over ons hart een vreemde
schemering haar wazige duisternis spreidt,
dan dfcar de Hchtjes der her-
innering aanglimmen, tot onze peinzende
oogen zoo vreemd-glinsterend te staren be
ginnen, als zagen ze in het wazig duister
lang-vengeten beelden van leed en vreugde,
van zonneschijn en verlangen opleven en
als .begon in de schemering van ons hart
een ander leven te bewegen dan het dage-
lyksche en als zagen we niet meer het grys
der gelykvormige dagen, die elkaar gevolgd
zijn, van week tot week en jaar tot jaar,
maar het wondere licht, dat eens ons ver
langen en onze vreugde, maar ons leed ook
over de dagen van ons leven uitstraalde. En
wanneer straks in den laten avond wy te
midden van de feestvreugde van den gezel
ligen kring of in de stille eenzaamheid der
overpeinzing in de laatste twaalf slagen
ook met dezen Oudejaarsdag het oude jaar
zien wegsterven, dan strekken we wel vaak
nog de handen van ons verlangen en ons
heimwee naar de vele dingen, die voorbij
gingen en, ongezien door anderen, wordt
soms ons Oog vochtig van den stillen wee
moed om het voorbijgegane en het voorbij
gaan.
Het is geen ibizondere herinneringsdag
deze Oudejaarsdag. Aan geen levensgebeur-
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt
Franco per poet per kwartaal ƒ8.15, met Zondagsblad 8.80.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 31, GOUDA
btj onze agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Onze bureaux zijn dagelijks geopend vaa 9—6 uur. Administratie Tel. Int. 82;
Redactie, Tel. 83.
mij inoeraaau ongerust genjaakt.
ueiiK eens aan onze stiiie, rustige
woning tot mikpunt gemaakt van ae
wraakzucht van men aaeiigen koionei,
door miojael van. aen Inuischen aia-
mant, waaraan, wie weet weike, ge
schiedenis verbonden was. Wie had
ooit zoo iels gehoord n de negen
tiende eeuw in een tijd van voor
uitgang en in een land, dal zich ver
heugt in de zegeningen der Britsche
constitutie? Niemand zal het kunnen
gelooven. Niettegenstaande dat ga ik
echter voort met mijn geschiedenis.
Als gij plotseling wordt opgeschrikt,
gelijk met piij jiet geval was, zult gij
het negen van de tien keeren in uwe
maag voelen uwe aandacht begint te
verzwaikken en gij wordt ongeduldig.
Mijnheer- Franklin bemerkte, dat ik
mij zenuwachtig op mijn plaats heen
en weer bewoog, eni vroeg
„Wat scheelt u toch
Wat mij scheelde, zeide ik hem niet,
doch u zal ik het wel meedeelen, in
vertrouw dn altijd. Mij scheelde, dat
ik geen paar haaltjes aan mijn pijp
doen en Robinson Crusoe niet raad
plegen kon.
HOOFDSTUK VI.
Mijn gedachten voor mij houdend-,
verzocht ik mijnheer Franklin beleefd
om voort te gaan- Mijnheer Franklin
hernam: „Zit dan stil, Betteredge”, en
ging voort.
WIlhSUlE OOIRAM
Groots veranderingen.
In de jongste bijeenkomst der British As
sociation heeft Sir Archibald Denny, voor
zitter van een der secties, een overzicht ge
geven van de geschiedenis der scheepsarchi-
tectuur en daarbij ook stilgestaan by leiding
en personeel. Hoe knap de scheepsbouwkun
dige en ingenieur ook hun plannen mogen
maken, zeide hy, wanneer de leiders en de
werklieden niet bekwaam zyn en hartelyk
sameaweiken, is al hun pogen vergeefs,
In de toestanden en verhoudingen nu zag
Sir Archibald groote veranderingen. „Vijf
tig jaren geleden waren de ondernemingen
doorgaans kleiner, zoodat werkgevers en
Zijn eerste woorden haaien betrek
king op Hetgeen, hij aangaande den
boezen kolonel en den diamant ont
dekt had, tijdens een bezoek aan zijns
vaders notaris te Hampstead, ueze
had hem gezegd, dal hij door zijn va
der was belast, een verjaringsge-
schenk aan juffrouw Rachel over te
brengen. Het een leidde tot het an
der, en zoo werd er ook besproken,
op welke wijze de vriendschappelijke
verhouding tusschen den kolonel en
mijnheer Blake senior, was ontstaan.
Ik zal het verhaal dtvan in mijnheer
Franklin’s eigen woorden weergeven.
„Gij herinnert u den tijd, Bettered-
ge, dat mijn vader zijn recht op dal
ongelukkige hertogdom trachtte te be
wijzen? Nu, dat viel samen met den
tijd, dat mijn oom Herncaetle uit In
dij terugkeerde. Mijn vader kwam te
weten, dat zijn schoonbroeder in het
bezit was van enkele papieren, welke
hem van groot nut konden zijn in zi^n
rechtsgeding. Hij bracht den kolonel
een bezoek, onder voorwendsel hem
te verwelkomen bij zijn terugkeer ’.n
Engeland. De kolonel liet zich niet om
den tuin leiden.
Gij moet iets van mij hebben, zei
de hij, „of gij zoudt uw goeden naam
niet in de waagschaal durven stellen
met u bij mij te vertoonen.”
Mf jn vader kwam er recht* voor uit.
dat hij de stukken noodig had. De
kolonel vroeg een dag om zich te be
muren mijn vauer ui t aues op zien
witoe nemen, lagen de papieren te
zijner beseniKKing. ;Zooi luiuoe ae
brief”.
„Wat deed1 uw vader, mijnheer?”
\roeg ik.
„vat zal ik u zeggen. Hij raadpleeg
de eerst zijn gezond verstand. Dehee-
le zaak,, dacht hij, was eenvoudig be
lachelijk. De kolonel had gedurende
zijn omzwervingen in Indie ergens een
stuk kristal gevonden, dat hij voor
een diamant hield. Wat het gevaar be
treft van vermoord te zullen worden,
wij leefden in de negentiende eeuw
en iemand, die goed bij zijh verstand
was, behoefde slechts de politie te
verwittigen. De kolonel was in de
laat-te jaren erg verslaafd geweest
aan opium, en indien hij de kostbare
papieren slechts in handen kon krij
gen met de dwaze inbeeldingen van
een opiumschuiver als feiten te be
schouwen, was mijn vader bereid) de
bespottelijk,e verantwoordelijkheid op
zich te nemen, temeer, dat hij er
zich weinig last mee op den bals haal,
de. De diamant en de verzegelde in
structies werden in de brandkast van
den notaris gelegd' en de brieven van
den kolonel, waarin hij zich als nog
levend aanmeldde, geopend door dien
rechtsgeleerde al» den vertegenwoor
diger mijns vaders.
14) -
>.Ja, mijnheer. Ditmaal hebt gij
niet vergist.’’
„In dat geval zal het geraden zijn,
u eerst mijn gedachten aangaande dit
onderwerp mede te deel en.
Ik Ze drie ernstige vragen, welke
zich opdoen met betrekking tot het
verjaargeschenk van den kolonel aan
mijn nicht Rachel. Ten eersteWas
de diamant van den kolonel het voor
werp eener samenzwering in Indie?
In de twee plaats Zijn de samen
zweerders den kolonel en zijn diamant
naar Engeland gevolgd? En eindei jk:
Was de kolonel hiermede bekend cn
heeft hij nret voordacht een legaat
zijn zusters kind nagelaten, om
die zuster verdriet en kommer te ver
’ttjoketi? Dat zou ik gaarna willen
weten, Betteredge. Laat u door mijn
woorden g^i schrik aanjagen.”
mocht hij wel zeggen hij had
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda «a onutreken (behoor «ode tot dec imorgkringr
1 —5 regels 1.80, elke regel meer 0.25. Vaa buiten Gouda ea den bexorgkring
1—5 regels 1 55, elke regel meer 0.30. Advertantiüa ia het Zaterdagnummer M
bijslag op den prijs. Liafdadigheida-advertentite do helft van den prijs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1-4 regels ƒ2.06, elke regel meer /WO. O»
de voorpagina 50 hooger.
(kwone advertentiën en ingezonden mededeelingen bQ contract toi leer geredueeer-
den prijs. Groote letters en randen worden berekend naar plaatendmve.
Advertentün kunnen worden ingezonden door tuaechenkomet van «oliede Boekhan
delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten en moeten daags vóór de plaaUing
aan hot Bureau zijn ingekomen, teneinde van opname verzekerd te zijn.
ueuKeu. Zijn antwoord kwam in den
vorm van een buiiengewonen brief,
welken mijn vriend de notaris mij
neeft laten lezen. De kolonel begon
er mede, da» hij op zijn beurt iets
van mijn vader venangde, als hij de
zen van dienst zou Zijn. De oorlogs
kans, (dat was de uitdrukking, weiK®
hij bezigde), had hem iin bezit ge
steld van een der grootste diamanten
ter wereld en hij had reden om ie
gelooven, dat noch hij, noch het kost
bare juweel veilig waren in eenig huis
op eenig punt van den aardbol, zoo
lang zij bij elkander waren. Onder
deze omstandigheden had hij besloten,
den diamant in bewaring te geven aan
een ander persoon. Die persoon be
hoefde geen gevaar te loopen. Hij
mocht den steen plaatsen, waar hem
zulks goeddocht, bij een bankier of
juwelier b.v. Het eenige waartoe hij
zich moest verbinden was, op zekeren
oorafbepaalden dag van elk1 jaar een
schrijven van den kolonel in ontvangst
te nemen, behelzende, dat deze op
dien datum nog tot de levenden be
hoorde. Ging de dag voorbi j, zonder
dat er een dusdanig brief kwam, dan
mocht dat als een teeken beschouwd
worden van des kolonejs overlijden.
In dat geval, en in geen ander mees
en zekere geregelde stukken, behel
zende voorschriften aangaande de ver
dere bestemming van den diamant, ge
opend en letterlijk opgevolgd worden.
BÖO#
es
3020
44
I1