GARA6E BLOEMEN De Witte Deuren Bahlmann Co. Gouda Mantels, japonnen, Stoffen, R.I. A. TENTOONSTELLING Verrassingen voor de Bezoekers* GIJ KUNT HET WETEN! HET NIET? Adverteert in dit Blad. BEKENDMAKING I. LOK J. C. I WISBRUN LIFFMANN m KOUSENWEFK m VOOR BAL-MASQUE SCHRIJFTAFELS vanaf f 15.-. DE tiöUDSCHE FRUITHANDEL IVoor Lips' Brandkasten en Slotenfabriek IS DE AGENT-. P.RONDPz. GOUDA FOTOGRAFIE „LUX A. C. COSIJN ONS GENOEGEN - GOUDA van 3 tot en met 7 Maart a.s. Humoristisch Orkest-Radio Concerten. OPTREDEN VAN ARTISTEN. Aan ieder kind een groote ballon cadeau. GOUPSCHE COURANT ZATERDAG 6 EEBR. 1926 - TWEEDE BLAD if A Tel. 520 - GOUDA - Markt 50 Deze Satinet verliest door het wassehen de glans niet. MEUBELHUIS Ridder van Catsweg 25. innirii Bij dag gd avoid. - ilelier dagelijks geopend. 1IODEVÜKSCHOOL. In Assurantiën - Telefoon 81 - Gouda 6. SLUIT alle VERZEKERINGEN voor Particulieren, Handel, Scheepvaart en Industrie. ONTVANGEN prachtvolle cjllsctia Er zullen 50 stands exposeeren met de nieuwste vindingen voor huishouding en bedrijf, waarvan de meeste in werking te zien zijn. A. VINCENT v.MAANSEVEEIT Algem. Leesbibliotheek P. BERKEN30SCH ROOKT Op all* kousen 20 korting. Tarlatan vanaf 20 cant p- El Prima Satinet 69 cent p- El KLEIWEG 43-45 t/o. de Kerk. TELCF. INT. 610 8429 so Offioiaal Agaat dar CIT R O N - AUTOMOBIELEN ▼oor Goada an oonatrakaa. Groote Stock Citroen ondendeelen voorradig, waardoor een spoedige bediening wordt gegarandeerd. Ruime gelegenheid tot stalling van Auto's, Motoren en Rijwielen. garage met benzinepomp en centrale verwarming. Firma Wad. A. Rlalvald. LANOE TIENDEWEO 27 TELEF 313 heeft in BLAUWE DRUIVEN PERZIKEN TAFBLPEREN TAFELAPPELEN MANDARIJNEN SINAASAPPELEN CITROENEN Buagroenten (merk sleutels) tegen voorra ad y BANANEN DOOSJES TUNISDADELS KISTJES VIJGEN DOFFE KASTANJES STUDENTEN HAVER DIVERSE SOORTEN NOTEN TOMATEN scherp concurreerende prijzen. 99J KLEIWEG 80 - GOUDA 99 Speciaal in het afwerken voor Amateurs. Aangesloten bij de Versenlglng voor Modevakscholen te 's-Oravenhage. Opleiding tot Costumière, Coupeuse en Leerares. Ook gelegenheid voor eigen gebruik te leeren. Voor Leerlingen, die pas de school Verlaten hebben; onderricht in Ondergoed eqz. Zich aan te melden aan de school: Gouwe lïj* 1918 20 De Dames VAN HEIJZELENDOORN. 285 50 voor het aanstaande voorjaar. "S ZIE OE ETALAGE Zie verder aanplakbiljetten- K MUZIEKLEERAAR PI.no en Orgel KARNEMELKSLOOT 112 QOUDA. 10510 Groenendaal 24 Gouda. 2600 deelen. Steeds de nieuwste boeken aanwezig. 52 jo LOODGIETERIJ, ^INKWERKERIJ, MASTIEKBEDEKKING. Vraagt prijs. Goedkoop niet alleen in prijs, doch ook in kwaliteit, «0110 Paparatraal I40. MISKLEURIG tZANDBLAD 10 2672 I cent PITTIGE VORSTELANDEN CAB 8 cent SUMATRA ZANDBLAD ELLA 10 cent Verkrijgbaar by J. DE WEGER N. MARKT 17 GOUDA. _1t fHU'RATTEN- 11II17 F N PI •RATTEN- OF MUIZEN PLAAG lulut »nh«|i)e*l ■taken aai 4e rallet- af Mine- pbai 4n> ka pkraik m RODENT RATTÜ- VEKGIP. Dit ia de volmaakt- ite en gemakke lijkste manier om van dit boosaardig en gevaarlijke ongedierte af te komen. Het loeit gebeele zwermen uit in den tijd van één nacht Iemand die het toepaste, vond etna honderd doode ratten na de cerate nacht dat hij het gebruikt had. Veilig, xeker, ia vlug. Koopt thans eea I Uoaeje en neemt een proef. Dsuju Ni 45 n 90 ctuk Uw dregt)* verkoWt kst hePah P— Hm» Pahr.T. HarWr. Apoth, Parth. I Te Uo-u.. oy. aai. COUPS, Wfldstraat; Mej. VAN LOON, Markt; Fa. J. C. LAN- GERAAR, Burg. Martenseingel. Schuurpoeder „SCHURA Onmisbaar in elke keuken PAK iNM. 'aKIIQ Set., li KILO 14ct. FRAAIE STROOIBUS 1NH. VzKllO f 0.25 Dat de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON zoodanig is ingericht dat elk drukwerk, het grootste en het kleinste, het een voudigste en het allerfraaiste daar wordt vervaardigd; V dat *de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON levert zoowel het eenvoudigste adres kaartje als de fijnste Kleurenplaten in drie- en vier kleuren en Waardepapieren ipet allerlef ondergronden en merken dat de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON •steeds berekent den goedkoopsten prijs; dat de Drukkerij A. BRINKMAN ZOON aan ieders wenschen kan voldoen wat betreft uitvoering van opdrachten, vlugge afwerking en goedkoopen prijs. Welnu, bel ons dan op en wij zullen zorgen dat ij het weet DRUKKERIJ A. BRINKMAN ZOON. Onze vertegenwoordiger Is ovarii ta ontbieden. UITSTELLEN. MVan uitstel komt afstel", zegt men en wil daarmee het verderfelijke van uitstellen aanduiden. De meeste menschen praten dan ook geringschattend over uitstellen, als over het terzy de-schuiven van een werk, dat men te doen verplicht is. Zy denken aan traag heid en luiheid en zijn altyd geneigd hem, die uitstelt, allerlei harde verwijten te doen, waarvan het gebrek aan voortvarendheid nog het zachtste klinkt Maar zfj vergeten daarby, dat uitstellen niet altyd afkeurens waardig is en dat het ook hier als gewoon lijk meer op de oorzaak dan op het feit zelfs aankomt. Het is toch eigenlyk niet zoozeer de zaak rót we doen, maar waaróm we het doen. Meer dan op de handeling komt het op het motief dier handeling aan. In zedelyken. tin erkent men dit grif. Men geeft gaarne toe, dat b.v. weldoen alleen zedelyke waarde heeft, wanneer de oorzaak van dat weldoen de behoefte is om andere menschen te hel pen, niet wanneer het dient om den naam van weldadigheid te krygen of zelf andere dingen ermee te bereiken. Maar ook praktisch bepaalt veelal alleen de beweegreden voor een handeling de waarde ervan, maakt zy alleen uit of die handeling goed of slecht, pryzénswaardig of afkeurenswaardig is. Iedere handeling, iedere daad, mjqar ook het nalaten van een daad, heeft aoo'n beweegreden, al zijn we het ons niet altyd duidelyk bewust. Wy doen, dan alleen in enkele uitzonderingsge vallen, maar niet zoo, omdat het ons nu zoo eens invalt. Alle doen en laten heeft een ondergrond in het diepst van ons wezen, dien wy soms nauwelijks zelf kennen, maar dien wy ook aeer dikwijls min of meer duidelyk zien. Dit wil nog niet zeggen, dat we alles doen of laten met een duidelyk vooropgezet doel, maar dat al ons doen voortvloeit uit de ge steldheid van onzen aard onder den invloed van omstandigheden, zoowel uiterlijke als innerlijke. We hebben dus met al onze han delingen een, «y het ook nog zoo geringe, bedoeling. Vaak is die bedoeling alleen ne gatief, wanneer we b.v. iets laten uit traag heid, dus om ons zelf moeite pf werk te be sparen. Met die bedoeling moeten we dus bjj het beoorcteelen der handelingen reke ning houden. En daar we die veelatl van an- iniet kennen, moet ook dit ikeh by het beoor- daden. By ons oordeel over uitstellen moeten we ook met die bedoeling, met de oorzaak, de lëereh, dat ütt&ettëh'evragoèd een deugd als een fout kan zijn, maar ook, dat het vaak een gevolg is van iemands per soonlijkheid en innerlijke geaardheid. Uitstellen heeft zeker heel dikwyls zyn oorzaak in het opzien tegen de verrichting van de noodzakelijke of gewenschte hande ling. Dit kan weer een gevolg zyn van traagheid en van vrees, een zekere twijfel moedigheid of de handeling lukken zal, of men in staat zal zyn het vereischte te doen. Tegen zulk uitstellen past voorzeker de waarschuwing, dat van uitstel afstel komt. Want dit uitstel laat maar al te gemakke lijk de geschikte gelegenheid voorbijgaan en bedreft ook vaak het leven. De gewoonte van zulk uitstellen kweekt bovendien traag heid en besluiteloosheid en doodt ten slotte alle energie en lust tot aanpakken! Wy heb ben in vele levensomstandigheden voortva rendheid noodig en een vaste, snelle hand, die weet in te grijpen. Onze levenskracht en onze energie zelf, onze lust ook tot het leven, moeten ons begeerig maken bot han delen, willen we wat bereiken en niet altijd blijven brekebeenen. Maar er is ook een uitstellen, dat een ge volg is van voorzichtigheid en van een juis- teren kyk op het leven, die alle overijld han delen verbiedt. Dit uitstellen toont geen ge brek aan energie, maar is juist een bewijs van innerlijke kracht Want zy eischt naast zelfkennis en levenskennis ook zelfbeheer sching. Wie wat bereiken wil, moet het goede oogenblik weten te kiezen voor zyn handelen. Hy kan dat oogenblik voorby la ten gaan, maar hy kan ook door te groote voortvarendheid dat oogenblik vooruitloo- Pen. Dat is evenzeer gevaarlyk en bederft veelal iemands leven. Want wie gewoon is maar lukraak zijn slag te slaan, wanneer de neiging daartoe bjj hem opkoirtt en zich een gelegenheid biedt, zal in de meeste gevallen falen. Hy moet niet van een gelegenheid gebruik ma ken, maar de goede, de juiste weten te kie zen. Daartoe moet hy zijn handelen over wegen en eigen aard en aanleg tegelijk met het leven overzien. Hy moet bezonnenheid leeren en zelfbeheersching. Want dit zyn de twee deugden, die men zich hiermee eigen maakt en die de groote voordeelen zijn, die naast de betere praktische resultaten het weloverwogen handelen brengt. Maar dit weloverwogen handelen maakt uitstellen dikwijls noodzakelijk of wenschelyk. Wie den goeden tyd1 voor zyn handelingen weet te vinden, moet vaak opzettelijk de hand kunnen terughouden en kunnen wachten. Veelal zullen andere, voortvarender men- schen dit niet begrijpen, hem voor traag of laksch of niet doortastend schelden. Maar stoort zich daaraan niet; de wyize kent immers zyn tyd. En te genover het „van uitstel komt afstel" kan hy rustig antwoorden „uitstel is nog geen afstel". Om dit te kunnen, om de vruchten van zjjn bezonnenheid te kunnen plukken, heeft hij de zelfbeheersching noodig. Maar er zyn er onder hen, die uitstellen en weiten uit te stellen, ook, die zich niet I hoeven in te houden, die niet door zelfbe heersching die hand moeten .terughouden, die zich tot een daad vooruitstrekt, maar die slechts aarzelend die hand vooruitsteken. Tfiie aarzeling, zoéaTs ze Kier bedoeJcTis, ft dan niet het gevolg van traagheid of vrees of gemakzucht, maar van te groote voor zichtigheid, van een te veel aan onbezon nenheid, een te zwaar opnemen der dingen. Er zyn menschen, die altyd vreezen, dat het goede oogenblik nog niet daar is, omdat ze te bang zyn voor mislukking, of omdat zy geen maat weten in hum overwegingen en tefyn de mogelijkheden en gebeurlijkheden trachten uit te spinnen. De meeste menschen begrijpen niet, hoe juist een ddepe kyk dn het leven en in zich zeiven, hoe te veel nadenken aarzelend maakt, niet uit vrees of traagheid, maar omdat hy altijd meent, dat de zaak nog niet goed voorbereid k, omdat hij nog allerlei gebeurlijkheden in het leven moge lijk weet, waarmee bij die voorbereiding nog geen rekening is gehouden. Zoo wordt bezonnenheid een hinderpaal voor handelingen, leidt tot een omzich tigheid, die iedere daad tegenhoudt. Het is een gevolg van een geaardheid van den per soon, die hem voor het praktische leven on geschikt maakt/En omdat hij nu eenmaal in het praktische leven staan en werken moet, doet hij good zich daar tegen in te zetten', moet hy wel beraad trachten te lee ren. Hy kan dat bereiken, door altyd alle, overwegingen, die niet rechtstreeks met de te verrichten handeling verband houden, af te snijden. Voor hem als voor ieder ander bestaat nog een ander spreekwoord van uitstellen, dat zoo precies de juiste maat aangeeft tus- schen te groote voortvarendheid en te groo te omzichtigheid'. Het luidt: „Stel niet uit tot morgen, wat ge heden doen kuöt." Op dat kunnen komt het aan. Alleen een wei- overwogen en voorbereide handeling kan men doen. Maar wat men doen kan, moet men ook dadelijk doen. En wat ge vandaag niet doen kunt, moet ge bitstellen tot mor gen. Over dat kunnen moet ge zelf beslissen. MODEPRAATJE. Deux-Pièces. Van den algemeenen uitverkoop is niet veel meer te bespeuren in de groote stad. Nauwelijks beeft rrfèn nog een wat afge legen étalagekast aan de laatste „restan ten" ingeruimd. Alsof het volle seizoen was, pryken reeds de eerstelingen der voorjaarsmode in de luxieuse ruimten en lokken door hunne fris- sche fleurigheid het kijkgrage dames- publiek. En ze zijn het bèkyken waard, die eerste modelletjes! Ze zijn gewyd aan het jonge meisje, aan de jonge vrouw. Of eigen lyk, daar de jeugdjaren t»t in het oneindige verlengd wordten tegenwoordig, zyn ze ge wyd aan alle jeugdige vrouwen, vooral aan haar die meedoen aan de „shingled" en „bingled" mode. Wat kan men zich ook jeugdiger en aar diger denken dan de deux-pièces toiletjes, bestaande uit rok en jumper? Dat zy alom opgang maken, valt te begrypen. Ze leenen zich tot allerlei variaties en bestaan zelf uit een aantal modellen, dat tot in het oneindige gevariëerd wordt. Ze varieeren b.v. alweer met de van den winter uitge komen jumperpakjes, welke meestal uit dunne wollen stoffen vertaardigd, met bies jes en zakjes gegameastt en van kraagje mat revartjes -voorzien -Uétm. Thans bestaan ze veelal uit zijde, crèpe- de-chine en crêpe-Georgette en onderschei den zich dbor hunne sierlijke bewerking. Er zijn er met prettige plissé-kraagjes en -eene groote slipstrik van voren op den jumper. Anderen hebben ronde halzen, fraai bewerkt met goud- of zilverdraad, welke bewerking de boord om den jumper, de polskapjes en het zéér lange, zéér smalle op de stof ge werkte vestje eveneens vertoonen. Allerliefst zyn ook de deux-pièces van zware, korrelige tricotzijde. Hun vorm is zeer eenvoudig. Smal heupbandje, vestje vanlichte tint omgeven met een rand van afstekende donkerer tint. Dito uitgevoerd kraagje met manchetten en een smal lint- dasje van onder den boord. Dit pakje, mee van de goedkoops ten, heeft era klokrok, de meesten echter hebben een slank vallend, doch inderdaad wyd rokje, dat op de meest diverse manieren ia ingeplooid. Men ziet die rokken in groepen van fijne plooitjes ge legd, met daartusschen in, fiksche stolp plooien. Er zyn er ook met tegen elkaar in gelegde plooien, welke even boven de knie openspringen en wier vastgehouden deel met dezelfde garneering als die van den jumper bewerkt is. Ter variatie zyn by deze en gene modellen rondom stolpplooien in den rok gelegd. Of het rokje is geplis- seerd en draagt vier platte of vier stolpplooien op gelyke afstanden. Naar dit omlijsten van groepen wordt veelvuldig ge streefd. Zooals voor de hoedjee, is alles voor de nüeuwe voorjaanskleedjes eene kwestie van kleur. Of nog beter gezegd, van nuance. Men ziet dan ook geene pèle-mèle exposi ties van verscheidene kleuren in één éta lage. Alles is in ééne kleur gehouden en van die klgur worden alle nuances gegeven met al hare variaties. Dat doet zien welke afwisseling er te brengen is in „roest", in „rozenhoutkleur". Dat geeft het verschil aan in amandelgroen, dat uitloopt tot pistache". (Pistaches zyn namely k kleine groene amandeltjes en deae stonden hunne kleur met eere aan de mode af.) Zoo is er „jade", in alle tinten, in glan zend satyn-charmeuse, tot in mat crèpe-de- chine en in een helder verfijnd-dof crèpe- Georgette. En niet te vergeten het „opera". Die ongeëvenaard fraaie roode kleur paars, die er is van teer pastellig lila tot een stemmig purper en die meer naar den rooden- of meer naar den blauwen kant, speling laat voor schitterende kleur-assortl- menten. De modè van jeugdig-frissche deux-pièces legt in bare veelkleurigheid dan ook een levendigen nadruk op het feit, dat de chro matische opeenvolging van tinten, van 't voorjaar mode's voornaamste kenmerk zal zyn. GRACE ALLAN. Waakphysiologie. 115 uur zonder slaap! Wannee.1 ik, zoo schrfyft F. in de Tel., een nacht niet slaap, of half slaap, b.v. in den trein, ben ik lichtelijk gaar; en doe ik het twee nachten niet, dan ben ik zóó gaar, als visch die drie uur gekookt heeft en al als pap van de graat valt. Ik weet da<t em pirisch, zonder studies van waakphysiologi- schen aard. In Amerika schijnen ze minder vlug van begrip te zynen is het een mode geworden het wakker-blyven te bestudeeren. Het Taylor management haalt nog niet genoeg uit die menschen; de slaap slokt economisch te groote mousehelyko werkkrachtswaairde op. En daarby was de veronderstelling ge uit, dat onze manier van slapen van acht tot tien uur daags, niets dan schandalige. luiaardsontaardlng was! Slaap was vpor tachtig procent: een slechte gewoonte! iWy, in Europa, slapen te weinig. By ons werken de klinische en Jaboratoriumgeleer- den alleen op: méér slaap. By ons worden voar millioenen guldens slaapmiddelen ge consumeerd. En de diailletjes, en veronalle- tjes, en adalientjes en somnifeentjes heb ben het by ons verre gewonnen van de ou derwetse he alcoholische „slaapmuts". Wie één uur wakker ligt, meent al dat hy gék gaat worden. Wij onderhouden een soort cultus voor den ach tuur s-maf aan een stuk. Het oiet te gelooven, dat kerels als Fre- derik de Groote en Nap, dóe met vier of vyf uur slaap toe konden, ooit tot dit sla pende werelddeel hebben behoord. In Amerika willen ze... minder slapen. Als je slaapt, produceer je niet! zeggen te daar. Liggen doe je nog lang genoeg! En prof. Mosz van „the George Washing ton University" beweert zelfs: de slaap i» een hardnekkig en slecht aanwénsel. Deze prof. is begonnen met vier manne lijke en vier vrouwelijke studenten zestig uur wakker te laten blyven. En hy heeft alles aan ze gemeten, wat technisch tegen woordig allemaal te meten ia: bloeddruk, pols, ademhaling, lichaamstemperatuur tot in centigraden. Daarna heeft hjj er nog zes voor een tachtig-uureche slapeloosheidsrace by elkander gekregen. Een concurrent prof. N. F. Fischer, was dat alles nog lang niet genoeg. Htf heeft aan de universiteit van Chicago geprobeerd hoe lang hy het zelf kon harden. In de .eer ste 24 uur was er niets bijzonders aan. Hy werkte kalm m z(jn lab. door, den dag en den nacht. Den tweeden dag voelde hy zich wat moe. In den tweeden nacht had bjj, vooral in de stille uren tusschen 24, dat het iroezemoezend verkeer in de stad ging zwijgen, zélf-discipline noodig om wakker te blyven. Zes keer liet hy zich door z(jn assistent door elkaar schudden. Den derden dag was hij vry goed. Zyn Wil was voldoende om wakker te blyven; maar in zyn werk was hjj alleen nog frisch, als de interesse-prikkel sterk was. In den naoht daarop, was de wil alleen niet meer genoeg. Als de bewakende assistent hem even in den steek liet, zou htf overstag gaan, en z(jn beginnen te zagen. De assis tent moest herhaaldelijk nydig -tegen hem uitvallen; hem opjagen, en rommelen. Den vierden dag was hij niet meer tot serieus laboratoriumswerk in staat. Z(jn assistentensleepten hem tegen den avond mee naar een cabaret. iWant op het lab. houden we hem niet overend, mieneerden zij. 7>e hem onbekende wereld van het ca baret songs, dances - boeide hem vol doende; toch zou hy ingeslapen zyn, als hy eèn wand had gehad om tegen te leunen. Men plaatste hem echter op een tabouret, ver van iederen wand. Den vijfden dag hield hy het nog uit; maar toen het avond was, gaf hy het op. Hy had werkelyk moei te niet tegen den grond te zakken, zelfs nadat de slaapafspmaak getroffen was. Men droeg hem in bed; en hy sliep in als een blók. Hy sliep in één race tien uur ach ter elkaar; en werd toen frisch wakker, met iwerkzin; maar bleef nog twee dagen moe in al zyn leden van zyn daggie van 115 uur en* 45 minuten. Je moet wat voor de.wetenschap! over hebben! Amerika an de Volkenbond. Er is ontegenzeggelyk een kentering te bespeuren in de houding door de Vereenig- de Staten van Noord-Amerika tegenover den Volkenbond in den loop der laatste jaren ingenomen. In het eerst, nadat toetreding tot den Bond was afgestuit op het verzet van dae Yankees, welke Europa liefst i» eigen vét lieten gaar koken, was geheelonthouding het parool. Op den duur zag men te Washington ech ter wel in, dat een dergejyk systeem niet vol te houden was. Zoo ontstond het insti tuut der Amerikaansche „waarnemers." Nog een stap verder, en de Unie bleek DE VOGELTREK. De invloed van het weer. Tal van onderzoekingen zyn gedaan over de quaestie: hoe gedraagt de trekkende vo gel zich tegenover allerlei meteorologische invloeden, als luchtdruk, temperatuur, bewol king, regen, sneeuw, kortom alles wat wy samenvatten onder den naam weer? Na- tuurlyk bestaan op dit terrein ook tal van theoriën en, zegt von Lucanus, man Mjgt dikwyls den indruk, dat de wensch hierbij de vader van de gedachte is. Men wil per se de een oj- andere! samenhang vin den. Hegyfoky gelooft,Idat er een nauw verband bestaat tusschen het weer en den vogeltrek en beweert, dat goed weer met stijgende temperatuur den trek versnelt en slecht weer, met dalende temperatuur ver tragend werirt. Anderen zien in de wind richting de hoofdfactor, die den trek beïn vloedt; de Noordenwind doet in den herfst <ie vogels Zuidelyker trekken, terwyl ze by ««n Zuidenwind veel langzamer reftra en zich langen tyd onderweg ophouden. Uit dé verslagen van de Vogielwarte Rossitten is echter gebleken, dat de trekvogels op de K-urische Nehrung by elke windrichting trekken, zonder van de normale trekrichting •tf te wyken. Dr. K. Bretscher, die «n invloed van het weer op den vogeltrek 1661 uitvoerig heeft onderzocht, is van mee- rihg, dat noch barometerstand, wind of neerslag, noch temperatuur van eenigen in- vloed is op den trek als zoodanig. ^weer en regen schynen dikwyLs van weinig invloed te zyn; by nevel en storm daarentegen trekken de vogels niet* het is nun dan niet mogelyk vooruit të konven, daar ze niets kunnen zien en ze njët krach- t>g gepoeg zyn om aan den wind weerstand te bieden. Wanneer het weer in het voorjaar Plotseling omslaat en t gaat sneeuwen of Vnez6Q. dan zien we difewyis, dat de trok- vogrola, die al waren aangekomen, met groo te snelheid weer terugtrekken, om een ze- en hongerdood te ontgaan. Lang niet alle trekken by zoobi gelegenheid terug, doel probeert het gure weer te t rotsee ren en gaat daarby dikwyls ten gronde. Juist dit terugtrekken is er een bewys voor, dat onmogelyk het weer een der hoofdoor zaken van den trek zyn, het toont aan, dat de betrekkingen tusschen weer en vogeltrek zeer los zyn, en dat van een voorvoelen van hA weer door de vogels geen sprake kan zyn, anders zouden ze zich niet noodeloos bloot stellen aan sneeuw en vor&t. Zeer juist is dan ook de conclusie van Jacob S c h e nk, dat de vogeltrek niet door meteorologische invloeden verklaard kan worden, want de samenhang is niet zoo innig, dat elke phase van den trek erop terug te voeren is. Dit wil natuurlyk niet zeggen, dat het weer dra trek niet in gun- stigen of ongunstigen zin kan beïnvloeden. Wy zagen reeds, dat dit speciaal met nevel, storm, sneeuw en vorst wel het geval is. Ontstaan en oorzaken van den vogel trek. Wy komen thans tot het laatste en be- langrykste probleem in het heele verschijn sel, n.L hoe en door welke oorzaken hy ont staan is. Zooals bekend, verdeelfen wy de geschie denis van de aarde in eenige groote tijd perken, die elk voor zich róiiHoenen jaren hebben geduurd en waarover wy ons in 't algemeen geen goede voorstelling kunnen vormen, tyen meent nu, en op goede gron den, dat in het voorlaatste van die groote tydperken de vogels zich ontwikkeld héb ben uit in boomen levende reptielen, en eerst langzamerhand het vliegvermogen hebben verworven. Zy waren in den eer sten tyd nauw gebonden aan hun omge ving, omdat ze geen groote afstanden kon den afleggen, ze waren dus stand vogels. Hoe is nu uit den standvogel de trekvogel ontstaan Ter vericlaring van dit verschynsel diene het volgende. Onze tegenwoordige dierenwereld is vooral ont staan in het tertiaire tijdperk, een tyd toen waarschynlyk over de geheele aarde een gelyktaatig tropisch klimaat heerschte. Het was toen niet noodig zich over groote af standen te verplaatsen om voedsel te zoe ken. De trekgewoonte kunnen wy ons dan ook eerst ontstaan denken, wanneer de win ter voedselgebrek doet ontstaan en daardoor de vogels gedwongen worden uit de koudere streken naar warmere te trekken, waar dan noeg voedsel te vinden is. Op ze kan uit den standvogel eerst een trekvogel zyn ontstaan. In het begin van den quartairen tyd werd Europa en Ame rika langzamerhand door een ontzag'lyke ijsmassa bedekt, die groote streken in Noordu en Midden-Europa voor tal van die ren onbewoonbaar maakte. Ook de vogels werden daardoor gedwongen weg te trek ken, en zoo ontstond de najaarstrek. Als zomers het ij® zich terugtrok, wer den groote gebieden weer*wel voor de vo gels bewoonbaar en wy kunnen ons voor stellen, dat ze toen weer teruggetrokken zyn om te gaan broeden; zoo zou de voor jaarstrek ontstaan kunnen zyn. Des te verder de vogels 's zomers trokken, des te grooter afstand moesten ze in den herfst af leggen en des te sneller moest de trek plaats hebben. Uit een langzaam terugtrekken kan op deze wijze de trek ontstaan zyn, zooals wy die op 't oogenblik kennen. De trekwegen, die thans door dé vogels worden gevolgd, worden door Vele vogel- kundigen beschouwd als te zyn de wegen waarlangs de vogels eettyds binnen gedron gen zyn. Op hun reizen zullen de vogels toch zopveel mogelyk het land gevolgd zyn en het, wanneer het maar eenigszins kon, ver meden hebben groote watervlakken over te steken, een streven, dat wy ook thans nog zien. Het is daarom logisch, dat voor den trek vanuit Afrika allereerst de beide land- fa ruggen in aanmerking kwamen, dié nog tydens den ystyd Europa met Afrika ver-t bonden. Die beide landverbindingen by Gi braltar en Sicilië liggen in de trekwegen, die wy thans kennen- Tal van bewijzen zyn voor de juistheid wan deze theorie aange voerd, waarop wy echter hier niet verder willen ingaan. Een algemeene regel is dit echter niet. Voor de vogels, die uit het Oosten naar het Westen zyn doorgedrongen, zoo aft er ver schillende bekend zijn geworden, zou het niet veel geven, wanneer ze in het najaar weer terugtrokken naar hun oorspronkelijk woongebied. Slechts een trek naar Zuide lijke, warmere streken kan hen van nut zyn. We zien dus, dat slechts dan de trékwegen kunnen overeenstemmen met de wegen, waarlangs de soort vroeger in Europa is binnengedrongen, als deze uit andere geo grafische breedte, en wel uit een warmer ge bied, gekomen zyn. Talryke theoriën zyn opgesteld ter ver klaring van den trek, de bovenstaande is afkomstig van August Weissmann en o. i. de meest aannemely'ke. Echter, hoe uiteenloopend de verschillende hypothesen ook mogen zyn, in één punt komen ze al ft overeen, nJ., dat het door den winter ver oorzaakte voedselgebrek de hoofdreden is geweest voor het ontstaan van den trek in vroeger tyden. Het is nu de vraag of de redenen, die vroeger voor het ontstaan van den trek aan wezig waren, ook nu nog gelden. Wy hebben reeds gezien, dat tal van vogels al wegtrek ken, wanneer er nog voedsel genoeg te vin den is. Juist ook in den trelctyd bevinden de vogels zich lichamelyk ook in den besten toestand. Voedselgebrek kan dan ook nu niet meer de aanleiding zyn voor den najaars trek. Ook het weer is, zooals wy weten, niet van zoodahigen invloed, dat de verklaring hiermdf te geven is. Belangrijk voor de op lossing van dit probleem is het gedrag van gevangen treikvogels, die in den trektyd een groote onrust vertofcten, die zoo lang duurt tot zyn soortgenooten ongeveer in hun win terkwartier zyn aangekomen. Elk jaar op-' nieuw herhaalt zich dit verschynsel. Men concludeert hieruit, dat de vogels niet door uitwendige omstandigheden als voedselge brek of het weer, tot trekken gedrongen worden, maar dat het hier om een automa tisch werkende aandrift gaat, die op bepaal de tyden werkzaam wordt en waaraan <le vogel onbewust gehoorzaamt. Die aandrang sdhynt zeer sterk te zyn, wat wel blykt uit het feit, dat de vogels niet den tyd hebben om voldoende voedsel op te nemen en dat ze zich ook door lichaamsgebreken niet la ten weerhouden om weg te trekken. De trek, dn vroeger perioden van de aard- geschiedenis door véedselgebrek ontstaan, is in de loop der tyden blykbaar een erfe lijke eigenschap geworden. De vogel trekt, wanneer het zyn tyd is, zonder dat uitwen dige omstandigheden daartoe aanleiding zyn. Dit geldt natuurlyk slechts voor de eigen- lyke trekvogels ra niet voor die vogels, die zooals de Siberische Notenkraker of hetSteppenhoen slechts hier gezien worden, wanneer voedselgebrek in hun va derland hen noodzaakt zich over groote af standen te verplaatsen en eveneens voor een aantal vogels, die hier overwinteren, maar over uitgestrekte terreinen rondzwerven om hun voedsel te zoeken. Hier is wel degelyk voedselgebrek de oorzaak voor de verplaat singen. De terugtrek in het voorjaar wordt ge woonlijk verklaard in samenhang met het sexueele leven, een zekere voortplantings drang zou daarby een rol spelen. Voor een aantal vogels ^gaat deze verklaring echter niet op, zoodat wy de oorzaak van den voor jaarstrek nog niet op aannemelijke wyze kunnen aangeveh. De trekdrang is by lang alle vogels niet even sterk ontwikkeld, vandaar dat een deel minder vertrekt dan een ander deel. Boven dien schynt by een aantal vogels de trek drang minder krachtig te worden; ze bly ven in hun vaderland, totdat de hoogste nood ze dwingt hun heil in de vlufcht te zoeken. Wy zouden hier dus te doen hebben met het veranderen van een^ekvogel in een stand- vogel, wat by Spreeuw en Merel het geval zou kunnen zijn. Nabetrachting. Wy hébben gepoogd in het bovenstaande eert uiteenzetting te geven van den trek en van de verschillende daarmee samenhangen de vraagstukken. Tal van theorieën zy'n ter verklaring ervan opgesteld, de een meer, de ander "minder gelukkig. Uit dit alles blylct t wel, dat de vogeltrek zich niet laat dogma tiseer en, en dat wy nog verre af zyn van. de oplossing ervan. Wy moeten niet wanhopen, al moeten wy thans zeggen: wij weten het niet. Onwetenschappelyk zou het zyn, wan neer wy deden als G&tke, die zyn groote werk besloot met de woorden: Ignorabinrasf wij zullen het nooit wéten. Gouda, Jan. AS.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1926 | | pagina 1