GARA6E BLOEMEN
De Witte Deuren
Bahlmann Co. Gouda
Mantels, japonnen, Stoffen,
R.I. A.
TENTOONSTELLING
Verrassingen voor de Bezoekers*
GIJ KUNT HET WETEN!
HET NIET?
Adverteert in dit Blad.
BEKENDMAKING
I. LOK J. C. I
WISBRUN LIFFMANN
m KOUSENWEFK m
VOOR BAL-MASQUE
SCHRIJFTAFELS vanaf f 15.-.
DE tiöUDSCHE FRUITHANDEL
IVoor Lips' Brandkasten en Slotenfabriek
IS DE AGENT-. P.RONDPz. GOUDA
FOTOGRAFIE „LUX
A. C. COSIJN
ONS GENOEGEN - GOUDA
van 3 tot en met 7 Maart a.s.
Humoristisch Orkest-Radio Concerten.
OPTREDEN VAN ARTISTEN.
Aan ieder kind een groote ballon cadeau.
GOUPSCHE COURANT ZATERDAG 6 EEBR. 1926 - TWEEDE BLAD
if A
Tel. 520 - GOUDA - Markt 50
Deze Satinet verliest door het wassehen de glans niet.
MEUBELHUIS
Ridder van Catsweg 25.
innirii Bij dag gd avoid. - ilelier dagelijks geopend.
1IODEVÜKSCHOOL.
In Assurantiën - Telefoon 81 - Gouda
6.
SLUIT alle VERZEKERINGEN
voor Particulieren, Handel,
Scheepvaart en Industrie.
ONTVANGEN prachtvolle cjllsctia
Er zullen 50 stands exposeeren met de nieuwste
vindingen voor huishouding en bedrijf, waarvan de
meeste in werking te zien zijn.
A. VINCENT v.MAANSEVEEIT
Algem. Leesbibliotheek
P. BERKEN30SCH
ROOKT
Op all* kousen 20 korting.
Tarlatan vanaf 20 cant p- El
Prima Satinet 69 cent p- El
KLEIWEG 43-45 t/o. de Kerk.
TELCF. INT. 610 8429 so
Offioiaal Agaat dar
CIT R O N - AUTOMOBIELEN
▼oor Goada an oonatrakaa.
Groote Stock Citroen ondendeelen voorradig, waardoor
een spoedige bediening wordt gegarandeerd.
Ruime gelegenheid tot stalling van Auto's, Motoren en Rijwielen.
garage met benzinepomp en centrale verwarming.
Firma Wad. A. Rlalvald.
LANOE TIENDEWEO 27
TELEF 313
heeft in
BLAUWE DRUIVEN
PERZIKEN
TAFBLPEREN
TAFELAPPELEN
MANDARIJNEN
SINAASAPPELEN
CITROENEN
Buagroenten (merk sleutels) tegen
voorra ad y
BANANEN
DOOSJES TUNISDADELS
KISTJES VIJGEN
DOFFE KASTANJES
STUDENTEN HAVER
DIVERSE SOORTEN NOTEN
TOMATEN
scherp concurreerende prijzen.
99J
KLEIWEG 80 - GOUDA
99
Speciaal in het afwerken voor Amateurs.
Aangesloten bij de Versenlglng voor Modevakscholen te 's-Oravenhage.
Opleiding tot Costumière, Coupeuse en Leerares. Ook gelegenheid
voor eigen gebruik te leeren. Voor Leerlingen, die pas de school
Verlaten hebben; onderricht in Ondergoed eqz.
Zich aan te melden aan de school: Gouwe lïj*
1918 20 De Dames VAN HEIJZELENDOORN.
285 50
voor het aanstaande voorjaar. "S
ZIE OE ETALAGE
Zie verder aanplakbiljetten- K
MUZIEKLEERAAR
PI.no en Orgel
KARNEMELKSLOOT 112
QOUDA. 10510
Groenendaal 24 Gouda.
2600 deelen.
Steeds de nieuwste boeken
aanwezig. 52 jo
LOODGIETERIJ, ^INKWERKERIJ,
MASTIEKBEDEKKING.
Vraagt prijs. Goedkoop niet alleen
in prijs, doch ook in kwaliteit, «0110
Paparatraal I40.
MISKLEURIG tZANDBLAD
10
2672
I cent
PITTIGE VORSTELANDEN CAB 8 cent
SUMATRA ZANDBLAD ELLA 10 cent
Verkrijgbaar by
J. DE WEGER
N. MARKT 17
GOUDA.
_1t
fHU'RATTEN-
11II17 F N PI
•RATTEN- OF
MUIZEN PLAAG
lulut »nh«|i)e*l
■taken aai 4e rallet- af Mine-
pbai 4n> ka pkraik m
RODENT RATTÜ-
VEKGIP.
Dit ia de volmaakt-
ite en gemakke
lijkste manier om van
dit boosaardig en gevaarlijke
ongedierte af te komen. Het
loeit gebeele zwermen uit in
den tijd van één nacht
Iemand die het toepaste, vond
etna honderd doode ratten na
de cerate nacht dat hij het
gebruikt had. Veilig, xeker,
ia vlug. Koopt thans eea
I Uoaeje en neemt een proef.
Dsuju Ni 45 n 90 ctuk
Uw dregt)* verkoWt kst
hePah P— Hm»
Pahr.T. HarWr. Apoth, Parth. I
Te Uo-u.. oy. aai. COUPS, Wfldstraat;
Mej. VAN LOON, Markt; Fa. J. C. LAN-
GERAAR, Burg. Martenseingel.
Schuurpoeder „SCHURA
Onmisbaar in elke keuken
PAK iNM. 'aKIIQ Set., li KILO 14ct.
FRAAIE STROOIBUS 1NH. VzKllO f 0.25
Dat de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON
zoodanig is ingericht dat elk drukwerk,
het grootste en het kleinste, het een
voudigste en het allerfraaiste daar wordt
vervaardigd;
V
dat *de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON
levert zoowel het eenvoudigste adres
kaartje als de fijnste Kleurenplaten in
drie- en vier kleuren en Waardepapieren
ipet allerlef ondergronden en merken
dat de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON
•steeds berekent den goedkoopsten prijs;
dat de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON
aan ieders wenschen kan voldoen wat
betreft uitvoering van opdrachten, vlugge
afwerking en goedkoopen prijs.
Welnu, bel ons dan op en wij zullen
zorgen dat ij het weet
DRUKKERIJ
A. BRINKMAN ZOON.
Onze vertegenwoordiger Is ovarii ta ontbieden.
UITSTELLEN.
MVan uitstel komt afstel", zegt men en
wil daarmee het verderfelijke van uitstellen
aanduiden. De meeste menschen praten dan
ook geringschattend over uitstellen, als over
het terzy de-schuiven van een werk, dat men
te doen verplicht is. Zy denken aan traag
heid en luiheid en zijn altyd geneigd hem,
die uitstelt, allerlei harde verwijten te doen,
waarvan het gebrek aan voortvarendheid
nog het zachtste klinkt Maar zfj vergeten
daarby, dat uitstellen niet altyd afkeurens
waardig is en dat het ook hier als gewoon
lijk meer op de oorzaak dan op het feit zelfs
aankomt.
Het is toch eigenlyk niet zoozeer de zaak
rót we doen, maar waaróm we het doen.
Meer dan op de handeling komt het op het
motief dier handeling aan. In zedelyken.
tin erkent men dit grif. Men geeft gaarne
toe, dat b.v. weldoen alleen zedelyke waarde
heeft, wanneer de oorzaak van dat weldoen
de behoefte is om andere menschen te hel
pen, niet wanneer het dient om den naam
van weldadigheid te krygen of zelf andere
dingen ermee te bereiken.
Maar ook praktisch bepaalt veelal alleen
de beweegreden voor een handeling de
waarde ervan, maakt zy alleen uit of die
handeling goed of slecht, pryzénswaardig
of afkeurenswaardig is. Iedere handeling,
iedere daad, mjqar ook het nalaten van een
daad, heeft aoo'n beweegreden, al zijn we
het ons niet altyd duidelyk bewust. Wy
doen, dan alleen in enkele uitzonderingsge
vallen, maar niet zoo, omdat het ons nu
zoo eens invalt.
Alle doen en laten heeft een ondergrond
in het diepst van ons wezen, dien wy soms
nauwelijks zelf kennen, maar dien wy ook
aeer dikwijls min of meer duidelyk zien. Dit
wil nog niet zeggen, dat we alles doen of
laten met een duidelyk vooropgezet doel,
maar dat al ons doen voortvloeit uit de ge
steldheid van onzen aard onder den invloed
van omstandigheden, zoowel uiterlijke als
innerlijke. We hebben dus met al onze han
delingen een, «y het ook nog zoo geringe,
bedoeling. Vaak is die bedoeling alleen ne
gatief, wanneer we b.v. iets laten uit traag
heid, dus om ons zelf moeite pf werk te be
sparen. Met die bedoeling moeten we dus
bjj het beoorcteelen der handelingen reke
ning houden. En daar we die veelatl van an-
iniet kennen, moet ook dit
ikeh by het beoor-
daden.
By ons oordeel over uitstellen moeten we
ook met die bedoeling, met de oorzaak, de
lëereh, dat ütt&ettëh'evragoèd
een deugd als een fout kan zijn, maar ook,
dat het vaak een gevolg is van iemands per
soonlijkheid en innerlijke geaardheid.
Uitstellen heeft zeker heel dikwyls zyn
oorzaak in het opzien tegen de verrichting
van de noodzakelijke of gewenschte hande
ling. Dit kan weer een gevolg zyn van
traagheid en van vrees, een zekere twijfel
moedigheid of de handeling lukken zal, of
men in staat zal zyn het vereischte te doen.
Tegen zulk uitstellen past voorzeker de
waarschuwing, dat van uitstel afstel komt.
Want dit uitstel laat maar al te gemakke
lijk de geschikte gelegenheid voorbijgaan en
bedreft ook vaak het leven. De gewoonte
van zulk uitstellen kweekt bovendien traag
heid en besluiteloosheid en doodt ten slotte
alle energie en lust tot aanpakken! Wy heb
ben in vele levensomstandigheden voortva
rendheid noodig en een vaste, snelle hand,
die weet in te grijpen. Onze levenskracht en
onze energie zelf, onze lust ook tot het
leven, moeten ons begeerig maken bot han
delen, willen we wat bereiken en niet altijd
blijven brekebeenen.
Maar er is ook een uitstellen, dat een ge
volg is van voorzichtigheid en van een juis-
teren kyk op het leven, die alle overijld han
delen verbiedt. Dit uitstellen toont geen ge
brek aan energie, maar is juist een bewijs
van innerlijke kracht Want zy eischt naast
zelfkennis en levenskennis ook zelfbeheer
sching. Wie wat bereiken wil, moet het
goede oogenblik weten te kiezen voor zyn
handelen. Hy kan dat oogenblik voorby la
ten gaan, maar hy kan ook door te groote
voortvarendheid dat oogenblik vooruitloo-
Pen. Dat is evenzeer gevaarlyk en bederft
veelal iemands leven.
Want wie gewoon is maar lukraak zijn
slag te slaan, wanneer de neiging daartoe
bjj hem opkoirtt en zich een gelegenheid
biedt, zal in de meeste gevallen falen. Hy
moet niet van een gelegenheid gebruik ma
ken, maar de goede, de juiste weten te kie
zen. Daartoe moet hy zijn handelen over
wegen en eigen aard en aanleg tegelijk met
het leven overzien. Hy moet bezonnenheid
leeren en zelfbeheersching. Want dit zyn de
twee deugden, die men zich hiermee eigen
maakt en die de groote voordeelen zijn, die
naast de betere praktische resultaten het
weloverwogen handelen brengt. Maar dit
weloverwogen handelen maakt uitstellen
dikwijls noodzakelijk of wenschelyk. Wie
den goeden tyd1 voor zyn handelingen weet
te vinden, moet vaak opzettelijk de hand
kunnen terughouden en kunnen wachten.
Veelal zullen andere, voortvarender men-
schen dit niet begrijpen, hem voor traag of
laksch of niet doortastend schelden. Maar
stoort zich daaraan
niet; de wyize kent immers zyn tyd. En te
genover het „van uitstel komt afstel" kan
hy rustig antwoorden „uitstel is nog geen
afstel". Om dit te kunnen, om de vruchten
van zjjn bezonnenheid te kunnen plukken,
heeft hij de zelfbeheersching noodig.
Maar er zyn er onder hen, die uitstellen
en weiten uit te stellen, ook, die zich niet I
hoeven in te houden, die niet door zelfbe
heersching die hand moeten .terughouden, die
zich tot een daad vooruitstrekt, maar die
slechts aarzelend die hand vooruitsteken.
Tfiie aarzeling, zoéaTs ze Kier bedoeJcTis, ft
dan niet het gevolg van traagheid of vrees
of gemakzucht, maar van te groote voor
zichtigheid, van een te veel aan onbezon
nenheid, een te zwaar opnemen der dingen.
Er zyn menschen, die altyd vreezen, dat het
goede oogenblik nog niet daar is, omdat ze
te bang zyn voor mislukking, of omdat zy
geen maat weten in hum overwegingen en
tefyn de mogelijkheden en gebeurlijkheden
trachten uit te spinnen.
De meeste menschen begrijpen niet, hoe
juist een ddepe kyk dn het leven en in zich
zeiven, hoe te veel nadenken
aarzelend maakt, niet uit vrees of traagheid,
maar omdat hy altijd meent, dat de zaak
nog niet goed voorbereid k, omdat hij nog
allerlei gebeurlijkheden in het leven moge
lijk weet, waarmee bij die voorbereiding nog
geen rekening is gehouden.
Zoo wordt bezonnenheid een hinderpaal
voor handelingen, leidt tot een omzich
tigheid, die iedere daad tegenhoudt. Het is
een gevolg van een geaardheid van den per
soon, die hem voor het praktische leven on
geschikt maakt/En omdat hij nu eenmaal
in het praktische leven staan en werken
moet, doet hij good zich daar tegen in te
zetten', moet hy wel beraad trachten te lee
ren. Hy kan dat bereiken, door altyd alle,
overwegingen, die niet rechtstreeks met de
te verrichten handeling verband houden, af
te snijden.
Voor hem als voor ieder ander bestaat
nog een ander spreekwoord van uitstellen,
dat zoo precies de juiste maat aangeeft tus-
schen te groote voortvarendheid en te groo
te omzichtigheid'. Het luidt: „Stel niet uit
tot morgen, wat ge heden doen kuöt." Op
dat kunnen komt het aan. Alleen een wei-
overwogen en voorbereide handeling kan
men doen. Maar wat men doen kan, moet
men ook dadelijk doen. En wat ge vandaag
niet doen kunt, moet ge bitstellen tot mor
gen. Over dat kunnen moet ge zelf beslissen.
MODEPRAATJE.
Deux-Pièces.
Van den algemeenen uitverkoop is niet
veel meer te bespeuren in de groote stad.
Nauwelijks beeft rrfèn nog een wat afge
legen étalagekast aan de laatste „restan
ten" ingeruimd.
Alsof het volle seizoen was, pryken reeds
de eerstelingen der voorjaarsmode in de
luxieuse ruimten en lokken door hunne fris-
sche fleurigheid het kijkgrage dames-
publiek. En ze zijn het bèkyken waard, die
eerste modelletjes! Ze zijn gewyd aan het
jonge meisje, aan de jonge vrouw. Of eigen
lyk, daar de jeugdjaren t»t in het oneindige
verlengd wordten tegenwoordig, zyn ze ge
wyd aan alle jeugdige vrouwen, vooral aan
haar die meedoen aan de „shingled" en
„bingled" mode.
Wat kan men zich ook jeugdiger en aar
diger denken dan de deux-pièces toiletjes,
bestaande uit rok en jumper? Dat zy alom
opgang maken, valt te begrypen. Ze
leenen zich tot allerlei variaties en bestaan
zelf uit een aantal modellen, dat tot in het
oneindige gevariëerd wordt. Ze varieeren
b.v. alweer met de van den winter uitge
komen jumperpakjes, welke meestal uit
dunne wollen stoffen vertaardigd, met bies
jes en zakjes gegameastt en van kraagje
mat revartjes -voorzien -Uétm.
Thans bestaan ze veelal uit zijde, crèpe-
de-chine en crêpe-Georgette en onderschei
den zich dbor hunne sierlijke bewerking. Er
zijn er met prettige plissé-kraagjes en -eene
groote slipstrik van voren op den jumper.
Anderen hebben ronde halzen, fraai bewerkt
met goud- of zilverdraad, welke bewerking
de boord om den jumper, de polskapjes en
het zéér lange, zéér smalle op de stof ge
werkte vestje eveneens vertoonen.
Allerliefst zyn ook de deux-pièces van
zware, korrelige tricotzijde. Hun vorm is
zeer eenvoudig. Smal heupbandje, vestje
vanlichte tint omgeven met een rand van
afstekende donkerer tint. Dito uitgevoerd
kraagje met manchetten en een smal lint-
dasje van onder den boord. Dit pakje, mee
van de goedkoops ten, heeft era klokrok, de
meesten echter hebben een slank vallend,
doch inderdaad wyd rokje, dat op de meest
diverse manieren ia ingeplooid. Men ziet
die rokken in groepen van fijne plooitjes ge
legd, met daartusschen in, fiksche stolp
plooien. Er zyn er ook met tegen elkaar in
gelegde plooien, welke even boven de knie
openspringen en wier vastgehouden deel
met dezelfde garneering als die van den
jumper bewerkt is. Ter variatie zyn by
deze en gene modellen rondom stolpplooien
in den rok gelegd. Of het rokje is geplis-
seerd en draagt vier platte of vier
stolpplooien op gelyke afstanden. Naar dit
omlijsten van groepen wordt veelvuldig ge
streefd.
Zooals voor de hoedjee, is alles voor de
nüeuwe voorjaanskleedjes eene kwestie van
kleur. Of nog beter gezegd, van nuance.
Men ziet dan ook geene pèle-mèle exposi
ties van verscheidene kleuren in één éta
lage. Alles is in ééne kleur gehouden en
van die klgur worden alle nuances gegeven
met al hare variaties. Dat doet zien welke
afwisseling er te brengen is in „roest", in
„rozenhoutkleur". Dat geeft het verschil
aan in amandelgroen, dat uitloopt tot
pistache". (Pistaches zyn namely k kleine
groene amandeltjes en deae stonden hunne
kleur met eere aan de mode af.)
Zoo is er „jade", in alle tinten, in glan
zend satyn-charmeuse, tot in mat crèpe-de-
chine en in een helder verfijnd-dof crèpe-
Georgette. En niet te vergeten het „opera".
Die ongeëvenaard fraaie roode kleur
paars, die er is van teer pastellig lila tot
een stemmig purper en die meer naar den
rooden- of meer naar den blauwen kant,
speling laat voor schitterende kleur-assortl-
menten.
De modè van jeugdig-frissche deux-pièces
legt in bare veelkleurigheid dan ook een
levendigen nadruk op het feit, dat de chro
matische opeenvolging van tinten, van
't voorjaar mode's voornaamste kenmerk
zal zyn.
GRACE ALLAN.
Waakphysiologie.
115 uur zonder slaap!
Wannee.1 ik, zoo schrfyft F. in de Tel., een
nacht niet slaap, of half slaap, b.v. in den
trein, ben ik lichtelijk gaar; en doe ik het
twee nachten niet, dan ben ik zóó gaar, als
visch die drie uur gekookt heeft en al
als pap van de graat valt. Ik weet da<t em
pirisch, zonder studies van waakphysiologi-
schen aard.
In Amerika schijnen ze minder vlug van
begrip te zynen is het een mode geworden
het wakker-blyven te bestudeeren. Het
Taylor management haalt nog niet genoeg
uit die menschen; de slaap slokt economisch
te groote mousehelyko werkkrachtswaairde
op. En daarby was de veronderstelling ge
uit, dat onze manier van slapen van acht tot
tien uur daags, niets dan schandalige.
luiaardsontaardlng was! Slaap was vpor
tachtig procent: een slechte gewoonte!
iWy, in Europa, slapen te weinig. By ons
werken de klinische en Jaboratoriumgeleer-
den alleen op: méér slaap. By ons worden
voar millioenen guldens slaapmiddelen ge
consumeerd. En de diailletjes, en veronalle-
tjes, en adalientjes en somnifeentjes heb
ben het by ons verre gewonnen van de ou
derwetse he alcoholische „slaapmuts". Wie
één uur wakker ligt, meent al dat hy gék
gaat worden. Wij onderhouden een soort
cultus voor den ach tuur s-maf aan een stuk.
Het oiet te gelooven, dat kerels als Fre-
derik de Groote en Nap, dóe met vier of
vyf uur slaap toe konden, ooit tot dit sla
pende werelddeel hebben behoord.
In Amerika willen ze... minder slapen.
Als je slaapt, produceer je niet! zeggen
te daar. Liggen doe je nog lang genoeg!
En prof. Mosz van „the George Washing
ton University" beweert zelfs: de slaap i»
een hardnekkig en slecht aanwénsel.
Deze prof. is begonnen met vier manne
lijke en vier vrouwelijke studenten zestig
uur wakker te laten blyven. En hy heeft
alles aan ze gemeten, wat technisch tegen
woordig allemaal te meten ia: bloeddruk,
pols, ademhaling, lichaamstemperatuur tot
in centigraden. Daarna heeft hjj er nog zes
voor een tachtig-uureche slapeloosheidsrace
by elkander gekregen.
Een concurrent prof. N. F. Fischer, was
dat alles nog lang niet genoeg. Htf heeft
aan de universiteit van Chicago geprobeerd
hoe lang hy het zelf kon harden. In de .eer
ste 24 uur was er niets bijzonders aan. Hy
werkte kalm m z(jn lab. door, den dag en
den nacht. Den tweeden dag voelde hy zich
wat moe. In den tweeden nacht had bjj,
vooral in de stille uren tusschen 24, dat
het iroezemoezend verkeer in de stad ging
zwijgen, zélf-discipline noodig om wakker
te blyven. Zes keer liet hy zich door z(jn
assistent door elkaar schudden.
Den derden dag was hij vry goed. Zyn
Wil was voldoende om wakker te blyven;
maar in zyn werk was hjj alleen nog frisch,
als de interesse-prikkel sterk was. In den
naoht daarop, was de wil alleen niet meer
genoeg. Als de bewakende assistent hem
even in den steek liet, zou htf overstag
gaan, en z(jn beginnen te zagen. De assis
tent moest herhaaldelijk nydig -tegen hem
uitvallen; hem opjagen, en rommelen.
Den vierden dag was hij niet meer tot
serieus laboratoriumswerk in staat. Z(jn
assistentensleepten hem tegen den avond
mee naar een cabaret. iWant op het lab.
houden we hem niet overend, mieneerden
zij. 7>e hem onbekende wereld van het ca
baret songs, dances - boeide hem vol
doende; toch zou hy ingeslapen zyn, als hy
eèn wand had gehad om tegen te leunen.
Men plaatste hem echter op een tabouret,
ver van iederen wand. Den vijfden dag
hield hy het nog uit; maar toen het avond
was, gaf hy het op. Hy had werkelyk moei
te niet tegen den grond te zakken, zelfs
nadat de slaapafspmaak getroffen was.
Men droeg hem in bed; en hy sliep in als
een blók. Hy sliep in één race tien uur ach
ter elkaar; en werd toen frisch wakker,
met iwerkzin; maar bleef nog twee dagen
moe in al zyn leden van zyn daggie van
115 uur en* 45 minuten.
Je moet wat voor de.wetenschap!
over hebben!
Amerika an de Volkenbond.
Er is ontegenzeggelyk een kentering te
bespeuren in de houding door de Vereenig-
de Staten van Noord-Amerika tegenover
den Volkenbond in den loop der laatste
jaren ingenomen.
In het eerst, nadat toetreding tot den
Bond was afgestuit op het verzet van dae
Yankees, welke Europa liefst i» eigen vét
lieten gaar koken, was geheelonthouding
het parool.
Op den duur zag men te Washington ech
ter wel in, dat een dergejyk systeem niet
vol te houden was. Zoo ontstond het insti
tuut der Amerikaansche „waarnemers."
Nog een stap verder, en de Unie bleek
DE VOGELTREK.
De invloed van het weer.
Tal van onderzoekingen zyn gedaan over
de quaestie: hoe gedraagt de trekkende vo
gel zich tegenover allerlei meteorologische
invloeden, als luchtdruk, temperatuur, bewol
king, regen, sneeuw, kortom alles wat wy
samenvatten onder den naam weer? Na-
tuurlyk bestaan op dit terrein ook tal van
theoriën en, zegt von Lucanus, man
Mjgt dikwyls den indruk, dat de wensch
hierbij de vader van de gedachte is. Men
wil per se de een oj- andere! samenhang vin
den. Hegyfoky gelooft,Idat er een nauw
verband bestaat tusschen het weer en den
vogeltrek en beweert, dat goed weer met
stijgende temperatuur den trek versnelt en
slecht weer, met dalende temperatuur ver
tragend werirt. Anderen zien in de wind
richting de hoofdfactor, die den trek beïn
vloedt; de Noordenwind doet in den herfst
<ie vogels Zuidelyker trekken, terwyl ze by
««n Zuidenwind veel langzamer reftra en
zich langen tyd onderweg ophouden. Uit dé
verslagen van de Vogielwarte Rossitten
is echter gebleken, dat de trekvogels op de
K-urische Nehrung by elke windrichting
trekken, zonder van de normale trekrichting
•tf te wyken. Dr. K. Bretscher, die
«n invloed van het weer op den vogeltrek
1661 uitvoerig heeft onderzocht, is van mee-
rihg, dat noch barometerstand, wind of
neerslag, noch temperatuur van eenigen in-
vloed is op den trek als zoodanig.
^weer en regen schynen dikwyLs van
weinig invloed te zyn; by nevel en storm
daarentegen trekken de vogels niet* het is
nun dan niet mogelyk vooruit të konven,
daar ze niets kunnen zien en ze njët krach-
t>g gepoeg zyn om aan den wind weerstand
te bieden. Wanneer het weer in het voorjaar
Plotseling omslaat en t gaat sneeuwen of
Vnez6Q. dan zien we difewyis, dat de trok-
vogrola, die al waren aangekomen, met groo
te snelheid weer terugtrekken, om een ze-
en hongerdood te ontgaan. Lang niet alle
trekken by zoobi gelegenheid terug,
doel probeert het gure weer te t rotsee
ren en gaat daarby dikwyls ten gronde.
Juist dit terugtrekken is er een bewys voor,
dat onmogelyk het weer een der hoofdoor
zaken van den trek zyn, het toont
aan, dat de betrekkingen tusschen weer en
vogeltrek zeer los zyn, en dat van een
voorvoelen van hA weer door de vogels
geen sprake kan zyn, anders zouden ze zich
niet noodeloos bloot stellen aan sneeuw en
vor&t. Zeer juist is dan ook de conclusie van
Jacob S c h e nk, dat de vogeltrek niet
door meteorologische invloeden verklaard
kan worden, want de samenhang is niet zoo
innig, dat elke phase van den trek erop
terug te voeren is. Dit wil natuurlyk niet
zeggen, dat het weer dra trek niet in gun-
stigen of ongunstigen zin kan beïnvloeden.
Wy zagen reeds, dat dit speciaal met nevel,
storm, sneeuw en vorst wel het geval is.
Ontstaan en oorzaken van den vogel
trek.
Wy komen thans tot het laatste en be-
langrykste probleem in het heele verschijn
sel, n.L hoe en door welke oorzaken hy ont
staan is.
Zooals bekend, verdeelfen wy de geschie
denis van de aarde in eenige groote tijd
perken, die elk voor zich róiiHoenen jaren
hebben geduurd en waarover wy ons in 't
algemeen geen goede voorstelling kunnen
vormen, tyen meent nu, en op goede gron
den, dat in het voorlaatste van die groote
tydperken de vogels zich ontwikkeld héb
ben uit in boomen levende reptielen, en
eerst langzamerhand het vliegvermogen
hebben verworven. Zy waren in den eer
sten tyd nauw gebonden aan hun omge
ving, omdat ze geen groote afstanden kon
den afleggen, ze waren dus stand
vogels. Hoe is nu uit den standvogel de
trekvogel ontstaan Ter vericlaring van dit
verschynsel diene het volgende. Onze
tegenwoordige dierenwereld is vooral ont
staan in het tertiaire tijdperk, een tyd toen
waarschynlyk over de geheele aarde een
gelyktaatig tropisch klimaat heerschte. Het
was toen niet noodig zich over groote af
standen te verplaatsen om voedsel te zoe
ken. De trekgewoonte kunnen wy ons dan
ook eerst ontstaan denken, wanneer de win
ter voedselgebrek doet ontstaan en daardoor
de vogels gedwongen worden uit de koudere
streken naar warmere te trekken, waar dan
noeg voedsel te vinden is. Op
ze kan uit den standvogel eerst een
trekvogel zyn ontstaan. In het begin van
den quartairen tyd werd Europa en Ame
rika langzamerhand door een ontzag'lyke
ijsmassa bedekt, die groote streken in
Noordu en Midden-Europa voor tal van die
ren onbewoonbaar maakte. Ook de vogels
werden daardoor gedwongen weg te trek
ken, en zoo ontstond de najaarstrek.
Als zomers het ij® zich terugtrok, wer
den groote gebieden weer*wel voor de vo
gels bewoonbaar en wy kunnen ons voor
stellen, dat ze toen weer teruggetrokken
zyn om te gaan broeden; zoo zou de voor
jaarstrek ontstaan kunnen zyn. Des te
verder de vogels 's zomers trokken, des te
grooter afstand moesten ze in den herfst af
leggen en des te sneller moest de trek plaats
hebben. Uit een langzaam terugtrekken kan
op deze wijze de trek ontstaan zyn, zooals
wy die op 't oogenblik kennen.
De trekwegen, die thans door dé vogels
worden gevolgd, worden door Vele vogel-
kundigen beschouwd als te zyn de wegen
waarlangs de vogels eettyds binnen gedron
gen zyn. Op hun reizen zullen de vogels toch
zopveel mogelyk het land gevolgd zyn en
het, wanneer het maar eenigszins kon, ver
meden hebben groote watervlakken over te
steken, een streven, dat wy ook thans nog
zien. Het is daarom logisch, dat voor den
trek vanuit Afrika allereerst de beide land-
fa ruggen in aanmerking kwamen, dié nog
tydens den ystyd Europa met Afrika ver-t
bonden. Die beide landverbindingen by Gi
braltar en Sicilië liggen in de trekwegen,
die wy thans kennen- Tal van bewijzen zyn
voor de juistheid wan deze theorie aange
voerd, waarop wy echter hier niet verder
willen ingaan.
Een algemeene regel is dit echter niet.
Voor de vogels, die uit het Oosten naar het
Westen zyn doorgedrongen, zoo aft er ver
schillende bekend zijn geworden, zou het
niet veel geven, wanneer ze in het najaar
weer terugtrokken naar hun oorspronkelijk
woongebied. Slechts een trek naar Zuide
lijke, warmere streken kan hen van nut zyn.
We zien dus, dat slechts dan de trékwegen
kunnen overeenstemmen met de wegen,
waarlangs de soort vroeger in Europa is
binnengedrongen, als deze uit andere geo
grafische breedte, en wel uit een warmer ge
bied, gekomen zyn.
Talryke theoriën zyn opgesteld ter ver
klaring van den trek, de bovenstaande is
afkomstig van August Weissmann
en o. i. de meest aannemely'ke. Echter, hoe
uiteenloopend de verschillende hypothesen
ook mogen zyn, in één punt komen ze al ft
overeen, nJ., dat het door den winter ver
oorzaakte voedselgebrek de hoofdreden is
geweest voor het ontstaan van den trek in
vroeger tyden.
Het is nu de vraag of de redenen, die
vroeger voor het ontstaan van den trek aan
wezig waren, ook nu nog gelden. Wy hebben
reeds gezien, dat tal van vogels al wegtrek
ken, wanneer er nog voedsel genoeg te vin
den is. Juist ook in den trelctyd bevinden
de vogels zich lichamelyk ook in den besten
toestand. Voedselgebrek kan dan ook nu niet
meer de aanleiding zyn voor den najaars
trek. Ook het weer is, zooals wy weten, niet
van zoodahigen invloed, dat de verklaring
hiermdf te geven is. Belangrijk voor de op
lossing van dit probleem is het gedrag van
gevangen treikvogels, die in den trektyd een
groote onrust vertofcten, die zoo lang duurt
tot zyn soortgenooten ongeveer in hun win
terkwartier zyn aangekomen. Elk jaar op-'
nieuw herhaalt zich dit verschynsel. Men
concludeert hieruit, dat de vogels niet door
uitwendige omstandigheden als voedselge
brek of het weer, tot trekken gedrongen
worden, maar dat het hier om een automa
tisch werkende aandrift gaat, die op bepaal
de tyden werkzaam wordt en waaraan <le
vogel onbewust gehoorzaamt. Die aandrang
sdhynt zeer sterk te zyn, wat wel blykt uit
het feit, dat de vogels niet den tyd hebben
om voldoende voedsel op te nemen en dat
ze zich ook door lichaamsgebreken niet la
ten weerhouden om weg te trekken.
De trek, dn vroeger perioden van de aard-
geschiedenis door véedselgebrek ontstaan,
is in de loop der tyden blykbaar een erfe
lijke eigenschap geworden. De vogel trekt,
wanneer het zyn tyd is, zonder dat uitwen
dige omstandigheden daartoe aanleiding
zyn.
Dit geldt natuurlyk slechts voor de eigen-
lyke trekvogels ra niet voor die vogels, die
zooals de Siberische Notenkraker
of hetSteppenhoen slechts hier gezien
worden, wanneer voedselgebrek in hun va
derland hen noodzaakt zich over groote af
standen te verplaatsen en eveneens voor een
aantal vogels, die hier overwinteren, maar
over uitgestrekte terreinen rondzwerven om
hun voedsel te zoeken. Hier is wel degelyk
voedselgebrek de oorzaak voor de verplaat
singen.
De terugtrek in het voorjaar wordt ge
woonlijk verklaard in samenhang met het
sexueele leven, een zekere voortplantings
drang zou daarby een rol spelen. Voor een
aantal vogels ^gaat deze verklaring echter
niet op, zoodat wy de oorzaak van den voor
jaarstrek nog niet op aannemelijke wyze
kunnen aangeveh.
De trekdrang is by lang alle vogels niet
even sterk ontwikkeld, vandaar dat een deel
minder vertrekt dan een ander deel. Boven
dien schynt by een aantal vogels de trek
drang minder krachtig te worden; ze bly
ven in hun vaderland, totdat de hoogste nood
ze dwingt hun heil in de vlufcht te zoeken.
Wy zouden hier dus te doen hebben met het
veranderen van een^ekvogel in een stand-
vogel, wat by Spreeuw en Merel het geval
zou kunnen zijn.
Nabetrachting.
Wy hébben gepoogd in het bovenstaande
eert uiteenzetting te geven van den trek en
van de verschillende daarmee samenhangen
de vraagstukken. Tal van theorieën zy'n ter
verklaring ervan opgesteld, de een meer, de
ander "minder gelukkig. Uit dit alles blylct t
wel, dat de vogeltrek zich niet laat dogma
tiseer en, en dat wy nog verre af zyn van. de
oplossing ervan. Wy moeten niet wanhopen,
al moeten wy thans zeggen: wij weten het
niet. Onwetenschappelyk zou het zyn, wan
neer wy deden als G&tke, die zyn groote
werk besloot met de woorden: Ignorabinrasf
wij zullen het nooit wéten.
Gouda, Jan.
AS.