toning
oning
it Blad
4
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
No. 16117
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
BERICHT.
EERSTE BLAD.
iaën m
s
sMorOom
MOERCAPELIJi,
enz.
UE MAAMSTEOi.
i
itUUlMBf
iwste stoffen.
:n fabrieks-
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, rGGERCAFK
NIEUWERKERK, OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWIJK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN,
FEUILLETON^
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
I
nau
autigU-
mijnheer
(Wordt vervolgd).
om
De Goudsche Courant zal
Maandag den 2den Paaach-
dag NIET verschijnen.
minder
dat verzeker ik
ga» hij ietwat
ancere
vreemd
Spannend romantisch verhaal
van
WILKIE COLLINS.
tgenoverjjctiteld
sr kracht in het
s van H. 8. VAN
'A, v.h. Meerman
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
DCOCX.
De groote gebeurtenis van den dag hebben
we achter den rug: het majestueuze gebouw
van De Bijenkorf heeft zyn deuren voor het
publiek geopend en in dichte drommen is
heel den Haag naar binnen gegaan om zich
te verlustigen aan al het schoons dat daar
vertoond wordt. Het indrukwekkende ge
bouw met zijn eenigszins afwijkende gevel-
formatie heeft al weken lang de nieuwsgie
righeid gaande gemaakt; de uitvoerige me
ten minste geen
te geven aan naar
diepte en sterkte onzer naastenliefde, die
de kracht en (hevigheid onzer ontroering be
paalt, welke ontroering dan weer allereerst'
de oorzaak is van onze geneigdheid onzen
naaste de Jielpende of beschermende hand
toe te steken.
Ook de kracht van ons egoïsme heeft in
vloed op onze hulpvaardigheid. Hoe egoïsti-
scher wij zijn, des te sterker zal de aan
drang1 zyn om de in ons gewekte ontroering
terug te dringen. Deze ontroering, gevolg
van onze naastenliefde, en ons egoïsme zijn
- de twee krachten, die tegen elkaar iawer-
ken, waarbij de sterkste het winnen moet.
Maar juist de grootte van ons egoïsme be
paalt ook ten deele in omgekeerde even
redigheid de grootte onzer naastenliefde.
Zoodat toch ten slotte onze bereidwilligheid
om te helpen, onze hulpvaardigheid afhangt
van de kracht onzer naastenliefde.
Natuurlijk kunnen ooi» sommige verstan
delijke overwegingen onze hand, die geneigd
is tot helpen, terughouden. We kunnen mee
nen, dat hulp ten slotte hem, die we zouden
willen helpen, niet tot voordeel zal zjjiH
maar hem integendeel verzwakken en zoo
schadelijk worden voor zyn verder leven.
Ook kunnen we denken, dat onze hulp toch
niet baat en -daarom de helpende hand
terughouden. Miaar deze laatste overweging
spruit meestal uit ons egoïsme voort. Im
mers, we redeneeren, dat onze moeite en
een onzekere uitkomst dte moeite ën opoftfe’
ring niet noodig.
Wie werkelijk smartelijk getroffen wordt
door anderer leed en ellende, strekt de
hand uit in de hoop te kunnen helpen, om
dat zijn innerlijke ontroering, zijn mede
lijden, zijn liefde voor anderen hem daartoe
dringt. De hulpvaardige helpt graag, heeft
een innerlijk genoegen aan helpen en helpt
niet alleen, omdat hy zeker weet met die
hulp het giewenschte resultaat tee bereiken.
Naastenliefde beweegt hem en de practische
re
die gewoonlijk in egoïsme haar
grond heeft, houdt hem daarvan niet terug.
i ’t goedkoopste’
overweging omtr^jst het te verwachten
hangt af van de grootte en diepte onzer sultaat,
ontroering, van de kracht van ons egoïsme,
dat zich daartegen dikwijls verzet en ook
van allerlei verstandelijke overwegingen.
De grootte en diepte onzer ontroering nu,
die in de eerste plaats ons dringt tot helpen,
en dus ook de mate onzer hulpvaardigheid
bepaalt, haagt af van de diepte en ernst
onzer naastenliefde. Hoe meer wij onzen
naaste liefhebben, des te sterker zal ook
het zien van zijn leed of verlegenheid ons
smartelijk bewegen. Daarnaast zal ook onze
aard, de meerdere of mindere lichtbewogen
heid van ons gemoed haar invloed doen gel
den. Maar in hoofdzaak is het toch de
houdingen van de grootste machten raken,
zonder dat met de sabels werd gerinkeld?
Nu werd het woord oorlog zelfs niet ge
noemd, niet alleen omdat men zich daartoe
onmachtig gevoelde, maar vooral ook om
dat men zich daarmedebelachelijk zou
maken.
Wij zijn dus na deze sombere wintermaan
den vooruitgegaan, nationaal en internatio
naal. En zoo brengt ons ook dit Paasch-
feest, het feest van het nieuwe licht en van
de lente, troostrijke gedachten.
Na de duisternis komt steeds: het Licht!
(.(HI1SCIIE COURANT
den, dit ook ten zijnen opzichte moeten
doen. De zorg voor eigen veiligheid en ge
luk leert hem in wederkerigheid de zorg
voor anderen.
Maar die zorg groeit ook tot genegen
heid. Zijn werken en samenleven met ande
re» doet hem steeds meer tot anderer leven
overneigen, bepaalt zijn aandacht bij ande
rer wel en wee en verbreedt zoo de zorg
om anderen niet te hinderen, tot een aan
dachtige genegenheid voor anderer leven,
anderer vreugde en smart, anderer geluk en
rampspoed. Dit medeleven en medevoèlen
wordt hem tot een zedeljjken plicht. Hij be
gint zich verantwoordelijk te voelen vbpr
anderen en die anderen lief te krijgen. Het
is niet alleen meer zyn eigen wel en wee,
dat hem. ter harte gaat, maar ook dat van
zyn medemenschen.
En de bezorgdheid daarvoor kan hem soms
zyn eigen voordeel doen vergeten. Hy voelt
zich zelf niet gerechtigd om alleen voor
zichzelf te zorgen. Niet alleen, dat hy dat
eigen geluk niet meer mag zoeken ten koste
van anderen, maar ook anderer geluk gaat
hem aan; hy moet zich'moeite geven, om dat
geluk positief te bevorderen. En dit doet
hy allereerst door anderen, waar mogelyk
te helpen, by te staan in het zoeken van
het geluk en in het aiweren van het geluk
van rampspoed en verdriet.
De naastenliefde,
aan het egoïsme, als ecnanc
maatschappelijk leven 'Ntohw
ook direct allereerrtTWidïma^t in'ho
vaardigheid, dp gestadige bereidheid om
anderen te helpen. Wanneer wy onzen
naasten liefhebben en overeenkomstig het
bijbelsch gebod, liefhebben als ons zelven,
dan is het ons onmogelyk hem te zien lij
den, geestelijk noch lichamelijk; dan kun
nen we hem niet in ellende, in verdriet, in
zorg zien, zonder den drang te voelen hem
daarvan te bevrijden. Zyn leed, het gezicht
van zijn ongeluk, de traan van zyn droef
heid, de rimpels van zyn zorg ontroeren
ons en we voelen ons gedrongen de helpen
de hand uit te steken. Of we dit zullen doen,
odellen, de beste
i wie is het voor-
Hulpvaardigheid.
Het egoïsme is ongetwijfeld een dryvc^te
kracht ia het menschelyk leven. Het is dat
niet alleen feitelyk, maar het moet dat ook
zyn, omdat het een onvermijdelijke voor
waarde is voor ons voortbestaan. Immers,
dat egoïsme is in laatste instantie de oor
zaak van tal van levensverrichtingen, voor
eea groot deel ook van al ons werken en
streven en van onze voortdurende inspan
ning. Maar het is gelukkig niet de eenige
kracht.
De menschelyke samenleving zelve heeft
daarnaast een andere gesteld en langzamer
hand ontwikkeld. Zy is ontstaan uit den
drang der noodzakelijkheid, als een tegen
wicht tegen het egoïsme, maar langzaam
vergroeid tot een ideëele kracht, die, ster
ker en sterker wordende, soms in staat
blijkt het egoïsme op zij te dringen en de
beweegkracht te worden van edele dadéri èri
opoffering. j
Zoodra twee menschen samen wonen in
een zelfde maatschappij, is het met de ab
solute vryheid van den mensch gedaan.
Men moet zich schikken naar elkaar, wat
beteekent ieder iets van zyn vryheid opoffe
ren. Men kan niet alleen meer aan zich
zelf, aan eigen wenschen en verlangens
denken, maar moet met die van anderen re
kening houden. En zoodra men dit moet
doen, is het niet alleen met de absolute
vryheid, maar ook met de volkomen vrye
uitleving van het egoïsme gedaan. Een
andere factor treedt daarnaast als drijven
de kracht in het leven op, de noodzakelijk
heid om met anderen rekening te houden,
zich naar anderen te schikken overeenkom
stig anderer wenschen, het eigen leven voor
een deel in te richten.
Dit is het allereerste begin der naasten
liefde. De mensch leert rekening te houden
met de behoeften en verlangens van zyn
naasten, gaat op die verlangens en geheel
het innerlyk leven van die naasten letten,
ziet hen als zy'ns gelijken, begint met hen
mee te voelen, omdat hij bemerkt dat zij,
wil hy geen voortdurenden last en telkens
terugkeerende verdrietelijkheden ondervin-
ie uuen nad mei oeuenKing
vDi aen Maansteen
„ik wist
unieggsig
gedrag.”
,.tuj kunt uw twijfel oplossn, zoo-
ura gij verkiest.
Het was tnans mijn beurt,
aerdi te blijven staan,
mende duisternis trad
geefs zijn gelaat te ziedt Op een loon
van ongeduld vroeg ik hem, wat nij
bedoelde.
„Bedaard, mijnheer?’ hernam nij.
,,Ik meen wac ik zeg. Rosanna Spear
man Heelt -een brief geschreven,
een brief aan u geadresseerd.
„Waar is die?”
„In het bezit van een vriendin van
haar, te Cobb’s Hole. Gij kent mis
schien manke Lucy wel, een meisje,
dat met een kruk loopt?”
„De dochter van den vissoher
„Dezelfde, mijnheer Franklin.”
„Waarom heb ik dien brief niet ge
kregen P”
.„Manke Lucy heeft hem niet willen
afgeven, dan in uw eigen handen. En
gij hadt Engedand verlaten, voor ik u
schrijven kon.”
„Laten wii dadelijk teruggaan, Bet
teredge.”
t, verwon
In de totoie-
trachtte ik te vet-
ue i euiue snaar
verwacht uw bijstand”, zeide
„voor zoover het betreft, mij op
dien
meer
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda «a omuakan (bahooreado tot dan bMorgkrinoj:
1—ra^aia ƒ140, «Iko rogal maar ƒ046. Van buiten Gouda en dan bezorgkriog
1—6 regels 1-66, «tka regel moer Ü.80. Advertentiën in hot Zaterdaguummer 28
btjelag op don pitje. Liefdadigheida-advertontita de helft van den prQs.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN1-4 regeU ƒ2.06, elke regel meer ƒ0.60. Op
do voorpagina 60 hoogwr.
Gewone advortentiin en ingesondM mededoeliagon btf contract tot iter goroduceer
den prijs. Greote lottere en randen worden berekend naar plaatsruimte.
Advortantün kunnen worden ingezonden door tusschenkomst van soiled» Boekhan
delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten en moeten daags vóór de plaatsing
aaa hot Bureau ifja ingokoaeea, teneinde van opname verzekerd te zijn.
uem tot reuen ie orengen. 1k ueea
een beroep op zijn behang stelling voor
naohel en op zijn belangstelling in
mij.
„Betteredge, zon het u pleizier doen
te hoeren, aat Kachel en ik weei
goede vrienden werden
„Ik ben al reeds zoo lang in dienst
van uwe iamilie geweest, mijnheer,
dat gij daaraan niet meer behoeit ie
twijfelen.
„Herinnert gij u, hoe Rachel mij
gehandeld, voor ik Engeland veriiet?
,,Zoo goed, alsof het gisteren ge
beurd was. Mevrouw zelf heeft u er
nog een brief over geschreven, dien
gij mij hebt laten lezen. Er stond in,
dat juffrouw Rachel ten uiterste ge
belgd was over uwe bemoeiingen in
zake het verloren juweel. En noch
mevrouw, noch gij, noch iemand an
ders konden de reden ervan gissen.
„Juist, Betteredge. En ik kofn terug
van maya reis, zonder dat daarin nog
eenige verandering is gekomen, ik
weet, dat de diamant de oorzaak is
van alles Ik heb getracht haar ie
spreken en zij wil mij niet ontvangen.
Hoe zal ik nu in 's hemels naaar de
zaak ophelderen Mijn eenige kans
bestaat daarin, dat ik het geheim van
den Maansteen ontsluier.”
Dear woorden, schenen een nieuw
licht voor hem te doen opgaan. Hij
deed een vraag, welke mij overtigde,
bedeel ingen omtrent de details door de kran
ten telkens en telkens gegeven, de verha
len en geruchten omtrent de kolossale uit
gebreidheid van den „winkel” als zoodanig,,
het heeft tenslotte alles te samen een soort
spanning gewekt bij het toch al op nieuwtjes
beluste publiek en het behoefde dus geen
verbazing te wekken dat zelfs de bereden
politie er aam te pas moest komen om rege
lend pp te treden by de opening. Drie dagen
later was het er nog propvol en vergaapten
nog duizenden zich aan het vele dat er te
zien viel.
Wat het gebouw van binnen betreft, valt
er inderdaad veel moois te bewonderen. Er
is vooral in de onderdeelen heel veel moois.
Overbodig veel moois zouden wy haast ge
neigd zyn om te zeggen, want ten slotte is
het doel van het gebomw toch vry onbelang
rijk en niets anders dan een verkoopplaats
waar niemand anders komt dan om iets te
koopen en dus niet om zyn kunstgevoel aan
architectuur te bevredigen. Het klinkt mis
schien wat heel nuchter, maar al dat mooie
heeft ontzaglijk veel geld gekost en dat geld
moet er weer uitgehaald worden. Laten wy
economische overwegingen even rusten en
bezien wy het gebouw alleen uit artistiek
oogpunt, dan verdient het allen lof. Men
moet de onderdeelen afzonderlijk bezien, het
beeldhouwwerk, het snywerk, het glasschil
derwerk, enz. en dan is alles stuk voor stuk
heel mooi .Trouwens een reeks van goede
artisten heeft er aan meegeWerkt. Het ge
heel is als gevolg van de «onderlinge combi
natie van duizenden, artikelen die ten ver
koop aanwezig zijn, erg druk en onrustig;
yeel yan het architectonisch’ detail-werk ver-
n»**1, tet is
^naaroJraè^-*
Wat ten slotte de zaak betreft, natuurlijk
is ze op zeer groote schaal opgezet en biedt
ze vrijwel op alle gebied groote keuze. Men
zegt dat zy eigenlijk een complex van 72
winkels is en daardoor dus vrywed het ge-
lieele gebied der levensbenoodigdheden om
vat. Hieruit volgt dus dat deze instelling
voor vrijwel alle winkeliers een concurrent
is geworden, voor velen wellicht een gevoe
lige slag zelfs. Over het nut en nadeel van
deze soort concurrentie zullen wy niet uit
weiden. De groote voorsprong dien deze
ztaak óp alle andere krijgt is deze, dat zij
alleen tegen contante betaling levert. Wy
zyn van het winkel-dryven niet op de hoog
te, maar men heeft ons dikwijls verzekerd
dat een niet onaanzienlijk Wedrag van me-
nigen winkelier gemoeid is met de wanbe
taling en de trage betaling. Als dat juist is
heeft de Bijenkorf inderdaad een voor
sprong. Van andere zijde is ons ook her
haal delijk verzekerd dat tal van winkeliers
zelf ook zoo traag van betalen zijn, mis
schien wel als gevolg hiervan dat zy zélf
daarvan veel te lijden hebben.
Niet onmogelyk is het dat thans de win
keliers die de concurrentie van deze nieuwe
inrichting gaan gevoelen nog gemakkelyker
tegenover hun klanten worden als eén mid
del ortt deze te houden. Crediet is volgens
VI) -
Kunt gij hopen te slagen, waar Luif
zloo geheel heeft misgetast Cu/f
hernaalde Beiteredge, zijn wijsvinger
tegen mij schuddend, „de grootste
on beroemdste politie-man •uit Enge-
lan<F’.
,,Ik heb mijn besluit genomen, beste
vriend. Zeifs Cuff, kan mij niet ont
moedigen. O, ja, ik mocht hem mis
schien vroeger of later noodig hebben.
Hebt gij onlangs nog van hem ge-
howl.”
Cuff zal u niethelpen.
Franfchn.”
„Waaromi niet?”
„Hij heeft zich teruggetrokken uij
ce zaken. Hij woont thans op een
klein buitentje te Dorking en bemoeit
zich met niets anders dan het kwee*-
ken van rozen. Ik heb het van h«*a
zelf, mijnheer Franklin. Hij heeft de
vitte mosroos verkregjen, zonder ze op
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2426, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging pet looper geschiedt
Franco per post per kwartaal 8.16 net Zondagsblad 8.80.
Abenaementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: MARKT 81, GOUDA
bjj onse agenten en loopers, den boekhandel en de postkantoren.
Oue bureaux Hjn dagelijks geopend van 9—6 sur. Administratie TeL Lat 88;
Redactie, Tel. 83.
Na da üulstarnls; Hat Licht.
Paschen, het feest der genade en der ver
giffenis, het feest van de Opstanding!
Paschen, het feest van de lente; de zege
over de duisternis van den winter door het
Licht, dat na lange afwezigheid weder is
binnen getreden door de gouden deur van
den hemel en de natuur tot nieuw leven
wekte.
Wél zwaar heeft de duisternis in deae
wintermaanden op ons volk gedrukt. Een
hevige politieke strjjd vierde hoogtij in het
parlementaire leven; verantwoordelijke
groepen, aoor een ondempbare kloof geschei
den, vergaten in hun partystryd plicht en
landsbelang. Totdat van hoogerhand terwille
van het nationaal belang, met forsche hand
moest worden ingegrepen, en door het op
treden van iliet nieuwe Kabinet aan het tijd
perk van benauwenis en duisternis een einde
kwam.
En in het internationale leven heeft een
zware Maartsohe bui zich doen gevoelen.
Zag in het najaar te Locarno de hemel vre
dig blauw, alras pakten zich onheilspellen
de walken samen aan het Geneefsche fir
mament. Wekenlange onderhandelingen
brachten geen resultaat en over de toela
ting van Duitschland zal eerst in September
kunnen worden beslist
Maar ook hier zal de zon de wolken ver
drijven. Meer dan ooit komt het thans aan
op vertrouwen in den Volkenbond. Er valt
nog troost te putten voor ons als kleine na
tie. Is de felle stryd niet het beste bewijs,
dat de vraagstukken van de groote politiek
langzamerhand gebracht zyn binnen het ka
der van den Volkenbond; dat de geest van
Genève zich in steeds grootere mate in de
internationale verhoudingen doet gelden?
Zouden de zetels in den Volkenbondsraad zoo
begeerlijk zyn; zou Duitschland een waar
dige houding hebben aangenomen en besef
fen, dat het door een uitdagend vertrek veel
zou hebben verloren, indien de Volkenbond
eenvoudig was een onschuldig vermaak van
pacifistisch gezinden?
En tenslotte: zou het vroeger mogelyi
zyn geweest, dat weken achtereen werd on
derhandeld over vraagstukken, die de ver--
Voorspoed is een zegen voor de goe
den, doch een vloek voor de boozen.
urti in
roereu.
,,Van uw kant bestaat er toch geen
wiOn of zoo iets, uiijimeer Krannun.'
,,1K was boos, toen ïk uit nouaen
verirok' gat ik ten antwoord; „oocn
aat is nu over. Mijn bedoeling is, na-
aiiel toi beter inzient te brengen meer
niet.”
,,üij koestert geen vrees, mijnheer
verondersteld, dat gij iets ontdekt
opzicliteiis hetgeen gij misschien
omtrent jufirouw Kachel zult gewaar
worden
Ik begreep de angstvallige bezorgd
heid voor zijn jonge meesteres, wehco
bem deze woorden ingaf.
,,Ik ben zoo zeker van haar, als gij
zelf, zeide ik. ,,De algeheele onthul
ling van haar geheim kan mij niets
ontdekken, dat haar in uwe achting pf
in die mi]ne zou kunnen verlagen.
De laatste bedenkingen van Bette
redge schenen daarmede opgeheven.
„Als ik verkeerd doe met u te hel
pen mijnheer Franklin”, riep hij uit,
kan ik niets anders zeggen, dan dat
ik onschuldig ben als een pasgeboren
kind. Ik kan u op den weg brengen,
die naar de ontdekking leidt, zoo gij
dien slechts verder opi uw eigen hapd
volgen wilt. Gij herinnert u, dat meis
je van ons, Rosanna Spearnjan
Natuurlijk.”
„Gij hebt gemeend, dat zij u een
ven wiiuü roos ie emea. oegoïe, ue
lUiiner, is naar Dorking geweest en
moet beaennen, dat Cufi hem de ioei
aeett aigestoxen.
„Het nomt er ook zooveel niet op
aan, hernam ik, ,,dat iK het buiten
zijn hulp moet stenen. Ik zal mij aan
maar op u veriaten, om te beginnen.
Denkelijk zei ik dat een beetje ou-
verscniliig. Althans BetteredgQ scheen
zien te ergeren over iets in mijn toon
van sprexen.
„Gij zoudt uw vertrouwen
goed1 kunnen plaatsen,
u, mijnheer Franklin’
stekelig ten antwoord'.
Uit zijn manier van doen leidde ik
at, dat hij mij iets had' mede te dee-
len, waarvoor hij aarzelde uit te ko_
men.
„Ik
ik, -
den weg te helpen waar Cuff
verlaten heeft. Kunt gij met
doen?”
„Wat kunt gij meer van mij ver
wachten, mijnheer vroeg Betteredge
met een onnoozel gezidht.
„Ik verwacht meer, paar hetgeen
gij mij daar straks gezegd hebt.
„Niets dan bluf, mijnheer. Sommige
lieden blijven hitrffecs, aooiang zij
leven. En ik ben één van die men
schen.”
Er bestond slechts één middel